Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening 2009 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2009 | 01-06-2012 | Onbekend | 21-04-2009 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Zandvoort:
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 maart 2009, nr. 2009/02/2996;
gelet op de overwegingen van de commissie Planning en Control ;
overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de subsidietoekenning aan instellingen voorzover een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening hierin niet voorziet;
gelet op artikel 147 c.q. 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
instelling: elke organisatie met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich de behartiging van door de gemeenteraad erkende belangen van ideële en/of materiele aard ten doel stelt, of de natuurlijke of rechtspersoon, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van een rechtspersoon;
uitwerkingsovereenkomst: een schriftelijk vastgelegde afspraak met betrekking tot de budgetsubsidiëring tussen de instelling en het college over de besteding door de instelling van de door het college toegekende subsidie, bepalend hierbij is het vooraf maken van prestatieafspraken als voorwaarde voor de subsidietoekenning.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen om verstrekking van een subsidie voor activiteiten, die het belang van de gemeente Zandvoort dienen. Uitzondering vormen door het college uit te voeren bekostigingsregelingen van het Rijk dan wel de provincie, voor zover daarin de wijze van bekostiging dwingend is voorgeschreven.
Bij afzonderlijke verordening en besluiten kan de gemeenteraad nadere regels stellen betreffende de eisen waaraan instellingen binnen een bepaalde werkvorm moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen, alsmede betreffende de grondslag en de wijze van berekening van de subsidie.
Artikel 5 Algemene voorwaarden
Er worden in principe alleen activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen die statutair gevestigd zijn in Zandvoort en die zich zonder winstoogmerk activiteiten ten doel stellen ter behartiging van belangen van ideële en/of materiele aard ten behoeve van de Zandvoortse bevolking.
Instellingen nemen, indien daartoe noodzaak bestaat, deel aan onderling overleg en samenwerking met het college dan wel met door het college aan te wijzen organen en instellingen.
Een instelling draagt binnen de doelstelling zorg voor het voorkomen en het tegengaan van enige activiteit, die discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, leeftijd, seksuele voorkeur, of op welke grond dan ook.
Een instelling voert een beleid ten aanzien van de emancipatie van vrouwen, ouderen en migranten. Dit dient te blijken uit het personeelsbeleid, de werkwijze en de bestuurssamenstelling.
Artikel 6 Bijzondere voorwaarden
Het college kan gehoord de betrokken raadscommissie, naast de bepalingen van deze verordening, bijzondere voorwaarden doen opnemen in de uitwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 1 sub j.
Een aanvraag tot subsidieverstrekking dient vóór 1 april van de periode voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk middels een subsidieformulier te worden ingediend bij het college, tenzij het gaat om aanvragen ingevolge artikel 11 of 12. Voor de instellingen vallend onder artikel 9 of 10 van deze verordening kan het college in geval van gemotiveerde omstandigheden besluiten uitstel te verlenen voor een door het college te bepalen termijn.
Bij de in het tweede lid bedoelde aanvraag wordt de instellingen gevraagd de volgende zaken te overleggen:
een werkplan waarin een duidelijke beschrijving is opgenomen van de producten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, in de bedoelde beschrijving dient in ieder geval tot uiting te komen de aard, omvang en intensiteit van de geplande producten, de doelgroepen voor welke de producten zijn bestemd, het verwachte aantal deelnemers en de locatie(s) waar het product tot stand komt;
een algemene begroting van baten en lasten van de instelling waarin de producten zijn opgenomen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, evenals de behoefte aan doelgebonden reserveringen voor groot onderhoud van accommodaties en investeringen voor duurzame goederen zoals apparatuur en uniformen, gebaseerd op een meerjarenplan voor groot onderhoud en investeringen;
Artikel 11 Incidentele subsidie in de vorm van een eenmalige subsidie
Een aanvraag om verstrekking van een incidentele subsidie moet tenminste 6 weken voor de aanvang van de activiteit of het project, waarvoor de subsidie wordt gevraagd schriftelijk worden ingediend bij het college. Voor een aanvraag, waarover gelet op artikel 15 lid 6 de raad beschikkingsbevoegdheid heeft, geldt in afwijking hiervan een termijn van 13 weken.
