Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Anthonis

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Anthonis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201101-01-2018herziening

19-10-2011

Peelrandwijzer

Opsteller H. de Kunder

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011

De raad van de gemeente Sint Anthonis,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 6 september 2011;

gezien het advies van de Wmo-adviesraad gemeente Sint Anthonis;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

met inachtneming van artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen op het gebied van

maatschappelijke ondersteuning bij verordening te regelen;

b e s l u i t:

tot het vaststellen van de hiernavolgende Verordening maatschappelijke ondersteuning

gemeente Sint Anthonis 2011:

Afdeling 1  

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2

    College: College van burgemeester en wethouders

  • 3

    Compensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een

    chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter

    compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en

    maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te

    voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per

    vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden

    aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een

    resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval

    maatwerk is.

     

  • 4

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van een beperking inclusief

    chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen

    ondervindt bij het voeren van activiteiten bij normale deelname aan het

    maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale

    gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig

    verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en

    landelijke vervoerssystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en

    onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale

    maatschappelijke leven van alledag.

     

  • 5

    Mantelzorg: langdurige ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend

    beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe

    omgeving waarbij het verlenen van de ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit

    de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

    Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de

    mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.

     

  • 6

    Aanmelding: de mededeling (melding) aan het college dat er problemen zijn op

    grond waarvan iemand verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

     

  • 7

    Het gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die

    maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd

    ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de

    ondersteuningsbehoefte, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via

    eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene,

    algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele

    voorzieningen. Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag dat door de

    participanten kan worden ondertekend.

     

  • 8

    Aanvraag: het verzoek om in aanmerking te komen voor één of meerdere

    voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening, dat

    schriftelijk via een aanvraagformulier, op elektronische wijze, mondeling of

    telefonisch is gedaan.

     

  • 9

    Belanghebbende: een persoon die voor zichzelf, of met behulp van een machtiging

    door een ander, een aanmelding of een aanvraag doet.

     

  • 10

    Gemachtigde: een persoon die met machtiging namens belanghebbende een

    aanmelding of een aanvraag doet.

     

  • 11

    Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name,

    een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door

    problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

     

  • 12

    Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is

    voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de

    wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op

    eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde

    aanvraagprocedure.

     

  • 13

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor

    mensen met een beperking en dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de

    winkel te koop is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

     

  • 14

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt

    maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt.

     

  • 15

    Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig

    en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

     

  • 16

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke

    bepaling anders dan ingevolge de wet waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk

    bereikt kan worden.

     

  • 17

    Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één

    persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt en waarop alle regels van de

    Wmo van toepassing zijn.

     

  • 18

    Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden

    voor alle leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te

    zorgen.

     

  • 19

    Voorziening in natura: een voorziening in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

  • 20

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken

    resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

     

  • 21

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd,

    bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

     

  • 22

    Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken

resultaten zijn:

a. een schoon en leefbaar huis;

b. wonen in een geschikt huis;

c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f. zich verplaatsen in om en nabij de woning;

g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan

recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

 

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

  • 1

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

    a. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag

    in het kader van de Wmo heeft gedaan;

    b. De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft

    gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te

    bereiken resultaten;

    c. Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

     

  • 2

    Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het

    gestelde in het eerste lid.

     

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Wmo-loket door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het

maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5 Het gesprek

  • 1

    Het gesprek wordt gevoerd bij de belanghebbende thuis of ten kantore van het Wmo-

    loket, tenzij belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren.

     

  • 2

    Het gesprek kan gevoerd worden aan de hand van een lijst te bespreken punten, die

    voor belanghebbende beschikbaar is bij het Wmo-loket, of op verzoek ontvangen kan

    worden bij de schriftelijke bevestiging van de afspraak.

  • 3

    Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions,

    Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

     

  • 4

    Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke problemen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 6 Het verslag

  • 1

    Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. In ieder geval als gebruik wordt gemaakt van het gestelde in het derde zal het gespreksverslag worden ondertekend.

  • 2

    Het verslag van het gesprek bevat in ieder geval:

    a. Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het

    psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende;

    b. De mogelijkheden die belanghebbende heeft of kan ontwikkelen ondanks dit

    probleem;

    c. De belemmeringen die belanghebbende ondervindt vanwege dit probleem;

    d. De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 2 omschreven

    terreinen;

    e. Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande problemen op te

    lossen;

    f. De mogelijkheden die belanghebbende nog heeft om oplossingen te bewerkstelligen

    door middel van eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het netwerk dan wel

    via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve

    voorzieningen of andere al dan niet wettelijk voorliggende voorzieningen;

    g. De individuele voorzieningen die uiteindelijk nodig zijn om de geformuleerde

    doelstellingen te bereiken.

     

  • 3

    Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het

    ondertekende verslag van het gesprek dat in die situatie als aanvraagformulier dient,

    een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en

    onder g sub 6 van de wet

     

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

  • 1

    De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden.

  • 2

    Indien een aanvraag mondeling, waaronder telefonisch, plaatsvindt wordt dit per

    omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt indien nodig een

    aanvraagformulier meegezonden.

     

  • 3

    Bij de aanvraag wordt, als er een gesprek is gevoerd, het ondertekende verslag van dit gesprek als aanvraagformulier beschouwd.

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 5.1 Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

  • 1

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden neemt het college het

    verslag van het gesprek indien aanwezig als uitgangspunt. Het college gaat uit van de

    behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek

    gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien

    van het te bereiken resultaat.

     

  • 2

    Alle eigen mogelijkheden, mogelijkheden van het netwerk dan wel wettelijk

    voorliggende, anderszins voorliggende, algemeen gebruikelijke, collectieve en algemene

    voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn worden eerst beoordeeld, voor zover die

    niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of indien geen gesprek heeft

    plaatsgevonden.

     

Paragraaf 5.2 De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

     

  • 2

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen

    worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

     

  • 3

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat

    zijn werkzaamheden over te nemen zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg

    beoordeeld worden conform het protocol gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 5

    Indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, wordt belanghebbende geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het kunnen wonen in een huis dat schoon is en wordt geen individuele voorziening getroffen.

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt of gaat beschikken en waar men hoofdverblijf heeft. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer,

    slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

     

  • 2

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening

    worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid

    van de woning.

