Organisatie | Middelburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg (hfdst. 15.1.1.2 t/m 25) |
Citeertitel | Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg (hfdst. 15.1.1.2 t/m 25) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Formulier functioneringsgesprek Formulier Personeelsbeoordeling |
nvt
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2017 | 10-01-2018 | Technische wijzigingen CAR-UWO | 27-06-2017 Onbekend | B&W-voorstel nr. 179074 d.d. 20-06-2017 |
Het college heeft een regeling klachtenprocedure ongewenste omgangsvormen vastgesteld.
Deze regeling heeft als doel de individuele werknemer een middel te verschaffen om een voor hem of haar ongewenste situatie ten aanzien van ongewenste omgangsvormen te beëindigen. Tevens wordt met deze regeling beoogd willekeur en/of een onzorgvuldige behandeling op dit terrein binnen de gemeente te voorkomen. Een en ander laat onverlet dat de gemeente zich als goed werkgever dient te gedragen en al het mogelijke moet doen om een onjuiste behandeling van werknemers in het algemeen te voorkomen.
Van de gemeente mag worden verwacht dat deze in redelijkheid de werkorganisatie en de werkomgeving zodanig inricht, dat ongewenste omgangsvormen worden voorkomen. De gemeente is door het aangaan van deze regeling verplicht tot het voeren van een samenhangend beleid, dat ongewenste omgangsvormen voorkomt en bestrijdt.
Een samenhangend beleid bevat de volgende onderdelen:
Aan alle werknemers zal door de gemeente te kennen worden gegeven dat ongewenste omgangsvormen niet getolereerd worden en tot sancties kunnen leiden voor de persoon die zich daaraan schuldig maakt. Tevens worden alle werknemers op de hoogte gesteld van het bestaan van deze klachtenprocedure en wordt bekend gemaakt wie de vertrouwensperso(o)n(en) is (zijn).
Alle werknemers zullen via de gebruikelijke informatiekanalen worden geïnformeerd over het beleid ter preventie en bestrijding van ongewenste omgangsvormen op het werk. De gemeente draagt er zorg voor dat er een arbeidsklimaat aanwezig is waarin de klachten daadwerkelijk bespreekbaar zijn. Ook zal worden gestreefd naar optimale arbeidsomstandigheden, waaronder het aanpakken van werkplekken en situaties die met betrekking tot ongewenste omgangsvormen als onveilig worden ervaren.
De vertrouwenspersoon zal worden belast met de eerste opvang van medewerkers die ongewenste omgangsvormen hebben ondergaan en daarover willen praten. Deze functionaris zal in ieder geval het vertrouwen moeten genieten van het personeel binnen de gemeente. Hij moet gemakkelijk aanspreekbaar zijn, vertrouwelijk met informatie om kunnen gaan en bij voorkeur kennis en ervaring hebben op het terrein van individuele hulpverlening.
De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn taken uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het College, waarbij de vertrouwelijkheid van de informatie wordt gerespecteerd. Jaarlijks verstrekt de vertrouwenspersoon aan het College en aan de klachtencommissie een geanonimiseerd verslag aangaande de geregistreerde meldingen.
De gemeente dient de vertrouwenspersoon de nodige faciliteiten te verschaffen waardoor hij op vertrouwelijke wijze schriftelijk, mondeling en telefonisch kan worden geraadpleegd. Voorts verschaft de gemeente de vertrouwenspersoon de mogelijkheid zich op kosten van de gemeente nader te bekwamen voor de functie. De activiteiten van de vertrouwenspersoon vinden plaats onder werktijd, of – als dat niet mogelijk is – zullen de extra uren worden doorbetaald.
Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede invulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.
Het college regelt de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde nevenwerkzaamheden van de gemeentesecretaris en directeuren van gemeentelijke diensten en bedrijven, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.
Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.
De ambtenaar kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van het college zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare dienst van de gemeente noodzakelijk is.
Alvorens te beslissen een medewerker over te plaatsen of andere werkzaamheden op te dragen met gebruikmaking van artikel 15:1:10 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg wordt door het afdelingshoofd, de personeelsadviseur en indien nodig de directeur met betrokkene overleg gepleegd. Bij dit overleg kan betrokkene zich doen bijstaan door een raadsman.
De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld een studie, waarvoor krachtens de Regeling studiefaciliteiten van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg een vergoeding en/of faciliteiten zijn toegekend af te ronden. Op betrokkene rust geen terugbetalingsverplichting indien hij de studie staakt omdat het gezien de aard van de werkzaamheden in de nieuwe functie geen zin heeft de studie voort te zetten of omdat hij een andere studie gaat volgen, die van belang is voor zijn nieuwe functie.
Indien meerdere medewerkers in gelijke mate voor overplaatsing of andere werkzaamheden in aanmerking komen en het overleg bedoeld in artikel 15:1:10:2 niet leidt tot overeenstemming, gaan zij die de minste diensttijd hebben voor, tenzij het dienstbelang, zulks ter beoordeling van de directeur van de dienst zich er tegen verzet.
Het college heeft een sociaal statuut vastgesteld bij de reorganisaties van de gemeente Middelburg.
In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:
reorganisatie/organisatiewijziging: een door het college in gang gezet dan wel hem opgelegd veranderingsproces, dat op enigerlei wijze de gemeentelijke organisatie beïnvloedt en personele gevolgen heeft. Reorganisatie kan onder meer het gevolg zijn van: verbeteringen van de organisatie, integratie van taken en/of werkeenheden, bezuinigingstaakstelling, privatisering, afstoting van werkzaamheden, verzelfstandiging;
maximaal één salarisschaal lager is dan de voorheen vervulde functie en welke aan de werknemer redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden kan worden opgedragen.
Onder persoonlijkheid en omstandigheden zijn onder meer te verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd en gezondheid.
salarisaanspraken: de opeenvolgende salarisperiodieken van de schaal, waarin de werknemer op het moment van de reorganisatie is ingedeeld, tot en met het daaraan verbonden maximum.
Voorzover de werknemer op het moment van de reorganisatie nog niet in zijn functieschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken tevens verstaan de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het daaraan verbonden maximum van de functieschaal.
Indien de werknemer op het moment van reorganisatie in de uitloopschaal is ingedeeld, worden onder deze aanspraken mede verstaan de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de uitloopschaal. Dit geldt mede voor de werknemer, die op het moment van de reorganisatie het maximum van de functieschaal heeft bereikt en blijkens een vastgestelde personeelsbeoordeling aanspraak kan maken op de uitloopschaal.