Het college treedt bij een aanvraag om een subsidie in overleg met de instelling teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de van de instelling te verlangen activiteiten en prestaties en omtrent de subsidievoorwaarden zoals genoemd in artikel 15. Het overleg kan achterwege blijven indien het college en de instelling hiermee beide instemmen.
Artikel 15 Subsidiebeschikking
Het college kan aan een beschikking tot verlening van een subsidie voorwaarden verbinden. Bij het verlenen van een budgetsubsidie wordt in ieder geval bij de voorwaarden zo concreet mogelijk aangegeven welke prestaties door de instelling met het ter beschikking gestelde budget verricht moeten worden.
De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd, indien de instelling niet en/of niet tijdig, alle benodigde informatie verstrekt voor de beoordeling van het subsidieverzoek.
4 De subsidieverlening kan geweigerd worden indien de activiteiten van de aanvrager reeds door een Zandvoortse of gesubsidieerde niet-Zandvoortse instelling werden uitgevoerd.
5 De subsidieverlening wordt geweigerd wanneer door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.
Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, kan de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak slechts met inachtneming van een redelijke termijn geheel of gedeeltelijk geweigerd worden op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting verzetten.
Verplichtingen van de instelling
Artikel 18 Rapportage bij een jaarlijkse subsidie of een investeringssubsidie
Een instelling waaraan een jaarlijkse subsidie of een investeringssubsidie is verleend, legt ter definitieve vaststelling daarvan aan het college voor 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor het subsidie is verleend over:
de rekening moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij het verzoek om subsidie overgelegde begroting; indien zulks naar het oordeel van het college nodig is vergezeld van een verklaring ten aanzien van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie door bij voorkeur een registeraccountant.
Artikel 20 Rapportage incidentele subsidie
De instelling waaraan een incidentele subsidie is verleend, is verplicht binnen drie maanden na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, aan het college te overleggen een cijfermatig en inhoudelijk en financieel onderbouwd verslag van de door de instelling uitgevoerde activiteit(en) en de wijze van besteding van de subsidie.
Artikel 21 Subsidievaststelling
1.Het college stelt de op basis van artikel 9 en 12 verleende subsidie definitief vast binnen zes maanden na de ontvangst van de in artikel 18 bedoelde gegevens en bescheiden.
2 Het college stelt de op basis van artikel 10 verleende subsidie definitief vast binnen zes maanden na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend na ontvangst van de in artikel 19 bedoelde bescheiden.
3 Het college stelt de op basis van artikel 11 verleende subsidie definitief vast binnen drie maanden na de ontvangst van de in artikel 20 bedoelde bescheiden.
4 Het college kan de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn bij gemotiveerd besluit met ten hoogste drie maanden verlengen. Zij stellen de instelling hiervan voor de afloop van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn in kennis.
5 Indien uit de overgelegde bescheiden blijkt dat de verleende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling dienovereenkomstig plaats.
Het college kan in het geval van een waarderingssubsidie, een exploitatiesubsidie, een eenmalige subsidie, een garantiesubsidie of een investeringssubsidie, de subsidieverlening overslaan en direct een beschikking tot subsidievaststelling geven. Artikel 15 lid 1,2,3,4 en lid 6 en 7 en artikel 16 zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22 Reserves en voorzieningen
Het college bepaalt afhankelijk van de aard en omvang van de activiteiten van de instelling welk percentage van de jaarlijkse exploitatie-uitgaven mag worden aangehouden als grondslag voor de vorming van een algemene reserve. Als norm wordt hierbij uitgegaan van een percentage van maximaal 15 procent.
