Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | apv |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2009 | 30-12-2010 | artikel 2.4.8 | 12-05-2009 Gemeentenieuws, 2009-05-20 | 2009, PD/2009/289 | |
13-11-2008 | 01-12-2007 | art. 2.3.10 | 04-12-2007 Gemeentenieuws, 2008-11-12 | 2007, PD/2007/13172 | |
08-06-2006 | 01-06-2006 | hoofdstuk 2 paragraaf 9, art. 1.1 en art. 2.1.3 | 16-05-2006 Gemeentenieuws, 2006-05-24 | PD/2006/4809 | |
01-03-2006 | art. 2.3.1 | 03-01-2006 Gemeentenieuws 2005, 2005-01-18 | 2005, SBC/2005/799 | ||
01-08-2005 | nieuwe regeling | 28-06-2005 Gemeentenieuws, 2005-07-13 | 2005, SBC/2005/343, 423, 453 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Tenzij anders aangegeven wordt in deze verordening verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voor zover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Paragraaf 1 Orde en veiligheid op de weg
Artikel 2.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.1.3 Kennisgeving betogingen, vergaderingen en samenkomsten tot belijden van godsdienst of levensbeschouwing op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, vergadering of samenkomst tot belijden van godsdienst of levensbeschouwing, als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en tenminste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2.1.5, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.4 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.3, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Artikel 2.1.5 Te verstrekken gegevens
Van op vooraf bepaalde tijdstippen regelmatig terugkerende betogingen, vergaderingen of samenkomsten tot belijden van godsdienst of levensbeschouwing kan, voordat deze voor de eerste keer worden gehouden, eenmalig schriftelijk kennis worden gegeven. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.1.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken, producten of afbeeldingen
Artikel 2.1.10 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:
voor voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Het in het eerste lid bepaalde blijft buiten toepassing voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement Zuid-Holland van toepassing zijn of voor zover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1 of terras als bedoeld in artikel 2.3.10 eerste lid, waarvoor vergunning is verleend.
Artikel 2.1.11 Winkeluitstallingen
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.10 is het verboden zonder vergunning van het college op, aan of boven de weg, op, aan of boven een andere – al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke plaats goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek.
Artikel 2.1.14 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum.
Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcentrum en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2.1.15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan de weggebruiker het vrije uitzicht wordt belemmerd of daardoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is degene, die daartoe niet bevoegd is, verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.19 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.20 Aanbrenging, verwijdering en dergelijke van voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.1.23 (Nacht)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Het is verboden op de weg, al dan niet in een motorvoertuig, te overnachten, dan wel op of aan de weg een voertuig, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Artikel 2.1.24 Melding voorvallen gevaarlijke stoffen
Een ieder die betrokken is bij, of uit eigen waarneming kennis draagt van een voorval met stoffen, bedoeld in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen, dat gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, is verplicht dit onverwijld te melden aan de politie.
Artikel 2.2.3 Grootschalig evenement
De organisator van een grootschalig evenement is verplicht in een zo vroeg mogelijk stadium, maar ten minste acht weken voor de datum waarop het grootschalige evenement zal plaatsvinden, een aanvraag om een vergunning bij de burgemeester in te dienen. De aanvraag kan op meerdere grootschalige evenementen betrekking hebben. In bijzondere gevallen kan de burgemeester van deze termijneis ontheffing verlenen.
De burgemeester weigert de vergunning in elk geval indien naar zijn oordeel niet door het stellen van voorschriften onevenredige schade aan de belangen genoemd in het vierde lid kan worden voorkomen, dan wel indien de ter handhaving van openbare orde en veiligheid noodzakelijke politiecapaciteit een zijns inziens onevenredig beroep op de beschikbare formatie doet.
Het is verboden zich bij gelegenheid van een grootschalig evenement - al dan niet op het evenemententerrein - op of aan de openbare weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen zodanig te gedragen dat redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat de openbare orde of veiligheid wordt verstoord/bedreigd of dreigt te worden verstoord/bedreigd.
Het is verboden om bij gelegenheid van een grootschalig evenement - al dan niet op het evenemententerrein - op of aan de openbare weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, te dragen of te vervoeren die kennelijk bestemd zijn om de openbare orde en veiligheid te verstoren.