    De financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening is gemaximeerd op een bedrag

    zoals genoemd in artikel 8 lid 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning

    gemeente Sint Anthonis 2011.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een

    gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken

    resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling zal alleen

    plaatsvinden indien de aanpassing van de woning hoger is dan het bedrag zoals vermeld

    in artikel 8 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

     

  • 4

    Voor zover de belanghebbende kan beschikken over opgebouwd vermogen in de eigen

    woning en er een aanvraag wordt gedaan voor een middelgrote of grote

    woningaanpassing dan zal bezien worden of belanghebbende zelf in deze kosten kan

    voorzien aangezien deze als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Deze

    beoordeling zal plaatsvinden op basis van de criteria zoals gesteld in artikel 9 van het

    besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

     

  • 5

    Voor zover de in het lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 6

    Een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten zoals vermeld in artikel 8 lid 2 van

    het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 kan verstrekt worden indien belanghebbende besluit om te verhuizen naar een geschikte, compenserende woning, waardoor een woningaanpassing in de huidige woning voorkomen wordt.

     

  • 7

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen

    worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn

    hoofdverblijf heeft in een AWBZ instelling. Bij bezoekbaar maken bestaat het te behalen

    resultaat uit de toegang tot de woning en buitenruimte en het normaal gebruik kunnen

    maken van de woonkamer en één toilet. Voor het bezoekbaar maken geldt een

    gemaximeerde financiële tegemoetkoming zoals vermeld in artikel 8 lid 10 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

     

  • 8

    Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing op het treffen van bouwkundige en

    bouwtechnische voorzieningen:

    a. aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingstehuizen, kloosters,

    vakantiewoningen, recreatiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur;

    b. aan specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen

    voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

    c. die bij (nieuw)brouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten

    meegenomen kunnen worden;

    d. aan woonwagens en woonschepen die een technische levensduur hebben van minder

    dan 5 jaar;

    e. aan woningen die binnen een termijn van 5 jaar gesloopt worden.

     

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere

    momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen.

    Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

     

  • 2

    Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een

    individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen,

    voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het

    bereiden en opdienen van maaltijden.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare

    boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de

    belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst

    beoordeeld worden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 5

    Indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, wordt belanghebbende geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en wordt geen individuele voorziening getroffen.

Artikel 12 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed-en linnengoed

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen, al dan niet gestreken en zo nodig opgevouwen of opgehangen kleding en bed-en linnengoed.

     

  • 2

    Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed-en linnengoed kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare

    was- en strijkservice die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot

    het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 5

    Indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, wordt belanghebbende geacht zelfredzaam te zijn ten aanzien van kosten verband houdend met het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed- en linnengoed en wordt geen individuele voorziening getroffen.

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan

    een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk

    ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve

    maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare

    voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die

    in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken

    resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 5

    Indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, wordt belanghebbende geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren en wordt geen individuele voorziening getroffen.

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning

    bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken,

    het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich

    zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

     

  • 2

    Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening

    worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare

    rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te

    bereiken resultaat zal deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele

    voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand

    rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en

    leefomgeving.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare

    scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de

    individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat

    zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 5

    Indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, wordt hij geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en wordt geen individuele voorziening getroffen.

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen

  • 1

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het

    deelnemen aan gewenste activiteiten binnen de directe regio.

     

  • 2

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te

    nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele

    voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste

    bestemmingen.

     

  • 3

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en

    bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van de belanghebbende

    kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld

    worden.

     

  • 4

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn

    zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

     

  • 5

    Indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, wordt belanghebbende geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het hebben van contacten met medemensen en deel te nemen

    aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten en wordt geen individuele voorziening getroffen.

     

Hoofdstuk 6 Verstrekkingwijze, eigen bijdrage en eigen aandeel

Paragraaf 6.1 Verstrekking van individuele voorzieningen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen individuele voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als financiële

tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget worden verstrekt.

 

Paragraaf 6.2 Verstrekking in natura

Artikel 18 Inhoud beschikking

  • 1

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd

    - welke de te treffen voorziening is;

    - wat de duur is van de verstrekking is;

    - hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    - of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

     

  • 2

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage of een eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 6.3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 20 Inhoud beschikking

  • 1

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    a. Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet

    worden, eventueel aangevuld met een program van eisen waaraan bij de besteding

    voldaan moet worden;

    b. Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand

    is gekomen;

    c. De voorwaarden voor uitbetaling van het persoonsgebonden budget en de wijze van

    uitbetaling van het persoonsgebonden budget;

    d. Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld

    is; en

    e. Welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

     

  • 2

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage of een eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 6.4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21 Inhoud beschikking

  • 1

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    a. Voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    b. Wat de duur van de verstrekking is;

    c. Of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

     

  • 2

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage of een eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 6.5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening is een eigen bijdrage of een eigen

    aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

    a. een schoon en leefbaar huis;

    b. wonen in een geschikt huis;

    c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    f. wonen in een geschikt huis;

    g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan

    recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

     

  • 2

    Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 de hoogte en de duur van de te vragen eigen bijdrage of eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen

Artikel 23 Beslistermijn op aanvraag individuele voorziening

  • 1

    De wettelijke termijn waarbinnen een besluit op een aanvraag voor een individuele

    voorziening bedraagt maximaal 8 weken.

  • 2

    Indien de wettelijke termijn niet gehaald kan worden dan wordt belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 24 Voorwaarden en weigeringgronden

  • 1

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    a. De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij

    het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

    b. De te verstrekken voorziening als de goedkoopst compenserende voorziening aan te

    merken is;

     

  • 2

    Geen voorziening wordt toegekend:

    a. Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.

    b. Indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Sint Anthonis

    c. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende

    voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft

    gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst compenserend aan te merken valt.

    d. Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

    e. Voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de

    beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

     

Artikel 25 Advisering

  • 1

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van

    het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend

    of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    a. Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en

    tijdstip en hem te ondervragen;

    b. Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe

    aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

     

  • 2

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    a. De aanvraag om medische redenen wordt afgewezen;

    b. Het college dat overigens gewenst vindt.

