Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening wijziging woningvoorraad 2011 |
Citeertitel | Verordening wijziging woningvoorraad 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
art. 149 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-10-2011 | 01-07-2015 | Onbekend | 10-10-2011 Leiderdorps Weekblad | Onbekend | |
01-07-2015 |
|
De raad van de gemeente Leiderdorp;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gezien het advies van de Commissie Ruimte van 20 september 2011;
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;
de Verordening wijziging woningvoorrraad 2011 en
in te trekken Hoofdstuk VII van regionale huisvestingsverordening 1998.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
-Wet : de Huisvestingswet (Hvw)
-Besluit : het Huisvestingsbesluit
-Eigenaar : degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een woonruimte of een gebouw
-Reserve Sociale Woningbouw : reserve, zoals bedoeld in de ‘Nota reserves en voorzieningen 2008’ (febr. 2008)
-Huishouden : een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;
-Huurprijs : de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand;
-Huurtoeslaggrens : de grens waartoe volgens de wet huurtoeslag kan worden verkregen
-Koopprijs : de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;
-Koopprijsgrens : de grens die jaarlijks bepaald wordt door het ministerie van VROM en Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland;
-NEN 2580 : Nederlandse Norm nummer 2580
-Onttrekkingsvergunning : de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de Wet onzelfstandige woonruimte woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte
-Splitsingsvergunning : de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet
- Woonruimte : een besloten ruimte die, al dan niet samen met een of meerdere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van een huishouden;
-Zelfstandige woonruimte : woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
Hoofdstuk 2 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 4 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
Indien van de onttrekkingsvergunning slechts gebruik kan worden gemaakt na verlening van vrijstellingomgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c. uit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO), wordt de aanvraag om onttrekkingsvergunning tevens aangemerkt als een verzoek om zodanige vrijstelling.
Artikel 5 Onvolledige aanvraag
Indien de aanvrager de in het artikel 4 bedoelde gegevens en bescheiden niet of in onvoldoende mate verstrekt bij het indienen van de aanvraag, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid deze binnen een termijn van vier weken nadat hem dit is medegedeeld, aan te vullen of te verbeteren.
Burgemeester en wethouders kunnen, indien de aanvrager niet voldaan heeft aan het in het vorige lid gestelde, besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen. Een dergelijk besluit wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt verstreken is.
Artikel 6 Termijn van beslissing
Indien burgemeester en wethouders niet binnen deze termijn een besluit heeft genomen, wordt de vergunning geacht verleend te zijn. Hierop is artikel 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 7 Criteria voor vergunningverlening
Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad, maar het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kunnen zij de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 8 biedt en overigens aan door burgemeester en wethouder gestelde voorwaarden en voorschriften voldoen.
Bij huurwoningen: De bijdrage wordt bepaald aan de hand van de maximaal redelijke huur van de woning. Twaalf maal de maximale redelijke huur per m2 wordt als bijdrage gevraagd. Bij benadering gaat dan om de volgende bedragen (prijspeil 1-1-2011, jaarlijks aan te passen volgens het CBS-indexcijfer):
Indien de aanvrager de onttrekking kan compenseren door het beschikbaar stellen van vervangende gelijkwaardige woonruimte, zal hem daartoe tot maximaal 1 jaar de gelegenheid worden geboden. Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, dient door de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het desbetreffende besluit van burgemeester en wethouders, een waarborgsom te worden betaald, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in lid 2 gestelde compensatievoorwaarde zou hebben gekozen.
Artikel 9 Tijdelijke onttrekking
Burgemeester en wethouders verlenen voor een tijdelijke woonruimteonttrekking alleen een onttrekkingsvergunning indien de aanvrager aantoont dat een situatie bestaat die een tijdelijke
woonruimteonttrekking rechtvaardigt en waarbij vast staat dat die woonruimteonttrekking niet langer dan vijf jaar zal duren;
Hoofdstuk 3 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 14 Onvolledige aanvraag
Indien de aanvrager de in het artikel 13 bedoelde gegevens en bescheiden niet of in onvoldoende mate verstrekt bij het indienen van de aanvraag, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid deze binnen een termijn van vier weken nadat hem dit is medegedeeld, aan te vullen of te verbeteren.