Artikel 2.2.4 Betaald-voetbalwedstrijden
De voorgeschreven kennisgeving, als bedoeld in artikel 2.2.4 eerste lid, wordt geacht eerst dan te zijn gedaan, wanneer het in voornoemd artikellid genoemde formulier volledig en naar waarheid ingevuld is en bovendien is ingeleverd op de plaats die op dat formulier staat vermeld.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving, alsmede de eventueel door de burgemeester gestelde voorschriften zijn vermeld.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid is het is de betaald-voetbalorganisatie FC Dordrecht of haar rechtsopvolger verboden om zonder vergunning een voetbalwedstrijd te organiseren waarbij het eerste elftal van die betaald-voetbalorganisatie als thuisspelende ploeg is betrokken, tenzij er sprake is van wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateurvoetbalorganisatie.
Paragraaf 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.3.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
alle voor publiek openstaande lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel worden gebruikt, openbaar toegankelijke voer- of vaartuigen, alsmede de niet voor publiek toegankelijke lokaliteiten welke voor het publiek op de weg bereikbaar zijn
voor zover vanuit deze lokaliteiten regelmatig en/of op gezette tijden:
Artikel 2.3.7 Vergunning van rechtswege vervallen
De vergunning vervalt van rechtswege, op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken.
Artikel 2.3.8 Intrekkingsgronden
De burgemeester kan de vergunning schorsen, intrekken of wijzigen:
indien aannemelijk is dat de exploitant en/of de leidinggevenden betrokken is/zijn, of hem/hun ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2.3.9 Sluiting van inrichtingen
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
De exploitant en de leidinggevenden zijn verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van het terras op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van dat terras afkomstig, worden verwijderd.
In afwijking van het in het vorige lid bepaalde is het de exploitant en de leidinggevenden verboden om voor het inrichten, in gebruik nemen en in gebruik houden van een terras op vrijdag en zaterdag bezoekers toe te laten of te laten verblijven op andere tijdstippen dan tussen 08.00 en 02.00 uur de volgende ochtend.
Buiten de tijdstippen als genoemd en bedoeld in de leden 8, 9 en 10 van dit artikel dienen tafels, stoelen en andere voorzieningen van de openbare weg te zijn verwijderd. De burgemeester kan van deze verplichting in bijzondere gevallen ontheffing verlenen indien het verwijderen fysiek onmogelijk is. Daarbij kunnen voorschriften worden gesteld met betrekking tot de wijze van opberging.
Artikel 2.3.11 Openings- en sluitingstijden
In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel is het de exploitant en de leidinggevenden verboden de inrichting op vrijdag en zaterdag voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op andere tijdstippen dan tussen 06.00 uur en 02.00 uur de volgende ochtend.
De exploitant en de leidinggevenden van een hotel, pension, logement of kampeerterrein zijn verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.14 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting een nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de exploitant of leidinggevenden van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken
Paragraaf 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 A Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
Het college stelt met het oog op de vrijheid van meningsuiting het minimum aantal aanplakobjecten als bedoeld in het vierde lid vast. Indien een dergelijk besluit ontbreekt dan wel indien er in enige wijk minder aanplakobjecten aanwezig zijn dan voor deze wijk is vastgesteld, is het verbod in het tweede lid, onder a, niet van toepassing in die wijk ten aanzien van uitingen die geen handelsreclame betreffen.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, ladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw (winkels daaronder begrepen) te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtruimte voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, fietsenstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Verkoop van drugs
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of aan te nemen of daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.4.12 Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan wegen die door de burgemeester zijn aangewezen, indien de openbare orde dat in verband met openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
Artikel 2.4.13 Verblijfsontzegging in verband met alcohol en/of drugs
Het is degene die op de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet gebruikt of verhandelt, of daartoe post vat of zich heen en weer beweegt, of zich gedraagt in strijd met de artikelen 2.4.8 en 2.4.11, verboden zich te bevinden in (een) door het college aangewezen gebied(en) en in voor het publiek toegankelijke gebouwen die in dat gebied gelegen zijn, nadat dit aan diegene – in het belang van de openbare orde naar het oordeel van de burgemeester - bij diens besluit is bekendgemaakt.
Artikel 2.4.14 Hinderlijk gebruik van drugs
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, op een hinderlijke wijze middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten.
Artikel 2.4.15 Weggooien van spuiten en dergelijke
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan, zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen, op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten.
Artikel 2.4.16 Messen en andere voorwerpen als steekwapen
Het is, onverminderd het bepaalde in de Wet wapens en munitie, verboden op door het college aangewezen wegen, met inbegrip van daaraan gelegen, voor publiek toegankelijke ruimten en gebouwen, messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te hebben.