Een instelling brengt het voornemen tot het bezwaren van onroerend goed met zakelijke rechten of tot vervreemding of wijziging van de bestemming van onroerend goed dat mede met financiële inspanning van het gemeentebestuur tot stand is gekomen of in stand is gehouden, onverwijld ter kennis van het college.
Artikel 23 Meerjarigheid subsidies
In de uitwerkingsovereenkomst bij de in artikel 21, tweede lid bedoelde beschikking tot vaststelling van de subsidie, kan in geval van aanpassing van het jaarlijkse subsidiebedrag en de door de instelling te heffen contributies, bijdragen, tarieven en toegangsprijzen jaarlijks uitgegaan worden van nader te bepalen indexcijfers.
Artikel 24 Ontsnappingsbepaling meerjarigheid
Het college kan een meerjarige subsidie tussentijds met inachtneming van een redelijke termijn beëindigen of wijzigen indien veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten. Alvorens daartoe te besluiten hoort het college de betrokken raadscommissie.
Artikel 26 Intrekking en wijziging van de subsidievaststelling met terugwerkende kracht
De subsidievaststelling kan niet worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekend gemaakt, dan wel, in het geval bedoeld in lid 1 sub c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
1.Indien een subsidie krachtens het bepaalde in artikel 25 en artikel 26 is ingetrokken of gewijzigd, is de instelling waaraan krachtens deze verordening een subsidie, dan wel een of meer voorschotten daarop, is uitbetaald, een door het college te bepalen vergoeding verschuldigd.
2. Bij het bepalen van de hoogte van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het totaalbedrag van het aan de instelling verleende subsidie, het aantal jaren gedurende welke subsidie is verleend, de verhouding tussen het gemeentelijke subsidie en de overige inkomsten van de instelling en de eventuele wijziging in de waarde van vermogensbestanddelen sinds zij zijn verworven.
Artikel 28 Intrekking en wijziging lopende subsidieverlening voor de toekomst
Een instelling is verplicht aan het college dan wel de door dit college aangewezen ambtenaren op eerste verzoek onverwijld alle inlichtingen te verstrekken die nodig kunnen zijn voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag om verstrekking van een gemeentelijk subsidie dan wel van de door de instelling uitgevoerde activiteit en de aan de subsidie gegeven bestemming.
Zo nodig geeft de instelling daartoe inzage in haar boeken en administratie op de plaats en wijze als verzocht en verschaft zij het college dan wel de door dit college aangewezen ambtenaren, te allen tijde toegang tot alle ruimten welke onder haar beheer staan, voor wat woningen betreft evenwel slechts voor zover de instelling daartoe gerechtigd is.
Artikel 30 Beheer en administratie
De (financiële) administratie van een instelling, wordt gevoerd volgens een algemeen gebruikelijke structuur en dient zodanig te zijn ingericht en te worden bijgehouden, dat zij te allen tijde een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de ondernomen activiteiten / producten, de bezittingen, de schulden, het eigen vermogen en de financiële resultaten van de instelling.
Door het college aangewezen ambtenaren en/of derdedeskundigen hebben desgevraagd inzage in de boeken en bescheiden, daaronder begrepen adviezen van externe deskundigen, en ontvangen alle inlichtingen, welke voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor de beoordeling van de levering van de producten in het bijzonder, nodig zijn.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Zandvoort
d.d. 21 april 2009
Zandvoort,
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
De meeste begrippen spreken voor zich. Enkele nieuwe begrippen zoals “subsidieplafond” en “uitwerkingsovereenkomst” (behorende bij budgetsubsidie art. 10), werden geïntroduceerd bij de 3e tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna te noemen de Awb), waarin nieuwe subsidiespelregels zijn geformuleerd.
Primair gaat het om instellingen die binnen de Gemeente Zandvoort zijn gevestigd, doch ook instellingen die buiten Zandvoort zijn gevestigd maar wel activiteiten uitvoeren die voor de inwoners van Zandvoort van belang kunnen zijn, kunnen in beginsel voor subsidie in aanmerking komen.