Burgemeester en wethouders kunnen, indien de aanvrager niet voldaan heeft aan het in het vorige lid gestelde, besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen. Een dergelijk besluit wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt verstreken is.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
De vóór de inwerkingtreding van deze verordening bij de gemeente Leiderdorp gedane aanvragen om splitsing-/onttrekkingsvergunning worden behandeld conform het nog tot datum van inwerkingtreding van deze verordening van kracht zijnde hoofdstuk VII uit de Verordening 1998.
Mogelijkheid intrekking van de splitsingsvergunning
Indien niet binnen één jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden overgegaan is tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten of tot verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten zullen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken.
Ook indien blijkt, dat de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren, zullen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken.
Hoofdstuk III Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Deze verordening met toelichting in werking daags na publicatie raadsbesluit.
Aanvragen, die bij de gemeente binnenkomen voor de publicatiedatum van dit beleid met bijbehorende verordening worden getoetst aan het hoofdstuk VII van de Verordening 1998.
Aanvragen die na publicatiedatum van het beleid en de nieuwe verordening worden ingediend worden aan deze stukken getoetst.
Per 1 juli 1993 is de Huisvestingswet in werking getreden. De wet richt zich op gemeenten en samenwerkingsverbanden en bevat regelgeving met betrekking tot de verdeling van woonruimte. De wet bevat voorschriften die beogen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte te bevorderen. De voorschriften hebben zowel betrekking op de verdeling van de woonruimte als op de samenstelling van de woningvoorraad.
De gemeente is in beginsel vrij in haar keuze of zij van een of meer van de in de Huisvestingswet ter beschikking staande instrumenten gebruikmaakt.
Wanneer de gemeente besluit regulerend op te treden in de woonruimteverdeling, kan de gemeenteraad een huisvestingsverordening vaststellen.
Vanwege het samengaan van de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek in de Regio Holland Rijnland werd in 2006 een nieuw woonruimteverdeelsysteem ontwikkeld. Per 1 januari 2006 was sprake van één regionale woningmarkt voor de toen nog deelnemende zestien gemeenten.
De bestaande verordening uit 1998 werd opgedeeld in twee delen, te weten een regionaal en lokaal deel. De nieuwe regionale verordening deed niets af aan de lokale huisvestingsverordening van gemeenten voor zover deze betrekking heeft op wijziging van de woningvoorraad (als gevolg van splitsing, onttrekking en samenvoeging). Tot op heden is voor het verlenen van vergunningen voor dit onderdeel gewerkt met de regelgeving uit het nog steeds van kracht zijnde Hoofdstuk VII van deze Huisvestingsverordening
Los van het feit dat ook na de in 2012 te verwachten inwerkingtreding van het nieuwe woonruimteverdeelsysteem – de invoering van een nieuw systeem is noodzakelijk door de toetreding van de Rijnstreek tot Holland Rijnland en de vele kritiekpunten vanuit de burgerij op het bestaande systeem – zal er (nog steeds) sprake zijn van een schaarse woningmarkt en daarom is het wenselijk om niet af stappen van de vergunningstelsels t.a.v. splitsing en onttrekking. Daarom is deze verordening met toelichting opgesteld. Op deze manier is er blijvend toezicht op ontwikkelingen mogelijk.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe Huisvestingswet (tot op heden op rijksniveau uitgesteld vanwege het controversiële karakter, de verwachting is, dat deze nieuwe wet redelijk snel behandeld zal worden) en de inwerkingtreding van de nieuwe regionale Huisvestingsverordening Holland Rijnland (als gevolg van de toetreding tot Holland Rijnland van de Rijnstreek gemeenten) is nu het moment aangebroken om een lokale verordening 'wijziging woningvoorraad' vast te stellen. Immers ondanks alle pogingen daartoe is er nog steeds in onze regio sprake van een schaarse woningmarkt en blijft het in volkshuisvestelijke zin van groot belang toezicht te houden op de lokale ontwikkelingen op het gebied van de woningvoorraad. Daarnaast zijn er voor de gemeente ook eventuele financiële consequenties van betekenis.
De toelichting en de verordening gelden per 30 mei 2011(afhankelijk van datum publicatie) en fungeren naast de regionale huisvestingsverordening ‘Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2008'.
Hoofdstuk I betreft de algemene bepalingen
Hoofdstuk II betreft onttrekking, samenvoeging en omzetting van woonruimte.
Hoofdstuk III gaat over splitsing in appartementsrechten.
Hoofdstuk IV betreft de overgangs- en slotbepalingen.