Artikel 2.4.17 Overlast van fiets, snor- of bromfiets en brommobiel
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets, brommobiel, snor- of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.20 Overlast door honden Loslopende honden
Artikel 2.4.21 Overlast door paardenvijgen
Het college kan wegen en/of delen van de gemeente aanwijzen waar een paard voorzien moet zijn van een paardenmestopvangmiddel, bij gebreke waarvan de eigenaar verplicht is de uitwerpselen van het paard op te ruimen.
Artikel 2.4.22 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Paragraaf 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.6.3 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
Het is verboden consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Paragraaf 7 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.7.1 Bevoegdheid aanwijzen veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan, overeenkomstig artikel151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
HOOFDSTUK 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zomede de daarmee in verbinding staande vertrekken die niet uitsluitend als woning worden gebruikt;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van: de exploitant, de leidinggevenden, de prostituee, het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is, toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 en andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie en pornografisch materiaal
Artikel 3.2.2 Eisen waaraan de exploitant en de leidinggevenden moeten voldoen
Naast de gestelde eisen in het eerste lid zijn de exploitant en de leidinggevenden niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens, dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of leidinggevenden is (zijn) binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of leidinggevenden geweest van een seksinrichting of escortbedrijf dat voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.4 Toegang tot seksinrichtingen
De exploitant en leidinggevenden zijn verplicht aan toezichthouders en aan hulpverleners en/of preventiemedewerkers van de GGD ongehinderd toegang te verlenen tot de inrichting en hen in staat te stellen om hun taak en de daarbij behorende werkzaamheden te verrichten.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel is het de exploitant en de leidinggevenden verboden de inrichting op vrijdag en zaterdag voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op andere tijdstippen dan tussen 06.00 uur en 02.00 uur de volgende ochtend.
Artikel 3.2.6 Raam- en straatprostitutie
Het is verboden op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of op een plaats zichtbaar vanaf de weg of vanaf een andere voor publiek toegankelijke plaats, door handelingen, houding, woord of gebaar, of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.3.1 genoemde belangen personen aan wie tenminste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede lid, bij besluit verbieden zich gedurende een periode van ten hoogste twaalf weken, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de in het besluit genoemde wegen.
Artikel 3.2.7 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch pornografische goederen,afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Weigering- c.q.intrekkingsgronden, beeindiging en wijziging
Artikel 3.3.1 Weigerings- en intrekkingsgronden
Het bevoegd bestuursorgaan kan de vergunning schorsen, intrekken of wijzigen indien:
aannemelijk is dat de exploitant of de leidinggevenden betrokken is(zijn) of hem (hun) ernstige nalatigheid kan (kunnen) worden verweten bij activiteiten in of vanuit de seksinrichting of het escortbedrijf, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat;
Artikel 3.3.2 Sluiten van seksinrichtingen
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door het bevoegd bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar hun oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
HOOFDSTUK 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In de artikelen 4.1.2 tot en met 4.1.5 wordt verstaan onder:
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
In een aanwijzing als in het eerste lid bedoeld, kan door het college worden bepaald, dat de voorschriften als bedoeld in het vorige lid niet gelden in de gehele gemeente of in een of meer delen van de gemeente. De in het eerste lid bedoelde beperking van tien dagen of dagdelen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twee incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1., 1.1.5, 1.1.7., en 1.1.8 uit de bijlage B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen:
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Het verbod blijft buiten toepassing voor zover artikel 2.4.19, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
[Per abuis is in het wijzigingsbesluit van 03-01-2006 opgemerkt dat artikel 2.4.19 wordt vervangen door 2.4.17]
Paragraaf 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de in Dordrecht opererende reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 4.2.4 Verontreiniging van de weg en van terreinen
de afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst en op personen of instanties die door het college zijn belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen en op houders van een vergunning.
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
Artikel 4.2.5 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4.2.6 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De exploitant bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
Artikel 4.2.7 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Paragraaf 4 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.4.1 Begripsomschrijvingen
In de artikelen 4.4.2 tot en met 4.4.11 wordt verstaan onder:
Artikel 4.4.6 Weigeringsgronden/voorschriften
Het college kan de vergunning weigeren of voorschriften aan de vergunning verbinden onder andere in het belang van:
Artikel 4.4.8 Kappen zonder vergunning en instandhoudingsplicht
Indien een boom waarop het verbod tot kappen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te nemen waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.4.9 Bestrijding iepziekte
Indien iepen naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor de verspreiding van iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever, kan het de eigenaar/zakelijk gerechtigde van de desbetreffende boom of degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, verplichten binnen een door hen te stellen termijn die iepen te kappen, ontbasten en de schors te vernietigen danwel de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de ziekte wordt voorkomen.
