Organisatie | Middelburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg (hfdst. 1 t/m 6a) |
Citeertitel | Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg (hfdst. 1 t/m 6a) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
nvt
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2018 | Technische wijzigingen CAR-UWO | 27-06-2017 Onbekend | B&W-voorstel 179074, 20-06-2017 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt verstaan onder:
a. ambtenaar: hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;
b. functie: het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten;
c. pensioenreglement: de Algemene burgerlijke pensioenreglement, zoals die gold tot en met 31 december 1995;
d. pensioen: een pensioen in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP:
e. arbeidsduur: de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;
f. arbeidsduur per dag: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde dag is vastgesteld;
g. formele arbeidsduur per week: de arbeidsduur volgens de aanstelling;
h. feitelijke arbeidsduur per week: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde week is vastgesteld;
j. arbeidsduur per jaar: de naar jaarbasis herleide formele arbeidsduur per week, gecorrigeerd voor feestdagen;
k. dienstverband: een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde tijd, of een oproepovereenkomst;
l. overwerk: werkzaamheden die de ambtenaar, voor wie de bijzondere werktijdenregeling geldt, in dienstopdracht verricht boven de feitelijke arbeidsduur per week;
m. werkdag: een dag waarop de ambtenaar arbeid moet verrichten;
n. werktijd: de periode tussen vastgestelde tijdstippen gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;
o. uurloon: 1/156 gedeelte van het - zo nodig naar een volledig dienstverband herberekende - salaris van de ambtenaar per maand;
p. Zvw: de Zorgverzekeringswet;
q. CAR: Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;
r. UWO: Uitwerkingsovereenkomst;
u. LOGA: Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden;
v. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
w. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;
x. WAO-uitkering: een uitkering op grond van de WAO;
y. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
z. IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten;
aa. IVA-uitkering: de uitkering bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA;
bb. WGA: Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten;
cc. WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de WIA;
dd. WAJONG: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jong gehandicapten;
ee. WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
gg. SUWI: de wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen;
hh. uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
ii. pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
jj. WPA: de Wet privatisering ABP;
mm. volledig dienstverband: een dienstverband waarvan de arbeidsduur per jaar 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt. Bij een deeltijd dienstverband bedraagt de arbeidsduur minder dan 1836 uur per jaar en de formele arbeidsduur minder dan 36 uur per week;
oo. ZW-uitkering: ziekengeld of uitkering krachtens de ZW;
pp. UWV: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet SUWI;
qq. salaris: maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de ambtenaar is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur;
rr. salaristoelagen: daartoe worden gerekend de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen, te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniententoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de ambtenaar zijn toegekend. Deze werden tot 1 januari 2016 tot de bezoldiging gerekend;
ss. functieschaal: de salarisschaal die bij een functie hoort;
tt. periodiek: het maandbedrag in een salarisschaal;
uu. salarisschaal: een reeks maandbedragen als opgenomen in de bijlage bij hoofdstuk 3;
vv. achterblijvende partner: weduwe, weduwnaar, geregistreerd partner van de overleden ambtenaar, of de ongehuwde partner die een samenlevingscontract had met de overleden ambtenaar.
ww. vakantietoelag: jaarlijkse toelage van 8% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), hetgeen met ingang van 1 januari 2017 een vast onderdeel van het Individueel Keuze Budget vormt.
Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt niet als ambtenaar beschouwd:
hij die een indicatie heeft voor de sociale werkvoorziening en op grond daarvan op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de gemeente, met uitzondering van de geïndiceerde die werkzaam is bij de gemeente in het kader van begeleid werken als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening;
De buitengewoon ambtenaar ontvangt een vergoeding per voltrokken huwelijk of geregistreerd partnerschap gelijk aan viermaal het uurloon behorende bij het hoogste bedrag van schaal 8, bijlage IIa van de CAR/UWO. Indien een huwelijk op locatie wordt gesloten, bedraagt de vergoeding vijfmaal het voornoemde uurloon.
Bij ziekte van de buitengewoon ambtenaar jonger dan 65 jaar zijn de artikelen 7:1 tot en met 7:3 (definities, begeleiding en recht op salaris en de toegekende salaristoelage(n) bij ziekte), 7:9 tot en met 7:14 (verplichtingen en sancties) en 7:19 tot en met 7:21 (samenloop met een uitkering), van overeenkomstige toepassing.
Voor toepassing van dit artikel wordt onder vergoeding verstaan: het gemiddelde van het totaal aan vergoedingen bedoeld in artikel 3, over de 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van ongeschiktheid van de buitengewoon ambtenaar. Voor zover de ambtenaar op deze datum zijn betrekking nog geen 12 maanden heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over de periode waarin hij in dienst is.
Ontslag kan worden verleend overeenkomstig de artikelen 8:1 (op verzoek), 8:2 en 8:2a (na ouderdomspensioen), 8:3 (wegens reorganisatie), 8:4 en 8:5 (wegens arbeidsongeschiktheid), 8:6 (wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid), 8:7 en 8:8 (overige ontslaggronden) 8:12 en 8:12:1 (van rechtswege en tussentijds ontslag uit tijdelijke aanstelling) en 8:13 (als disciplinaire straf).
De artikelen 15:1, 15:1b tot en met 15:1g (verplichtingen rond integriteit), 15:1:12 (vergoeding van schade), 15:1:15 (beoordeling van de ambtenaar), 15:1:16 (uniform en dienstkleding), 15:1:19 (verbod betreden arbeidsterrein), 15:1:20 (infectieziekte), 3:21 (reis- en verblijfkosten), 15:1:23 tot en met 15:1:25 (vergoeden van schade) en 15:2 van de CAR/UWO en de sollicitatiecode zijn van overeenkomstige toepassing.
De buitengewoon ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens schuldig maakt aan plichtsverzuim, kan disciplinair worden gestraft, overeenkomstig hoofdstuk 16.
Op de ambtenaar die is aangesteld voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen, die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen, zijn de hoofdstukken 3, 10d en 11a niet van toepassing.
a. de gemeente Middelburg, te dezen vertegenwoordigd door de burgemeester, gevestigd te Middelburg, Kanaalweg 3 ;
personeelsadviseur van de gemeente;
stagebegeleider(ster) van de school;
verklaren het volgende te zijn overeengekomen,
De gemeente stelt de stagiair in de gelegenheid in het kader van zijn opleiding **** stage te lopen voor de periode van *** tot en met *** bij de afdeling *** ,gedurende * ** uur per week.
De heer/mevrouw *** is aangewezen als stagebegeleider van de gemeente.
Deze is belast met de zorg en het toezicht op de stagiair, alsmede voor de contacten met de stagebegeleider van de onderwijsinstelling.
De onderwijsinstelling verplicht zich om een algemeen stageplan te overhandigen. Hierin moet minimaal vermeld staan een beschrijving en het doel van de stage. De te verrichten werkzaamheden moeten in overleg met de onderwijsinstelling worden vastgesteld.
De stage wordt vervuld onder verantwoordelijkheid en supervisie van de onderwijsinstelling, zulks in het kader van de tussen gemeente en onderwijsinstelling gemaakte afspraken.
De dagelijkse leertijd is voor de stagiair in overeenstemming met de arbeidstijd welke geldt voor de organisatie of het organisatieonderdeel waar hij geplaatst is, tenzij anders is overeengekomen.
De stagiair dient de door of vanwege de leiding gegeven aanwijzingen v.w.b. veiligheid, voorschriften etc. op te volgen.
De stagiair is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem gedurende de stageperiode ter kennis is gekomen en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het van vertrouwelijke aard is.
In geval van verzuim of het voornemen daartoe is de stagiair verplicht de gemeente daarvan op de hoogte te stellen op een wijze, zoals die bij de gemeente gebruikelijk is.
De stagiair ontvangt een stagevergoeding en een onkostenvergoeding volgens artikel 1:2a:1:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Middelburg.
De stagiair heeft recht op vakantiedagen. Het aantal op te nemen vakantiedagen wordt berekend aan de hand van de daarvoor bestaande regeling bij de gemeente. De stagiair dient bij het opnemen van verlof zelf te bezien of dit past binnen het door de onderwijsinstelling opgelegde aantal stage-uren.
De stagiair kan worden verplicht om op het eind van de stage een stageverslag te overhandigen aan de gemeente. Dit verslag kan dan in een evaluerend eindgesprek worden behandeld.
Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst geschiedt bij onderling goedvinden van partijen en in ieder geval als de overtuiging bestaat dat één der partijen de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet of op onvoldoende wijze nakomt, of dat redelijkerwijze niet meer kan worden verlangd dat de stage-overeenkomst in stand blijft.
Geen der partijen zal zonder overleg met de overige partijen bij deze overeenkomst de stage voortijdig afbreken.
Aan onkostenvergoeding wordt aan de medewerker met een werkervaringsplaats slechts een tegemoetkoming in de reiskosten verleend verbonden aan het dagelijks heen en weer reizen van de woonplaats van de medewerker met een werkervaringsplaats naar Middelburg, mits de afstand tussen de woonplaats en Middelburg tenminste 10 kilometer bedraagt.
a. de gemeente Middelburg, te dezen vertegenwoordigd door de burgemeester, gevestigd te Middelburg, Kanaalweg 3;
personeelsadviseur van de gemeente;
verklaren het volgende te zijn overeengekomen,
De gemeente stelt de werkervaringskracht in de gelegenheid werkervaring op te doen voor de periode van *** tot en met *** bij de afdeling ** * ,gedurende *** uur per week.
De heer/mevrouw *** is aangewezen als begeleider van de gemeente.
Deze is belast met de zorg en het toezicht op de stagiair, alsmede voor de contacten met de stagebegeleider van de onderwijsinstelling.
De gemeente draagt de werkervaringskracht slechts werkzaamheden op die passen binnen het doel en de opzet van de werkervaringsperiode. Dit doel en deze opzet liggen vast in het werkervaringsplan dat onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst.
De dagelijkse werktijd is voor de werkervaringskracht in overeenstemming met de arbeidstijd welke geldt voor de organisatie of het organisatieonderdeel waar hij geplaatst is, tenzij anders is overeengekomen.
De werkervaringskracht dient de door of vanwege de leiding gegeven aanwijzingen v.w.b. veiligheid, voorschriften etc. op te volgen.
De werkervaringskracht is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem gedurende de periode ter kennis is gekomen en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het van vertrouwelijke aard is.
In geval van verzuim of het voornemen daartoe is de werkervaringskracht verplicht de gemeente daarvan op de hoogte te stellen op een wijze, zoals die bij de gemeente gebruikelijk is.
De werkervaringskracht ontvangt geen vergoeding gedurende de werkervaringsperiode. De werkervaringskracht ontvangt wel een onkostenvergoeding volgens artikel 1:2b:1:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Middelburg.
De werkervaringskracht heeft recht op vakantiedagen. Het aantal op te nemen vakantiedagen wordt berekend aan de hand van de daarvoor bestaande regeling bij de gemeente.
Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst geschiedt bij onderling goedvinden van partijen en in ieder geval als de overtuiging bestaat dat één der partijen de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet of op onvoldoende wijze nakomt, of dat redelijkerwijze niet meer kan worden verlangd dat de overeenkomst in stand blijft.
Geen der partijen zal zonder overleg met de overige partijen bij deze overeenkomst de werkervaringsperiode voortijdig afbreken.
In afwijking van artikel 3:3, lid 1, kan het college vaststellen dat de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij Wajonger is met arbeidsvermogen en voor wie een loonwaarde van minder dan 100% is vastgesteld, recht heeft op een door zijn loonwaarde bepaald percentage van het salaris. Is het door het loonwaarde bepaalde percentage van het salaris lager dan het wettelijk minimumloon, dan is het salaris van de ambtenaar gelijk aan het wettelijk minimumloon.
Bij besluit van het college kan de toepasselijkheid van deze regeling en de uitwerkings-overeenkomst of van delen daarvan op ambtenaren of groepen ambtenaren om bijzondere redenen worden uitgesloten. Het voornemen een besluit te nemen, bedoeld in de eerste volzin, wordt - met redenen omkleed - gemeld bij het secretariaat van het LOGA. Deze melding kan voor LOGA-partijen aanleiding zijn te besluiten tot een verdere handelwijze.
Op verzoek ontvangen eveneens kosteloos een exemplaar van de in het vorige lid bedoelde stukken:
a. de centrales van overheidspersoneel welke zijn toegelaten tot het LOGA met het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
b. de organisaties die blijkens hun statuten de belangen van gemeenteambtenaren behartigen en aangesloten zijn bij de onder a aangeduide centrales;
c. de afdelingen van de organisaties, bedoeld onder b;
d. ieder ander die daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komt.
Op verzoek ontvangt de ambtenaar kosteloos een exemplaar van de voor hem geldende schriftelijke regels, welke zijn vastgesteld ter uitwerking of uitvoering van de bepalingen van deze regeling of welke hij bij de vervulling van zijn functie heeft na te leven, tenzij de bedoelde regels op een voor hem gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage liggen.
In een nadere regeling kan worden bepaald dat in bijzondere gevallen voor nader te bepalen hogere functies een tijdelijke aanstelling kan worden verleend in afwijking van artikel 2:4 is bepaald, alsmede dat voor bedoelde functies kan worden afgeweken van de salaristabel en/of van het bepaalde in de hoofdstukken 8 en 10d. In de commissie voor georganiseerd overleg moet overeenstemming zijn bereikt over de criteria voor de aanwijzing van deze functies en over de functie zelf.
Ingeval geen commissie voor georganiseerd overleg is ingesteld, wordt de procedure ingevolge bijlage III van deze regeling gevoerd bij het opstellen van evengenoemde criteria en bij het bepalen van de functies, waarbij het overeenstemmingsvereiste van toepassing is.
De in het vorige lid bedoelde regeling kan overeenkomstig van toepassing worden verklaard op ambtenaren in tijdelijke dienst die projecten of functies van tijdelijke aard uitoefenen waarbij de te bereiken resultaten in een bepaalde tijdsperiode tevoren kunnen worden vastgesteld en de betrokken ambtenaar in verregaande mate zelfstandig verantwoordelijkheid draagt voor de inrichting van de werkzaamheden.
Hoofdstuk 2 Aanstelling en arbeidsovereenkomst
De ambtenaar is - nadat hij is gehoord - verplicht om in het belang van de dienst een andere passende functie te aanvaarden. Een passende functie is een functie die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.
Indien het college dit in het belang van de dienst nodig acht, is de ambtenaar verplicht om:
a. tijdelijk niet tot zijn functie behorende werkzaamheden te verrichten, dan wel tijdelijk een andere functie waar te nemen;
b. tijdelijk werkzaamheden te verrichten buiten de voor hem vastgestelde werktijden;
c. beschikbaar te zijn buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden. Voor het, gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van deze beschibaarheidsdiensten wordt de ambtenaar schriftelijk aangewezen, indien deze diensten ten minste op gemiddeld zestig kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten worden verricht, hetgeen uit de schriftelijke aanwijzing moet blijken.
Wanneer de ambtenaar meent, dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij - onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen - daarvan door tussenkomst van het hoofd van dienst terstond kennis aan het college, dat zo spoedig mogelijk een beslissing ter zake neemt.
Onverminderd artikel 2:2, kan het college bepalen dat voor bepaalde functies, waarbij aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, aanstelling alleen mogelijk is na een geneeskundig onderzoek gericht op de te vervullen functie, waaruit blijkt dat tegen het vervullen van de functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door het college.
Vanaf de dag dat een reeks van twee of drie aanstellingen voor bepaalde tijd, die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste 6 maanden, een periode van 24 maanden overschrijdt (de tussenpozen inbegrepen), geldt de laatste aanstelling met ingang van die dag als een aanstelling voor onbepaalde tijd.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende aanstellingen en arbeidsovereenkomsten tussen een ambtenaar en verschillende werkgevers, die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid of geschiktheid van de ambtenaar, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
Voor de toepassing van de in artikel 2:4:2:0 bedoelde sollicitatiecode wordt verstaan onder:
1. ambtenaren in dienst van de gemeente Middelburg;
2. tijdelijke krachten, die werkzaam zijn bij de gemeente op het moment,
dat de vacature ontstaat met dien verstande, dat zij uitsluitend als
interne sollicitant worden aangemerkt voor de vacante functie, welke
zij op dat moment tenminste zes maanden vervullen;
3. de bezoldigd buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand,
zoals bedoeld in het Reglement op de burgerlijke stand en de
rechtspositieregeling voor de buitengewoon ambtenaar van de
Selectiecommissie: de commissie bestaande uit de directleidinggevende, de personeelsadviseur en eventueel een opzichter of senior medewerker. In voorkomende gevallen kan de directeur zitting nemen in de selectiecommissie.
Personeelscommissie: de commissie bestaande uit maximaal drie medewerkers die op initiatief van de directleidinggevende worden benoemd uit de medewerkers van desbetreffende afdeling.
College: het college van burgemeester en wethouders van Middelburg.
Klacht: een gemotiveerde omschrijving van een handeling of gedraging die afwijkt van de sollicitatiecode en verricht is door de gemeente Middelburg.
Directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waar de betreffende functie vacant is.
De sollicitatiecode gaat er van uit dat de sollicitanten de volgende zes rechten hebben:
het recht op een eerlijke kans op aanstelling (gelijke kans bij gelijke geschiktheid tenzij er sprake is van een groep die ondervertegenwoordigd is, wat blijkt uit het feit dat er voor deze groepen een apart beleid bestaat; maar ook het recht van de arbeidsorganisatie om de meest geschikte kandidaat te kiezen);
Het voorstel tot openstelling van de vacature wordt aan het college ter beslissing voorgelegd.
Aan de hand van de functiebeschrijving wordt de advertentie in overleg met de direct leidinggevende opgesteld door de personeelsadviseur. In voorkomende gevallen kan overleg worden gepleegd met de directeur .
Ambtenaren boven de sterkte/met een uitkering
Alvorens een vacature wordt opengesteld, beoordeelt de personeelsadviseur of er ambtenaren zijn die boven de sterkte zijn geplaatst dan wel die een wachtgeld- of enige andere uitkering van het college ontvangen, die voor de betreffende vacature in aanmerking komen.
Vervolgens vindt er altijd een interne werving plaats. Hiertoe verspreidt de afdeling Bedrijfsvoering de vacature binnen de gemeente. Voor de interne vacature geldt dat aan de functie-eisen moet worden voldaan, dan wel aan een door praktijkervaring verkregen overeenkomend werk- en denkniveau. De directeur is bevoegd bij hoge uitzondering in overleg met de personeelsadviseur te bepalen, dat de vacature intern, bij de Zeeuwse bestuurlijke overheden (zoals Provincie, Zeeuwse gemeenten en Zeeuws Waterschap) en de werkervaringsplaatsmedewerkers van Orionis Walcheren of extern gelijktijdig wordt bekend gemaakt. Als van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt de Ondernemingsraad hierover geïnformeerd.
De sollicitatietermijn voor interne sollicitanten is 10 dagen gerekend vanaf de datum waarop de vacature via een advertentie wordt opengesteld. Indien een interne sollicitant wegens ziekte of verlof te laat is met reageren, dan zal zijn sollicitatie in de eerstvolgende ronde worden meegenomen. Het is de zorg van de directleidinggevende om interne vacatures naar zieke medewerkers op te sturen.
Zeeuwse bestuurlijke overheden + werkervaringsplaatsmedewerkers Orionis Walcheren
Indien er binnen de gemeente geen geschikte kandidaten zijn, wordt de vacature gelijktijdig bij de Zeeuwse bestuurlijke overheden (zoals Provincie, Zeeuwse gemeenten en Zeeuws Waterschap) en bij de medewerkers van Orionis Walcheren die via een werkervaringsplaats binnen de gemeente werken gemeld. De sollicitatietermijn voor deze sollicitanten is 10 dagen gerekend vanaf de datum waarop de vacature voor hen wordt opengesteld.
De personeelsadviseur bepaalt in overleg met de direct leidinggevende in welke media de advertentie geplaatst wordt. Indien de gemeente via verschillende media werft, vermeldt zij overal dezelfde sluitingsdatum voor reacties. Slechts wanneer dit niet mogelijk is in verband met de verschijningsdata van de desbetreffende media wordt hiervan afgeweken. De gemeente is niet verplicht reacties die binnenkomen na de vermelde sluitingstermijn in de selectie te betrekken.
Na sluiting van de sollicitatietermijn worden alle ingezonden reacties geregistreerd door de afdeling Bedrijfsvoering. De personeelsadviseur maakt een briefselectie van de kandidaten die niet voldoen aan de geldende normen voor de vacature en de kandidaten die wel voldoen aan de gestelde functie-eisen.
De afdeling Bedrijfsvoering bericht de sollicitant binnen 14 dagen na de sluitingsdatum voor reacties dat zijn brief is ontvangen. De afdeling Bedrijfsvoering bericht de sollicitant binnen 4 weken na de sluitingsdatum voor reacties dat hij wordt afgewezen of uitgenodigd, of dat zijn sollicitatie wordt aangehouden, onder vermelding van de termijn waarbinnen nader bericht volgt.
Indien de gemeente de sollicitant uitnodigt voor een bezoek verstrekt zij hem in de uitnodigingsbrief informatie over de volgende punten:
datum, uur, plaats, vermoedelijke duur, programma (gesprekspartners en hun functies [voor zover mogelijk])
Bij het vaststellen van datum en tijdstip houdt de gemeente rekening met de belangen van de sollicitant. Bij de uitnodiging ontvangt de sollicitant het sollicitatieformulier.
De gemeente streeft naar maximaal 2 selectiegesprekken per bezoek om te voorkomen dat de sollicitant teveel informatie op een dag krijgt.