Bij reorganisatie wordt op basis van de toepasselijke wettelijke voorschriften overleg gevoerd in de commissie voor georganiseerd overleg en met de ondernemingsraad.
In verband met het bepaalde in de vorige leden kan het college een werknemer niet tegen zijn wil ontslag verlenen met uitzondering van het bepaalde in hoofdstuk 10d en artikel 15:1:10a:16, lid 3.
Ongevraagd ontslag is ook mogelijk indien de werknemer weigert mee te werken aan een overgang als bedoeld in het tweede lid van dit artikel en binnen de gemeente geen passende of geschikte functie aanwezig is.
In dit artikel wordt als uitgangspunt van het reorganisatieproces verwoord, dat er geen gedwongen ontslagen kunnen vallen. Als gevolg hiervan zal iedere werknemer in beginsel, met in achtneming van de plaatsingsprocedure als omschreven in artikel 15:1:10a:10, geplaatst moeten worden, waarbij de acceptatieplicht van de werknemer aangescherpt is. Ingeval de reorganisatie gepaard gaat met de overdracht van de gemeentelijke taken naar een andere organisatie zal in principe de werknemer mee overgaan.
In een aanvulling op dit sociaal statuut zullen aan de hand van een opgemaakte pakketvergelijking garanties voor de overgang kunnen worden vastgesteld.
Om de plaatsingsprocedure zo overzichtelijk mogelijk te laten verlopen wordt een driedeling van de functies in het formatieplan gehanteerd. Voor de belangstellingregistratie en de plaatsingsrangorde kan dit van belang zijn.
Een functie is ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd indien de functie 80 tot 100% overeenkomt met de oorspronkelijke functie.
Van een gewijzigde functie is sprake indien de veranderingen in de functie meer zijn dan 20%, doch minder dan 50%. Nieuwe functies zijn functies, welke voor meer dan 50% zijn gewijzigd.
Dit artikel schept een zekere rangorde in het plaatsingsbeleid,
In eerste instantie wordt bezien of plaatsing in een bestaande functie (A-functie) mogelijk is.
Vervolgens komt aan de orde plaatsing in een andere passende functie (B of C functie).
Daarna plaatsing in een andere geschikte functie (B of C functie).
Dan wel plaatsing boven de sterkte voor maximaal 2 jaar.
Toegevoegd is de mogelijkheid van outplacement, welke voortaan als structureel personeelsinstrument zal worden ingezet. Uiteraard worden ook de mogelijkheden van met andere organisaties opgezette mobiliteitsprojecten benut.
Bij de plaatsing gelden voor de werknemers de volgende garanties:
het recht op het in deeltijd vervullen van de functie wordt in een nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur gehandhaafd. Bij toetsing van de geschiktheid als plaatsingscriterium wordt geen onderscheid gemaakt tussen werknemers met een volledige dienstbetrekking en die met een deeltijdbetrekking, tenzij het een functie betreft, welke niet voor vervulling in deeltijd in aanmerking komt.
wat onder salarissen, toelagen en salarisaanspraken valt is limitatief opgesomd in art. 15:1:10a:4;
hier wordt het principe geregeld, dat de keuze om in deeltijd te gaan werken niet komt te vervallen bij de overgang naar een functie in de nieuwe organisatie. Wel is de invulling ook mede afhankelijk of een functie in deeltijd vervuld kan worden.
De werknemer voor wie geen passende of geschikte functie aanwezig is wordt gedurende 2 jaar boven de sterkte geplaatst.
Tijdens deze periode moet de werknemer loyaal meewerken aan arbeidsbehoudende maatregelen in of buiten de eigen organisatie. In verband met het behoud van het ABP-schap dient dit altijd een overheids- of semi-overheidsorganisatie te zijn.
Gedurende deze twee jaar kan in overeenstemming met de betrokkene een passende oplossing worden gezocht voor de medewerker. Daarbij staan o.a. de volgende mogelijkheden ten dienste:
De werknemer, die via outplacement, elders een passende of geschikte betrekking met eenzelfde aantal arbeidsuren aanvaardt tegen een lager bruto maandsalaris dan waarop hij in zijn oorspronkelijke functie recht had, ontvangt gedurende een periode, waarin hij aanspraak zou kunnen maken op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de bovenwettelijke uitkering op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, indien hij werkloos zou zijn, een loonsuppletie tot 100% van zijn bruto bezoldiging op het moment van ontslag.
De werknemer, die in deeltijd werkzaam was en die via outplacement, elders een passende of geschikte betrekking met eenzelfde en een hoger aantal arbeidsuren aanvaardt tegen een in verhouding lager bruto maandsalaris, dan waarop hij in zijn oorspronkelijke functie recht had, ontvangt gedurende een periode, waarin hij aanspraak zou kunnen maken op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de bovenwettelijke uitkering op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg, indien hij werkloos zou worden, een loonsuppletie tot 100% van zijn bruto bezoldiging op het moment van ontslag.
Omdat niet voor iedere werknemer een outplacement-procedure een adequate oplossing zal zijn - denk bijv. aan de oudere ambtenaar - wordt in het eerste lid van dit artikel gesproken over "voor zoveel als mogelijk". Daarnaast kan ook via het externe mobiliteitsbureau een passende oplossing worden gezocht.
De reorganisatie kan tot gevolg hebben, dat niet iedereen op korte termijn geplaatst kan worden in een passende c.q. geschikte functie. Aan degenen, die niet in een functie als bedoeld in artikel 15:1:10a:10, tweede lid onder a, b en c geplaatst kunnen worden, wordt een aantal mogelijkheden geboden, die er toe kunnen bijdragen eventueel bestaande belemmeringen om zich op de externe arbeidsmarkt te richten zoveel mogelijk weg te nemen. Hiervoor is een aantal maatregelen denkbaar, zoals:
Het toekennen van een verplaatsingskostenvergoeding.
Bij verhuizing naar elders in verband met het aanvaarden van een andere baan, kan een verplaatsingskostenvergoeding op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg worden toegekend, voorzover de nieuwe werkgever daar niet in voorziet.
De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens het college wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht, mits deze werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die de gemeente in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.
In geval van een ramp of crisis als bedoeld in artikel 1 Wet veiligheidsregio's, is de ambtenaar die is aangewezen op grond van het tweede lid van dit artikel verplicht de taken in het kader van de Wet veiligheidsregio's te verrichten onder leiding en toezicht van het bevoegd gezag waar de ramp of crisis plaatsvindt.
