Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Anthonis

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Anthonis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201102-05-2014uitvoeringsregeling

20-09-2011

Peelrandwijzer

Opsteller Huub de Kunder

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis,

gezien het advies van de Wmo-adviesraad Sint Anthonis,

gelet op de artikelen 1, 8, 10, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 27, 28 en 30 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011,

met inachtneming van artikel 149 van de Gemeentewet,

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen voor het verlenen van

voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning;

b e s l u i t:

tot het vaststellen van het hierna volgende Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Sint Anthonis 2011:

 

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een

    persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

     

  • 2

    Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt:

    a. aan de aanvrager die recht heeft op een individuele voorziening;

    b. in verband met een individuele voorziening waarvoor ook een natura verstrekking

    mogelijk is;

    c. indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.

     

  • 3

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van

    aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden

    bestaat dat de aanvrager een persoonsgebonden budget niet besteedt aan datgene

    waarvoor het gegeven is.

     

  • 4

    Een persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt aan de persoon die naar het oordeel van het college niet in staat is het budget op een verantwoorde wijze te beheren. Een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval niet verstrekt aan de persoon:

    a. die verkeert in staat van faillissement als bedoeld in de Faillissementswet;

    b. die twee of meer schulden heeft waarvoor geen betalingsregeling is getroffen;

    c. die wegens schuldenproblematiek wordt begeleid door Maatschappelijk Werk, de

    Kredietbank of een hiermee vergelijkbare dienstverlenende instantie;

    d. ten aanzien waarvan door de rechter een schuldsanering is vastgesteld op grond van

    de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    e. die onder curatele is gesteld, tenzij de curator zich bereid verklaart het

    persoonsgebonden budget te beheren;

    f. wiens goederen onder bewind zijn gesteld, tenzij de bewindvoerder zich bereid

    verklaart het persoonsgebonden budget te beheren;

    g. ten aanzien van wie misbruik of oneigenlijk gebruik van het persoonsgebonden

    budget is vastgesteld:

    i. die naar het oordeel van het college, gelet op in de persoon gelegen factoren, naar

    verwachting niet in staat zal zijn het budget op een verantwoorde wijze te beheren.

     

  • 5

    Indien een persoonsgebonden budget wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria

    wordt voldaan van een individuele voorziening, wordt een voorziening in natura

    verstrekt.

     

  • 6

    De omvang van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de werkelijke kosten van die voorziening, doch niet hoger dan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie

    goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig

    aangevuld met een vergoeding voor instandhouding.

     

  • 7

    Verantwoording van een persoonsgebonden budget bij aanschaf van een voorziening.

    a. Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de koop van een

    voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college door, binnen

    maximaal 4 weken nadat het college daarom heeft verzocht, bewijsstukken te

    overleggen over de besteding van het persoonsgebonden budget. De bewijsstukken

    dienen op naam van de budgethouder te zijn gesteld en duidelijk aan te geven op

    welke voorziening deze betrekking hebben.

    b. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college

    beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele

    terug te vorderen of te verrekenen. Alvorens tot terugvordering overgegaan kan

    worden dient het toekenningbesluit geheel of gedeeltelijk ingetrokken te worden.

     

  • 8

    Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden.

    a. Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden

    legt de budgethouder, op verzoek van het college, verantwoording af aan het college

    of de door het college aangewezen uitvoerende instantie.

    De budgethouder dient de volgende bescheiden te overleggen:

    - Kopieën van de declaratieformulieren over het voorgaande jaar;

    - Kopieën van de betalingsbewijzen;

    - Een kopie van de overeenkomst met de hulp of zorgaanbieder.

    b. De verantwoording heeft betrekking op de besteding van het persoonsgebonden

    budget aan datgene waarvoor het verstrekt is.

     

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over de financiële tegemoetkoming

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1

    Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:

    a. afgestemd bedrag;

    b. een gemaximeerde bijdrage.

     

  • 2

    De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen in de

    vorm van een afgestemd bedrag zijn:

    a. woningaanpassing;

    b. onderhoud, keuring en reparatie;

    c. woningsanering;

    d. tijdelijke huisvesting;

    e. huurderving;

    f. woonkosten;

    g. vervoerskosten.

     

  • 3

    De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen in de

    vorm van een gemaximeerd bijdrage zijn:

    a. verhuis- en inrichtingskosten;

    b. sportrolstoel.