De sollicitatiegesprekken met de selectie- en personeelscommissie vinden in beginsel afzonderlijk plaats.
De personeelsadviseur zorgt ervoor dat het selectiegesprek goed is voorbereid en dat iedere deelnemer bekend is met de taakverdeling binnen de commissie.
Alle leden van de inspraak- en selectiecommissie ontvangen van te voren de feitelijke informatie betreffende de uitgenodigde kandidaten.
De gemeente verstrekt de sollicitant naar waarheid alle informatie die deze nodig heeft om zich een zo volledig mogelijk beeld te vormen. Het gaat hier o.a. om het aantal (opgeroepen) kandidaten, de wijze waarop de vacature is ontstaan, het maximaal bereikbare inkomen in dezelfde functie en overige arbeidsvoorwaarden, de ontwikkelingsmogelijkheden indien aanwezig en de verdere sollicitatieprocedure.
De selectiecommissie vraagt indien nodig inlichtingen over de sollicitant aan derden. Hiertoe wordt eerst aan de sollicitant diens toestemming gevraagd. De gevraagde informatie moet direct verband houden met de te vervullen vacature, en er mag geen inbreuk gemaakt worden op de persoonlijke levenssfeer van de sollicitant.
De verkregen informatie wordt desgevraagd in geobjectiveerde vorm aan de sollicitant medegedeeld.
Ingeval deze informatie de resultaten van een medisch of psychologisch onderzoek betreft, wordt geacht de sollicitant eerst te zijn ingelicht door de desbetreffende onderzoeker voordat de gemeente kennis kan nemen van deze informatie. Het opvragen van deze informatie kan alleen in zoverre dit niet in strijd is met de geformuleerde beroepsethiek van de betrokken beroepsbeoefenaren.
De inlichtingen over de sollicitant, verkregen van derden of d.m.v. een medisch onderzoek, worden niet ter beschikking gesteld aan de personeelscommissie.
Wel kan de direct leidinggevende aangeven of de genoemde informatie in zijn totaliteit een positief, twijfelachtig of negatief beeld oproept.
Voor de inlichtingen over de sollicitant verkregen d.m.v. een psychologisch onderzoek geldt dat alleen de eindconclusie van dit onderzoek ter beschikking wordt gesteld aan de personeelscommissie.
Een psychologisch onderzoek vormt een onderdeel van de interne en externe selectieprocedure als karakterologische aspecten van belang zijn voor een goede functievervulling. In navolging hiervan zal er in ieder geval een psychologisch onderzoek plaatsvinden voor alle leidinggevende functies. Een psychologisch onderzoek vindt plaats bij een extern bureau dat zich houdt aan de regels van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Het psychologisch advies wordt na afloop van de selectieprocedure vernietigd; het wordt nimmer bij de volgende selecties gebruikt.
Een medisch onderzoek in verband met de aanstelling kan slechts plaatsvinden door of onder verantwoordelijkheid van een arts en uitsluitend bij de functies die staan vermeld in de taakrisicoanalyse. Dit onderzoek verloopt volgens de normen, die bepaald worden door de huidige stand van de bedrijfsgezondheidszorg. De gemeente laat alleen die sollicitant onderzoeken, die zij wenst aan te stellen. De sollicitant die medisch niet geschikt wordt bevonden, wordt op de hoogte gebracht van de mogelijkheid van geneeskundige herkeuring. Indien de sollicitant gebruik maakt van de mogelijkheid tot herkeuring vindt geen afronding van de selectieprocedure plaats totdat de uitslag van de herkeuring bekend is.
De personeelscommissie en de selectiecommissie dienen in onderling overleg er naar te streven tot een gelijke keuze te komen. Indien de beide commissies dezelfde keuze maken dan behoeft er geen voorstel tot benoeming aan het college te worden voorgelegd.
Indien de commissies een verschillende keuze maken dient er een advies aan het college te worden voorgelegd. De directeur is verantwoordelijk voor de advisering aan het college; de personeelsadviseur formuleert het advies. De motiveringen van beide commissies dienen in het advies te worden opgenomen.
Wanneer er afwijkende afspraken t.a.v. arbeidsvoorwaarden met de te benoemen kandidaat worden gemaakt, dan dient de benoeming in de vorm van een advies te worden voorgelegd aan het college.
Indien de gemeente, in enige fase van de sollicitatieprocedure, besluit dat een sollicitant niet in aanmerking komt, ontvangt deze uiterlijk 2 weken na dit besluit bij voorkeur schriftelijk bericht. De afwijzing wordt zo goed mogelijk gemotiveerd. Indien schriftelijke motivering niet wenselijk wordt geacht, zal de motivering mondeling worden gegeven.
Schriftelijke gegevens afkomstig van een sollicitant en afschriften hiervan die ten behoeve van de sollicitatieprocedure zijn vervaardigd, worden vernietigd, tenzij anders wordt afgesproken. Bij afwijzing worden het eventuele psychologische rapport en de andere schriftelijke gegevens betreffende de sollicitant, zoals het sollicitatieformulier, eveneens vernietigd.
Voor de gevallen waarin deze regeling niet voorziet of waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders, afgeweken dient te worden van deze regeling, beslissen burgemeester en wethouders. Het afwijken van de regels kan slechts geschieden als dit wordt medegedeeld en toegelicht aan de sollicitant.
De overeenkomst kent een minimum-urengarantie. Per oproep wordt een minimum van 2 uur gegarandeerd en op maandbasis wordt uitbetaling van minimaal 15 uur gegarandeerd. De middeling van gewerkte uren vindt per kwartaal plaats indien in de maanden van het betreffende kwartaal meer of minder uren wordt gewerkt.
De overeenkomst dient de volgende afspraken te bevatten:
een oproep kan door de werkgever worden afgezegd en door de oproepkracht worden geweigerd, indien de afzegging respectievelijk de weigering uiterlijk twaalf uur voor de aanvang van de feitelijke werkzaamheden aan de wederpartij kenbaar wordt gemaakt. Indien afzegging plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, is de werkgever gehouden loon te betalen als ware de werkzaamheden feitelijk vervuld. Indien weigering plaatsvindt zonder de termijn van twaalf uur in acht te nemen, maakt de oproepkracht zich schuldig aan plichtsverzuim.
indien gedurende een omschreven periode de oproepkracht niet heeft gewerkt, terwijl de werkgever de oproepkracht ten minste een
omschreven aantal malen daartoe heeft opgeroepen, en de oproepkracht alsdan niet verhinderd was werkzaam te zijn wegens ziekte, kan genoemde omstandigheid gelden als grond voor ontslag van de oproepkracht op grond van artikel 8:13.
Overeenkomstig de Wet flexibel werken heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht de formele arbeidsduur per week te verminderen of de formele arbeidsduur per week uit te breiden tot het aantal uur van een volledig dienstverband, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.
Hoofdstuk 3 Salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
a. (betrokken) medewerker: degene, op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg van toepassing is en die belast is met de uitvoering van de beschreven organieke functie;
b. (organieke) functie: het geheel van werkzaamheden, dat blijkens een organieke functiebeschrijving door de medewerker moet worden verricht en dat voortvloeit uit de doelstellingen van de organisatie;
c. waarderingscommissie: de commissie als bedoeld in artikel 3:1:1:7;
d. directeur: de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt;
e. functie schaal: de schaal, die aan de hand van het systeem van functiewaardering voor de betreffende functie wordt vastgesteld;
f. (organieke) functiebeschrijving: de op papier op een zo uniform mogelijke wijze geordende verzameling van tot de functie behorende taken en verantwoordelijkheden;
g. waarderingsadvies: het advies, als bedoeld in artikel 3:1:1:8,erste lid.
Een organieke functiebeschrijving wordt opgemaakt, indien er sprake is van:
a. een nieuwe functie, voor zover de werkzaamheden niet kunnen worden ondergebracht bij een reeds beschreven functie;
b. een gewijzigde functie inhoud als gevolg van organisatorische maatregelen, wijziging van taakstelling of verdeling binnen de organisatorische eenheid;
c. andere omstandigheden, welke van invloed kunnen zijn op de rangordening van de functie.
b. een door de commissie voor het Georganiseerd Overleg voor te dragen en door het college te benoemen lid, niet zijnde een ambtenaar in dienst van de gemeente Middelburg;
c. een door het college te benoemen externe functiewaarderingsdeskundige.
Voor het lid onder b wordt tevens een plaatsvervanger benoemd.
Aan de hand van de vastgestelde organieke functiebeschrijving stelt de waarderingscommissie binnen 2 maanden na ontvangst van de beschrijving een functie analyse op, welke uitmondt in een waarderingsadvies. Uit dit advies blijkt:
a. de indeling van de functie in een van de op bijlage 1 voorkomende hoofdgroepen;
b. de score per gezichtspunt overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2;
Het vastgestelde waarderingsniveau wordt met behulp van de bij deze regeling behorende conversietabel (bijlage 3) omgezet in een aan de functie verbonden functieschaal. De functieschalen 10a en 11a worden niet toegepast en maken uit dien hoofde geen deel uit van de conversietabel. De aan de functie verbonden functieschaal wordt vermeld in het waarderingsadvies.
De bijlagen 1 (hoofdgroepindeling), 2 (gezichtspunten) en 3 (conversietabel) maken deel uit van deze regeling.
In bijzondere situaties waarin het systeem niet of niet goed toepasbaar is kan het bevoegd gezag een aanvullende interpretatie geven. Deze interpretatie mag niet in strijd zijn met de tekst van het systeem. Zij dient, indien zij algemeen geldigheid heeft, overeenkomstig de daarvoor geldende procedure te worden vastgesteld.
Indien er geen sprake is van algemene geldigheid valt dit onder de werking van artikel 3:1:1:13.
De hoofdgroepindeling is gebaseerd op het werk- en denkniveau, dat wil zeggen het niveau dat nodig is om de functie op normaal goede wijze te vervullen.
De begrippen werken en denken zijn uiteraard niet in tegenstellende zin bedoeld. Het woord "werkniveau" alleen zou toereikend zijn geweest; de toevoeging geeft slechts aan dat het niveau van denken (in en ten behoeve van het werk) een belangrijke rol speelt bij de hoofdgroepindeling.
In de karakteristieken van de hoofdgroepen is het algemeen werk- en denkniveau verwoord dat als basis dient voor de indeling van de functie in de desbetreffende hoofdgroep. Hierbij kan als indicatie worden gehanteerd de voor de werkzaamheden van belang zijnde opleiding. Wanneer in de advertentietekst een te hoge opleiding wordt gevraagd kan dit consequentie hebben voor de indeling van een functionaris in een salarisschaal.
Bij het algemeen werk- en denkniveau gaat het om een ondeelbaar begrip. Hierbij kan het "intellectuele" (opleidings)aspect wel eens te exclusief aandacht krijgen. Vooropgesteld dat reële opleidingseisen een zeer bruikbare indicatie verschaffen, dient bij het bepalen van de hoofdgroep niet alleen naar de vereiste opleiding te worden gekeken.