     

Artikel 26 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan

het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs

duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

 

Artikel 27 Intrekking van een voorziening

  • 1

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of

    gedeeltelijk intrekken indien:

    a. niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens

    deze verordening;

    b. beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig

    onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere

    beslissing zou zijn genomen;

    c. de aanvrager tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond;

    d. blijkt dat gedurende een periode van meer dan drie maanden geen gebruik

    is gemaakt van de verstrekte voorziening.

     

  • 2

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden

    budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget

    binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de

    voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden of nog geen opdracht is

    gegeven tot levering van de dienst of het product.

     

Artikel 28 Terugvordering

  • 1

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds

    uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden

    teruggevorderd.

     

  • 2

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze

    voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van

    valselijk verstrekte gegevens.

     

  • 3

    . Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze

    voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk

    verstrekte gegevens.

     

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het (landelijke) Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 31 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd.

Onderdeel van deze evaluatie is het klanttevredenheidonderzoek. Indien de evaluatie

daartoe aanleiding geeft wordt het beleid aangepast. Het college zendt hiertoe telkens 2

jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

 

Artikel 32 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

  • 2

    Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 oktober 2011 zijn de bepalingen van de

    Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2008 van toepassing.

     

  • 3

    Voor alle op basis van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2007 verleende vervoersvoorzieningen en hulp bij het huishouden geldt een

    overgangstermijn van 6 maanden. Met ingang van 1 april 2012 gelden ook voor deze

    verleende voorzieningen de bepalingen zoals deze zijn opgenomen in deze Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

     

Artikel 33 Intrekking oude regeling

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van

19 september 2011.

De Raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

mr. A.P.J.L. Keijzers M.L.P. Sijbers

Toelichting 1 VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

GEMEENTE SINT ANTHONIS 2011 

Achtergrond

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat betreft de individuele voorzieningen van prestatieveld 6 “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de aan de Wmo voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de AWBZ zo veel mogelijk ongewijzigd in de nieuwe verordening werden opgenomen.

In samenwerking tussen VNG enerzijds en CG-Raad en gezamenlijke Ouderenbonden anderzijds is medio 2008 het proces van “De Kanteling” ontstaan: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”.

Deze verordening is de weerslag van drietal zaken. Allereerst hebben de resultaten van het project “De Kanteling” aan de basis gelegen van de in deze verordening opgenomen tekst. Ten tweede is rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep. Ten derde heeft onze nieuwe visie met betrekking tot een toekomstbestendige Wmo en de daarmee gepaard gaande ombuigingen geleidt tot deze geheel nieuwe verordening.

De opbouw van deze verordening is geheel anders dan die van de voorafgaande verordening en die van de Wvg was. In deze verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen en op het zogenaamde “gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn. Na het gesprek volgt eventueel een aanvraag voor individuele voorzieningen.

Door deze wijze van werken wordt het proces om te komen tot oplossingen in twee delen gesplitst: een inventarisatiefase, gekarakteriseerd door het “gesprek” en een fase van aanvraag, beoordeling en toekenning van individuele voorzieningen.

Na de begripsomschrijvingen licht de focus op de te bereiken resultaten. Daarin zal per onderdeel van de Wmo, zoals geschetst in artikel 4 lid 1 van de wet (een huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan) uitgewerkt worden wat daarbij als resultaat bereikt moet worden. Daarna wordt ingegaan op het Gesprek en vervolgens op de procedure na dat gesprek als het komt tot een individuele aanvraag. Pas daarna zal besloten worden met een aantal algemene soms procedurele regels.

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet

Waar staat Wet wordt bedoeld de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. College

Waar staat College wordt bedoeld: College van burgemeester en wethouders.

Lid 3. Compensatieplicht

De begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt:

De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, waaronder ook ouderen kunnen vallen. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk.

Lid 4. Persoon met beperkingen

Bij personen met beperkingen gaat het om zij die ten gevolge van een beperking inclusief

chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen

ondervinden bij het voeren van activiteiten bij normale deelname aan het maatschappelijke verkeer. Het gaat daarbij om het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en

landelijke vervoerssystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en

het onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale

maatschappelijke leven van alledag.

Lid 5. Mantelzorg

Mantelzorgers zorgen langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.

Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor, bijvoorbeeld de zorg voor een gezond kind.

De definitie van mantelzorg die door de Nationale Raad voor de Volksgezondheid is vastgesteld is: “Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie”.

Mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn termen die vaak door elkaar gehaald worden. Toch zijn het verschillende dingen.

Lid 6. Aanmelding

In het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Dit traject kan uiteindelijk ook nog leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek worden aantekeningen gemaakt die zonodig uitgewerkt worden tot een verslag, dat bij de aanvraag gevoegd kan worden om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan moeten worden.

Lid 7. Het gesprek

Onder "het gesprek" wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, zich aanmeldt en na die aanmelding in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert waar betrokkene en zijn mantelzorger(s) problemen ondervindt, wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd. Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn, zal een vervolg noodzakelijk zijn in de vorm van een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek zal de basis zijn voor de aanvraag. Het verslag van het gesprek zal dan ook bij de aanvraag worden gevoegd. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek verplaatst in feite het gesprek naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter gezegd zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.

Lid 8. Aanvraag

De aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het moge duidelijk zijn dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.

De aanvraag kan schriftelijk of elektronisch gedaan worden. Een mondelinge aanvraag is alleen mogelijk als daarover een bepaling in de verordening is opgenomen.

Lid 9. Belanghebbende

Doordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene.

Lid 10. Gemachtigde

Een belanghebbende kan zich door anderen laten bijstaan. Een gemachtigde is daarbij iemand die op last of verzoek voor belanghebbende optreedt.

Lid 11. Psychosociaal probleem

Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als “grondslag” uit de AWBZ geschrapt. Dit is gebeurd omdat gebleken is dat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling - dit begrip een heel specifieke betekenis. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft met name en verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo.

Lid 12. Algemene voorzieningen

Dit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle inwoners; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken . Voorbeelden zijn:

• De dagrecreatie voor ouderen;

• De sociale alarmering;

• De boodschappenbus, de supermarktservice, de vrijwillige boodschaphulp;

• De maaltijdservice en het eetcafé;

• Klusjesdiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren zoals de buurtconciërge, klussendienst, 55+service, thuiszorgservice;

• De (ramen)wasservice;

• De rolstoel-pools en scootmobiel-pools voor incidentele situaties;

• De kort durende huishoudelijke hulp;

• Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen;

Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen en eigen aandeel gelden niet.