     

  • 4

    Verantwoording van de financiële tegemoetkoming dient als volgt plaats te vinden:

    a. Als de financiële tegemoetkoming wordt aangewend voor een woningaanpassing dan

    legt de belanghebbende verantwoording af aan het college door, terstond na

    realisatie van de woningaanpassing maar binnen maximaal 15 maanden na

    toestemming, gespecificeerde facturen en nota’s te overleggen over de besteding

    van de financiële tegemoetkoming.

    b. Bij de verstrekking van een afgestemd bedrag, zoals bedoeld in lid 2 onder b. t/m e.

    dient de aanvrager binnen maximaal 3 maanden na toestemming verantwoording af

    te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.

    c. Bij de verstrekking van een gemaximeerde bijdrage, zoals bedoeld in lid 3 onder b.

    dient de aanvrager binnen maximaal 3 maanden na toestemming verantwoording af

    te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.

     

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel, inkomensgrens en inkomensbegrip

Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1

    De persoon aan wie een individuele voorziening in natura of in de vorm van een

    persoonsgebonden budget is verleend is een eigen bijdrage verschuldigd.

     

  • 2

    De persoon aan wie een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verleend is tevens een eigen aandeel verschuldigd.

  • 3

    De persoon aan wie een bepaalde vervoersvoorziening in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verleend is een besparingsbijdrage verschuldigd.

    De vervoersvoorzieningen waarvoor een besparingsbijdrage verschuldigd is en de hoogte van de verschuldigde besparingsbijdrage staan vermeld in bijlage 1.

     

  • 4

    Het bepaalde in lid 1 en lid 2 blijft buiten toepassing indien:

    a. de voorziening bestaat uit een rolstoel of een sportrolstoel;

    b. de voorziening een verhuiskostenvergoeding betreft;

    c. de voorziening een vergoeding voor huurderving betreft;

    d. de voorziening een financiële tegemoetkoming voor individueel vervoer per auto of

    taxi betreft;

    e. de voorziening bedoeld is voor een belanghebbende jonger dan 18 jaar.

     

  • 5

    De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 lid 1 van het landelijke Besluit

    maatschappelijke ondersteuning en bedraagt nooit meer dan:

    a. de kostprijs van de voorziening;

    b. de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget;

    c. de hoogte van de verstrekte financiële tegemoetkoming.

     

  • 6

    De termijn van de inning van de eigen bijdrage en/of eigen aandeel is:

    a. 39 periodes van 4 weken bij de verstrekking van een bouwkundige of

    woontechnische voorziening;

    b. 39 periodes van 4 weken bij de verstrekking van een voorziening in eigendom;

    c. gelijk aan de verstrekkingduur van een voorziening in natura;

    d. gelijk aan de verstrekkingduur van een periodiek persoonsgebonden budget;

    e. gelijk aan de afschrijvingstermijn die in de toekenningbeschikking van het

    persoonsgebonden budget voor een voorziening is vermeld;

    f. De inning van de eigen bijdrage stopt bij overlijden van belanghebbende;

     

  • 7

    Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt gedaan door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Artikel 4 Inkomensgrens

Indien het inkomen van een ongehuwde belanghebbende of het gezamenlijk inkomen van gehuwde belanghebbenden (of daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm) per datum inwerkingtreding van dit besluit meer bedraagt dan 1,5 maal het inkomen als genoemd in artikel 5, wordt belanghebbende danwel belanghebbenden geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met de te bereiken resultaten genoemd in artikel 9 lid 2, artikel 11 lid 2, artikel 12 lid 2, artikel 13 lid 2, artikel 15 lid 2 en artikel 16 lid 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011. Er wordt derhalve geen individuele voorziening getroffen.

Per 1 oktober 2012 geldt een inkomensgrens van 1,4 maal het inkomen als genoemd in artikel 5. Per 1 oktober 2013 geldt een inkomensgrens van 1,3 maal het inkomen als genoemd in artikel 5.

 

Artikel 5 Inkomensbegrip

Het relevante inkomen voor de toets als genoemd in artikel 4 betreft het inkomen van belanghebbende en diens eventuele echtgenote/partner zoals bedoeld in artikel 32 van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vormen van hulp bij het huishouden

  • 1

    De door het college ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek

    bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening bestaat uit:

    a. Hulp bij het huishouden in natura;

    b. Een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

     

Artikel 7 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1

    De vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden is afgestemd op het aantal geïndiceerde uren en minuten.