Bij de genoemde bekostigingsregeling als uitzondering, moet met name gedacht worden aan regelingen waarvan de uitvoering dwingend is voorgeschreven, zoals bepaalde onderwijsregelingen, volwasseneneducatie e.d.
Ten gevolge van het dualisme is het wenselijk om expliciet de bevoegdheden van raad c.q. college te onderscheiden.
De verordening schetst de algemeen geldende bepalingen en biedt in dit artikel voldoende ruimte om waar nodig nadere ‘uitvoeringsregels’ vast te stellen. Dit kan gebeuren in de vorm van een verordening, uitwerkingsreglement, criteriumnota dan wel een andere besluitvorm. In beginsel gaat het hier om een raadsbevoegdheid, doch waar het om de feitelijke uitvoering gaat kan de raad besluiten deze bevoegdheid aan het college als dagelijks uitvoerend bestuursorgaan toe te kennen. In de verordening is daar waar nodig rekening mee gehouden.
Uitgangspunt is dat een gesubsidieerde instelling rechtspersoonlijkheid beschikt, blijkend uit een statutaire inschrijving. In uitzonderingsgevallen kan dit ook gebeuren aan niet-rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen te weten natuurlijke personen. Bij instellingen als rechtspersoon is de vereniging gezamenlijk verantwoordelijk en dus ook aansprakelijk terwijl bij natuurlijke personen hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat.
Dit artikel is bedoeld om specifieke voorwaarden die voor een bepaald instelling gelden en waar budgetsubsidiëring als subsidievorm wordt gehanteerd, in een extra document (de uitwerkingsovereenkomst) vast te leggen. Dit is in overeenstemming met het karakter van de verordening (zie art. 3). De uitwerkingsovereenkomst moet gezien worden als een bijlage van de beschikking waarin de nadere voorwaarden worden vastgelegd.
Met het subsidietoetsingskader zoals hier aangegeven wordt gedoeld op achtereenvolgens de voorschriften die zijn opgenomen in de Awb, dan de onderhavige Algemene subsidieverordening 2009 en tot slot eventueel aanvullende uitvoeringsregels.
Lid 3 is in de Awb opgenomen teneinde een gemeente de mogelijkheid te bieden een subsidieplafond in de begroting op te nemen, waarmee voorkomen wordt dat subsidiering in bepaalde situaties een niet gewenst ‘open einde’ karakter kan hebben. Deze bepaling is daarmee van belang voor een budgettaire beheersing van de begrotingsgelden.
De voorschriften waaraan een subsidieaanvrage moet voldoen worden hier expliciet aangegeven. Op enkele voorwaarden c.q. bepalingen wordt extra aandacht gevestigd zoals
het tijdstip van 1 april (voorgeschreven in de Awb)
In de verordening is in artikel 8 lid 1 de datum van 1 april opgenomen als uiterste datum van indiening van de jaarlijkse aanvragen om structurele subsidie. Deze datum is zodanig gekozen om de relevante vakafdelingen de tijd te geven alle aanvragen op hun merites te beoordelen. Daarna kunnen de aanvragen hun weg op de budgetcyclus vervolgen tot aan de begrotingsbehandeling door de gemeenteraad in november. Ervaring leert dat deze tijd nodig is. De meeste instellingen hebben in het algemeen geen problemen met het tijdig inleveren van de vereiste bescheiden. Ervaring opgedaan in meerdere jaren leert dat voor het merendeel van de budgetgesubsidieerde instellingen de grenswaarde niet haalbaar is. Dit komt onder meer door het gebonden zijn aan andere boekhoudcycli. Uitstel van indiening kan door het college worden verleend op basis van een verzoek met valide argumentatie.