Hoofdstuk I Beleid onttrekking, samenvoeging en omzetting
Het reguleren van onttrekkingen van woonruimte aan de woningvoorraad is één van de instrumenten ter bescherming van de omvang en de samenstelling van de woningvoorraad.
De Huisvestingswet geeft het formele kader voor regels op het gebied van woningonttrekking.
Wanneer is een onttrekkingsvergunning nodig?
Een onttrekkingsvergunning is in een aantal gevallen nodig:
a. als men zelfstandige woonruimte omzet naar onzelfstandige woonruimte.
Het komt steeds meer voor, dat eigenaren van koopwoningen om financiële redenen vanwege onverkoopbaarheid tijdelijk kamergewijs gaan verhuren, zonder dat daarvoor de benodigde vergunning(en) zijn afgegeven. Op zich bestaat er tegen een dergelijke vorm van tijdelijke exploitatie geen bezwaar.
De vergunning kan worden geweigerd, indien:
a.de leefbaarheid van een buurt of straat onder druk komt te staan vanwege het te grote aantal woningen in de straat of buurt dat middels kamergewijze verhuur wordt geëxploiteerd, waardoor problemen kunnen ontstaan met de parkeervoorzieningen en de leefbaarheid .
Indien meerdere eigenaren in een straat op deze wijze omgaan met hun bezit, dreigt het gevaar, dat de leefbaarheid in de straat/buurt en/of wijk erg onder druk komt te staan. Indien deze eigenaren een vergunning aanvragen voor een tijdelijke onttrekking aan de woningvoorraad ten behoeve van kamergewijze verhuur, wordt de gemeente de kans geboden om een afweging te maken tussen individueel en algemeen belang. Zonder deze mogelijkheid is de gemeente afhankelijk van signalen van buren of straatgenoten en heeft dan geen mogelijkheid om in te grijpen, hetgeen uit maatschappelijk oogpunt als onrechtvaardig wordt ervaren. .
Het vergunningstelsel is van toepassing op woonruimten binnen de gemeente Leiderdorp. Dit betekent onder andere dat vooraf een onttrekkingsvergunning moet zijn verleend voor elk van ‘normale’ gezinsbewoning afwijkend gebruik van een woning. Hieronder valt onder andere het geheel of gedeeltelijk gebruik als bedrijfs-, winkel of kantoorruimte, sloop, samenvoeging met een andere woning, kamer- of etage-gewijze verhuur, etc. Voor gebruik van de woning voor aan huis gebonden beroepen, dat ondergeschikt aan de woning plaatsvindt, geldt dit niet. Ook voor de verhuur van 1 kamer in een zelfstandige woning geldt dit vergunningstelsel niet. Hiervoor is dus geen onttrekkingsvergunning nodig.
Voor een goede beoordeling van een aanvraag om onttrekkingsvergunning moet er bepaalde informatie en bewijsstukken aanwezig zijn. Indien een aanvraag niet vergezeld gaat van deze stukken of de informatie niet voldoende wordt geacht, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken deze stukken alsnog aan te vullen of te verbeteren. Indien hieraan geen of onvoldoende gehoor wordt gegeven, nemen burgemeester en wethouders de aanvraag niet in behandeling. Indien de aanvraag wel volledig is beslissen burgemeester en wethouders binnen acht weken over de vergunning. Deze beslissing kan eenmalig met ten hoogste vier weken worden verdaagd.
Mocht het zo zijn, dat door de gevolgen van de onttrekking strijdigheid met het bestemmingsplan ontstaat, dan zal de aanvraag tevens een verzoek om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan zijn.
Op grond van de Wabo (artikel 2:1, eerste lid onder c.) is het mogelijk om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen . Indien hiervan sprake is, is de hiervoor genoemde beslissingstermijn van acht weken niet meer van toepassing. Er dient nl. eerst een procedure gevolgd te worden. Voor de beoordeling of het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wil gaan verlenen kan er om nadere gegevens worden gevraagd.
Wanneer wordt een onttrekkingsvergunning verleend?
Een onttrekkingsvergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met het onttrekken van bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad niet door het stellen van nadere voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.