Het bedrag van de schadevergoeding en de wijze van inhouding daarvan op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden niet vastgesteld dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich schriftelijk of mondeling te verantwoorden en ter zake van de wijze van inhouding zijn wensen kenbaar te maken.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt met de ambtenaar zijn gedrag besproken tijdens de uitoefening van zijn functie of de wijze waarop hij zijn functie vervult, voor zover deze aanleiding geven tot aanmerkingen, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop het gedrag of de wijze waarop hij zijn functie vervult naar het oordeel van het college verbeterd kunnen worden.
Het functioneringsgesprek wordt gevoerd tussen de direct leidinggevende en de ambtenaar.
Het functioneringsgesprek met een directeur in algemene dienst geschiedt door de gemeentesecretaris; het functioneringsgesprek met de gemeentesecretaris geschiedt door de voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en een wethouder.
Hetgeen in lid 2 is vermeld, geldt ook bij de rechtspositionele beslissing omtrent bevordering naar de uitloopschaal, met dien verstande dat er in dat geval op grond van de Richtlijnen bezoldigingsbeleid een wachttijd geldt. Een dergelijke beoordeling wordt mede opgemaakt, indien de ambtenaar daar om verzoekt.
De beoordelaar maakt aan de hand van het beoordelingsformulier na overleg met de personeelsadviseur een concept-beoordeling op, waarbij hij zonodig een of meer informanten raadpleegt. Als informant kan alleen diegene worden geraadpleegd, welke in een functionele werkrelatie met de beoordeelde ambtenaar staat.
Indien de beoordelaar of de beoordeelde ambtenaar dit wenst vindt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na de uitreiking van de concept-beoordeling een beoordelingsgesprek plaats, waarbij de concept-beoordeling wordt besproken. De beoordeelde ambtenaar wordt tijdens dit gesprek in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze omtrent de concept-beoordeling kenbaar te maken. Het beoordelingsgesprek vindt in ieder geval plaats indien het eindoordeel van de concept-beoordeling de score D betreft.
Bij dit beoordelingsgesprek zijn tevens aanwezig de naast hogere leidinggevende van de ambtenaar en de personeelsadviseur.
Van het beoordelingsgesprek wordt door de personeelsadviseur een verslag gemaakt.
Indien het beoordelingsgesprek daartoe aanleiding geeft stelt de beoordelaar de concept-beoordeling zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na het beoordelingsgesprek bij en wordt vervolgens aan de beoordeelde ambtenaar uitgereikt.
De beoordeelde ambtenaar is verplicht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst het beoordelingsformulier voor gezien te tekenen, waaruit blijkt, dat hij van de inhoud heeft kennis genomen. Hij kan daarbij zijn zienswijze over de beoordeling op het formulier vermelden. Hij ontvangt het origineel van het ondertekende beoordelingsformulier.
Indien er geen beoordelingsgesprek behoeft plaats te vinden geldt deze verplichting voor de beoordeelde ambtenaar direct na ontvangst van de concept-beoordeling.
De directeur stelt de beoordeling namens burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het formulier vast.
Hij kan namens burgemeester en wethouders de beoordeling wijzigen. Bij een voornemen tot wijziging van de beoordeling heeft eerst nader beraad plaats met de beoordelaar, zijn leidinggevende en de beoordeelde ambtenaar, waarna hij de beoordeling al of niet gewijzigd vaststelt.
Het bepaalde in de leden 1 t/m 3 is niet van toepassing op beoordelingen van de gemeentesecretaris, de directeur en het afdelingshoofd. Het ingevulde beoordelingsformulier van de gemeentesecretaris wordt voorgelegd aan burgemeester en wethouders; het formulier van de directeur en het afdelingshoofd aan de algemeen directeur.
Het is de ambtenaar verboden om bij gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekens of in dienst uniformkledingstukken te dragen, een en ander voor zover die niet van gemeentewege zijn verstrekt of voorgeschreven of tot het dragen waarvan niet door het college vergunning is verleend. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van ordetekenen tot het aannemen of dragen waarvan door het hoger bestuursorgaan verlof is verleend.
De ambtenaar die in contact staat of kort geleden gestaan heeft met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet publieke gezondheid bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn functie niet vervullen en heeft geen toegang tot de dienstgebouwen, -lokalen en -terreinen voor zolang de hoofdinspecteur of de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft verklaard, dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectieziekte, of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan zodanige ziekte, geweken acht.
De ambtenaar die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan het college. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege het college gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.
Aan de ambtenaar wordt de schade aan hem toebehorende kleding en uitrusting, geen motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, vergoed welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, voor zover die schade niet bestaat uit de normale slijtage dier goederen.
Het is de ambtenaar slechts toegestaan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij de vervulling van zijn functie te gebruiken, indien en voor zover hem daartoe door of namens het college toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.
De ambtenaar is, indien het college dit bepaalt, verplicht zich voor het volgen van een bijzondere vakopleiding beschikbaar te stellen of enig ander door het college nader aan te duiden onderwijs te volgen. De aan het volgen van het in dit artikel bedoelde onderwijs verbonden kosten komen ten laste van de gemeente.
Aan de ambtenaar beneden de leeftijd van 18 jaar wordt, indien hij dit wenst en voor zolang de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten, gedurende ten hoogste één dag per week verlof met behoud van doorbetaling verleend voor het volgen van lessen aan inrichtingen voor voortgezet, herhalings- of vakonderwijs en vormingsinstituten voor leerplichtvrije jeugd.
De gemeente draagt er zorg voor dat degene die als lid of als plaatsvervangend lid door een organisatie is aangewezen voor de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, dan wel activiteiten vervult waarvoor hij krachtens artikel 6:4:2 buitengewoon verlof kan genieten, niet uit hoofde van zijn lidmaatschap of activiteiten wordt benadeeld in zijn positie in de gemeentelijke organisatie.
Artikel 15:2:1:45 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
vermoeden van een misstand: het vermoeden van een werknemer dat binnen de organisatie waarin hij werkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:
het maatschappelijk belang in het geding is bij:
1º. de (dreigende) schending van een wettelijke voorschrift, waaronder een (dreigend) strafbaar feit,
2º. een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid,
3º. Een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen,
4º. Een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,
5º. Een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de organisatie als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten;
Artikel 15:2:1:46 Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer
Een werknemer kan bij een vermoeden van een misstand:
Artikel 15:2:1:49 Het tegengaan van benadeling van de melder
Als de melder vindt dat er daadwerkelijk sprake is van benadeling, kan hij dat bespreken met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon en de melder bespreken welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De vertrouwenspersoon maakt een verslag van deze bespreking en stuurt dit na goedkeuring door de melder naar de gemeentesecretaris.
