Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Beleidsregels Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort
CiteertitelBeleidsregels Woonruimteverdeling​
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Beleidsregels woonruimteverdeling 2014.

Deze regeling vervangt de vorige beleidsregels Woonruimteverdeling die op grond van de Huisvestingsverordening 2010 van kracht waren. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. 1. artikel 1.3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht;
  2. 2. Huisvestingsverordening Amersfoort 2011
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-201105-11-2014nieuwe regeling

30-08-2011

Stadsberichten 5 oktober 2011

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Woonruimteverdeling gemeente Amersfoort

Burgemeester en wethouders van Amersfoort;

Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor het verdelen van woonruimte in de sociale huursector in de gemeente Amersfoort om de verdeling transparant te maken en regels te stellen voor de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad in de gemeente Amersfoort;

Gelet op artikel 1.3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht en de Huisvestingsverordening;

b e s l u i t e n

vast te stellen:

BELEIDSREGELS WOONRUIMTEVERDELING GEMEENTE AMERSFOORT

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    het verdelen van woonruimte in de sociale huursector: het volgens de Huisvestingsverordening aanbieden van woonruimte;

  • b.

    inschrijfduur: de periode dat een woningzoekende ingeschreven is bij Woonkompas;

  • c.

    verordening: de geldende Huisvestingsverordening in de gemeente Amersfoort;

  • d.

    adviesorgaan: een onafhankelijk medisch adviesorgaan (zoals de Gewestelijke Gezondheids Dienst of het Centrum Indicatiestelling Zorg) in geval van medische indicatie en de Urgentiecommissie in geval van sociale indicatie;

  • e.

    WMO-verhuisindicatie: het besluit om een indicatie voor verhuizing af te geven op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

  • f.

    Woonkompas: het orgaan dat de verdeling van de sociale huurwoningen en sociale koopwoningen op basis van de verordening in de gemeente Amersfoort uitvoert;

  • g.

    etagewoning: woning die onderdeel uitmaakt van een groter wooncomplex;

  • h.

    nieuwbouwhuurwoning: een woning die nieuw gebouwd is waarvan de woningzoekende de eerste huurder van de woning wordt.

  • i.

    adequate woning: een woning als bedoeld in artikel 1 onder t van de Verordening individuele WMO-voorzieningen Gemeente Amersfoort. Dat blijkt uit het feit dat de woning voldoet aan het programma van eisen zoals dat is opgesteld door het Centrum Indicatiestelling Zorg of uit de eisen die zijn opgenomen in de verhuisindicatie afgegeven door het college van Burgemeester en wethouders;

  • j.

    complex zoekprofiel: het zoekprofiel van kandidaten met een WMO-verhuisindicatie waarvoor adequate woonruimte niet ruim voorhanden is in de verwachte vrijkomende huurwoningvoorraad.

  • k.

    woonduur: de onafgebroken periode dat een woningzoekende op eenzelfde adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie.

  • l.

    gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte volgens de definitie van het Bouwbesluit.

  • m.

    kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw met twee of meer kamerverhuureenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen. Gemeenschappelijke voorzieningen kunnen worden gedeeld. Er is sprake van onzelfstandige woonruimte. Begeleid wonen valt niet onder deze woonvorm.

  • n.

    omzetten: het treffen van voorzieningen in een gebouw of deel van een gebouw waardoor twee of meer kamerverhuureenheden ontstaan, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in gezinsverband levende personen.

  • o.

    zindelijke staat: hygiënisch, onbeschadigd en schoon.

  • p.

    administratief splitsen van woningen: het kadastraal splitsen van een gebouw dat al bestaat uit zelfstandige wooneenheden (zowel bouwkundig als passend in de bestemming van het geldende bestemmingsplan) in appartementsrechten.

  • q.

    splitsen van woningen: het treffen van voorzieningen in bestaande (al dan niet gedeeltelijk/geheel te vernieuwen) woningen, zodanig dat binnen de bestaande (of te vernieuwen/te vergroten) bouwmassa meerdere zelfstandige woningen/wooneenheden ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang (eventueel voor- en achterdeur), keuken, badkamer, woon- en/of slaapkamer(s). In de bouwmassa is/zijn één of meerdere geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.