Met andere woorden: de belangen, die (namens) de aanvrager bij zijn onttrekkingsaanvraag heeft aangevoerd moeten worden afgezet tegen het algemeen en/of gemeentelijk belang bij handhaving van de concrete woonruimte. De gemeente beschermt daarbij de belangen van de categorie personen, die voor dergelijke woonruimte in aanmerking wensen te komen. De belangen van overige personen (bewoners, buren en/of derdebelanghebbenden) spelen normaliter geen rol. Hun belangen worden door andere wetten, dan de Huisvestingswet, gediend (zoals Burgerlijk Wetboek en Woningwet).
Indien er sprake is van een aanvraag om een onttrekking met strijdigheid met het bestemmingsplan (dus een verzoek om vrijstelling) kan de onttrekkingsvergunning pas verleend worden, nadat de benodigde procedure positief is doorlopen.
Indien de vrijstellingsprocedure een negatieve uitkomst heeft of als er door B&W wordt besloten geen vrijstellingsprocedure op te starten, dan wordt de gevraagde onttrekkingsvergunning direct geweigerd.
Indien de onttrekkingsvergunningwordt verlend, dient binne één jaar gebruik te worden gemaakt van de vergunning, anders trekken burgemeester en wethouders de vergunning in.
Wanneer is er sprake van reële en/of financiële compensatie?
Van reële compensatie is sprake als de nieuwe woonruimte naar aard, ligging, kwaliteit en prijsniveau (minimaal) gelijkwaardig is aan de onttrokken woonruimte. Een vereiste daarbij is dat de nieuwe woonruimte is of wordt gecreëerd met het oog op de onttrekking en dat hierbij geen beroep wordt gedaan op financiële steun van de gemeente.
De onttrekking wordt eerst toegestaan nadat de nieuwe woonruimte aan de voorraad is toegevoegd, tenzij door de aanvrager een waarborgsom of bankgarantie wordt verstrekt ter grootte van het bedrag dat had moeten worden betaald indien sprake was van een financiële compensatie. Als de aanvrager zijn verplichtingen t.a.v. de reële compensatie binnen de gestelde termijn nakomt, wordt het bedrag volledig gerestitueerd. In het andere geval vervalt dit bedrag aan de ‘Reserve Sociale Woningbouw’.
Als reële compensatie niet mogelijk is, is het mogelijk om financieel te compenseren. Degene die de vergunning aanvraagt stort een door burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag in de ‘Reserve Sociale Woningbouw’. Deze reserve wordt door de gemeenteraad beheerd en zij zal dit geld aanwenden t.b.v. instandhouding en uitbreiding van de sociale woningvoorraad.
De hoogte van de financiële compensatie wordt door de gemeente berekend naar het aantal vierkante meters te onttrekken woonruimte gemeten conform NEN 2580.
Mogelijkheid tijdelijke onttrekking van de woonruimte.
In uitzonderingssituaties is tijdelijke onttrekking denkbaar, Hierbij moet de aanvrager aannemelijk maken dat de tijdelijke onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte van maximaal vijf jaar en dat een andere oplossing redelijkerwijs niet mogelijk is.
In geval van tijdelijke onttrekking of samenvoeging dient de aanvrager een waarborgsom te betalen van 10% van de financiële compensatie die hij verschuldigd zou zijn indien voor onbepaalde tijd zou worden onttrokken of samengevoegd maal het aantal jaren waarvoor de tijdelijke onttrekkingsvergunning is verleend. De woonruimte moet binnen twaalf weken waarvoor de tijdelijke onttrekkingsvergunning is verleend, weer toegevoegd zijn aan de voorraad, tenminste in de staat waarin de woonruimte verkeerde ten tijde van de indiening van de aanvraag om onttrekking. Indien de woonruimte weer in goede staat aan de woningvoorraad is toegevoegd, wordt de waarborgsom aan de aanvrager terugbetaald. Over waarborgsommen en compensatiegelden wordt geen rente vergoed.
Mogelijkheid intrekking van de onttrekkingsvergunning.
Indien niet binnen één jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden overgegaan is tot onttrekking, samenvoeging of omzetting, zullen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken.
Ook indien blijkt, dat de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren, zullen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken.
Hoofdstuk II Beleid splitsing in appartementsrechten
Splitsing in appartementsrechten is het splitsen van een pand of gebouw in delen, die ieder een andere eigenaar kunnen krijgen. Elke appartementseigenaar heeft het eigendom van zijn appartementsrecht. In het kadaster wordt geregistreerd welke eigenaar van een appartementsrecht is. Elke appartementseigenaar heeft het alleenrecht om gebruik te maken van een bepaald kadastraal deel van het pand. Daarnaast zijn alle ap0partementseigenaren samen eigenaar van de grond, het casco en de gemeenschappelijke ruimten. Ook indien het gaat om deelneming- of lidmaatschapsrechten
Wanneer is een splitsingsvergunning nodig?