Hoofdgroep en functionele vorming zijn niet van elkaar te scheiden; ze geven het totale werk- en denkniveau weer, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Ten zeerste onjuist is het wanneer de ene functionaris/commissie de hoofdgroep vaststelt, terwijl een andere functionaris/commissie de score voor functionele vorming bepaalt.
Eén en ander houdt in, dat bij het indienen van een bezwaarschrift tegen de score voor functionele vorming en/of tegen de hoofdgroepindeling zowel de hoofdgroepindeling als de score voor het gezichtspunt functionele vorming moet worden vastgesteld.
Opmerking: zie ook handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden.
Onder opleidingsniveau, voor zover betrekking hebbend op de hoofdgroepindeling, wordt verstaan de totale theoretische opleiding plus de tijd die nodig is om de opgedane kennis in praktijk toe te leren passen.
Om op het aangegeven niveau te kunnen functioneren, is als regel de volgende, niet mee te tellen ervaring nodig:
Na het behalen van een HBO-diploma (bijvoorbeeld HTS/HEAO) heeft men in de regel nog 3 jaar nodig om het geleerde in de praktijk te leren toepassen. Bij parttime opleidingen is dit in de regel korter.
Vervanging bij ziekte, verlof vakantie of andere tijdelijke afwezigheid wordt niet bij de functiewaardering betrokken.
In geval door structurele afwezigheid van een andere functionaris, geautoriseerd, een deel van diens werkzaamheden wordt verricht, wordt dit bij de functiewaardering meegenomen overeenkomstig het beschrevene in het desbetreffende functiebestanddeel.
Werkzaamheden die in het algemeen worden gevormd door op zichzelf staande, dan wel in eenvoudige combinatie voorkomende, afzonderlijke handelingen, waartoe de vaardigheid vooral door routine en veelal ook door een belangrijke fysieke component wordt bepaald en kan worden verworven door training of scholing in de werksituatie c.q. bedrijfsopleiding of anderszins, op basis van lagere algemeen vormende scholing.
* werkzaamheden waarvoor enige scholing of oefening is vereist;
* administratieve werkzaamheden, waarvoor de eisen ten aanzien van lezen en rekenen niet verder gaan dan eenvoudige notities en berekeningen;
* werkzaamheden als niet allround chauffeur, (in het algemeen vaardige bediening van een type voertuig, waarvoor het groot rijbewijs (CD) voldoende is).
Werkzaamheden waartoe de vaardigheid en bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde vaktechnische scholing (BO).
Hoewel deze vaardigheid en bekwaamheid in belangrijke mate is bepaald door routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen en door ervaringskennis bij deze toepassing, treden daarnaast (in verband met de samengesteldheid van het werkobject, de in acht te nemen samenhangen of de zich voordoende variaties) eigen oordeel, handelingskeuze of gedragsbepaling ter realisering van gestelde taken, werkprogramma's of te leveren producten, naar voren.
Te denken valt aan werkzaamheden:
* waarvoor ambachtelijke kennis of vaardigheid is vereist;
* als allround chauffeur die op meerdere typen voertuigen structureel wordt ingezet (bijvoorbeeld huisvuilauto + veegauto + vrachtauto e.d.);
* van dagelijks toezicht op de uitvoering van (technische) werkzaamheden (tot en met hoofdgroep II);
* waarvoor vakinhoudelijke kennis, dan wel gedegen kennis van de Nederlandse taal is vereist.
Werkzaamheden waartoe de bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde middelbare vaktechnische scholing (MBO) en welke behalve op praktische vaardigheid mede berust op theoretische kennis en beschouwing van de materie en op breder inzicht in technische, organisatorische, economische en/of maatschappelijke samenhangen.
De werkzaamheden als zodanig zijn in het algemeen nog bepaald tot een vrij nauw afgebakend werkgebied of takenpakket, maar vereisen eigen analyse, interpretatie, conceptie en aanpak, c.q. optreden en gedragsbepaling.
Te denken valt aan de werkzaamheden van:
* dagelijks toezicht op de uitvoering van meer gecompliceerde werkzaamheden (tot en met hoofdgroep III);
* in het algemeen meer uitvoerend karakter, waartoe echter naast praktisch gerichte vakkennis ook een theoretische ondergrond aanwezig moet zijn voor het opvangen van zich in de uitvoering voordoende problemen, of voor het uitwerken van meer gecompliceerde opdrachten.
Werkzaamheden waarbij, veelal in direct samenspel met beleidsfunctionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene beleidslijnen, wordt deelgenomen aan de beleidsvoorbereiding, hoog gekwalificeerde uitvoerende en/of controlerende werkzaamheden of beheer (onderdeel van apparaatszorg, of welke, veelal in direct samenspel met op wetenschappelijk niveau werkzame functionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene richtlijnen, anderszins betrekking hebben op afzonderlijke terreinen van wetenschap en techniek. Het gaat om werkzaamheden, waartoe de bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde hogere vaktechnische scholing (HBO). Deze bekwaamheid steunt, behalve op praktisch inzicht en praktijkkennis, vooral ook op kennis van theoretische grondslagen, alsmede op een meer dan oppervlakkige oriëntatie buiten het eigen vakgebied of arbeidsveld (ten aanzien van bijvoorbeeld meer algemene maatschappelijke, financiële of economische samenhangen en/of ten aanzien van anders gerichte vakgebieden en werksectoren).
Het arbeidsveld of vakgebied als zodanig is meestal nog begrensd, maar heeft aanraking met andere terreinen en vakrichtingen, waarop, veelal met eigen onderkenning van raak en coördinatiepunten, moet worden ingespeeld.
Onder beleid wordt verstaan: het formuleren van doelstellingen en de weg die moet worden gegaan om de doelstellingen te bereiken.
Kenmerken van beleid zijn: visie ontwikkelen geldend voor langere termijn, breed terrein, grensoverschrijdend naar andere vakdisciplines.
* het verrichten van therapeutische werkzaamheden in het begeleiden van mensen, bijvoorbeeld bij maatschappelijk werk;
* werkzaamheden van hoofden van onderdelen, die als zodanig in een groter organisatorisch verband een vrij afgeronde en zelfstandige functie vervullen;
* dagelijks toezicht op omvangrijke en gecompliceerde technische werkzaamheden (tot en met hoofdgroep IV);
* statische berekeningen van ingewikkelde staal- en/of betonconstructies.
Werkzaamheden in de sfeer van bestuur en beleid op onderscheiden terreinen van overheidszorg en apparaatsbeheer en/of toegepaste wetenschapsbeoefening, waartoe de bekwaamheid in het algemeen slechts denkbaar is op basis van voltooide universitaire studie.
Het gaat bij deze bekwaamheid vooral om kwaliteit van analytisch, synthetisch, methodisch denken, creatieve zin en onafhankelijke oordeelsvorming o.a. tot gelding komende in het uitwerken (prognose, planning, onderzoek) van beleidsideeën en het ontwikkelen van beleidslijnen op breed terrein en lange termijn, in standpuntbepalingen en belangenbehartiging met de contactuele instelling welke ter zake (in communicatie, coördinatie, ambtelijk beraad, contacten met maatschappelijke groeperingen, in commissies enz., ook internationaal), is vereist, in het (mede) geven van richting aan de ontwikkeling van grote technische of maatschappelijke projecten, of in de conceptie daarvan.
De werkzaamheden kenmerken zich door het behartigen van integraal, operationeel, sectoraal of specialistisch management ten aanzien van een afgerond terrein van overheidsbestuur, zorg voor samenleving, aansturing van een omvangrijke dienst of instelling of wetenschappelijke sector dan wel fungeren als intermediair tussen de politieke organisatie en de ambtelijke organisatie, een en ander met als doel het realiseren van een geheel van (beleids)doelstellingen die op politiek-bestuurlijk, maatschappelijk en/of wetenschappelijk-strategisch niveau zijn vastgesteld. Het beschikken over deskundigheid op theoretisch, fundamenteel gebied en het hebben van diepgaand inzicht in politiek-bestuurlijke, sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of bedrijfsstructuren e.d.
De wijze van uitvoering en de te bereiken resultaten hebben een duidelijke, veelal duurzame invloed op het functioneren van de maatschappij, het overheidsapparaat en/of op omvangrijke delen van de samenleving.
* Deze hoofdgroep is uitsluitend bestemd voor de functie van gemeentesecretaris.
Functionele vorming omvat de theoretische en praktische kennis, die de functie verlangt, uitgaande boven het denk- en werkniveau dat bepalend is geweest voor de hoofdgroepindeling.
De functionele vorming wordt uitgedrukt in het totaal benodigd aantal jaren school en praktijkopleiding en omvat ook de normaal te achten studie thuis. Ter benadering van de gradering kunnen fictieve opleidingen worden geconstrueerd.
Indien de aanvullende kennis meer dan 7 a 8 jaar bedraagt wordt de functie ingedeeld in de naast hogere hoofdgroep, met score 1 voor functionele vorming.
Bij functionele vorming mogen alleen die aspecten worden meegenomen, waarvan mag worden verwacht dat deze in de beroepsopleiding (hoofdgroep) niet of nauwelijks zijn behandeld en die door het volgen van een aanvullende studie c.q. praktijkopleiding (praktijkervaring als kennisvermeerdering) eigen moeten worden gemaakt.
1 jaar schoolopleiding bij functionele vorming komt overeen met 40 studieweken. Bij de bepaling van de studieduur wordt uitgegaan van het normaal geachte aantal les en studie uren (10-15 per week), tenzij duidelijk kan worden aangetoond dat dit aantal hoger of lager ligt.
N.B.: 400-600 studie uren komen overeen met 1 studie of ervaringsjaar.
2. Handelingsvrijheid (mate van vrijheid in de functie)
Het gaat hierbij om de mogelijkheid die de functie biedt, beslissing naar eigen inzicht te nemen. Deze mogelijkheid wordt onder meer beperkt door toezicht, controle, toetsing, beoordeling door of namens de leiding, een en ander afhankelijk van de aard van de werkzaamheden.
Deze controle/toetsing/beoordeling kan plaatsvinden door onder meer: de chef, een hogere chef, een namens de leiding met controle/toetsing/beoordeling belaste functionaris, al dan niet in het kader van een bepaalde procedure of werkproces, of een in een procedure of werkproces ingebrachte zelfcontrole.
De frequentie van deze controle/toetsing/beoordeling wordt mede als maatstaf gehanteerd voor het bepalen van de score. Voor de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking komen die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werken denkniveau (= hoofdgroep en functionele vorming).
Een score 4 wordt gegeven indien de werkzaamheden zodanig van aard zijn dat er sprake is van een groot aantal onzekere factoren die door de functionaris in de afweging moeten worden betrokken, terwijl de inbreng in de beleidsadvisering en/of besluitvorming doorslaggevend is.
Onzekere factoren zijn bijvoorbeeld het inschatten van ontwikkelingen op lange termijn, waarbij alleen de praktijk kan uitwijzen of de inschatting de juiste is geweest. Dit zal veelal pas na verloop van jaren mogelijk zijn.