Artikel 15:2:1:54 Behandeling van de interne melding door de werkgever
De gemeentesecretaris beoordeelt of een externe instantie van de interne melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Indien de gemeentesecretaris een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Artikel 15:2:1:56 Standpunt van de werkgever
Als duidelijk is dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, dan informeert de werkgever de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken is, wordt dit gemotiveerd.
Na afronding van het onderzoek beoordeelt de werkgever of een externe instantie van de interne melding, van het onderzoeksrapport en/of van het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Artikel 15:2:1:57 Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt werkgever
Als de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever onderbouwd aangeeft dat het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht of dat in het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever sprake is van wezenlijke onjuistheden, reageert de werkgever hier op en stelt hij zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Op dit nieuwe of aanvullende onderzoek gelden dezelfde regels als voor het eerste onderzoek.
Artikel 15:2:1:58 Externe melding
De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, kan deswege disciplinair worden gestraft.
Naast de mogelijkheid genoemd in artikel 8:13, kunnen de volgende disciplinaire straffen worden toegepast:
arbeid buiten de voor de functie van de ambtenaar vastgestelde werktijden zonder vergoeding of tegen een lagere dan de normale vergoeding voor ten hoogste zes uren met een maximum van drie uren per dag en met dien verstande dat deze arbeid niet kan worden opgelegd op zondag en op de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen;
Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
De verantwoording door de ambtenaar geschiedt, indien deze niet schriftelijk plaatsvindt, ten overstaan van het college of ten overstaan van een door het college aangewezen vertegenwoordiger. De verantwoording vindt niet eerder dan 6 maal 24 uur en niet later dan 12 maal 24 uur plaats. Op verzoek van de ambtenaar kan van deze termijn worden afgeweken.
Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen 36 uur proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt de ambtenaar uitgereikt.
Naast de afspraken over het individueel loopbaanbudget leggen het college en de ambtenaar in een persoonlijk ontwikkelingsplan de afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar, alsmede een in dat kader door hem te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten.
Voor medewerkers van de gemeente Middelburg geldt de navolgende studiefaciliteitenregeling.
Deze regeling is van toepassing indien er aan de te volgen studie een examen is verbonden. De ambtenaar, die voor een tegemoetkoming in studiekosten en/of studieverlof in aanmerking wenst te komen, dient de aanvraag daartoe in met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Het college kan aan een ambtenaar, al dan niet op diens verzoek, een of meer van de in de volgende artikelen omschreven studiefaciliteiten toekennen, indien:
Indien het college op grond van door hen ingewonnen inlichtingen van oordeel is, dat de ambtenaar niet regelmatig of niet voldoende studeert, waardoor hij niet in staat kan worden geacht zijn studie binnen de termijn als bedoeld in artikel 17:4:1:3 te volbrengen, zijn zij bevoegd de verleende studiefaciliteiten, - al dan niet tijdelijk - in te trekken. Deze intrekking vindt echter niet plaats, indien de ambtenaar aannemelijk maakt, dat de onregelmatige of onvoldoende studie het gevolg is van feiten of omstandigheden, die niet aan hem zelf zijn te wijten.
Vergoeding van studiekosten wordt eerst gegeven, nadat de ambtenaar schriftelijk heeft verklaard, dat hij de uit dien hoofde genoten bedragen zal terugbetalen, indien:
hij op eigen verzoek of tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaren na het beëindigen van de studie zonder dat het door hem - na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 17:4:1:3 - afgelegde examen tot het behalen van een diploma heeft geleid.
De terugbetalingsverplichting op grond van het gestelde in lid 1 onder b van dit artikel vervalt, indien voortzetting van de studie redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd.
Geen terugbetaling op grond van het gestelde in lid 1, onder d en e behoeft te geschieden, indien de ambtenaar aansluitend aan zijn ontslag een betrekking aanvaardt, waaraan het ambtenaarschap in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet is verbonden.
De verplichting tot terugbetaling blijft beperkt tot 1/24 gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand, die aan de in lid 1, onder d en e bedoelde termijn van twee jaren ontbreekt.
Het college verleent voor het volgen van lessen, die in diensttijd worden gegeven, verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n). Dit geldt ook voor de ambtenaren als bedoeld in artikel 15:1:27.
Onder examen wordt niet verstaan de vorm, waarbij van tijd tot tijd de behandelde stof wordt gerepeteerd door middel van proefwerken, zoals bijvoorbeeld voor de beoordeling van overgang naar een hogere klas. Het verlof wordt uitsluitend verleend voor die examens, die direct bepalend zijn voor het behalen van het diploma en waarbij de behaalde cijfers/punten op het examen voorkomen op de bij het diploma behorende punten- of cijferlijst. Dat kunnen ook zijn die tentamens, die bij een voldoende resultaat een vrijstelling voor het slotexamen opleveren.
Wanneer een ambtenaar gezakt is voor een examen en naar aanleiding daarvan wenst deel te nemen aan een herexamen, dan heeft de ambtenaar over de periode tussen de twee examens nog 1 maal recht op voorbereidend examenverlof en een vergoeding van de examenkosten. Er bestaat over deze periode geen recht op studieverlof en/of vergoeding van leskosten/lesmateriaal.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
berekeningsbasis: het twaalfvoud van het salaris per maand inclusief eventuele salaristoelage(n), dan wel hetgeen daarmede overeenkomt in geval dat artikel niet op hem van toepassing is - die betrokkene geniet op het berekeningstijdstip, vermeerderd met 8% en in voorkomende gevallen verhoogd met:
1) genoten wachtgeld of uitkering krachtens hoofdstuk 10 of 11 of een genoten werkloosheidsuitkering krachtens de WW en eventueel hoofdstuk 10a;
2) genoten herplaatsingtoelage krachtens hoofdstuk 12 van het pensioenreglement;
De betrokkene, die meer dan 25 kilometer woont van de plek waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht en die in verband met indiensttreding voor dan wel binnen twee jaar na indiensttreding is verhuisd en een woning heeft betrokken gelegen binnen de gemeente Middelburg wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend.