Lid 13. Algemeen gebruikelijke voorziening

Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

Lid 14. Collectieve voorzieningen

Dit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief (vraagafhankelijk) vervoer (cvv) het meest duidelijke voorbeeld.

Cvv is geen algemene voorziening, omdat de normale aanvraagprocedure geldt, er een beschikking wordt afgegeven en bezwaar en beroep mogelijk is.

Lid 15. Voorliggende voorziening

Voorliggende voorzieningen kunnen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen , algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor individuele voorzieningen.

Lid 16. Wettelijk voorliggende voorziening

De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen in wetgeving en in regelgeving vastgelegd, die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten. Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo, zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

Lid 17. Individuele voorziening

In dit lid wordt de individuele voorziening gedefinieerd. Deze is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel.

Lid 18. Gebruikelijke zorg

Als in een leefeenheid meerdere meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter.

Lid 19. Voorziening in natura

Omschreven is in dit lid wat een voorziening in natura is.

Lid 20. Persoonsgebonden budget

Dit lid beschrijft het persoonsgebonden budget als een geldbedrag bedoeld om het te bereiken resultaat te bereiken.

Lid 21. Financiële tegemoetkoming

Vervolgens wordt omschreven wat een financiële tegemoetkoming is. Daarbij wordt gesproken over een forfaitair bedrag, een bedrag waarbij geen rekening is gehouden met het inkomen of met de werkelijke kosten.

Lid 22. Hoofdverblijf

Het begrip hoofdverblijf biedt nogal eens problemen. Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men doorbrengt. Bij twijfel kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht, beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar een groot deel van het jaar wordt doorgebracht, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz.

HOOFDSTUK 2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Algemeen.

Hoofdstuk 2 is het hart van de verordening. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 genoemde doelstellingen van de compensatieplicht.

Artikel 2

De te bereiken resultaten zijn:

a. een schoon en leefbaar huis;

b. wonen in een geschikt huis;

c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f. zich verplaatsen in en om de woning;

g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en

h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Op deze 8 terreinen heeft het college een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Ook de Centrale Raad spreekt over resultaatverplichting, bijvoorbeeld in de eerdergenoemde uitspraak van december 2010.

HOOFDSTUK 3. HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag

Dit artikel bepaalt dat er een scheiding wordt aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening, wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen, of indien ofwel belanghebbende ofwel de gemeente dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door het gesprek. Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaats kunnen vinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek.

Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden vastgelegd zijn en beoordeeld als vallend onder de Wmo.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek

Artikel 4 bepaalt dat een gesprek aangevraagd wordt middels een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan, hetgeen in principe niet automatisch voor een formele aanvraag geldt.

Als een aanmelding is gedaan binnen een bepaald aantal werkdagen dient een afspraak voor het gesprek gemaakt te worden. Dit is van belang, omdat de belanghebbende direct het gevoel dient te hebben serieus genomen te worden. Een vlotte afspraak duidt daar (onder andere) op. Een aanmelding die daarna gedurende enkele weken blijft liggen zonder enige activiteit rond het maken van een afspraak wekt niet het vertrouwen dat men serieus wordt genomen. Bovendien geeft een aanmelding aan dat betrokkene een probleem ervaart. Het is van belang te laten blijken dat er vaart gezet wordt achter het oplossen van een probleem. En tot slot mag de extra stap van het gesprek niet leiden tot tijdverlies, het gesprek zou moeten leiden tot tijdwinst.

Artikel 5. Het gesprek

Algemeen

Het gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.

Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert:

• De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie.

• De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft.

• De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen.

• De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen.

• Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen.

• De mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken.

• De mogelijkheden die de gemeente in principe biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen.

Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien kan dit betekenen dat een gemeente moeilijk maatwerk kan leveren.

Doordat het gesprek geheel vanuit de belanghebbende gevoerd moet worden, kan een gemeente ervoor kiezen het gesprek niet zelf te voeren, maar uit te besteden aan een professional, of professionele vrijwilliger, die na het gesprek niet ook de eventuele besluitvorming rond een individuele voorziening moet behandelen. Als beide onderdelen door één persoon worden ingevuld zou het idee kunnen ontstaan dat bij het gesprek de te verlenen individuele voorziening al een rol speelt, terwijl dat absoluut niet de bedoeling is.

Indien het gesprek door een ander gevoerd wordt dan de persoon die uiteindelijk de eventuele beslissing over een individuele voorziening neemt is de overdracht van alle informatie vanuit het gesprek naar de aanvraagprocedure van groot belang. Omdat het op zich al van belang is dat het gesprek uitmondt in volstrekte duidelijkheid over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen in bepaalde situaties dit gesprek uit te laten monden in een verslag, dat voor akkoord wordt getekend, zodat het verslag indien gewenst als aanvraag gebruikt kan worden indien individuele voorzieningen noodzakelijk blijken.

Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangsput zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden .

Het gesprek zal alleen gevoerd kunnen worden door een persoon die ter plekke uitstekend bekend is: kennis van alle in de regio aanwezige mogelijkheden aan algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve en ook individuele voorzieningen is onmisbaar voor het goed voeren van een gesprek. Na dit gesprek moet een gemeente er immers van uit kunnen gaan dat alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat dit na een aanvraag alsnog beoordeeld moet worden.

Mocht de gemeente nadat een aanvraag is ingediend behoefte hebben aan een medisch advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. Een dergelijk onderzoek past niet in een procedure als het gesprek waarbij belanghebbende en zijn wensen en persoonlijke kenmerken het uitgangspunt zijn en dat niet gericht is op een bepaalde individuele voorziening.

In praktijk zal er ongetwijfeld een soort lijst ontstaan aan de hand waarvan het gesprek gevoerd zal worden. Een dergelijke lijst is van belang om te zorgen dat er geen enkel mogelijk van belang zijnd punt vergeten wordt. Dit betekent niet dat het gesprek een starre opzet kan hebben: naast structuur die door de professional aangebracht kan worden is er de richting die de belanghebbende aan het gesprek geeft.