3. Keuzemogelijkheden (het ontwikkelen van eigen initiatieven)
Het gaat hierbij om de mate waarin de organisatie en de (aard van de) werkzaamheden de functionaris de mogelijkheid te bieden tot het ontwikkelen van initiatieven, het bewandelen van andere wegen dan de gebruikelijke en het oplossen van de zich voordoende problemen naar eigen inzicht. Deze keuzen kunnen worden beperkt door voorschriften, richtlijnen (bijvoorbeeld NEN bladen, vakvoorschriften, overheidsvoorschriften, richtlijnen, veiligheidsvoorschriften en andere), instructies, werkafspraken en dergelijke.
Bij de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking worden genomen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (hoofdgroep en functionele vorming).
Bij het indienen en honoreren van een bezwaarschrift tegen de hoofdgroepindeling en/of score voor functionele vorming moet de score voor dit gezichtspunt opnieuw worden bepaald (op grond van niveaubepalende werkzaamheden). Er is dus een relatie tussen de hoofdgroepindeling en de score voor keuzemogelijkheden.
4. Leidinggeven (echelonmodel na 1 februari 1997)
Het is uiteindelijk de bedoeling voor de berekening van de score voor het gezichtspunt leidinggeven het echelonmodel te hanteren. Dit model geeft voor de hiërarchische niveaus van leidinggeven vaste scores zonder dat daarbij het aantal ondergeschikten of formatieplaatsen van belang is.
De hantering van dit model zal per 1 februari 1997 geleidelijk aan worden ingevoerd. Zodra een vacature in een leidinggevende functie ontstaat of een wijziging van een leidinggevende functie voor meer dan 50% plaats vindt zal dit model worden gehanteerd.
Maatstaf voor bepaling van de score is het hiërarchische niveau (echelon) waarop de leidinggevende functioneert:
Hierbij komen tot uitdrukking de eisen, die aan de contactvaardigheid in de functie worden gesteld met betrekking tot personen waarmee de functionaris in een niet hiërarchische verhouding staat.
Ervaringskennis op het terrein van de menselijke verhoudingen, kennis van mentaliteit, levensgewoonten, sociale omstandigheden, levensbeschouwelijke invloeden met betrekking tot bepaalde (groepen) personen e.d., worden als kennis aangemerkt. Bezinning op de wijze waarop gerezen moeilijkheden in de contactverhoudingen moeten worden aangepakt of voorkomen, alsmede overwegingen welke gedragslijn te volgen, worden in het gezichtspunt "keuzemogelijkheden" c.q. zelfstandigheid gewaardeerd.
Een score 4 voor dit gezichtspunt wordt bereikt indien naast het feit dat geen machtsmiddel aanwezig is:
in een gesprek op dat moment een zwaarwegende beslissing moet worden genomen,
er sprake is van volledige zelfstandigheid (geen min of meer gelijkwaardige of meer aanspreekbare persoon aanwezig is), waarbij de functionaris verantwoordelijk is voor een beslissing waarop niet kan worden teruggekomen (of alleen met een ernstige afbreuk van het vertrouwen in de gesprekspartner c.q. organisatie, of met hoge kosten enz.).
Als bij functiewaardering de functie hoger wordt gewaardeerd, wordt de betrokken ambtenaar bevorderd naar de nieuwe functieschaal, tenzij hij de functie (nog) niet volledig vervult en/of (nog) niet geheel voldoet aan de eisen, die aan de functie zijn verbonden.
De ambtenaar, die een hogere schaal bezit dan de bij de functiewaardering vastgestelde functieschaal, behoudt zijn huidige schaal en heeft geen uitloopmogelijkheid.
In afwijking van artikel 3:4 eerste lid, aanhef en onderdeel c geldt de vaste salarisverhogingsdatum van 1 januari van het jaar, waarin de aanspraak daarop wordt verkregen.
Artikel 3:6 Inpassing in hogere schaal
De ambtenaar die door promotie naar een hogere salarisschaal overgaat, heeft vanaf de dag dat de promotie ingaat recht op een hoger salaris.
Wanneer voor de ambtenaar een schaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt eerst het salaris bepaald, waarop de ambtenaar op de dag van de overgang naar die hogere schaal in de oude schaal aanspraak zou kunnen maken.
Het salaris in de nieuwe schaal wordt daarna vastgesteld op het bedrag van één periodiek boven hetgeen in de nieuwe schaal onmiddellijk boven het salaris ligt, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.
Doorgroei in een uitloopschaal is mogelijk wanneer dit op 31 december 2015 in een lokale regeling was vastgelegd. De uitloopschaal is één schaal hoger dan de functieschaal. In de lokale regeling worden voorwaarden en regels gesteld die van toepassing zijn op de instroom in- en het doorlopen van de uitloopschaal.
De ambtenaar met de functieschaal XIV, XV en XVI komt bij wijze van uitloop in aanmerking voor een toelage, welke het eerste jaar een kwart bedraagt van het verschil tussen het maximumsalaris van de functieschaal en het maximumsalaris van de naast hogere schaal, en het tweede en volgende jaar de helft van dit verschil.
Artikel 3:11 Toelage onregelmatige dienst
De ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling voor de werktijden (artikel 4:3) heeft recht op een toelage die wordt uitgedrukt in een percentage van het uurloon gedurende de volgende tijdvakken van de week:
Het uurloon is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 6.
In deze regeling wordt verstaan onder:
functionaris : degene op wie de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Middelburg van toepassing is.
functie : het geheel van werkzaamheden, dat blijkens een functiebeschrijving door een functionaris (in opdracht) wordt verricht.
inconveniënt: een omstandigheid, voortvloeiend uit de uitoefening van de functie die afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren ‑ als extra bezwarend wordt ervaren, die in redelijkheid niet vermijdbaar is en die als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken.
inconveniëntenbeschrijving: beschrijving van het inconveniënt.
functiedeskundige: de met de uitvoering belaste medewerker van de cluster Personeelszaken of een door deze cluster aan te wijzen deskundige.
directeur : de directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt.
conversie : de koppeling van resultaten naar compensatie niveaus.
beschrijvingscommissie: de commissie als omschreven in artikel 3:14:1:4.
waarderingscommissie: de commissie als bedoeld in artikel 3:14:1:6.
inconveniënten : de regeling als bedoeld in artikel 3:14:1:8.
Indien een van de personen, genoemd in artikel 3:14:1:3, leden 3, 4 en 5 de beschrijving niet juist en/of niet volledig acht, wordt in overleg met alle betrokkenen getracht tot overeenstemming te komen. Wordt deze overeenstemming niet bereikt, dan wordt de beschrijving voorgelegd aan een door burgemeester en wethouders in te stellen beschrijvingscommissie, die een onderzoek instelt naar de inhoud van de beschrijving en hierover burgemeester en wethouders adviseert.
De waarderingscommissie vergadert tenminste eenmaal per jaar, de beschrijvingscommissie komt eveneens minimaal eenmaal per jaar bijeen, minimaal drie maanden voordat de waarderingscommissie bijeen komt.
Indien een functionaris slechts een bepaald percentage van een functie waaraan een inconveniëntencompensatie is toegekend verricht of geen volledige betrekking vervult, wordt de in geld uitgedrukte compensatie gebaseerd op de "IJkbundel gradering van inconveniënten functies" naar evenredigheid verminderd.
In geval van ziekte blijft gedurende maximaal 12 maanden aanspraak bestaan op doorbetaling van de inconveniëntencompensatie welke betrokkene op dat moment geniet.
Voor gevallen waarin de regeling inconveniëntenwaardering niet of niet naar billijkheid voorziet treft het college van burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.
Het college kan aan een ambtenaar die wordt geconfronteerd met een lager salaris en/of salaristoelagen, een garantietoelage toekennen.
Artikel 3:17 Vergoeding BHV, EHBO en interventieteam
De ambtenaar die door het college is aangewezen om tevens werkzaam te zijn als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet, EHBO-er, of als lid van een anti-agressie- of interventieteam, ontvangt een vergoeding indien hij de taken in verband met bedrijfshulpverlening in voldoende omvang verricht.
Artikel 3:18 Overwerkvergoeding
De overwerkvergoeding bestaat uit:
het bedrag over het aantal volle uren overwerk ter hoogte van het volgende percentage van het uurloon van de ambtenaar:
* 100% voor overwerk op een zondag of feestdag (artikel 4:5) tussen 00.00 en 24.00 uur;
* 75% voor overwerk op een zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur;
* 75% voor overwerk op een maandag of de dag volgend op een feestdag tussen 00.00 en 06.00 uur;
* 50% voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 00.00 en 06.00 uur;
* 50% voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 20.00 en 24.00 uur;
* 25% voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 06.00 en 20.00 uur.
Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%.
Een ambtenaar aan wie ontslag wordt verleend op grond van artikel 8:3 of 8:4 CAR en die binnen vijf jaar na de datum van ontslag, maar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd recht zou hebben gehad op een jubileumtoelage, ontvangt een evenredig deel van de toelage. In dat geval wordt de laatste maand vòòr de datum van ingang van het ontslag als maatgevende maand aangemerkt.
Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen voor de reis- en/of verblijfskosten (of ontvangen had kunnen worden), wordt deze in mindering gebracht op de van de werkgever te ontvangen vergoeding.
Uitsluitend indien de medewerker voor het lokale vervoer zijn eigen auto gebruikt omdat hij ten behoeve van de dienstreis goederen mee moet nemen of indien het gebruik van de auto door het afdelingshoofd noodzakelijk wordt geacht, komt hij in aanmerking voor een reiskostenvergoeding. Deze vergoeding bedraagt bij gebruik van een motorvoertuig € 0,37 per kilometer. Daarnaast ontvangt de werknemer vergoeding van de parkeergelden.
Het college kan voor zover nodig in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels beslissen in individuele gevallen, waarin deze regelen naar het oordeel van het college niet of niet naar redelijkheid voorzien.
Artikel 3:22 Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer
Het college kan een ambtenaar een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer toekennen.
Artikel 3:24 Uitkering bij overlijden als gevolg van een ongeval in en door de dienst
Indien het college een verzekering heeft afgesloten die tot uitkering komt als de ambtenaar overlijdt als gevolg van een ongeval in en door de dienst, bedraagt de uitkering in afwijking van het tweede lid het bedrag waarvoor het college zich heeft verzekerd, met een minimum ter grootte van de in het tweede lid genoemde uitkering.
Artikel 3:25 Recht op tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering (niet van toepassing op ambtenaren in dienst van de gemeenten Amsterdam en Den Haag)
Paragraaf 5 Individueel Keuzebudget
Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan wordt het IKB in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n). Ontvangt de ambtenaar in een maand geen salaris dan wordt in die maand geen IKB opgebouwd.