  • 2

    De berekening van de hoogte van het persoonsgebonden budget is afgeleid van het wettelijk minimumloon en de soort ingekochte zorg en vindt als volgt plaats:

    Bij inkoop van zorg middels:

    a. een particuliere hulp voor uitvoering van een indicatie hbh1 wordt het normbedrag pgb berekend op basis van 125% van de geldende salarisschaal FWG 10 met 2 periodieken Thuiszorgorganisatie van de CAO Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (plus 8% vakantietoeslag);

    b. een particuliere hulp voor uitvoering van een indicatie hbh2 wordt het normbedrag pgb berekend op basis van 125% van de geldende salarisschaal FWG 20 met 2 periodieken Thuiszorgorganisatie van de CAO Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (plus 8% vakantietoeslag);

    c. een erkende zorgaanbieder wordt het normbedrag pgb vastgesteld op het laagste

    uurtarief dat bij aanbesteding en gunning aan de zorgaanbieders tot stand is gekomen voor de betreffende geïndiceerde categorie.

     

  • 3

    Bovengenoemde normbedragen pgb worden jaarlijks vastgesteld op 1 januari op basis

    van de dan geldende salarisschalen FWG 10 met 2 periodieken plus 8% vakantietoeslag en FWG 20 met 2 periodieken plus 8% vakantietoeslag van de CAO Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg . De normbedragen gelden vervolgens voor het volledige kalenderjaar.

     

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 8 Type woonvoorzieningen

  • 1

    Een woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    a. verhuizing en (her)inrichting;

    b. woningaanpassing te betalen aan de eigenaar van de woonruimte;

    c. onderhoud, keuring en reparatie, te betalen aan de hoofdbewoner van de

    woonruimte of de leverancier van de voorziening;

    d. tijdelijke huisvesting, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de

    leverancier van de voorziening;

    e. huurderving, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte;

    f. woningsanering, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte;

    g. een uitraasruimte, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte.

     

  • 2

    Een woonvoorziening kan bestaan uit een voorziening in natura of een

    persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige aard, te

    betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de leverancier van de voorziening.

     

Artikel 9 Financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget

  • 1

    Indien de noodzaak tot een bouwkundige of woontechnische voorziening vaststaat en de kosten van de voorziening hoger zijn dan € 10.000,- dan zal het verhuisprimaat

    toegepast worden, zoals genoemd in artikel 10 lid 3 van de Verordening

    maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

     

  • 2

    De financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten als genoemd in artikel 10 lid 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 bedraagt € 2.500,-. Na het overleggen van een kopie van het nieuwe huur- of koopcontract wordt het bedrag overgemaakt op rekening van de belanghebbende.

  • 3

    De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als

    tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

     

  • 4

    De financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing bedraagt maximaal

    € 30.000,-. Deze financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt onder de

    voorwaarde dat door belanghebbende in de financiering van het niet door subsidie

    gedekte deel van de aanpassingskosten is voorzien.

     

  • 5

    Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen

    komen voor vergoeding in aanmerking:

    a. De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van

    de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt

    de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed.

    b. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het

    bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening

    in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen

    de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.

    c. Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien

    verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997

    van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de

    woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel

    geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

    d. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een

    maximum van 2 procent van de aanneemsom.

    e. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

    f. De verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting.

    g. De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van

    de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

    h. De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te

    treffen aanpassing.

    i. De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

     

  • 6

    Kosten van tijdelijke huisvesting

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten

    van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum

    van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

    De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van

    tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

     

  • 7

    Kosten van huurderving

    a. De hoogte van een door Burgemeester en wethouders te verlenen financiële

    tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan van de kale huur van de

    woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a

    van de Wet op de Huurtoeslag.

    b. De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in verband met

    de derving van huurinkomsten kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.

    c. Geen financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten

    wordt verstrekt ter zake van huurderving over de eerste maand aansluitend aan de

    datum waarop de gelding van de huurovereenkomst is verstreken, tenzij anders

    overeengekomen in een convenant tussen gemeente en verhuurder.

     

  • 8

    Een persoonsgebonden voor niet bouwkundige of niet woontechnische

    woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de

    gemeente goedkoopst compenserende voorziening.

     

  • 9

    Een vergoeding voor woningsanering wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de

    betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven.

     

  • 10

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer, één toilet en de buitenruimte behorende bij het hoofdverblijf kan bereiken. De maximale financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 10 lid 7 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 bedraagt € 5.000,-.