Hoofdstuk 2. Verdeling van woonruimte

Artikel 2 Urgentieregeling

  • 1.

    Urgentiekandidaten gaan voor op reguliere woningzoekenden mits zij aan de eventuele aanvullende voorwaarden in de woningadvertentie voldoen.

  • 2.

    De volgordebepaling van urgentiekandidaten is als volgt:

    • -

      3-maandsurgentie (op datum van afgifte)

    • -

      6-maandsurgentie (op datum van afgifte)

  • 3.

    In de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een urgentieverklaring hebben gereageerd gaat de woningzoekende van wie de urgentieverklaring het eerst eindigt voor.

  • 4.

    In alle overige gevallen, gaat de woningzoekende met de langste inschrijfduur voor.

  • 5.

    Wanneer de datum van einde urgentie en de inschrijfduur gelijk zijn, wordt de woning op volgorde van woonduur aangeboden.

Artikel 3 Beperking urgentieverklaring tot bepaalde woningtypen

  • 1.

    De urgentieverklaring is, gelet op artikel 2.6.1. tweede lid van de verordening, beperkt tot etagewoningen met uitzondering van de woningen genoemd in het derde lid.

  • 2.

    Onder etagewoningen worden verstaan: portiekflats, galerijflats, maisonnettes, bovenwoningen, benedenwoningen, seniorenflats, 1-kamerwoningen

  • 3.

    Urgentiekandidaten kunnen op basis van hun urgentieverklaring niet in aanmerking komen voor:

a.Complexen die als zodanig door Woonkompas aangewezen zijn. Deze complexen staan op een lijst die jaarlijks door Woonkompas –in overleg met de gemeente- wordt vastgesteld;

  • b.

    Nieuwbouwhuurwoningen.

    • 4.

      Uitsluiting van een woning voor urgentiekandidaten genoemd in het derde lid onder a of b wordt vooraf in de woningadvertentie vermeld.

    • 5.

      In afwijking van het eerste lid kan, gelet op artikel 2.6.4 eerste lid van de verordening, de urgentieverklaring gelden voor een ander woningtype dan etagewoningen, indien dit andere woningtype wordt geïndiceerd.

    • 6.

      In afwijking van het eerste lid geldt de urgentieverklaring van stadsvernieuwingsurgenten en huishoudens bestaande uit 6 personen of meer voor alle woningtypes.

Artikel 4 Afwijken van de reguliere wachttijd

  • 1.

    Bij de beoordeling of een afwijking van de reguliere wachttijd noodzakelijk is worden de volgende elementen meegewogen:

    • -

      Zelfredzaamheid: de mogelijkheden en kansen die de woningzoekenden hebben om zelf in hun huisvesting te voorzien. Ter bepaling hiervan wordt door Woonkompas, in overleg met de gemeente, jaarlijks een richtlijn vastgesteld.

    • -

      Verwijtbaarheid: de woningzoekende treft geen blaam voor de ontstane situatie.

  • 2.

    Bij de beoordeling of er naar het oordeel van burgemeester en wethouders een andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen worden ook het inkomen en het vermogen van de woningzoekende betrokken.

    Artikel 5 Urgentie ten gevolge van echtscheiding

    Op grond van artikel 2.6.3 lid 4 sub 1 kan urgentie worden verleend in een situatie van echtscheiding.

    • 1.

      Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van urgentie op grond van echtscheiding is dat er uit het huwelijk één of meer kinderen voortkomen. Ook minderjarige kinderen die uit een eerder huwelijk of eerdere samenleving voortkomen worden meegerekend.

    • 2.

      Een minderjarig kind heeft het hoofdverblijf bij de woningzoekende ouder als uit het ouderschapsplan blijkt dat het kind meer dan helft van de dagen van een kalenderjaar bij die ouder woont.

    • 3.

      Voor gevallen van “samenleving” worden de criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast indien:

    • a.

      aantoonbaar is dat er sprake is geweest van samenleving voor de minimale duur van 1 jaar.

    • b.

      aantoonbaar is dat de samenleving is beëindigd.

    • c.

      aantoonbaar is dat het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen het hoofdverblijf heeft/hebben bij de ouder die de urgentie aanvraagt.