Lid 2 spreekt van ‘normaliter’ over te leggen stukken en biedt derhalve voldoende ruimte voor uitzonderingen, waar dit niet strikt noodzakelijk is (eenvoudigere bepalingen gelden bijv. voor de waarderingssubsidies)
Hier worden de subsidievormen aangehaald zoals voorgesteld in deze verordening, te weten
a.jaarlijks voorkomende subsidievormen onderverdeeld in:
In grensgevallen bestaat de mogelijkheid van deze indeling af te wijken, waar zulks wenselijk is gelet op aard en omvang van te subsidiëren activiteiten. Het onderscheid zoals hier aangegeven is met name in de verordening opgenomen om onnodige administratieve rompslomp bij subsidieaanvragen van beperkte omvang zoveel mogelijk te voorkomen. De driedeling zoals aangegeven brengt een wenselijke onderverdeling aan, rekening houdend met de zwaarte van de onderscheidene subsidieaanvragen.
De Awb maakt onderscheid tussen de subsidieverlening als in dit hoofdstuk bedoeld en de subsidievaststelling in hoofdstuk 1.4. De subsidieverlening is te beschouwen als een besluit waarbij een subsidiebedrag in het vooruitzicht wordt gesteld mits aan nader te stellen voorwaarden wordt voldaan, terwijl de vaststelling gaat om de definitieve toekenning al dan niet op basis van geleverde prestaties.
In dit verband is het nuttig te wijzen op het onderscheid dat hierbij in de praktijk gehanteerd zal worden namelijk:
Overleg als in artikel 13 aangegeven is bedoeld om over en weer duidelijke afspraken te maken over te leveren activiteiten c.q. prestaties.
Artikel 14 gaat over het subsidieplafond (zie artikel 7 lid 3), waartoe jaarlijks bij de begrotingsvoorstellen dient te worden besloten.
Voor de hand liggend lijkt het dit te doen voor de onderscheidende beleidsterreinen, zodat afzonderlijke subsidieplafonds gelden voor sport, jeugdwerk e.d.
Artikel 16 omschrijft een aantal weigeringgronden zoals die ook in de Awb worden genoemd.
* activiteiten die niet het algemene belang dienen.
* aanvrager beschikt zelf over voldoende middelen.
* niet passend binnen het gemeentelijk beleid
* het niet tijdig indienen van benodigde bescheiden (ook na herhaald verzoek)
* er wordt al in een bepaalde beleidsbehoefte voorzien
* het subsidieplafond wordt overschreden. Artikel 16, het 8e lid gaat over de Wet BIBOB. Per 1 juni 2003 is de Wet BIBOB in werking getreden. BIBOB staat voor de Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. Deze wet geeft overheidsinstanties, waaronder gemeenten, de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. De praktijk heeft uitgewezen dat (producten van) de overheid soms wordt misbruikt voor het ontplooien van criminele activiteiten, of om uit criminele activiteiten verkregen voordelen te benutten. De wet BIBOB geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen bovengenoemd risico te beschermen, namelijk een extra weigerings- en/of intrekkingsgrond op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken. Een subsidie aan een rechtspersoon of aan een natuurlijke persoon kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling/verordening is bepaald. Om de toepassing van de wet BIBOB mogelijk te maken zijn de leden 8 en 9 aan artikel 15 toegevoegd.
Naast de gemeente is ook een bureau betrokken bij de BIBOB procedure. Er is namelijk een Bureau bevordering integriteitonderzoeken door het openbaar bestuur (hierna: bureau BIBOB) in het leven geroepen, dat bestuursorganen en aanbestedende overheidsdiensten desgevraagd adviseert over de mate van gevaar dat een overheidsopdracht, subsidie of vergunning wordt misbruikt ten behoeve van criminele activiteiten.
In dit hoofdstuk komt m.n. de rapportageplicht van de zijde van de instellingen naar voren.
Voor 1 april dient een instelling over te leggen:
* een gewaarmerkt verslag van de activiteiten.
* een verlies- en winstrekening met bijbehorende balans + eventueel een accountantsverklaring.
* een begroting voor het nieuwe jaar.