Overgang zonder wezenlijke onderbreking naar een ander onderdeel van de gemeente wordt niet als ontslag op verzoek beschouwd.
De betrokkene, die meer dan 25 kilometer woont van de plek waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht en die in verband met indiensttreding voor dan wel binnen twee jaar na indienstreding is verhuisd en een woning buiten de Gemeente Middelburg, doch op een afstand van minder dan 10 kilometer van de plek waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht heeft betrokken, wordt een tegemoetkoming in verhuiskosten verleend, indien het bevoegde gezag vooraf heeft vastgesteld dat met de verhuizing aan de wens om naar de nabijheid van de gemeente te verhuizen wordt voldaan.
De betrokkene als bedoeld in lid 1 en 2, die in verband met een indiensttreding is verhuisd en aan wie binnen twee jaar na de verhuizing ontslag op verzoek wordt verleend of die ten gevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen, dient de hem toegekende tegemoetkoming in verhuiskosten terug te betalen.
Indien de medewerker met een tijdelijk contract voor een project met een eenmalig en uniek karakter gedurende dit contract gaat verhuizen en voldoet aan de voorwaarden van artikel 18:1:1:2 lid 1 en 2 zal het college beslissen of betrokkene in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten.
De tegemoetkoming in verhuiskosten kan slechts bestaan uit:
een bedrag voor de kosten van het overbrengen van de goederen van de betrokkene en zijn gezinsleden van de oude woning naar de nieuwe woning, waaronder begrepen de kosten van het demonteren en monteren van meubelstukken.
Deze kosten worden alleen vergoed als de betrokkene minimaal 3 offertes heeft opgevraagd en de opdracht is verstrekt aan de goedkoopste partij.
Indien de betrokkene op de dag van de verhuizing een eigen huishouding voert, wordt het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voor zover bij of krachtens dit artikel niet anders is bepaald, gesteld op een tegemoetkoming van 12% van de berekeningsbasis, met dien verstande dat het bedrag niet minder dan 12 procent van het jaarbedrag van het maximum van salarisschaal 6 van bijlage 2A van de Bezoldigingsregeling bedraagt en dat het bedrag de € 7.750,-- niet mag overschrijden.
De betrokkene die buiten de gemeente Middelburg is gevestigd heeft vanaf de datum van indiensttreding aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, indien de te reizen afstand meer dan tien kilometer bedraagt.
De betrokkene die een tijdelijk contract voor de duur van langer dan 2 jaar heeft, heeft gedurende de gehele duur van dit contract aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, indien de betrokkene buiten de gemeente Middelburg is gevestigd en de te reizen afstand meer dan tien kilometer bedraagt.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die door het college aangesteld is als vrijwilliger bij de gemeentelijke brandweer.
Vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer zijn ambtenaren. Daarom moet het college op grond van artikel 125 van de Ambtenarenwet een rechtspositieregeling voor hen vaststellen. De rechtspositie van de vrijwilligers bij de brandweer wordt in dit hoofdstuk geregeld. De overige hoofdstukken van de CAR-UWO zijn niet van toepassing.
Artikel 19:3 Overleg met vakorganisaties
Het overleg over de aangelegenheden die van algemeen belang zijn voor de rechtstoestand van de vrijwilligers vindt plaats in de op grond van artikel 12:1, tweede lid, van de CAR ingestelde commissie voor georganiseerd overleg. Dit geldt ook voor de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid gevoerd zal worden.
In artikel 125 van de Ambtenarenwet wordt bepaald dat het bevoegd gezag van een gemeente voorschriften vaststelt over de wijze waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd. Dit artikel is een uitwerking van die bepaling.
Een exemplaar van dit hoofdstuk, van de wijzigingen daarvan en van alle regels die ter uitvoering van artikel 125 van de Ambtenarenwet voor de vrijwilliger worden getroffen met inbegrip van de wijzigingen daarop, worden kosteloos ter beschikking gesteld aan:
- de vakorganisaties die deelnemen aan het georganiseerd overleg bedoeld in artikel 19:3, eerste lid;
- ieder ander die daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komt.
Paragraaf 2 Aanstelling en bevordering
Artikel 19:6 Aanstelling in vaste of tijdelijke dienst
Een vrijwilliger kan in vaste of in tijdelijke dienst aangesteld worden. Een tijdelijke aanstelling kan alleen bij wijze van proef, dus om te beoordelen of de vrijwilliger goed functioneert en geschikt is voor de brandweerdienst. Een aanstelling op proef ligt vooral voor de hand als de vrijwilliger nog in opleiding is. De tijdelijke aanstelling wordt altijd aangegaan voor een van te voren omschreven periode. Deze periode wordt vermeld in de aanstelling.
Een eerste tijdelijke aanstelling kan verleend worden voor ten hoogste twee jaren. Uitgangspunt is dat in die periode bekeken wordt of de vrijwilliger in aanmerking kan komen voor een vaste aanstelling, is dat niet het geval dan eindigt het dienstverband. Na afloop van de eerste tijdelijke aanstelling kan er ook nog onduidelijkheid zijn over het functioneren van de vrijwilliger; bijvoorbeeld omdat de vrijwilliger lange tijd ziek is geweest. Daarom is het mogelijk om in bijzondere situaties een tweede tijdelijke aanstelling te verlenen. De maximale termijn voor een tijdelijke proefaanstelling is drie jaar en er kunnen maximaal twee tijdelijke aanstellingen verleend worden.
Paragraaf 3 Relatie hoofdwerkgever
Artikel 19:12 Informatie aan hoofdwerkgever
De vrijwilliger bericht zijn hoofdwerkgever zo spoedig mogelijk na indiensttreding dat:
De meeste vrijwilligers hebben een baan in loondienst. Om als vrijwilliger goed inzetbaar te zijn is het van belang dat de hoofdwerkgever medewerking hieraan verleent. Het kan immers voorkomen dat een vrijwilliger onder werktijd werkzaamheden voor de brandweer moet verrichten. Ook dienen zowel de gemeente als de hoofdwerkgever bij het vaststellen van de werktijden rekening te houden met de Arbeidstijdenwet; de werkzaamheden voor de brandweer worden namelijk meegeteld als arbeidstijd in het kader van de Arbeidstijdenwet.
