Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnotitie artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (mrt 2007) |
Citeertitel | Beleidsnotitie artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (mrt 2007) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-07-2007 | 02-07-2007 | Nieuwe regeling | 06-03-2007 Onbekend | Onbekend |
Sinds 3 april 2000 is de artikel 19 lid 3 WRO vrijstelling opgenomen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is uitgewerkt in welke gevallen vrijstelling kan worden verleend met toepassing van artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
De richtlijnen die voor de toepassing van de vrijstelling ex artikel 19, lid 3 WRO zijn opgesteld, krijgen door vaststelling door het college en bekendmaking de status van "beleidsregel" als bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de gemeente zich in eventuele latere juridische procedures zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Het blijft een vrijstellingsmogelijkheid, dus in elk individueel geval is en blijft een belangenafweging noodzakelijk. Ingevolge artikel 4:84 Awb handelt het college overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Uit de wettekst blijkt dat een onderscheid is gemaakt tussen uitbreidingen van gebouwen (waaronder ook het bouwen van bijgebouwen) binnen de bebouwde kom en uitbreidingen buiten de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom worden aan het college aanmerkelijk ruimere vrijstellingsmogelijkheden toegekend. Buiten de bebouwde kom is de vrijstellingsbevoegdheid grotendeels wettelijk geregeld. De vrijstellingsmogelijkheden zijn hier beperkter. De reden van dit onderscheid is, dat een ruimtelijke ingreep buiten de bebouwde kom in strijd kan zijn met het provinciale beleid. Het provinciale beleid is er op gericht om verstening in het buitengebied tegen te gaan.
In ruime toepassing van de gemeentelijke vrijstellingsbevoegdheid schuilt het risico dat de nog onbebouwde gedeelten van een perceel binnen de bebouwde kom geheel worden volgebouwd. Binnen de bebouwde kom kan immers een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woongebouw zonder enige beperking qua situering of maatvoering worden toegestaan, mits het aantal woningen gelijk blijft (art. 20 lid 1 sub a, onder 1 Bro). Hierdoor kunnen zowel stedenbouwkundige als planologisch ongewenste situaties ontstaan en kan de kwaliteit van de leefomgeving binnen de toch al dichtbebouwde kom sterk onder druk komen te staan. Gelet op deze ruime uitbreidingsmogelijkheden, is het hanteren van eenduidige en eenvoudig te hanteren beleidsregels wenselijk.
Bij het opstellen van deze beleidsregels is uitgegaan van de gedachte dat burgers binnen redelijke grenzen een zekere mate van vrijheid dienen te hebben om hun woning aan te kunnen passen aan de huidige maatstaven ten aanzien van woongenot en comfort. Als uitgangspunt geldt mede, dat als gevolg van de toepassing van deze beleidsregels geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de lichtinval, bezonning, privacy, uitzicht e.d. van naastgelegen percelen. Voorts mag door de uitbreiding de ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de directe omgeving niet worden aangetast.
Onderhavige beleidsnota is, voor wat betreft de 'uitbreidingsmogelijkheden bij woongebouwen', gebaseerd op het ontwerp bestemmingsplan 'Kern Kelpen-Oler'. In dit ontwerp bestemmingsplan is het meest recente ruimtelijke beleid van de gemeente Leudal op dit punt neergelegd. Het ontwerp bestemmingsplan dient tevens als onderlegger voor de nog te actualiseren bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Leudal en wordt derhalve gezien als het toekomstige ruimtelijke beleid voor de bebouwde kommen van de gemeente Leudal.
Artikel 20 Bro regelt verder de mogelijkheid voor het uitbreiden van of het realiseren van een bijgebouw bij een "andere gebouw" in de bebouwde kom. Onder een 'ander gebouw' in de zin van dit artikel wordt verstaan: scholen, winkels, hotels, kantoren of andere bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen. Voor deze gebouwen gelden de wettelijke restricties dat niet meer dan 50% van het aansluitende terrein bebouwd mag worden alsmede dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met niet meer dan 50% wordt overschreden. Om verschillende redenen kan vrijstelling van het bestemmingsplan gewenst zijn (b.v. grotere hoogte, meer oppervlakte, uitbreiding aan de voorzijde van het gebouw). Vanwege deze diversiteit is het niet mogelijk beleidsregels op te stellen die enerzijds voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden en anderzijds garanderen dat er geen ongewenste situaties gaan ontstaan. Om die reden zullen verzoeken om vrijstelling in deze categorie per geval te worden beoordeeld.