De datum 1 april betekent een vervroeging t.o.v. tot nu toe gehanteerde termijnen, het geen noodzakelijk is voor het tijdig beschikken over gegevens voor gemeentebegroting en –rekening en de daarbij geldende vaststellingstermijnen.
In situaties waar - nog - niet voldaan kan worden aan deze verplichting (rekening moet worden gehouden met een zekere overgangsperiode) moet een instelling tenminste voorlopige rekeningcijfers kunnen leveren vooruitlopend op het eventuele accountantsonderzoek en de vaststelling door het bestuur van de instelling. Daarbij moet er dan vanuit kunnen worden gegaan dat de voorlopige cijfers een behoorlijke mate van betrouwbaarheid hebben.
In artikel 19 lid 2 wordt ingegaan op het afleggen van een verklaring over zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de accountant. Zonodig kunnen aanvullende voorwaarden zoals hier bedoeld worden opgenomen.
Essentieel uitgangspunt bij de subsidievaststelling is na te gaan in hoeverre de instelling de eerder afgesproken activiteiten c.q. prestaties ook daadwerkelijk heeft geleverd en tevens voldaan heeft aan de gestelde voorwaarden.
Wordt hieraan niet genoegzaam voldaan dan kan en zal dit in een aantal gevallen leiden tot vaststelling van een lager subsidiebedrag dan waarop de instelling eerder bij de beschikking tot verlening mocht rekenen. Deze weigeringgrond wordt met name in de Awb genoemd!
Reserves en voorzieningen worden in technische zin beschouwd als vermogenbestanddelen en kunnen eerst gevormd worden bij positieve rekeningresultaten dan wel rechtstreeks ten laste van de lopende exploitatie. In beide gevallen beïnvloedt die handelwijze het feitelijke exploitatieresultaat en daarmee mogelijk in een aantal gevallen het uiteindelijke subsidiebedrag.
Op grond hiervan dienen bindende afspraken gemaakt te worden over de vorming, omvang en bestemming van reserves en voorzieningen.
Een algemene reserve die voornamelijk tot doel heeft de instelling in staat te stellen exploitatieresultaten te vereffenen is algemeen gebruikelijk en wordt tot een ander te bepalen percentage toegestaan. De aard van de activiteiten, omvang van de risico's en dergelijke zijn hierbij per instelling bepalend en worden in de beschikking of uitkeringsovereenkomst nader geregeld.
Het vormen van andere reserves (de specifieke bestemmingsreserves) alsmede voorzieningen zal van situatie tot situatie op zijn noodzaak beoordeeld moeten worden en vereist derhalve vooraf instemming van de subsidiegever.
Subsidies kunnen voor een meerjarige periode verleend worden, waarbij subsidiebedragen, te heffen contributies en dergelijke geïndexeerd kunnen worden.
Van gewijzigde omstandigheden als hier bedoeld kan sprake zijn als de financiële positie van de gemeente sterk wijzigt, bijvoorbeeld door een terugloop van rijksgelden. In een dergelijke
Situatie wordt de mogelijkheid open gehouden tijdens de meerjarige subsidietermijn in te breken op bestaande afspraken.
Deze artikelen handelen over intrekking c.q. wijziging van subsidieverlening/-vaststelling wanneer niet aan gestelde verplichtingen wordt voldaan.
Afhankelijk van deze omstandigheden kan het subsidie terugwerkend maar ook naar de toekomst gericht ingetrokken en zonodig teruggevorderd worden, tenzij er t.o.v. de vaststelling een termijn van 5 jaren is verstreken.
In deze artikelen zijn bepalingen vastgelegd met betrekking tot het verschaffen van benodigde inlichtingen, het op een verantwoorde wijze beheren van de administratie en een meldingsplicht bij relevante gewijzigde omstandigheden bij de instelling waaronder faillissement, liquidatie en dergelijke.
Het college kan in voorkomende gevallen ontheffing verlenen van bepaalde uitvoeringsvoorwaarden alsmede beslissen in niet voorziene omstandigheden.
De verordening treedt met ingang van 1 juli 2009 in werking.