Artikelsgewijs

Het gesprek wordt in principe bij de belanghebbende thuis gevoerd. Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van betrokkene, een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional, het kan relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de loop van het gesprek beter te begrijpen, enz. Ook is het mogelijk het ten kantore van degene die als professional aan het gesprek deelneemt te houden. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door allerlei omstandigheden (kleine kinderen?) een gesprek niet mogelijk of uiterst ingewikkeld is.

Verder is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een lijst van te bespreken punten die tegelijk met de bevestiging van de afspraak voor het gesprek aan belanghebbende wordt toegezonden. Een dergelijke lijst maakt het voor belanghebbende, indien hij dit wil, mogelijk zich voor te bereiden op het gesprek. Daardoor komen belanghebbende en de professional meer in een gelijke positie te verkeren dan zonder informatie vooraf. De lijst mag niet leiden tot een starre benadering van het gesprek door de lijst strikt te volgen. De lijst is bedoeld als ondersteuning.

Lid 3 geeft aan dat het ICF de basis is voor het begrippenkader van het gesprek. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Het ICF zal aan de basis liggen van de lijst met te bespreken punten en de daarbij te gebruiken begrippen. Wel betekent dit dat de professional het ICF dient te kennen.

Lid 4 bepaalt dat als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger, het gesprek met de mantelzorger en zo mogelijk ook met degene die door de mantelzorger verzorgd wordt, gevoerd zal worden.

Artikel 6. Het verslag

Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het gesprek met een verslag kan worden afgesloten. Dit verslag zal meestal niet ter plekke gemaakt worden. In veel gevallen zal het ongewenst zijn het gesprek met een laptop ter plekke vast te leggen: deze manier van werken zal het gesprek wellicht negatief beïnvloeden, omdat het maken van het verslag een te grote rol in het proces van het gesprek zal gaan spelen. De professional zal volledig aan het gesprek moeten kunnen deelnemen. Het lijkt een betere oplossing om per onderdeel van het gesprek en uiteindelijk aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten kort samen te vatten en die op papier te zetten. Belanghebbende zal deze aantekeningen ten allen tijde desgevraagd kunnen ontvangen. Met deze punten kan door de professional uiteindelijk een uitgebreid gespreksverslag worden gemaakt. Het verslag kan het beste zo snel mogelijk, denk aan 2 tot 4 werkdagen beschikbaar worden gesteld. Hoe sneller het verslag beschikbaar is, hoe beter de deelnemers aan het gesprek zich dat gesprek kunnen herinneren!

Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.

Als de belanghebbende het verslag ondertekent en het verslag is voorzien van zijn naam, adres en een dagtekening kan het verslag functioneren als aanvraagformulier voor een individuele aanvraag, als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn. Bestaat er uiteindelijk behoefte aan een objectieve onderbouwing, dan zal dat na de aanvraag plaats moeten hebben.

In lid 2 is aangegeven wat in ieder geval opgenomen dient te worden in het verslag. Het gaat hier om een limitatieve opsomming.

Lid 3 bepaalt dat het mogelijk is, indien daar aanleiding toe bestaat, met het verslag van het gesprek een formele aanvraag bij de gemeente in te dienen. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het een ander traject is met een ander regime en een andere sfeer is de aanvraag in een nieuw hoofdstuk opgenomen.

HOOFDSTUK 4. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

Artikel 7. De aanvraag

In lid 1 is geregeld dat een aanvraag van een individuele voorziening altijd schriftelijk moet worden gedaan, waarbij elektronisch een vorm van schriftelijk is. Dit is een verplichting op grond van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht dat bepaalt dat, tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald, een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk moet worden ingediend.

Lid 2 bepaalt dat indien een aanvraag mondeling (via telefoon of op een andere manier)

wordt ingediend de gemeente deze indiening schriftelijk moet bevestigen onder gelijktijdige toezending van het aanvraagformulier om deze aanvraag formeel te maken.

Van belang is dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas begint te lopen vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen waaronder het eventuele verslag van het gesprek, bij de gemeente is binnengekomen. Het spreekt voor zich dat deze belangrijke informatie in de begeleidende brief bij het aanvraagformulier verstrekt dient te worden.

Lid 3 bepaalt dat, als er een gesprek is gevoerd waarvan een verslag is gemaakt dat is ondertekend, dit ondertekende verslag van het gesprek als aanvraagformulier beschouwd kan worden.

HOOFDSTUK 5. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

PARAGRAAF 5.1. ALGEMENE REGELS

In deze paragraaf worden de algemene regels die voor alle 8 te bereiken resultaten gelden, opgesomd. Het betreft dan met name het maken van een afweging. Waarom deze maatregel, deze voorziening wel en die niet. Zeker als de te verstrekken voorziening niet (precies) datgene is wat betrokkene wenst, is dit van groot belang: het gaat immers om het te bereiken resultaat en het college zal dan aan moeten kunnen geven waarom dit toch als maatwerk kan gelden.

Artikel 8. Het maken van een afweging

In lid 1 van artikel 8 is vastgelegd dat het college het verslag van het gesprek tot uitgangspunt van de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden, dient te nemen. Daarbij gaat het college uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. "Uitgaan van" betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt van het onderzoek en de afweging neemt. Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is. Het College kijkt daarbij ook naar de mogelijkheden van belanghebbende om het resultaat zelf te bereiken, bijvoorbeeld met een bepaald hulpmiddel.

Lid 2 bepaalt dat alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn, eerst beoordeeld dienen te worden. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken moet worden of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat men niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet leiden tot het te bereiken resultaat zal naar andere oplossingen gezocht moeten worden en komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief.

Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.

PARAGRAAF 5.2. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

In deze paragraaf wordt per te bereiken resultaat besproken wat de globale kaders zijn. Er is bewust gekozen voor het niet noemen van de voorzieningen die mogelijk zijn. Allereerst laat de wet deze mogelijkheid toe. Vervolgens is het principe van het gesprek en de daaropvolgende aanvraag zodanig dat niet van meet af aan een bepaalde voorziening centraal in de procedure moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat mogelijk is. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend.

Artikel 9. een schoon en leefbaar huis.

In lid 1 van artikel 9 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis.

Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden zijn normen geformuleerd in de beleidsregels. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk). Ramen lappen aan de buitenkant valt van oudsher buiten de gemeentelijke plicht. Maar een aanvrager kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen compensatie afdwingen voor het meerdere boven het niveau sociale woningbouw. Dit zal in de beleidsregels nader worden uitgewerkt.

Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden.

In lid 2 van artikel 9 wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Dat gaat allereerst via licht en zwaar huishoudelijk werk, d.w.z. om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij valt bijvoorbeeld het reinigen van de ramen aan de buitenkant niet onder de compensatieplicht, omdat daarvoor een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser. Het aantal benodigde uren voor deze activiteit zal bepaald worden via een normenschema dat is opgesteld in samenwerking met de aanbieders van HH en in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is geaccepteerd als een redelijk uitgangspunt voor de bepaling van de omvang van de hulp. Overigens kunnen ook andere normenschema’s ontwikkeld worden, bijvoorbeeld door schoonmaakbedrijven. Hierbij zal het te bereiken resultaat altijd centraal dienen te staan.

Lid 3 van artikel 9 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg.

Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid vanaf 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen zal allereerst gekeken moeten worden of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten vanaf 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan. Ook aanwezige personen jonger dan 18 jaar, zoals thuiswonende kinderen, worden geacht hun bijdrage aan het huishouden te leveren door hun kamer bij te houden en hand- en spandiensten te verrichten.

Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal al dat onderzoek gedaan moeten worden om dit vast te stellen.

Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten, waaronder begrepen de kinderen, kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Lid 4 bepaalt dat indien er sprake is van gebruikelijke zorg en er geen reden is om aan te nemen dat deze gebruikelijke zorg niet uitgevoerd kan worden, er in principe geen individuele voorziening toegekend zal kunnen worden. Omdat het om maatwerk gaat, zal ook hiernaar nauwkeurig onderzoek gedaan moeten worden. Hetzelfde geldt de in artikel 7 lid 2 gestelde uitzondering voor voorliggende en andere voorzieningen die gewoon in de maatschappij beschikbaar zijn.

Lid 5 bepaalt dat indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, hij geacht wordt zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het kunnen wonen in een huis dat schoon is.

De achterliggende gedachte van het stellen van een inkomensgrens is dat personen met een bepaald inkomen geacht worden de kosten van de betreffende voorziening zelf te kunnen betalen.

Artikel 10. Een geschikte woning

Lid 1.

Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.

Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere mogelijke oplossingen.

Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

Lid 2.

Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid op te maken kan het college sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels die gelden bij het maken van afwegingen zijn in de beleidsregels opgenomen.

Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn, spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal indien mogelijk gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

In lid 2 is verder geregeld dat de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening gemaximeerd is op een bedrag zoals genoemd in artikel 8 lid 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

Lid 3.

Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de aanvrager. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.

In lid 3 is verder geregeld dat het verhuisprimaat toegepast wordt indien de kosten van de voorziening een bedrag zoals genoemd in artikel 8 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 te boven gaan.

Lid 4.

In artikel 19 Wmo is bepaald dat de hoogte van een financiële tegemoetkoming afhankelijk kan worden gesteld van het inkomen. Een manier om het inkomen in aanmerking te nemen, is de bevoegdheid om het verlenen van een voorziening afhankelijk te maken van de hoogte van het inkomen. Dit ziet op het opwerpen van een financiële drempel. Overschrijdt het inkomen een bepaalde grens dan wordt geen voorziening verleend. Hierbij komt ook de vraag op of het hebben van eigen vermogen, bijvoorbeeld in de vorm van overwaarde in de woning, mag worden betrokken bij de afweging of een woningaanpassing krachtens de Wmo wordt gecompenseerd. De wet maakt de eigen bijdrage uitsluitend afhankelijk van het inkomen. Er is echter in de Wmo niets geregeld over het in aanmerking nemen van eigen vermogen als financiële drempel. Er is aldus sprake van gemeentelijke beleidsruimte om vermogen te betrekken bij de vraag in hoeverre de persoon in financiële zin zelfredzaam is. Ook speelt het beginsel “de sterkste schouders……” hier een rol. Het gaat vanuit de compensatiegedachte in de Wmo te ver om zonder meer elke woning te gaan aanpassen, zonder ook te kijken naar de waarde van de woning en de hierop rustende hypotheek.

In het besef dat elke financiële vermogensdrempel voor discussie vatbaar is, is aansluiting gezocht bij de bepaling inzake vermogensvrijlating bij eigen woning in de Wet werk en bijstand. In de WWB wordt van vermogen in de eigen woning € 46.100,- vrijgelaten (bedrag 2009). De financiële drempel voor grote woningaanpassingen komt dan op € 46.100,-. Bedraagt de overwaarde in de woning meer dan dit bedrag, dan wordt de aanvraag afgewezen. Overigens kan het vermogen alleen een grond voor afwijzing zijn als de aanvrager hierover daadwerkelijk kan beschikken. Wanneer de aanvrager aantoont dat op basis van bijvoorbeeld leeftijd of een te laag inkomen geen hypothecaire lening kan worden verkregen, dan vormt het vermogen geen beletsel voor de toekenning van een woonvoorziening.

Ter bepaling van de verkoopwaarde wordt uitgegaan van de actuele WOZ-waarde van de woning.

Lid 5.

Als er voorliggende voorzieningen zijn of alternatieve voorzieningen zijn die goedkoper zijn, zal eerst beoordeeld worden of het hanteren hiervan nog leidt tot maatwerk, zodat via deze voorzieningen het resultaat bereikt zou kunnen worden.

Lid 6.

In dit lid is geregeld dat aan belanghebbende een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten kan worden verstrekt indien hij besluit om te verhuizen naar een geschikte, compenserende woning, waardoor een woningaanpassing in de huidige woning voorkomen wordt.

Lid 7.

In dit lid is geregeld dat in afwijking van het gestelde in lid 1 een woonvoorziening getroffen kan worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ instelling. Bij bezoekbaar maken bestaat het te behalen resultaat uit de toegang tot de woning en buitenruimte en het normaal gebruik kunnen maken van de woonkamer en één toilet.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1 van artikel 11 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet per definitie in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de aanvrager.

Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen.

Lid 2 van artikel 11 stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet perse door de aanvrager zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.

Lid 3 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leidt tot het te bereiken resultaat voorliggend is op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar is, kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.