Voorwaarde is dat de ambtenaar de fiets meer dan de helft van het aantal werkdagen gebruikt in het woon-werkverkeer. Het moet aannemelijk zijn, dat de werknemers fietsen. Maximaal 15 km woon-werkverkeer (enkele reis) is aannemelijk. De fiets mag ook in het voor- en natransport worden gebruikt naar bus, trein e.d. Bij een afstand groter dan 15 km dient de ambtenaar aannemelijk te maken dat de fiets daadwerkelijk voor minstens de helft van het jaar gebruikt wordt voor woon-werkverkeer.
Onder een fiets kan tevens een fiets met elektrische trapondersteuning worden begrepen. Met de fiets samenhangende zaken zijn die zaken die bij de aanschaf van de fiets worden aangeschaft, die bij uitstek bij het woon-werkverkeer op de fiets van pas komen, zoals de benodigde reparaties, een extra slot, een steun voor de aktetas en het regenpak dat praktisch alleen op de fiets wordt gebruikt.
De ambtenaar schaft de fiets en/of de met de fiets samenhangende zaken zelf aan en overhandigt een op zijn naam staande factuur aan het college. Het college raadt de ambtenaar sterk aan een fietsverzekering af te sluiten tegen diefstal. Indien de ambtenaar dit doet, kunnen de kosten van deze verzekering deel uitmaken van de deelname aan het fietsproject. De kosten van de fietsverzekering dienen in dat geval te zijn vermeld op de factuur. De factuur mag bij indiening niet ouder zijn dan 90 kalenderdagen.
De ambtenaar mag de fiets en de met de fiets samenhangende zaken gedurende 48 maanden na de aanschaf ervan niet verkopen of anderszins vervreemden. Het college aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid ten aanzien van de met gebruikmaking van deze regeling gekochte fiets. De ambtenaar vrijwaart de gemeente tegen aanspraken van derden voortvloeiend uit of verband houdend met het gebruik van de fiets.
Bij beëindiging van de dienstbetrekking bij de gemeente Middelburg en/of het gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer voordat het te verrekenen bedrag door de werknemer aan de werkgever is terugbetaald, zal het restant van het nog openstaande bedrag direct opeisbaar zijn. Dit restant kan worden ingehouden op de salarisbetalingen.
De ambtenaar verplicht zich in ruil voor het ter beschikking stellen van de parkeerplaats aan het college te betalen een bedrag van € 400,- naar rato van de formele omvang van het dienstverband met een peildatum van 1 januari van het betreffende kalenderjaar. Indien de aanvraag ziet op een periode van minder dan een jaar, wordt het bedrag naar rato berekend. Het totale bedrag is niet afhankelijk van het aantal werkdagen van de werknemer.
Artikel 3:31 Waarde van een vakantie-uur
Als de ambtenaar kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de ambtenaar geldende uurloon in de maand waarin hij de vakantie-uren koopt.
Paragraaf 6 Overige individuele keuzemogelijkheden
Artikel 3:37 Overgangsrecht en toelichting
Garantietoelagen en afbouwtoelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan worden gecontinueerd onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend.
Bestaande garantietoelage en afbouwtoelagen
Hiermee hebben LOGA-partijen bedoeld dat toelagen – ongeacht de benaming – die naast het salaris structureel onderdeel uitmaken van het vaste inkomen van de betreffende ambtenaar en van oorsprong bedoeld zijn om een terugval in salaris of emolumenten en toelagen – niet zijnde onkostenvergoedingen – op te vangen, niet vervallen bij invoering van het nieuwe hoofdstuk 3. De toelage is met andere woorden onderdeel van het salaris en mag daarom niet worden meegenomen in de toelage overgangsrecht H3 (hierna: TOR) zoals geregeld in dit overgangsrecht.
Deze toelagen wordt gecontinueerd na invoering van hoofdstuk 3 per 1 januari 2016 en vinden vanaf dat moment hun grondslag in artikel 3:15.
‘Onder de voorwaarden waaronder ze zijn toegekend’ geeft aan dat de afspraken die golden bij toekenning (indexatie, duur, afbouw) ook na 1 januari 2016 van toepassing blijven.
Tijdelijke toelage met schriftelijke overeengekomen einddatum
Een tijdelijke toelage die niet langer kan worden gebaseerd op een rechtsgrond omdat hij niet voorkomt in hoofdstuk 3 of een toelage met een hogere grondslag en die niet te kwalificeren is als de garantietoelage zoals in punt 1a bedoeld, maar die zich ook niet leent om te worden opgenomen in de TOR, kan eveneens worden voortgezet volgens de condities zoals die golden op het moment dat de toelage werd vastgesteld. Voorwaarde is dat de toelage tijdelijk is en dat de einddatum of gebeurtenis tijdens welke de tijdelijke toelage wordt betaald schriftelijk is vastgelegd in een besluit.
Een voorbeeld hiervan is een lager leidinggevende toelage zoals sommige gemeenten die kennen: in afwachting van een verwachte stap in de carrière wordt aan een medewerker die kan doorgroeien naar een managementfunctie een toelage gegeven voor maximaal 4 jaar. Deze toelage kent hoofdstuk 3 niet. Opname in de TOR zou er toe leiden dat deze evident als tijdelijk bedoelde toelage eeuwig in een TOR wordt vervat. Dus tijdelijke toelagen met een schriftelijk vastgelegde einddatum lopen gewoon door conform de afspraken en tot de vastgelegde einddatum.
Lokale financiële arbeidsvoorwaarden¹ die op al het personeel binnen een gemeente worden toegepast op 31 december 2015 en die zijn opgenomen in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling, vervallen voor het personeel dat vanaf 1 januari 2016 in dienst komt. Voor het zittende personeel wordt deze omgezet in een vast bedrag: de toelage overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 1.
¹ Bruto blijft bruto, netto blijft netto
Lokale arbeidsvoorwaarden vervallen voor zover ze niet terugkeren in hoofdstuk 3, conform de formulering in hoofdstuk 3.
Voor alle overige financiële arbeidsvoorwaarden die in de lokale bezoldigingsverordening of rechtspositieregeling zijn opgenomen (en dus bij de invoering van hoofdstuk 3 nog bestaan) en die per 1 januari 2016 vervallen of dan in hoogte wijzigen, wordt op basis van het refertejaar 2014 (roosters, overwerk, en alle andere relevante factoren) voor elke medewerker die het betreft bepaald:
Het verschil vormt de toelage overgangsrecht H3 (jaarbedrag) deel 2.
Werkgevers waarbij tot 1 januari 2016 de grondslag van de vakantietoelage meer beloningselementen (inclusief emolumenten) omvat dan het salaris en de toegekende salaristoelagen, moeten bij het vaststellen van de TOR rekening houden met het volgende. Als het daarbij gaat om beloningselementen, die met de introductie van hoofdstuk 3 komen te vervallen of die worden verlaagd, dienen de betreffende bedragen bij wijze van nadeelcompensatie vòòr opname in de TOR met 8% te worden verhoogd.
In de onderdelen 3 en 4 is een berekeningsmethode vastgelegd die recht doet aan het uitgangspunt dat het nieuwe hoofdstuk 3 geen bezuinigingsmaatregel is. Medewerkers worden gecompenseerd voor een eventuele teruggang in beloning. Behoudens de garantie bedoeld in artikel 1 van het overgangsrecht en de tijdelijke toelagen met een schriftelijk overeengekomen einddatum is daarom afgesproken om medewerkers die al in dienst waren voor 1 januari 2016 te compenseren met een TOR. Behoudens afkoop of vermindering van de aanstellingsomvang, blijft de aanspraak op een TOR gedurende het dienstverband ongewijzigd bestaan.
De TOR is in 2 delen geknipt, maar het gaat niet om twee verschillende soorten toelagen. De TOR 1 en de TOR 2 zijn feitelijk twee stappen die men in de tijd achter elkaar zet om te bepalen wat de TOR voor de medewerker is.
De TOR 1 is een vast beloningselement dat iedereen in een gemeente ontvangt, bijvoorbeeld een PGB.
De TOR 2 is lastiger te bepalen, omdat deze voor iedereen verschillend zal zijn. Niet iedereen ontvangt elke toelage of toeslag of vergoeding die in de lokale bezoldigingsverordening is opgenomen. En niet iedereen werkt in eenzelfde dienst of rooster.
Om de TOR 2 te kunnen bepalen is afgesproken 2014 als refertejaar te gebruiken. De reden daarvoor is dat 2014 een recent afgesloten jaar is. Voor een heel jaar is duidelijk wat aan onregelmatige diensten, beschikbaarheidsdiensten en overwerk is gedeclareerd/ontvangen op basis van de in 2014 geldende (lokale) regels.
De in 2014 gewerkte roosters worden fictief gekoppeld aan de toeslagen van het nieuwe hoofdstuk 3. Vervolgens wordt het eindbedrag vergeleken met het bedrag dat aan toeslagen is betaald in 2014. Is er een negatief verschil, dan wordt daarmee de TOR 2 gevuld.
Als de werkgever over 2014 geen rooster of werkpatroon kan reproduceren heeft de berekening aan de hand van een refertejaar geen zin. Daarom is in het LOGA afgesproken dat ook een andere rekenwijze kan worden toegepast die wordt gebaseerd op het werkpatroon/roosters voor 2016, uitgaande van het gegeven dat de roosters en werkpatronen niet wijzigen door invoering van hoofdstuk 3. Op basis van het rooster 2016 wordt voor bepaling van de TOR dit rooster berekend met de toelagepercentages uit 2014 en die in 2016. Het verschil bepaalt de hoogte van de TOR. Het gaat hierbij om ingeroosterd werk, hetzij beloond met de toelage onregelmatige dienst hetzij met een overwerktoelage als de gemeente daarvoor kiest hetzij om ingeroosterde beschikbaarheidsdiensten.
Het LOGA heeft ook afgesproken dat gemeenten die bezig zijn om het overwerk terug te dringen, doordat bijvoorbeeld de nieuwe werktijdregeling wordt geïmplementeerd, de oude percentages van de oude regeling kunnen worden toegepast voor medewerkers die in dienst zijn op 31 december 2015. Voor nieuwe medewerkers gelden de percentages uit hoofdstuk 3. Als het slechts om een hele kleine groep medewerkers gaat die bovendien zeer weinig overwerkt, kan dit alternatief passend zijn. Weliswaar bestaan er dan twee systemen van overwerkpercentages naast elkaar, maar voorkomen wordt dat door opname van het oude overwerkpatroon, (zoals dat gold in refertejaar 2014), een TOR 2 ontstaat die niet nodig is.
Als 2014 geen representatief jaar is door langdurige ziekte (langer dan 2 maanden), langdurig onbetaald verlof, extreem veel overwerk of andere redenen wordt in onderling overleg een ander representatief refertetijdvak vastgesteld.
Deze bepaling geeft ruimte om tot een andere referteperiode te komen als de bovengenoemde berekening tot een niet representatief beeld leidt. Als medewerkers bijvoorbeeld in 2014 extreem veel hebben overgewerkt, dan wordt de TOR in verhouding te hoog. Een uitzondering die alleen in een bepaalde periode gold, wordt dan met andere woorden de norm. Dat is niet de bedoeling van het overgangsrecht.