Artikel 4.4.10 Afstand tot erfgrens
De afstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, wordt voor een boom vastgelegd op 0,5 meter gerekend vanaf het midden van de voet van de stam.
De afstand tot heggen en heesters blijft conform artikel 5:42 BW van het Burgerlijk Wetboek.
Paragraaf 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.6.1 Opslag (brom)fietsen, motorvoertuigen, caravans, mest, ingekuilde landbouwproducten e.d.
Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
Artikel 4.6.2 Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen
emissiearm aanwenden: gebruiken van meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: "Tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt";
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zondag, nieuwjaarsdag, de eerste en tweede Paasdag, de eerste en tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, de eerste en tweede Kerstdag, 5 mei en de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd.
HOOFDSTUK 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.1.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Paragraaf 2 Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan openbaar water, aan een huis dan wel op een andere -al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden (ventvergunning).
Artikel 5.2.3 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder een standplaats: een plaats op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere -al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, teneinde vanuit een verplaatsbare verkoopinrichting in de uitoefening van de ambulante handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden.
Artikel 5.2.5 Wijzigings, weigerings- en intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6, eerste lid, van deze verordening kan het college een vergunning wijzigen, weigeren of intrekken:
Artikel 5.2.7 Ontruiming standplaats
De vergunninghouder dient de standplaats volledig te hebben ontruimd binnen een uur nadat de verkoop dient te zijn beëindigd. Voor standplaatsen voor de verkoop van oliebollen en kerstbomen, alsmede voor standplaatsen waarop zogenoemde ‘kiosken’ zijn geplaatst, kan het college, onder nader te stellen voorwaarden, van deze eis ontheffing verlenen.
Artikel 5.2.10 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen -hoe ook genaamd- verleend bij of krachtens de Verordening op de buitenstandplaatsen en/of eerdere bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht 1998, worden geacht krachtens deze verordening te zijn verleend en blijven nog tot 1 januari 2011van kracht, tenzij de vergunning voor een kortere periode is verleend.
Een gebiedsaanwijzing als bedoeld in artikel 5.2.6, laat de rechten van degenen op wiens naam een vergunning op grond van de Verordening op de buitenstandplaatsen en/of eerdere bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht 1998 is gesteld, tot 1 januari 2011 onverlet, tenzij de vergunning voor een kortere periode is verleend.
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard, als bedoeld in het voorgaande lid te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het tweede lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening Zuid-Holland de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.2 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, sloten, vijvers, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.3 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Paragraaf 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 te crossen of een wedstrijd te houden of te doen houden, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan het verklaart, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
Paragraaf 6 Straatnaamborden, huisnummers, vloedschotten e.d.
Artikel 5.6.1 Gedoogplicht vloedschotten, aanduidingen en dergelijke
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college aanwijsplaten voor brandkranen, vloedschotten en voorzieningen en aansluitingen voor het plaatsen van vloedschotten, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen of andere voorwerpen ten behoeve van o.a. het openbaar verkeer, de openbare verlichting, de gas-, water of elektriciteitsleiding of enig ander openbaar belang worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Paragraaf 7 Verstrooiing van as
Artikel 5.7.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Paragraaf 8 Binnentreden woningen in verband met noodverordening burgemeester
Artikel 5.8.1 Binnentreden woningen in verband met noodverordening burgemeester
Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover al niet strafbaarstelling bij de wet is bepaald, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6.3 Betreden dan wel binnentreden woningen, andere gebouwen en terreinen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.4 Overgangsbepalingen
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.10, blijven vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de in artikel 6.5 lid 3 vermelde verordeningen- indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de in artikel 6.5 lid 3 vermelde verordeningen blijven – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de in artikel 6.5 lid 3 vermelde verordeningen, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.5, tweede lid, is ingekomen binnen de voordien geldende termijn, wordt beslist met toepassing van de in artikel 6.5 derde lid vermelde verordeningen.
De intrekking van de verordeningen vermeld in artikel 6.5, derde lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.