Lid 4 bepaalt dat indien een voorliggende voorziening aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening.

Lid 5 bepaalt dat indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, hij geacht wordt zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften.

De achterliggende gedachte van het stellen van een inkomensgrens is dat personen met een bepaald inkomen geacht worden de kosten van de betreffende voorziening zelf te kunnen betalen.

Artikel 12. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding

Lid 1

Gemeenten dienen aanvragers in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld met inschakeling van vrijwilligers. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden, is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.

Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is, zou dit de oplossing kunnen bieden. Dat hoeft niet perse via het samen kopen van kleding: het is ook mogelijk met behulp van anderen kleding aan te schaffen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om exceptionele kleding zoals bijvoorbeeld speciale gelegenheidskleding.

Lid 2

Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is. Het wassen zal veelal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats op moderne wijzen van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

Lid 3 en 4

Als er voorliggende, algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, die tot het te bereiken resultaat kunnen leiden, zal geen ruimte bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk.

Lid 5 bepaalt dat indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, hij geacht wordt zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding.

De achterliggende gedachte van het stellen van een inkomensgrens is dat personen met een bepaald inkomen geacht worden de kosten van de betreffende voorziening zelf te kunnen betalen.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1 spreekt over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.

Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

Lid 2 biedt de mogelijke oplossingen. Het thuis verzorgen van kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz.

Lid 3 en 4.

Voor- tussen- en naschoolse opvang kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.

Lid 5 bepaalt dat indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, hij geacht wordt zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

De achterliggende gedachte van het stellen van een inkomensgrens is dat personen met een bepaald inkomen geacht worden de kosten van de betreffende voorziening zelf te kunnen betalen.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1. Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.

In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk gebruikt.

In principe zullen zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.

Het doel hierbij is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. Doordat een belangrijk deel van de tilliften vanwege aard- en nagelvaste verbinding met het plafond gerekend worden tot de voorzieningen waardoor in een geschikte woning gewoond kan worden, wordt de tillift verder beschouwd als een voorziening die daar onder valt.

De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken.

Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand een transfer kan maken, maar overigens aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een stoeltjeslift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken.

Lid 2.

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de rolstoel) verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft. De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.

De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt alleen dan verstrekt, indien de gemeente geen regeling heeft voor het lenen van dit soort rolstoelen. Ook is het wellicht in incidentele situaties noodzakelijk om andere redenen een dergelijke rolstoel voor incidenteel gebruik te verstrekken. Het zal hierbij gaan om uitzonderingen: uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.

Lid 3 en 4.

Een rolstoelpool zou kunnen leiden tot een adequate oplossing voor het probleem van het verplaatsen op andere plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt.

Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Lid 1.

Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen.

Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia.

Maar het enkele feit dat je met de voorziening die je nodig hebt in het kader van het leven van alledag, ook naar je werk kunt, ontslaat de gemeente niet van de compensatieplicht. Ook niet- gehandicapten gebruiken hun auto vaak voor het reguliere woon-werkverkeer of voor het vervoer in het kader van werk (waarvoor zij dan een vergoeding ontvangen van de werkgever).

Lid 2.

De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten.

Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders. Valys regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf OV-zones vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder.

Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen ( zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), nodig om op bezoek te gaan, nodig om naar artsen, paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer gebruikt zou worden. In deze situatie kan extra vervoer ter compensatie geboden worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.

De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een handicap gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort.

Lid 3 en 4.

Ook bij de vervoersvoorzieningen kan een scootmobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.

Lid 5 bepaalt dat indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, hij geacht wordt zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

De achterliggende gedachte van het stellen van een inkomensgrens is dat personen met een bepaald inkomen geacht worden de kosten van de betreffende voorziening zelf te kunnen betalen.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 15 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.

Lid 2.

Als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 15 het vervoersprobleem opgelost worden.

Lid 3 en 4.

Als sprake is van voorliggende voorzieningen, die het probleem op kunnen lossen, zal er geen ruimte meer zijn voor individuele voorzieningen.

Lid 5 bepaalt dat indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis, hij geacht wordt zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met het scheppen van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

De achterliggende gedachte van het stellen van een inkomensgrens is dat personen met een bepaald inkomen geacht worden de kosten van de betreffende voorziening zelf te kunnen betalen.

HOOFDSTUK 6. VERSTREKKINGSWIJZE, EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

PARAGRAAF 6.1. VERSTREKKING VAN VOORZIENINGEN

Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen

In dit artikel wordt allereerst behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn voorgeschreven in artikel 6 Wmo. De financiële tegemoetkomingen kunnen niet ontbreken (hoewel er in feite geen verschil bestaat tussen een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming) omdat artikel 7 lid 2 Wmo spreekt over een “financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woonruimte”.

PARAGRAAF 6.2. VERSTREKKING IN NATURA

Artikel 18. Inhoud beschikking

Dit artikel bepaalt in lid 1 welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in de beschikking vastgelegd moeten worden.

Het gaat er daarbij uiteraard allereerst om welke voorziening(en) aan de orde zijn. Dit uiteraard in relatie tot de te bereiken resultaten. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend of hoe lang moet men in principe de bepaalde voorziening kunnen gebruiken om het resultaat te bereiken. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt. Als er sprake is van een overeenkomst wordt deze overeenkomst vermeld.

Ook andere aspecten, speciaal aspecten die voor deze ene verstrekking gelden, dienen in de beschikking opgenomen te worden.

Lid 2 geeft aan dat als een eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd.

PARAGRAAF 6.3. VERSTREKKING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 19. Overwegende bezwaren

Artikel 19 bepaalt dat die situaties waarin geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt, ook al is dat aangevraagd, omdat zij vallen onder de formulering van artikel 6 Wmo: “ overwegende bezwaren” door het college opgenomen moeten worden in het Gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit omdat het aantal situaties nog zeer beperkt is maar in de loop der jaren meer situaties zullen ontstaan waarin tegen het verstrekken van een pgb overwegende bezwaren bestaan.. Dit kan zijn als vast staat dat belanghebbende niet in staat is de gelden te beheren. Ook kan dit een situatie zijn waarin het gaat om zeer kortdurende hulp bij het huishouden en het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet praktisch uitvoerbaar is. Ook het collectief vraagafhankelijk vervoer kan als het systeem in gevaar komt als vrijheid tot keuze van een persoonsgebonden budget zou leiden tot leegloop een argument zijn geen keuzevrijheid te bieden. Dit moet onderbouwd kunnen worden en uitzonderingen moeten mogelijk zijn.