Artikel 10 Vermogensdrempel

  • 1

    De aanvrager heeft geen recht op een woonvoorziening als bedoeld in artikel 10 lid 1 en 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011, indien hij eigenaar is van de aan te passen woning, en het in de woning gebonden vermogen hoger is dan 1,5 x de vermogensdrempel zoals genoemd in artikel 34 lid 2 onderdeel d van de Wet werk en bijstand (Wwb).

  • 2

    Het in de woning gebonden vermogen bedoeld in lid 1 (ook wel overwaarde genoemd) is gelijk aan de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije verkoop, minus de openstaande hoofdsom van de geldlening in verband met op de woning gevestigde

    recht van hypotheek.

     

  • 3

    Het bepaalde in lid 1 blijft buiten toepassing indien:

    a. De totale kosten van de noodzakelijk geachte woningaanpassing in lid 1 niet hoger is

    dan het in artikel 9 lid 1 van dit besluit genoemde bedrag van € 10.000,-.

    b. De aanvrager blijkens de schriftelijke afwijzing van een tweetal erkende

    kredietverstrekkers niet in staat is middels het geven van een recht van hypotheek

    het vermogen als bedoeld in lid 2 te gelde te maken tot tenminste het bedrag dat

    nodig is om de woonvoorziening te realiseren.

     

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoersmiddel

Het persoonsgebonden budget voor een vervoersmiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor soortgelijke voorzieningen over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening. Bij toekenning dit persoonsgebonden budget wordt de minimale afschrijvingstermijn vermeld.

 

Artikel 12 Financiële tegemoetkoming vervoerskosten

a. Indien er een contra-indicatie bestaat voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk

vervoer dan kan een gemaximeerde financiële tegemoetkoming verstrekt worden zoals genoemd in lid b als individuele vervoersvoorziening indien het inkomen lager is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van dit besluit.

b. De gemaximeerde financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor de

lokale en regionale verplaatsingen bedraagt bij het:

gebruik van een taxi bedraagt € 1.078,-- per jaar;

gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 593,-- per jaar;

gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.614,-- per jaar;

gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 593,-- per jaar.

gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.078,-- per jaar op declaratiebasis met een kilometerprijs van € 0,22 tot een maximaal bedrag van € 269,50 per kwartaal.

c. In afwijking van het gestelde onder b geldt voor kinderen onder de 15 jaar de onderstaande financiële tegemoetkoming:

0 tot 4 jaar, geen financiële tegemoetkoming;

4 tot 12 jaar, 25% van de financiële tegemoetkomingen genoemd onder b;

12 tot 15 jaar, 50% van de financiële tegemoetkomingen genoemd onder b.

d. Voor zover de behoefte van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan 1,5 maal een enkele vergoeding als genoemd onder a en b toegekend.

e. Indien belanghebbende voor de korte en middenlange afstanden gebruik kan maken

van een scootmobiel of een daarmee vergelijkbare voorziening, dan wordt de financiële

tegemoetkoming vastgesteld op 50% van de in lid b genoemde bedragen.

 

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 13 Persoonsgebonden budget rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor

onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen over het jaar voorafgaand aan het

laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening. De gebruiksduur van een rolstoel bedraagt tenminste 5 jaren. Voor een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.

 

Artikel 14 Sportrolstoel

  • 1

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële

    tegemoetkoming.

     

  • 2

    Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.500,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 3

    Voor de sportrolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4

    . Indien de sportrolstoel 3 jaar na verstrekking nog adequaat is, kan een forfaitaire

    tegemoetkoming voor onderhoud van de sportrolstoel verstrekt worden.

     

Hoofdstuk 8 Samenhangende afstemming

Artikel 15 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de

situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 25 van de

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 indien van toepassing aandacht besteed aan:

a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte

of gebrek;

c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

d. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze

bevindingen aangesloten.

Teneinde de aard en de omvang van gebruikelijke zorg in relatie tot een eventuele

aanspraak op Hulp bij het huishouden eenduidig te bepalen wordt een Protocol gebruikelijke zorg en een Protocol indicatiestelling voor Hulp bij het huishouden gevolgd. Deze protocollen zijn opgenomen in de Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning

gemeente Sint Anthonis.

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de

bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van

overwegende aard leidt.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

  • 2

    Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 oktober 2011 zijn de bepalingen van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 van toepassing.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

Het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 20 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis d.d. 20 september 2011.

Burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,

de secretaris, de burgemeester,

 

Mr. G.J.M. Timmermans M.L.P. Sijbers