Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sittard-Geleen

gemeenschappelijke regeling regionale ombudsvoorziening Zuid Limburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSittard-Geleen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelinggemeenschappelijke regeling regionale ombudsvoorziening Zuid Limburg
Citeertitelgemeenschappelijke regeling regionale ombudsvoorziening Zuid Limburg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpklachtencommissie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet en Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200601-01-2013nieuwe regeling

22-09-2005

Weekblad De Trompetter

n.b.

Tekst van de regeling

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONALE OMBUDSVOORZIENING ZUID-LIMBURG

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    de ombudscommissie: het gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • c.

    de deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Limburg.

Artikel 2 Gemeenschappelijk orgaan

Voor de uitvoering van de regeling wordt een gemeenschappelijk orgaan ingesteld, genaamd “Ombudscommissie Zuid-Limburg’.

Het gemeenschappelijk orgaan is gevestigd in Maastricht.

Artikel 3 Belangen en bevoegdheden

  • 1.

    De regeling wordt getroffen ter behartiging van de belangen als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    De ombudscommissie behandelt verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Samenstelling en (her)benoeming

  • 1.

    De ombudscommissie bestaat uit tenminste 3 en ten hoogste 4 leden. Zij worden benoemd door de raden van de deelnemers bij gelijkluidend besluit, voor de duur van zes jaar. Zij kunnen ten hoogste één maal worden herbenoemd voor een periode van zes jaar.

  • 2.

    De raden van de deelnemers benoemen bij gelijkluidend besluit uit de leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 5 Werkwijze

  • 1.

    De ombudscommissie vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2.

    De klachten die bij de ombudscommissie aanhangig worden gemaakt, worden in behandelinggenomen door de voorzitter.

  • 3.

    Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter niet leent voor behandeling door alleen de voorzitter, vindt behandeling plaats door de ombudscommissie, bestaande uit de voorzitter en twee leden.

  • 4.

    Het horen van partijen vindt plaats achter gesloten deuren.

  • 5.

    Besluiten van de ombudscommissie worden bij meerderheid van stemmen genomen.

  • 6.

    De stukken die van de ombudscommissie uitgaan worden ondertekend door de voorzitter.

Artikel 6 Huishoudelijk reglement

De ombudscommissie kan een huishoudelijk reglement vaststellen met betrekking tot de wijze waarop zij haar werkzaamheden verricht. Zij zendt dit reglement ter kennisneming toe aan de deelnemers.

Artikel 7 Personeel

  • 1.

    De benoeming van het personeel als bedoeld in artikel 81t van de Gemeentewet geschiedt door het college van Maastricht. De secretaris woont de vergaderingen van de Ombudscommissie bij.

  • 2.

    De ombudscommissie kan de nodige taakomschrijvingen en instructies voor het in het eerste lid bedoelde personeel vaststellen.

Artikel 8 Vergoeding

De leden van de ombudscommissie ontvangen een vergoeding voor hun werkzaamheden en gemaakte onkosten, een en ander zoals is vermeld in de begroting van de ombudscommissie. Deze bedragen worden per 1 januari van elk jaar herzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 2, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 9 Eed (verklaring/belofte)

De leden van de ombudscommissie leggen de in artikel 81s van de Gemeentewet bedoelde eed, casu quo verklaring en belofte, af in handen van de voorzitter van de raad van de gemeente Maastricht.

Artikel 10 Kostenverdeling

  • 1.

    De kosten verband houdend met het functioneren van de ombudscommissie, worden vergoed door de deelnemers, waarbij elke deelnemer een vast bedrag per jaar betaalt alsmede een bedrag per ingediende klacht, een en ander zoals is aangegeven in de begroting van de ombudscommissie.

  • 2.

    Tot die kosten worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      de vergoeding van de voorzitter en de overige leden van de ombudscommissie;

    • b.

      de salariskosten van het in artikel 7 bedoelde personeel;

    • c.

      de kosten van huisvesting en bijkomende faciliteiten voor het houden van vergaderingen;

    • d.

      de kosten van het archief als bedoeld in artikel 18;

    • e.

      de bureaukosten.

  • 3.