De term ‘ander representatief refertetijdvak’ mag ruimer worden geïnterpreteerd dan strikt als kalendertijdvak. Het gaat erom een geschikte berekeningswijze vast te stellen mits die recht doet aan het uitgangspunt dat medewerkers er door invoering van hoofdstuk 3 niet op achteruitgaan.
Met ‘onderling overleg’ wordt gedoeld op individueel overleg met de medewerker en in bijzondere gevallen op overleg in het GO. Dat laatste is het geval als het om patronen gaat en een groep van medewerkers in gelijke omstandigheden is betrokken. Datzelfde geldt als door bijvoorbeeld een reorganisatie of gewijzigde werktijdenregelingen het onmogelijk is om de roosters van 2014 te reproduceren.
Deel 1 en deel 2 worden bij elkaar opgeteld. Dit is de toelage overgangsrecht H3. Dit bedrag stijgt niet mee met de loonontwikkelingen.
De TOR 1 en de TOR 2 worden opgeteld. Als de TOR 1 leidt tot een positief verschil van Euro 300 per jaar, maar de TOR 2 - omdat bijvoorbeeld de toeslagen toelage onregelmatige dienst van het nieuwe hoofdstuk 3 hoger zijn dan de vigerende lokale toeslagen - tot een negatief verschil van € 200 dan is de TOR: Euro 300 + (-Euro 200) = Euro 100-.
De TOR is een nominaal bedrag. De TOR telt mee in de pensioengrondslag maar is geen salaristoelage en geen grondslag voor het IKB.
Er zijn geen anticumulatiebepalingen.
Met deze afspraak wordt gedoeld op de situatie waardoor het inkomen van de medewerker na invoering van het nieuwe hoofdstuk 3 stijgt, bijvoorbeeld door promotie of een nieuw rooster met een hogere toelage onregelmatige dienst. De inkomensstijging wordt niet verrekend met de TOR van de medewerker.
Deze toelage overgangsrecht H3 is een vast jaarbedrag dat een keer per jaar wordt uitbetaald in de maand december.
De hoofdregel is dat de TOR eenmaal per jaar in de maand december wordt uitbetaald. Voorstelbaar is dat niet een gewenste situatie is, bijvoorbeeld omdat de TOR een hoog bedrag is, en een maandelijkse uitbetaling, of een uitbetaling per kwartaal, beter past. Daarom is (zie hieronder punt 13) afgesproken dat lokaal andere afspraken kunnen worden gemaakt. Het LOGA heeft niet bepaald met wie deze afspraken worden gemaakt. Uitgangspunt is echter dat als het om groepen medewerkers gaat het GO gesprekspartner is. Betreft het een enkeling of een kleine groep dan kunnen deze afspraken ook individueel worden gemaakt.
Er is apart overgangsrecht voor personeel van gemeenten die op 31 december 2015 een lokale regeling hebben met bepalingen over de ambtsjubileumgratificatie die positief afwijken van het nieuwe artikel 3:19. Medewerkers die binnen vijf jaar van verval van de lokale regeling (dus uiterlijk 31 december 2020) recht zouden hebben op een ambtsjubileumgratificatie als de lokale regeling niet was vervallen, krijgen de ambtsjubileumgratificatie op basis van de lokale regeling die op 31 december 2015 verviel. Het gaat hierbij om de datum van het ambtsjubileum en de hoogte van de ambtsjubileumgratificatie. De gemeente legt dit recht vast bij de overgang naar het nieuwe hoofdstuk 3.
De ambtsjubileumgratificatie kent een eigen overgangsbepaling. Het betreft de afspraak dat medewerkers die uiterlijk op 31 december 2020 recht hebben op een ambtsjubileumgratificatie op grond van de oude regeling van de gemeente, deze ambtsjubileumgratificatie ontvangen conform die oude regeling. Dat betekent ook dat de in die regeling vastgestelde criteria gelden voor de bepaling of het relevante aantal jaren is behaald.
De gemeente moet dit recht vastleggen. Hoe de gemeente dit doet is niet bepaald. Betreft het een kleine groep, dan kan het op individueel niveau. Makkelijker is op in een voetnoot bij het betreffende artikel in hoofdstuk 3 de oude regeling op te nemen .
In het kader van het bepaalde in artikel 14 van het overgangsrecht hoofdstuk 3 zal voor de vergelijking van de hoogte van de ambtsjubileumgratificatie worden uitgegaan van de artikelen 3:5 t/m 3:5:1:2. Deze artikelen luiden per 31 december 2015 als volgt:
De ambtenaar heeft recht op een ambtsjubileumgratificatie. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald:
Artikel 3:5:1 (zie ook artikel 3:5:1:1)
Aan de ambtenaar die gedurende 25 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een gratificatie toegekend overeenkomende met de helft van de bezoldiging en van de vakantietoelage waarop de ambtenaar in de maand van zijn jubileum aanspraak heeft.
De ambtenaar die gedurende 40 respectievelijk 50 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, ontvangt een gratificatie gelijk aan een bedrag overeenkomende met de gehele bezoldiging, vermeerderd met de vakantietoelage over de maand waarin hij deze jubilea gedenkt.
Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen:
en die indien het ontslag niet had plaatsgevonden het voor een gratificatie vereiste aantal dienstjaren binnen vijf jaren na de ontslagdatum had kunnen vervullen, wordt een proportionele gratificatie toegekend.
Deze proportionele gratificatie wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Daarvan wordt de teller gevormd door het feitelijk geheel of gedeeltelijk vervulde aantal dienstjaren, waarbij naar boven wordt afgerond op hele maanden; de noemer is het aantal dienstjaren dat vervuld had moeten zijn om voor de gratificatie in aanmerking te komen.
De op grond van het vorenstaande berekende bedragen worden naar boven afgerond op een veelvoud van vijf euro.
Aan de ambtenaar die op 1 januari 2012 bij de gemeente Middelburg in dienst is, op 1 januari 2012 minimaal 10 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld en gedurende 12,5 jaar een betrekking bij de overheid heeft vervuld, wordt een gratificatie toegekend overeenkomende met een kwart van de bezoldiging en van de vakantietoelage waarop de ambtenaar in de maand van het jubileum aanspraak heeft.
In tegenstelling tot hetgeen is bepaald in artikel 3:5:1 lid 1 wordt aan de ambtenaar die wordt ontslagen:
- op grond van artikel 8:1 ingeval van ABP-keuzepensioen;
- op grond van artikel 8:4 bij een arbeidsongeschiktheid van 80 % of meer;
- op grond van artikel 8:11 indien en voor zover het een volledig ontslag betreft,
een proportionele gratificatie toegekend. Deze proportionele gratificatie wordt berekend door het bedrag waarop recht zou hebben bestaan indien het vereiste aantal dienstjaren zou zijn vervuld, te vermenigvuldigen met een breuk. Voor ambtenaren die een diensttijd hebben tussen de 12,5 en 25 jaar wordt voor elke dag na het 12,5e dienstjaar 1/4500 genomen van een gratificatie voor het 25-jarig ambtsjubileum. Voor ambtenaren die een diensttijd hebben tussen de 25 en 40 jaar wordt voor elke dag na het 25e dienstjaar 1/5400 genomen van een gratificatie voor een 40-jarig ambtsjubileum. Voor ambtenaren die een diensttijd hebben tussen de 40 en 50 jaar wordt voor elke dag na het 40e dienstjaar 1/3600 genomen van de gratificatie voor een 50-jarig ambtsjubileum.
Wanneer de ambtenaar op grond van artikel 3:5:1 of 3:5:1:1 een proportionele gratificatie heeft ontvangen en weer in dienst treedt, tellen de dienstjaren na herindiensttreding mee voor het verkrijgen van een ambtsjubileum-gratificatie. De hoogte van de ambtsjubileumgratificatie wordt in dit geval bepaald door een netto-vergelijking te maken tussen de proportionele gratificatie als bedoeld in de artikelen 3:5:1 en 3:5:1:1 en de ambtsjubileum-gratificatie. Een positief verschil wordt aan de ambtenaar uitgekeerd.”
biedt het college de ambtenaar een receptie aan om dit te vieren. In overleg met de ambtenaar geschiedt de organisatie van de receptie door de direct leidinggevende, die hierbij ondersteund wordt door een medewerker van de afdeling Bestuursondersteuning.
De jubilaris of afscheidnemende werknemer zal de externe relaties mogen aanwijzen met wie veelvuldig ambtelijke contacten zijn onderhouden en die uit dien hoofde voor de personeelsbijeenkomst moeten worden uitgenodigd.
De personeelsbijeenkomst duurt maximaal 2 uur. De bijeenkomst vangt in beginsel aan om 16.00 uur en eindigt in beginsel uiterlijk om 18.00 uur. Een receptie in de kantine aan de Waldammeweg vangt in de zomertijd aan om 15.00 uur en eindigt dan uiterlijk om 17.00 uur. In de wintertijd begint een bijeenkomst aan de Waldammeweg om 15.30 uur en eindigt uiterlijk om 17.30 uur.
Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en werktijden
Blijkt tijdens dit periodieke gesprek over de werktijden dat het ongewijzigd voortzetten van de planning van de werkzaamheden leidt tot overschrijding van de arbeidsduur per jaar, dan worden de afspraken in overleg aangepast. Indien de ambtenaar en het college het erover eens zijn dat overschrijding van de arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is dan wordt in overleg de omvang van de overschrijding vastgesteld, uitgedrukt in uren. De ambtenaar ontvangt voor elk teveel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur vakantieverlof.
Wanneer de ambtenaar en het college er niet in slagen om de werktijden in overeenstemming vast te stellen, dan stelt het college wanneer het dienstbelang dit vergt eenzijdig de werktijden vast met afweging van alle betrokken belangen. In die situatie geldt ten aanzien van de werktijden van de ambtenaar de bijzondere regeling als bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.
Het college kan de ambtenaar om redenen van dienstbelang incidenteel verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden die afwijken van de afspraken die hierover gemaakt zijn op grond van het derde lid. Wanneer de ambtenaar en het college hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de ambtenaar recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de buitendagvenstertoelage, zoals omschreven in artikel 3:12. Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
De ambtenaar die tot het gebruik van een tijdregistratie-automaat is verplicht, registreert het begin en het einde van de arbeidstijd. Indien de pauze buiten het stadskantoor of in of nabij het bedrijfsrestaurant wordt genoten, registreert de ambtenaar ook het begin en het einde van de pauzetijd.
De directeur in algemene dienst of de secretaris/algemeen directeur, die leiding geeft aan de afdeling waarvan de betrokken ambtenaar deel uitmaakt, heeft de bevoegdheid om indien zulks nodig is, een ambtenaar dwingend een andere werktijd op te leggen c.q. een ambtenaar uit te sluiten van het recht op variabele werktijden.
Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen
Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten.
De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.
In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een anderdienstverband, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.