De vrijwilliger moet de gemeente informatie geven over zijn hoofdwerkgever die er, onder meer, toe strekt dat de gemeente in contact kan komen met de hoofdwerkgever. De vrijwilliger heeft daarnaast de plicht om zijn hoofd-werkgever te informeren over een aantal praktische zaken die bij het vrijwilligerschap horen.
Artikel 19:15 Vergoeding voor oefeningen, cursussen en overige werkzaamheden
De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage, genoemd in artikel 19:13 staat vermeld achter de functie waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de derde kolom. Wanneer de vergoeding op nul is gesteld heeft de vrijwilliger voor die activiteit geen recht op vergoeding.
In deze paragraaf worden de vergoedingen geregeld. De vergoeding valt uiteen in een jaarvergoeding en een aantal vergoedingen per activiteit. De hoogte van de vergoeding verschilt per rang en per activiteit; zie hiervoor de bijlage.
Een deel van de vergoeding wordt door de fiscus aangemerkt als onkostenvergoeding. Omdat de mogelijkheid om een deel van de vergoeding onbelast te verstrekken gebaseerd is op fiscale wetgeving is dit niet in de artikelen nogmaals geregeld.
De systematiek is als volgt. In de jaarvergoeding is een bedrag begrepen ter vergoeding van onkosten die worden gemaakt in verband met de beroepsuitoefening. Deze vergoeding bedraagt voor alle vrijwilligers € 136,- per jaar. In de jaarvergoeding voor officieren is een onkostenvergoeding begrepen van € 2,- per activiteit die in het kader van de beroepsuitoefening is verricht, niet zijnde daadwerkelijke brandbestrijding en hulpverlening.
Voor de vrijwilligers beneden de rang van adjunct-hoofdbrandmeester (niet zijnde de brandmeester, tevens ondercommandant) werkt het iets anders. Voor elke betaalde activiteit is in de vergoeding daarvoor een onkostenvergoeding begrepen van € 2,-.
De onkostenvergoeding is bedoeld voor de vergoeding van de reiskosten van de vrijwilligers.
Artikel 19:17 Vergoeding voor langdurige aanwezigheid
De vrijwilliger die, in opdracht van het college, vijf uur of langer ingezet wordt voor oefeningen, cursussen of overige brandweerwerkzaamheden, ontvangt een vergoeding voor langdurige aanwezigheid. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het uurbedrag dat in de bijlage, genoemd in artikel 19:13 staat vermeld achter de functiecategorie, behorende bij de functie waarin de vrijwilliger is aangesteld, in de vijfde kolom.
De vergoeding voor langdurige aanwezigheid is bedoeld voor activiteiten die een groot tijdsbeslag leggen op de agenda van de vrijwilliger of waarvoor de vrijwilliger verlof moet opnemen in zijn hoofdbetrekking. Als voorbeeld kan dienen het deelnemen aan oefeningen in het buitenland; dit neemt vaak meerdere dagen in beslag. Als de vrijwilliger recht heeft op de langdurigheidstoeslag komt deze in de plaats van de vergoeding uit kolom twee, de vergoeding voor oefeningen, cursussen en overige werkzaamheden.
De vrijwilliger ontvangt een vergoeding voor langdurige aanwezigheid wanneer hij vijf uur of langer ingezet wordt. De vergoeding geldt voor alle uren van de inzet; duurt de inzet bijvoorbeeld zes uur dan ontvangt de vrijwilliger over alle zes uren de vergoeding voor langdurige aanwezigheid. De vergoeding wordt alleen verstrekt over die uren waarin daadwerkelijk geoefend wordt of een cursus gevolgd wordt; de reistijd bijvoorbeeld telt dus niet mee voor de berekening van de vijf uren en over deze tijd wordt ook geen vergoeding verstrekt. De vergoeding voor langdurige aanwezigheid is evenmin bedoeld als vergoeding voor kazerneringsdiensten. Wanneer een gemeente werkt met kazerneringsdiensten voor vrijwilligers dan moet hiervoor op grond van artikel 19:19 lokaal een vergoedingsregeling vastgesteld worden.
Artikel 19:18 Consignatievergoeding
De vrijwilliger die zich ter beschikking moet houden om opgeroepen te worden voor werkzaamheden ontvangt een consignatievergoeding. Deze vergoeding bedraagt:
per uur 16% van het bedrag genoemd in kolom drie van de bijlagen, genoemd in artikel 19:13 op zondagen, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd en iedere andere dag die daarnaast door het college wordt aangewezen als feestdag;
Deze vergoeding wordt alleen verstrekt wanneer een vrijwilliger zich buiten de kazerne ter beschikking moet houden om opgeroepen te worden.
Artikel 19:19 Kazerneringsdienst
Het college kan bij lokale regeling regels stellen over de vergoeding van kazerneringsdiensten.
LOGA-partijen hebben in het onderhandelingsakkoord over de vrijwilligers bij de brandweer, d.d. 15 mei 2009, afgesproken dat onderzoek verricht zal worden naar de in het land gebruikte bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van brandweervrijwilligers. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek treden LOGA-partijen opnieuw met elkaar in overleg over de rechtspositie van de vrijwilliger. De mogelijkheid om lokaal een regeling te treffen over vergoeding van kazerneringsdiensten is daardoor van tijdelijke aard.
Artikel 19:20 Vergoeding tijdens en in verband met zwangerschap
De hoogte van deze vergoeding wordt berekend op basis van het bedrag dat de vrijwilliger gemiddeld over het kwartaal voorafgaand aan de eerste dag van het verlof ontvangen heeft. Indien het arbeidspatroon in deze periode sterk afwijkt van het gebruikelijke, past het college deze berekening toe op een kalenderkwartaal waarin wel sprake was van een gebruikelijk arbeidspatroon.
Artikel 19:21 Opleidingskosten
Het college vergoedt de kosten van het volgen van een opleiding of een cursus, deelname aan examens en het bijwonen van bijeenkomsten, voor zover deze in opdracht van of met toestemming van het college zijn gemaakt.
Bij lokale regeling kan het college regels vaststellen voor het toekennen van een gratificatie.
Het toekennen van een gratificatie is alleen mogelijk als hiertoe lokaal een regeling is opgesteld. Deze regeling moet specifiek betrekking hebben op vrijwilligers bij de brandweer. De lokale regeling over gratificaties en andere vormen van flexibele beloning is niet van toepassing op de vrijwilligers.
Artikel 19:23 Fiscaal aantrekkelijke regelingen
De vrijwilliger kan gebruik maken van de lokale regeling met fiscaal gunstige personeelsvoorzieningen.