    In deze situatie moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn aangetoond dat de samenleving minstens een jaar heeft geduurd, de samenleving is beëindigd én dat het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen het hoofdverblijf heeft/hebben bij de ouder die de urgentie aanvraagt. Dit kan bij afwezigheid van een ouderschapsplan worden aangetoond met een notariële akte of een ander door een onafhankelijke partij opgesteld en door beide partijen ondertekend document.

    De beëindiging van de samenleving kan bijvoorbeeld worden aangetoond met een notariële akte, ondersteund door ander bewijs waaruit de beëindiging blijkt. Hierbij kan gedacht worden aan een uittreksel uit de GBA, bankafschriften, gegevens van de belastingdienst en andere officiële instanties en bewijs van beëindiging van gezamenlijke rekeningen en andere overeenkomsten.

Artikel 6 Urgentie ten gevolge van een levensbedreigende situatie

Op grond van artikel 2.6.3 lid 4 sub 2 van de Huisvestingsverordening kan urgentie worden verleend in een levensbedreigende situatie als:

  • a.

    met politierapporten kan worden aangetoond dat er sprake is geweest van zeer ernstige, direct tegen het leven gerichte mishandeling, terwijl er gegronde vrees is voor herhaling. Hierbij dient een relatie te bestaan tussen de problematiek en de huidige woonsituatie. Daarnaast moet een andere woning binnen dezelfde gemeente kunnen bijdragen aan een oplossing van de huidige levensbedreigende woonsituatie.

  • b.

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan andere woonruimte in geval van dakloosheid door plotselinge overmacht. Onder dakloosheid door plotselinge overmacht wordt verstaan: dakloosheid als gevolg van het onbewoonbaar raken van de woning door een calamiteit waardoor de woning ernstig beschadigd is.

Artikel 7 Splitsing inschrijving

  • 1.

    Bij de splitsing van een inschrijving krijgen beide woningzoekenden de voorheen gezamenlijke datum van inschrijving toegekend.

  • 2.

    Bij de splitsing van een inschrijving waarbij één van de beide woningzoekenden op een latere datum op de inschrijving van de aanvrager werd bijgeschreven, krijgt deze de datum van bijschrijving als inschrijfdatum toegekend.

Artikel 8 Woningverdeling aangepaste woningen

  • 1.

    Aangepaste woningen worden zoveel mogelijk aangeboden aan kandidaten met een WMO-verhuisindicatie.

  • 2.

    Kandidaten met een WMO-verhuisindicatie waarvoor naar verwachting binnen 6 maanden na afgifte van deze indicatie geen enkele adequate woning vrijkomt, worden bemiddeld.

  • 3.

    WMO-urgentiekandidaten ingeschreven in de Gemeentelijke BasisAdminsitratie van Amersfoort met een complex zoekprofiel worden bemiddeld, als zij gedurende de geldigheid van de urgentieverklaring

  • a.

    niet op een woning gereageerd hebben en

  • b.

    zij niet op 3 adequate woningen geattendeerd zijn.

  • 4.

    Bij bemiddeling van urgentiekandidaten met een WMO-verhuisindicatie kan artikel 3 lid 3 sub a en b van de beleidsregels buiten werking worden gesteld.

Hoofdstuk 3. Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 9 Omzettingsvergunning

Toetsingscriteria voor het omzetten van een pand in een kamerverhuurpand

  • 1.

    Het pand waarvoor vergunning wordt gevraagd heeft een woonbestemming op grond van het bestemmingsplan.

  • 2.

    Gezondheid, comfort en hygiëne

Om een minimale kwaliteit te waarborgen voor de bewoners en overlast te voorkomen voor omwonenden worden de volgende voorwaarden gesteld aan het pand en de ruimtes daarin en het gebruik ervan:

  • a.

    Het totale gebruiksvloeroppervlak van de woning (meetniveau Bouwbesluit) waarvoor vergunning wordt aangevraagd (exclusief bergruimte) gedeeld door het aantal kamerverhuureenheden bestemd voor 1 persoon is minimaal 25 m²;

  • b.