Een splitsingsvergunning is nodig om een recht op een gebouw bevattende woonruimte te splitsen in appartementsrechten waarvan een of meer van deze bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte. Ook indien het gaat om deelneming- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot het gebouw met betrekking tot het gebouw, is een splitsingsvergunning nodig.
Voor een goede beoordeling van een aanvraag om splitsingsvergunning moet er bepaalde informatie en bewijsstukken aanwezig zijn. Indien een aanvraag niet vergezeld gaat van deze stukken of deze informatie niet voldoende wordt geacht, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken deze stukken alsnog aan te vullen of te verbeteren. Indien hieraan geen of onvoldoende gehoor wordt gegeven nemen burgemeester en wethouders de aanvraag niet in behandeling. Indien de aanvraag wel volledig is beslissen burgemeester en wethouders binnen acht weken omtrent de vergunning. Deze beslissing kan eenmalig met ten hoogste vier weken worden verdaagd.
Mocht het zo zijn, dat als de vergunning verleend wordt en gebruikmaking van de vergunning zou leiden tot strijdigheid met het bestemmingsplan dan wordt de vergunningaanvraag tevens aangemerkt als een verzoek om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan.
Op grond van de Wabo (art. 2:1, eerste lid, onder c.) is het mogelijk om deze omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan.
Indien hiervan sprake is. Is de hiervoor genoemde beslistermijn van acht weken niet meer van toepassing. Er dient namelijk eerst een procedure gevolgd te worden. Voor de beoordeling of het bevoegd gezag deze vergunning wil gaan verlenen kunnen om nadere gegevens worden gevraagd.
Wanneer wordt een splitsingsvergunning geweigerd?
Limitatief zijn er in principe drie mogelijke afwijzingsgronden, namelijk:
Dit houdt in principe in, dat alleen op deze punten een aanvraag om een splitsingsvergunning geweigerd mag worden. Uitzondering hierop kan alleen als er sprake is dat het verzoek om de splitsingsvergunning tevens een verzoek om vrijstelling is. Als de vrijstellingsprocedure een negatieve uitkomst heeft of als er besloten wordt om geen vrijstellingsprocedure op te starten, wordt de gevraagde splitsingsvergunning ook geweigerd.
Indien de splitsingsvergunning wordt verleend, dient binnen één jaar gebruik te worden gemaakt van de vergunning door inschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten of tot verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.
Wanneer wordt de beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning aangehouden?
Op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing kan een aanvraag voor een splitsingsvergunning worden aangehouden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een voorbereidingsbesluit (ex artikel.2.1, eerste lid onder c WABO) geldt. De beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning wordt ook aangehouden indien er dreigende strijdigheid met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan wordt verwacht en een voorbereidingsbesluit geldt.
De aanhouding eindigt wanneer het voorbereidingsbesluit is vervallen.
Burgemeester en wethouders kunnen ook de beslissing op een aanvraag om splitsingsvergunning aanhouden indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken op grond waarvan de aanvraag geweigerd wordt opheft.
Burgemeester en wethouders vermelden aan de aanvrager welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn.
Indien hieraan in het geheel wordt voldaan, eindigt de aanhouding en wordt de gevraagde splitsingsvergunning verleend.
Mogelijkheid intrekking van de splitsingsvergunning
Indien niet binnen één jaar nadat de vergunning onherrroepelijk is geworden overgegaan is tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten of tot verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten zullen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken. Ook indien blijkt, dat de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren, zullen burgemester en wethouders de vergunning intrekken.
Hoofdstuk III Inwerkingtreden en overgangsbepaling.
Deze verordening treedt inwerking daags na publicatei van het raadsbesluit. Aanvragen die bij de gemeente binnenkomen voor de publicatiedatum van dit beleid met bijbehorenden verordening worden getoetst aan het hoofdstuk VII van de Verordening 1998. Aanvragen die na de publicatiedatum van het beleid en de nieuwe verordening worden ingediend, worden aan deze stukken getoetst.