Artikel 4a:3 van de CAR-UWO maakt het mogelijk om een lokale regeling te treffen met fiscaal gunstige personeelsvoorzieningen. Als een gemeente een dergelijke regeling heeft dan mag de vrijwilliger hier ook gebruik van maken. Of de vrijwilliger ook daadwerkelijk fiscaal voordeel geniet hangt van individuele factoren en of de vrijwilliger voldoet aan de eisen die de fiscus stelt aan gebruikmaking van de regeling. Het openstellen van deze regelingen voor vrijwilligers betekent dus niet automatisch dat de vrijwilliger hier ook gebruik van kan maken.
De voorwaarden die in de lokale regeling gesteld zijn ten aanzien van deelname zijn van overeenkomstige toepassing op de vrijwilliger. Biedt de lokale regeling ook andere aanspraken dan alleen de mogelijkheid van gebruikmaking van fiscaal gunstige voorzieningen, dan zijn deze andere aanspraken niet van toepassing op de vrijwilliger. Dit artikel voorziet enkel in de mogelijkheid om de vrijwilliger de mogelijkheid te geven om binnen de fiscale randvoorwaarden gebruik te maken van fiscaal gunstige regelingen.
De algemene salarismutaties voor de sector gemeenten zoals die in het LOGA worden overeengekomen, zijn wat betreft het percentage en de ingangsdatum van overeenkomstige toepassing op de bedragen genoemd in bijlage bij artikel 19:13.
De overeenkomstig het vorige lid berekende vergoedingen worden wat betreft de jaarvergoeding afgerond op hele euro’s en wat betreft de overige vergoedingen op eurocenten.
Paragraaf 5 Verzekeringen en schadevergoeding
Artikel 19:25 Ongevallenverzekering
Het college is verplicht om een ongevallenverzekering voor de vrijwilliger af te sluiten. Deze verzekering voorziet in een financiële uitkering wanneer de vrijwilliger overlijdt of tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt raakt als gevolg van een ongeval tijdens de brandweerdienst. Een goede informatievoorziening over de inhoud van de verzekering is van groot belang; daarom heeft de werkgever de plicht om de vrijwilliger bij indiensttreding te informeren en relevante wijzigingen te melden.
Artikel 19:27 Verzekering zelfstandig ondernemers
De gevolgen van een dienstongeval zijn voor vrijwilligers die zelfstandig ondernemer zijn vaak groter dan voor vrijwilligers in loondienst. De vrijwilliger in loondienst heeft vanuit zijn hoofdbetrekking immers recht op loondoor-betaling gedurende twee jaar. Voor de zelfstandig ondernemer is dit afhankelijk van de verzekering die hij zelf tegen arbeidsongeschiktheid heeft afgesloten. Om die reden geven LOGA-partijen gemeenten het advies om een aan-vullende verzekering af te sluiten. Deze aanvullende verzekering is echter niet verplicht.
Artikel 19:28 Schade aan kleding en uitrusting
Het college vergoedt de vrijwilliger de schade aan zijn kleding, uitrusting en een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, die hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de door hem verrichtte werkzaamheden, voor zover de schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen.
Als de vrijwilliger schade lijdt als gevolg van zijn werkzaamheden wordt dit in onder voorwaarden vergoed door het college. Dit artikel beperkt zich tot de schade aan kleding en uitrusting en schade aan het voertuig waarmee de vrijwilliger een dienstreis maakt. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de vrijwilliger voorafgaand toestemming nodig heeft van het college om bij een dienstreis gebruik te maken van de eigen auto. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding mag de werkgever rekening houden met normale slijtage. Het is niet de bedoeling dat de medewerker een onrechtvaardig voordeel geniet door standaard de schade te vergoeden op basis van de nieuw-waarde van een goed.
De werkgever is wettelijk verplicht om ervoor te zorgen dat een vrouw veilig en gezond kan werken tijdens de zwangerschap; hierover zijn regels vastgelegd in wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden en arbeidstijden. De eisen die aan de werkgever gesteld worden, in combinatie met de aard van het brandweerwerk zijn van dien aard dat ervoor gekozen is om zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven uit de repressieve brandweerdienst te halen. Dit geldt ook voor vrouwen die korter dan zes maanden geleden zijn bevallen. Deelname aan brandweeroefeningen is alleen toegestaan nadat voorafgaand overleg is geweest met de bedrijfsarts en toestemming verleend is. Om deze regeling goed uit te kunnen voeren is het belangrijk dat een vrouwelijke vrijwilliger in een zo vroeg mogelijk stadium haar zwangerschap meldt.
Paragraaf 7 Beschikbaarheid en overige plichten vrijwilliger
Artikel 19:30 Beschikbaarheid van de vrijwilliger
De organisatie van de vrijwillige brandweer verschilt per korps. Veel korpsen werken met het vrije instroomprofiel, anderen werken met consignatie- of kazerneringsdiensten voor vrijwilligers. In alle gevallen is het van belang dat de vrijwilliger voldoende beschikbaar is voor de brandweerdienst en dat de korpsleiding ervan op de hoogte is wie wel en wie niet beschikbaar is.
De vrijwilliger dient zijn werkzaamheden nauwgezet en ijverig te verrichten en zich te gedragen als een goed vrijwilliger.
Dit artikel legt een verband met de plichten die een vrijwilliger heeft op grond van zijn aanstelling. Het biedt de grondslag om een disciplinaire maatregel op te leggen wegens plichtsverzuim.
De vrijwilliger is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven.
Sinds maart 2006 is de overheidswerkgever wettelijk verplicht om nieuw aan te stellen personeel een ambtseed- of belofte af te nemen. Dit is een van de middelen om bewuster om te gaan met integriteit.
Het is de vrijwilliger verboden:
Overtreding van deze artikelen levert plichtsverzuim op; dit kan leiden tot een disciplinaire straf. Bij persoonlijk gebruik van goederen van de gemeente kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het gebruik van een brandweervoertuig voor een privéverhuizing.
Artikel 19:34 Gebruik van motorrijtuig
Het is de vrijwilliger slechts toegestaan een motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen te gebruiken ten behoeve van zijn werkzaamheden als vrijwilliger, indien hem daartoe door het college toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.
Gebruik van de eigen auto voor dienstreizen is alleen toegestaan wanneer het college daarvoor toestemming heeft verleend. Indien de vrijwilliger zonder toestemming van het college toch de eigen auto gebruikt dan zal ingeval van eventuele schade het college niet gehouden zijn tot vergoeding daarvan.