    De in een kamerverhuur- of kamerverkooppand gelegen kamers moeten, willen ze geschikt zijn voor gebruik door één persoon, een vloeroppervlakte hebben van ten minste 11 m2 met een minimale hoogte van 2,1 m en een minimale breedte van 1,8 m óf een vloeroppervlakte van ten minste 7,5 m2 met een minimale hoogte van 2,1 m en een minimale breedte van 1,8 m als er een gezamenlijke ruimte aanwezig is;

  • c.

    het aanrecht en het kooktoestel worden opgesteld hetzij in een afzonderlijke keuken, hetzij in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemd vertrek.

  • d.

    In een kamerverhuurpand moet voor elke 5 bewoners ten minste één afsluitbare toiletruimte aanwezig zijn;

  • e.

    In een kamerverhuurpand moet voor elke 8 bewoners ten minste één afsluitbare badruimte aanwezig zijn;

  • f.

    Tot een kamerverhuurpand moet ten minste één, van buiten het kamerverhuurpand toegankelijke, afsluitbare bergruimte behoren, met een vloeroppervlakte van ten minste 3,5 m2, waarvan de breedte ten minste 1,5 m en de hoogte boven die oppervlakte ten minste 2,1 m is. De vloeroppervlakte van ten minste 3,5 m2 te rekenen tot en met 4 personen. Voor elke extra bewoner moet de vloeroppervlakte van 3,5 m2 met ten minste 1 m2 worden vergroot.

  • 3.

    Parkeren

  • a.

    Kamerverhuur tot en met drie kamers is mogelijk zonder consequenties voor parkeren; er wordt dan geen aanvullende parkeereis gesteld.

  • b.

    Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. Dit is conform de normen van het CROW. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur ’s avonds en ’s nachts niet boven de 90% komen. Hiervoor wordt doorgaans een parkeeronderzoek uitgevoerd (op kosten van de aanvrager). In de parkeervergunningzones is deze eis op woningen die verder dan 150 m loopafstand zijn gelegen van de vergunningzonegrens niet van toepassing, omdat er per zelfstandig adres in de A-zone (binnenstad) slechts één parkeervergunning aangevraagd kan worden en er dus geen kans op extra parkeerdruk bestaat. In de overige zones zijn wel meer vergunningen per adres mogelijk, maar pas nadat alle eerste vergunningen zijn uitgegeven en als er dan nog ruimte is voor tweede vergunningen.

  • 4.

    Brandveiligheid

  • a.

    In het kamerverhuurpand moeten in elke verblijfsruimte brandmelders worden aangebracht conform NEN 2555.

  • b.

    Met het oog op brandbestrijding dient een brandslanghaspel te worden geplaatst, op een zodanige plaats dat alle verblijfsruimten bereikt kunnen worden. Gelijkwaardig is een draagbaar werkend brandblustoestel op iedere woonlaag.

  • 5.

    Voorwaarden die (naast de voorwaarden zoals aangegeven in artikel 3.1.3. lid 2 van de huisvestingsverordening) worden opgenomen in de omzettingsvergunning:

  • a.

    Het normale onderhoud van een kamerverhuurpand dient zodanig te geschieden dat het zich in een zindelijke staat bevindt;

  • b.

    Het afval dient op zodanige wijze te worden bewaard dat schadelijk en hinderlijk gedierte niet wordt aangetrokken.

  • c.

    Alle plafonds en wanden mogen alleen materialen bevatten die in brandklasse 1 en 2 vallen.

  • d.

    De bewoners dienen op betreffend adres ingeschreven te staan in de Gemeentelijke Basisadministratie

  • 6.

    Intrekking van de omzettingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omzettingsvergunning intrekken:

  • a.

    indien blijkt, dat zij de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave hebben verleend;

  • b.

    indien blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 9 lid 1 t/m 5 van deze beleidsregels.

  • c.

    indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;

  • d.

    indien het aantal onzelfstandige woonruimten en/of het aantal bewoners afwijkt van het in de aanvraag en vergunning vermelde aantal.

  • e.

    de vergunninghouder het gebruik van het gebouw waarvoor de omzettingsvergunning is verleend beëindigt.

  • f.

    Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen daarvan in kennis is gesteld en in de gelegenheid is gesteld zijn of haar zienswijze tegen het voorgenomen besluit kenbaar te maken.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Woonruimteverdeling.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Vastgesteld in de vergadering van 30 augustus 2011.

De secretaris, De burgemeester,

PUBLICATIEDATUM: 5 oktober 2011