Artikel 20. Inhoud beschikking

Lid 1 van artikel 20 bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is waarvoor het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan beperkt zijn, zoals het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootermobiel, maar ook een meer algemeen geformuleerd resultaat, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving.

Als er een programma van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het program van eisen.

Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, voor welke duur het verstrekt wordt, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Tot slot moet voor wat betreft de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget ook in de beschikking worden vastgelegd wat van degene tot wie de beschikking is gericht in dit opzicht wordt verwacht.

Lid 2 van dit artikel bepaalt dat bij het heffen van een eigen bijdrage of eigen aandeel dit in de beschikking vermeld moet worden, waarbij meegenomen kan worden dat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt en per beschikking op zal leggen.

PARAGRAAF 6. 4. VERSTREKKING VAN EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING

Artikel 21. Inhoud beschikking

Lid 1 bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming wat in de beschikking vermeld wordt. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het te bereiken resultaat waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Uiteraard moet ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming vermeld worden.

Lid 2.

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bestaat de mogelijkheid een eigen aandeel te vragen. Indien dit van toepassing is dient dit in de beschikking vermeld te worden. De berekening van het eigen aandeel kan, in tegenstelling tot de eigen bijdrage, door het college plaatsvinden.

PARAGRAAF 6.5. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Lid 1 bepaalt dat bij het verstrekken van een individuele voorziening een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd is ten aanzien van de volgende resultaten:

a. een schoon en leefbaar huis;

b. wonen in een geschikt huis;

c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f. wonen in een geschikt huis;

g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan

recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Lid 2 bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 de hoogte en de duur van de te vragen eigen bijdrage of eigen aandeel vaststelt.

HOOFDSTUK 7. PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 23. Beslistermijn.

De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het college heeft de mogelijkheid om afwijkende termijnen vast te stellen. Hoewel het van belang is zo min mogelijk afwijkende termijnen te hanteren, immers, de doorzichtigheid van de termijnen komt daardoor wellicht in het geding, is het logisch voor enkele onderdelen wel een langere termijn vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen. Zeker als daar een offerte voor moet worden aangevraagd, zal daarmee de nodige tijd gemoeid zijn, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is. Om dat helder te hebben is het wenselijk deze termijn in de verordening op te nemen. Dit is gebeurd ten aanzien van de verschillende te bereiken resultaten.

Artikel 24. Voorwarden en weigeringsgronden

Er geldt een aantal beperkingen bij het verstrekken van voorzieningen.

Lid 1 onder a bepaalt dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Als deze kortdurende hulp bij het huishouden binnen een gemeente niet geleverd kan worden als algemene voorziening, waardoor geen individuele voorziening meer nodig zal zijn, zal deze hulp als individuele voorziening verstrekt moeten worden. Deze uitzondering dient dan in de verordening te worden opgenomen.

Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

Lid 1 onder b bepaalt dat de voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

Lid 2 bepaalt onder a dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de aanvrager.

Verder wordt geen voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst-compenserende voorziening.

Verder wordt geen voorziening toegekend indien er geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de

beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

Artikel 25. Advisering

Lid 1.

Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Als daar aanleiding voor is biedt artikel 24 daartoe de mogelijkheid. Geregeld is dat het college twee mogelijkheden heeft: het college kan allereerst iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen.

De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze biedt ook de gelegenheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts. Bij de advisering zal de ICF terminologie gebruikt worden met het oog op de consistentie van verslag, onderzoek en beoordeling.

Het zal duidelijk zijn dat er van deze mogelijkheden alleen maar gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is.

In principe mag van de aanvrager verwacht worden mee te werken. Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

Lid 2 geeft de situaties weer waarin een adviesinstantie (over het algemeen een medisch adviseur) om advies gevraagd zal worden.

Dat zal in ieder geval van belang zijn bij een afwijzing van de aanvraag om medische redenen. En er kunnen zich ook situaties voordoen dat er anderszins behoefte bestaat aan een medisch advies. Dan biedt het laatste lid van dit artikel daartoe de mogelijkheid.

Artikel 26. Wijziging situatie

Dit artikel voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie de plicht bestaat het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden de voorziening stopgezet kunnen worden en dienen de erven dit zo snel mogelijk te melden. Uiteraard kan de gemeente in deze situatie ook via het GBA kennis hebben van deze gewijzigde omstandigheid.

Maar andere omstandigheden zijn minder gemakkelijk kenbaar door de gemeente. In die situatie kan men op basis van dit artikel verwachten dat wijzigingen worden doorgegeven. Het kan overigens geen kwaad deze bepaling in de beschikking te herhalen, hetgeen de kans dat er kennis van genomen wordt aanzienlijk vergroot.

Artikel 27. Intrekking van een voorziening

Een besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden.

Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet of niet meer aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent. Dat is in artikel 26 geregeld.

Ook de situatie dat beslist is op onjuist verstrekte gegevens biedt de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn.

Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na het nemen van de beslissing de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken.

Artikel 28. Terugvordering

Indien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een pgb kan worden teruggevorderd. Hierbij geldt een privaatrechtelijke procedure.

Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 29. Hardheidsclausule

Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule.

Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden.

Artikel 30. Indexering

Bepaalde bedragen kunnen jaarlijks aangepast door het college. Te denken valt daarbij aan de bedragen voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Om deze reden is het voor de hand liggend alle bedragen in het gemeentelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning op te nemen, zodat de bedragen snel en gemakkelijk aan te passen zijn.

Artikel 31. Evaluatie

De wet vereist evaluatie. Dit artikel bepaalt dat evaluatie van het gevoerde beleid eenmaal per 2 jaar plaatsvindt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening. Tevens is in dit artikel een overgangsbepaling opgenomen voor alle op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2008 verleende vervoersvoorzieningen en hulp bij het huishouden.

Artikel 33. Intrekking oude regeling

Dit artikel regelt de intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2008.

Artikel 34. Citeertitel

Dit artikel regelt tenslotte hoe deze verordening geciteerd dient te worden.