Het al dan niet verlenen van toestemming is niet van invloed op de aansprakelijkheid van het college jegens derden ex artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die aan een derde wordt toegebracht door één van de werknemers.
Artikel 19:35 Kledingvoorschriften
Vrijwilligers dragen dezelfde uniformen en onderscheidingstekenen als de beroepsbrandweerlieden. De bij de rangen behorende onderscheidingstekenen zijn te vinden in de Regeling uniformkleding en onderscheidingstekenen rijksbrandweerpersoneel. Grondslag voor deze regeling is Artikel 65, eerste lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement. Hierin staat dat de ambtenaar verplicht is de dienstkleding en de onderscheidingstekenen te dragen, voor zover dit door Onze Minister is voorgeschreven.
Paragraaf 8 Disciplinaire maatregelen schorsing in het belang van de dienst
Artikel 19:39 Disciplinaire straffen
De volgende disicplinaire straffen kunnen worden opgelegd:
Tijdens de periode van schorsing als disciplinaire straf wordt als regel de vergoeding ingehouden. Het gaat hier om zowel de vaste als de variabele vergoeding.
Artikel 19:41 Ontslag op eigen verzoek
Het college kan een beslissing op het verzoek om eervol ontslag aanhouden, wanneer tegen de vrijwilliger een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf loopt, of wanneer overwogen wordt de vrijwilliger disciplinair te straffen. Beslissing op het ontslagverzoek vindt plaats zodra de uitspraak van de rechter onherroepelijk geworden is, respectievelijk zodra besloten is de vrijwilliger al dan niet disciplinair te straffen.
Artikel 19:43 Einde tijdelijk dienstverband
De tijdelijke aanstelling eindigt van rechtswege op de laatste dag van de periode waarvoor deze is aangegaan. Wordt het dienstverband nadien feitelijk gehandhaafd zonder dat opnieuw een tijdelijke aanstelling is verleend, dan is de vrijwilliger met ingang van de eerste dag na het verstrijken van vorenbedoelde periode in vaste dienst.
Bij geheel of gedeeltelijke vrijstelling van taken houdt de beroepsmedewerker recht op zijn bezoldiging en de vrijwillige medewerker op zijn vergoeding, met dien verstande dat het recht op toeslagen en vergoedingen alleen geldt als de werkzaamheden van de medewerker recht hierop geven. Bij geheel of gedeeltelijke vrijstelling wegens ziekte en ongeschiktheid is hoofdstuk 7 onverkort van toepassing.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Het college stelt aan de hand van het sjabloon van bijlage IVa een regeling vast waarin per discipline de verhouding lesgebonden versus niet-lesgebonden uren staat. In de regeling kan per discipline een afwijking op deze verhouding en de voorwaarden daarvoor worden opgenomen. Voor de vaststelling van deze regeling is overeenstemming vereist tussen de werkgever en de OR.
Als een ambtenaar in een functie wordt benoemd zonder dat hij reeds voldoet aan alle daarvoor geldende eisen van ervaring, opleiding of vaardigheden, kan zijn salaris worden vastgesteld in één van de aanloopbedragen van de bij de functie behorende salarisschaal. De aanloopbedragen zijn opgenomen in de salaristabel, genoemd in bijlage IV.
Paragraaf 3 Arbeidsduur en vakantie
Voor de ambtenaar met een volledig dienstverband, die op 31 december 2008 een kortere arbeidsduur heeft dan 1836 uur per jaar, wordt de arbeidsduur met ingang van 1 januari 2009 met 72 uur per jaar verhoogd. Deze verhogingen vinden plaats totdat voor de ambtenaar een arbeidsduur geldt van 1836 uur per jaar. Voor een ambtenaar met een deeltijdbetrekking gelden deze verhogingen naar rato.
Paragraaf 4 Ontslag en uitkeringen
Op de ambtenaar is hoofdstuk 10d niet van toepassing. Ontslag op grond van artikel 8:3 vindt slechts plaats indien het na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken om de ambtenaar binnen de openbare dienst van de gemeente andere mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passende werkzaamheden op te dragen, dan wel indien deze zodanige werkzaamheden weigert te aanvaarden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder
- de ambtenaar: de ambtenaar die voor minder dan 5 uur of, bij een formele arbeidsduur van minder dan 10 uur, voor minder dan de helft van zijn formele arbeidsduur wordt ontslagen.
- minimumuurloon: Het naar een uur herleid minimumloon als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
In afwijking van het tweede tot en met het vierde lid heeft de ambtenaar die niet voldoet aan de voorwaarde in het tweede lid onder c, maar wel aan de overige voorwaarden in het tweede lid, recht op een garantie-uitkering KV gedurende 6 maanden. Deze uitkering bedraagt 70% van het minimumuurloon vermenigvuldigd met het aantal verloren arbeidsuren.
De ambtenaar aan wie een garantie-uitkering KV is toegekend, is verplicht zich in te schrijven als werkzoekende bij het CWI en zich beschikbaar te stellen voor het aannemen van passende werkzaamheden. Daarnaast dient hij alle informatie te verstrekken die voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk is. Bij het niet nakomen van deze verplichtingen kan het college besluiten de garantie-uitkering (gedeeltelijk) te beëindigen.
Indien het recht op een garantie-uitkering KV op grond van het zevende lid geheel of gedeeltelijk is beëindigd, en vervolgens de werkzaamheden die tot dat eindigen hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan, herleeft het recht op de garantie-uitkering KV voor zover er geen nieuwe rechten op enige uitkering uit hoofde van het ontslag uit deze werkzaamheden zijn ontstaan.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder levenspartner verstaan: een persoon met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring, ingericht volgens door het college nader te stellen regels. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt.
In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid hebben de artikelen 10:1, 10:6, 10:15, eerste en tweede lid, 10:19, 10:23, tweede lid, 11:1, 11:6, zevende en achtste lid, 11:13, eerste en tweede lid, 11:23, 11:24 en artikel 11:27, tweede lid, terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 1993.
Ten aanzien van degene die per 31 december 1996 geen volledig dienstverband heeft, geldt dat de omvang van dit dienstverband per 1 januari 1997 naar rato is teruggebracht, tenzij betrokkene heeft verzocht om handhaving van het aantal uren van het dienstverband per 31 december 1996 en dit verzoek niet is afgewezen.