    De deelnemers ontvangen van de ombudscommissie een factuur voor de door hen te betalen bijdragen.

Artikel 11 Begroting

  • 1.

    De ombudscommissie stelt de begroting vast uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.

  • 2.

    De ombudscommissie zendt jaarlijks een ontwerp-begroting met toelichting uiterlijk op 15 mei toe aan de raden van de deelnemers.

  • 3.

    Deze kunnen omtrent de ontwerp-begroting de ombudscommissie van hun gevoelen doen blijken. De ombudscommissie gaat na of de commentaren waarin dit gevoelen is vervat aanleiding geven tot wijziging.

  • 4.

    In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemer verschuldigde bijdrage voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, zowel het vaste bedrag per jaar als de verschuldigde bijdrage per klacht.

  • 5.

    De deelnemers betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 november telkens de helft van de vaste bijdrage, bedoeld in het vierde lid.

  • 6.

    De ombudscommissie zendt de begroting met alle daarbij behorende stukken binnen twee weken na vaststelling aan Gedeputeerde Staten en aan de raden van de deelnemers , die ter zake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

Artikel 12 Jaarrekening

  • 1.

    De ombudscommissie doet over elk begrotingsjaar verantwoording van de inkomsten en uitgaven, onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2.

    De jaarrekening wordt met de toelichting, aan de bevoegde organen gezonden.

  • 3.

    Deze kunnen binnen acht weken na de datum van toezending van de jaarrekening bij de ombudscommissie van hun gevoelen doen blijken.

  • 4.

    De ombudscommissie stelt de jaarrekening vast, uiterlijk vóór 1 juli volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 5.

    De ombudscommissie zendt de vastgestelde jaarrekening met alle daarbij behorende bescheiden, uiterlijk 15 juli, toe aan Gedeputeerde Staten en aan de raden van de deelnemers.

Artikel 13 Jaarverslag

De ombudscommissie zendt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden aan de deelnemers.

Artikel 14 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de regeling door een andere overheidsinstelling kan plaats vinden bij besluit van het daartoe bevoegde orgaan van die instelling, indien ten minste twee derde van de deelnemers daarmee instemt.

  • 2.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde besluit tot toetreding is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 15 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uittreden uit de regeling door een daartoe strekkende besluit van het bevoegde orgaan.

  • 2.

    Het bepaalde in het tweede lid van artikel 14 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De ombudscommissie regelt de financiële en andere gevolgen van de uittreding.

Artikel 16 Wijziging

  • 1.

    De deelnemers kunnen aan de ombudscommissie voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen, wanneer twee derde van het aantal deelnemers daartoe heeft besloten, met dien verstande dat voor wijziging van de belangen, vermeld in artikel 3, de instemming is vereist van alle deelnemers.

  • 3.

    De wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van het besluit tot wijziging is ontvangen en waarin de wijziging overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregistreerd.

Artikel 17 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven, wanneer de raden van ten minste twee derde van het aantal deelnemers daartoe besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling regelt de ombudscommissie de financiële gevolgen van de opheffing in een liquiditeitsplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquiditeitsplan wordt niet vastgesteld dan nadat de raden van de deelnemers zijn gehoord.

  • 4.

    Het liquiditeitsplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Het besluit tot opheffing van de regeling wordt ter kennis van Gedeputeerde Staten gebracht.

Artikel 18 Archief

  • 1.

    De ombudscommissie draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig de bepalingen zoals die gelden voor de gemeente Maastricht.

  • 2.

    Het secretariaat is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3.

    Bij opheffing van de regeling wordt het archief overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Maastricht.

Artikel 19 Registratie

  • 1.

    Het college van Maastricht zendt de regeling, alsmede besluiten tot toetreding, uittreding, wijziging of opheffing van de regeling, toe aan Gedeputeerde Staten en aan de Nationale ombudsman.

  • 2.

    De colleges van de deelnemers nemen de regeling, terstond na de goedkeuring door Gedeputeerde Staten, op in de door hen bij te houden register bedoeld in artikel 27, lid 1, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 20 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2006

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Ombudsman Zuid Limburg”.