Naast vrijstellingsmogelijkheden t.b.v. het uitbreiden van gebouwen biedt artikel 20 Bro ook de mogelijkheid tot het 'wijzigen van het gebruik van opstallen' binnen de bebouwde kom. Dit betekent bijvoorbeeld dat een pand met een woonbestemming op een andere wijze gebruikt zou kunnen worden. Te denken valt hierbij aan gebruik als een kantoor- of winkelpand. Om ongewenste situaties tegen te gaan, zijn in de beleidsnota ook te stellen voorwaarden geformuleerd met betrekking tot het veranderen van het gebruik van een bestemming.
Naast vorenstaande vrijstellingsmogelijkheden regelt artikel 20 Bro de mogelijkheden voor het realiseren van:
Het betreffen zodanige specifieke bouwwerken dat het opstellen van beleid geen meerwaarde heeft. Het oprichten van erfafscheidingen alsmede vrijstaande overkappingen zijn echter wel in de beleidsregels opgenomen. Per geval zal worden beoordeeld of van deze vrijstellingsmogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.
De beleidsregels zoals verwoord in de artikelen 1 tot en met 3 zijn van toepassing op de gebouwen binnen de bebouwde kommen van de gemeente Leudal. De woongebieden ca. bestemmingsplannen 'De Bevelanden"Kreppel'. 'Project Napoleon', 'Repperveld'. 'Pasveld', 'Wijnbeek', gebied 'Elkendreef' (zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart) alsmede alle nog in ontwikkeling zijnde nieuwbouwgebieden c.g. inpassinggebieden zijn van deze beleidsregels uitgezonderd. Voor deze gebieden gelden specifieke stedenbouwkundige bebouwingsregelingen.
Aanvragen om vrijstelling voor deze, alsmede voor de overige uitgesloten gebieden en gebouwen (bedrijventerreinen, woonwagencentra, kantoorgebouwen, etc), zullen afzonderlijk worden beoordeeld, waarbij per geval wordt bekeken of de nieuwe ontwikkeling wenselijk en uit stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is. Voor het overige deel van de bebouwde kommen van Leudal bieden deze beleidsregels een toetsingskader waarmee op een adequate manier invulling aan artikel 19, lid 3 WRO kan worden gegeven. Indien wordt voldaan aan de voorwaarden van de nota, wordt het bouwplan geacht te passen binnen het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld.
Op grond van artikel 19a lid 4 WRO is afdeling 3.4 Awb op de voorbereiding van het besluit omtrent vrijstelling van toepassing. Het ontwerpbesluit ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn kan eenieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de aanvraag kenbaar maken. Burgemeester en wethouders beslissen binnen de in artikel 49 tweede lid van de Woningwet gestelde termijn, na afloop van de termijn van ter inzage legging omtrent het al dan niet verlenen van de vrijstelling op grond van artikel 19 lid 3 WRO.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt de volgende bepaling: de maximale bebouwde oppervlakte van een bouwperceel mag maximaal 60% bedragen, met een maximum van 250mz met dien verstande dat ten minste 50% van het perceel, gelegen achter de achterste grens van het hoofdbebouwingsvlak, onbebouwd dient te blijven;
Verder dient er te worden voldaan aan onderstaande aanvullende voorwaarden.
In het ontwerp bestemmingsplan 'Kern Kelpen-Oler' zijn tevens vrijstellingsmogelijkheden opgenomen voor het uitbreiden van woningen en woongebouwen die niet voldoen aan bovenstaande voorwaarden (de zogenaamde artikel 15 WRO vrijstelling). Aan deze voorschriften zijn extra voorwaarden gekoppeld (om het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld c.q. de veiligheid te waarborgen). Om een zo'n eenduidig beleid te krijgen worden deze voorschriften ook opgenomen in de onderhavige beleidsnota 'artikel 19 lid 3 WRO'. Dit betekent dat indien niet voldaan wordt aan de voorschriften van artikel 1 teruggevallen kan worden op de bepalingen van artikel 2.