In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8 of 8:10 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.
In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag van de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.
Hoofdstuk 5a FPU Gemeenten en nieuwe seniorenmaatregelen
Ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1.
ABP-Keuzepensioen: Ontslag op grond van artikel 8:2, waarbij de ambtenaar de volgens artikel 7:3 van het pensioenreglement voor het recht op ouderdomspensioen vereiste leeftijd heeft bereikt (65 jaar – 70 jaar) of waarbij de ambtenaar volgens artikel 7:4 van het pensioenreglement ervoor kiest om het recht op ouderdomspensioen eerder in te laten gaan (60 jaar – 65 jaar).
a. Het in lid 1 bedoelde extra verlof wordt verleend teneinde de ambtenaar voor te bereiden op de periode na zijn werkzame leven en vangt een jaar voorafgaande aan de beoogde ontslagdatum aan. Gedurende de eerste zes maanden van dat laatste jaar heeft de ambtenaar recht op 127 uur extra verlof, gedurende de volgende zes maanden 253 uur.De ambtenaar dient hiertoe een verzoek in uiterlijk 15 maanden voorafgaande aan de beoogde ontslagdatum.
b. De in lid 2 onder a bedoelde omvang geldt voor fulltimers, die met volledig ontslag gaan. Voor parttimers die met volledig ontslag gaan wordt de omvang van het verlof naar rato berekend.
c. De dagen dat het extra verlof wordt genoten worden in overleg met de leidinggevende bepaald en het verlof wordt alleen verleend als de dienst het toelaat.
Er geldt geen terugkeergarantie. De ambtenaar kan bij deelname geen aanspraak maken op de omvang van het eerdere dienstverband en het gebruik van het generatiepact loopt door tot het einde van het dienstverband, ook als dit na 1 januari 2020 of de ingangsdatum van de wet Normalisering rechtspositie ambtenaren is gelegen.
Hoofdstuk 6 Vakantie en verlof
In elk kalenderjaar heeft de ambtenaar recht op vakantie met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n).
Vóór 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) kan de ambtenaar verzoeken in het daaropvolgende kalenderjaar de arbeidsduur per jaar te mogen overschrijden met - bij een volledig dienstverband - een maximum van 50,4 uren en deze uren om te zetten in vakantie als bedoeld in het eerste lid. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.
Bij de in het eerste lid bedoelde algemene regels wordt ten aanzien van de ambtenaren of bepaalde groepen van ambtenaren voorzien in een vermeerdering van de vakantie op grond van volbrachte diensttijd of bereikte leeftijd, dan wel van beide, waarbij het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing is.
De aan de ambtenaar volgens de in het eerste lid bedoelde algemene regels toekomende vakantie wordt vermeerderd met 14,4 uren ten aanzien van degene, bedoeld in de artikelen 3:11 en 3:13, indien regelmatig en in belangrijke mate op onregelmatige uren wordt gewerkt, respectievelijk indien de in artikel 3:13 genoemde verplichting regelmatig en in belangrijke mate op de ambtenaar rust.
Het college kan voor alle ambtenaren jaarlijks maximaal 5 dagen aanwijzen waarop verplicht verlof opgenomen dient te worden.
De vakantie wordt desverlangd zoveel mogelijk, in het bijzonder voor wat betreft de aaneengesloten periode, bedoeld in het eerste lid, verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld vakantie op te nemen op officiële feestdagen, samenhangend met geloof en/of culturele achtergrond anders dan de feestdagen genoemd in artikel 4:5lid 3, bij het huwelijk of geregistreerd partnerschap van bloed- en aanverwanten in eerste en tweede graad en bij verhuizing.
De beslissing omtrent de tijdstippen waarop de vakantie zal worden verleend, alsmede die omtrent de tijdvakken waarin de vakantie eventueel zal worden gesplitst, berust bij het bestuursorgaan dat de vakantie verleent. Bij die beslissing wordt, voor zover de belangen van de dienst en die van de andere ambtenaren die toelaten, zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar.
Indien aan de ambtenaar op zijn verzoek vakantie wordt verleend op werkdagen, waarop hij wegens ziekte geheel of gedeeltelijkzijn arbeid niet kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de ambtenaar verminderd met het aantal uren dat hij op die dag zou werken als hij niet ziek zou zijn geweest.
Verleende vakantie kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang zulks noodzakelijk maken. Indien ten gevolge daarvan de ambtenaar op een bepaalde werkdag slechts gedeeltelijk vakantie genoot, worden de genoten vakantie-uren van die werkdag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten vakantie-uren.
Indien in enig kalenderjaar de vakantie geheel of gedeeltelijk niet is verleend:
als gevolg van verblijf in militaire dienst anders dan voor eerste oefening, wordt de niet genoten vakantie in een volgend kalenderjaar verleend, tenzij het belang van de dienst of de belangen van de andere ambtenaren zich daartegen verzetten.
Een verzoek als bedoeld onder a kan achterwege blijven, indien de niet genoten vakantie minder is dan een nader door het college te bepalen aantal uren.
Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt met dien verstande, dat de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer meer vakantie-uren kan opnemen dan anderhalf maal het hem bij of krachtens artikel 6:2 lid 1 toekomende aantal uren tenzij op een desbetreffend verzoek van de ambtenaar uitdrukkelijk anders is beslist.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de inwilliging van een verzoek als bedoeld in artikel 6:2:6:1 de volgende voorwaarden verbinden:
a. de ambtenaar moet in dat volgende kalenderjaar tenminste het aantal verlofuren opnemen, waarop hij in dat jaar aanspraak krijgt. Hieronder wordt verstaan het voor die ambtenaar geldende basisverlof;
b. als het totale aantal verlofuren (inclusief de overgeschreven dagen), waarop de ambtenaar recht heeft, meer bedraagt dan 1½ maal het aantal verlofuren, waarop hij dat volgende kalenderjaar aanspraak krijgt, moet hij in dat jaar tenminste 1½ maal dit jaarlijks aantal verlofuren opnemen.
Indien in een kalenderjaar het wettelijk verlof geheel of gedeeltelijk niet is opgenomen, vervalt dit verlof 12 maanden na het einde van dat kalenderjaar, tenzij de ambtenaar tot aan dat tijdstip om medische redenen redelijkerwijs niet in staat is geweest om dit vakantieverlof op te nemen, of dit vanwege dienstbelang niet mogelijk is geweest.
Bij het overlijden van een echtgenoot of geregistreerde partner, ouders, pleegouders, stiefouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stief- en aangehuwde kinderen wordt aan de ambtenaar door burgemeester en wethouders verlof met het behoud van het genot van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend voor de duur van vier werkdagen.
Bij het overlijden van een bloed- en aanverwant in de tweede graad wordt aan de ambtenaar door burgemeester en wethouders verlof met het behoud van het genot van zijn bezoldiging verleend voor de duur van twee werkdagen, tenzij de ambtenaar is belast met de regeling der begrafenis en/of nalatenschap. In het laatste geval wordt verlof voor ten hoogste vier werkdagen verleend.
Voor de toepassing van dit artikel worden verstaan onder:
a. Centrales van overheidspersoneel:
1) de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP);
2) de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend Personeel (CCOOP);
3) de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij overheid, onderwijs en instellingen (CHMF).
b. Verenigingen van ambtenaren:
de verenigingen van ambtenaren welke zijn aangesloten bij de onder a genoemde centrales van overheidspersoneel.
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het college buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend aan de ambtenaar:
voor het bijwonen van algemene vergaderingen van verenigingen van ambtenaren of, voor zover het algemene verenigingen betreft welke ook andere groepen van ambtenaren dan gemeentepersoneel organiseren, voor het bijwonen van algemene vergaderingen van een landelijke groep van gemeentepersoneel indien de ambtenaar lid van het hoofdbestuur, bestuurslid ener landelijke groep of afgevaardigde van een afdeling is, met dien verstande dat van elke afdeling voor iedere vijftig leden of gedeelte daarvan aan ten hoogste twee afgevaardigden tot een maximum van tien afgevaardigden, verlof wordt verleend;
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten wordt door het college aan de ambtenaar met een volledigdienstverband, buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend:
om bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen die centrale of die daarbij aangesloten vereniging, onderscheidenlijk binnen het gemeentelijk apparaat, welke ertoe strekken de doelstellingen van deze centrale van overheidspersoneel en/of de daarbij aangesloten vereniging te ondersteunen, het geheel voor ten hoogste 216 uren per kalenderjaar;
als arbeidsvoorwaardenadviseur voor ten hoogste 50 uur per jaar voor een organisatie met minder dan 400 medewerkers en ten hoogste 100 uur voor een organisatie met meer dan 400 medewerkers met dien verstande dat per vakcentrale per organisatie verlof wordt toegekend aan maximaal één arbeidsvoorwaardenadviseur.
Het verlof, bedoeld in het tweede en derde lid tezamen, kan voor de ambtenaar met een volledigdienstverband niet meer bedragen dan ten hoogste 244,8 uren per kalenderjaar, echter met dien verstande dat ten hoogste 316,8 uren verlof kan worden verleend aan de ambtenaar die:
Het buitengewoon verlof met behoud van beloning van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur per week van minder dan 36 uur wordt het aantal uren genoemd in het derde lid onder a en b, naar evenredigheid verminderd.
Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als lid van de commissie, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, buitengewoon verlof met behoud van salaris en de toegekende salaristoelage(n) verleend voor het bijwonen van de vergadering van die commissie, alsmede voor een voorvergadering per uitgeschreven commissievergadering.
Hetgeen ten aanzien van de voorvergadering is bepaald, geldt eveneens als plaatsvervangend lid van de commissie bedoeld in artikel 12:1, tweede lid.
Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn benoeming of verkiezing, bedoeld in artikel 125c, tweede lid, Ambtenarenwet, aanspraak heeft op een vaste vergoeding - niet zijnde een onkostenvergoeding - wordt op zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n) over de tijd dat hij het op grond van dat artikellid verleende verlof geniet een inhouding toegepast. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.
Het college kan aan een ambtenaar op diens verzoek, met behoud van het genot van zijn gehele of gedeeltelijke salaris en de toegekende salaristoelage(n) en al dan niet onder bepaalde nadere voorwaarden, verlof verlenen om andere redenen dan die welke zijn genoemd in artikel 6:4 tot en met artikel 6:4:4. Het verlof wordt verleend voor maximaal één jaar.
Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijd verlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.
De ambtenaar die op grond van de Wazo recht heeft op ouderschapsverlof, heeft, voorzover lokaal een regeling betaald ouderschapsverlof is of wordt vastgesteld, over de uren dat hij dit verlof geniet, maar ten hoogste over 13 maal de formele arbeidsduur per week, aanspraak op doorbetaling van een percentage van zijn salaris en de toegekende salaristoelage(n).
Geen terugbetalingsverplichting ontstaat indien het ontslag als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid:
en evenmin indien de betrokkene aanspraak heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, vanwege werkloosheid, die is ontstaan doordat de ambtenaar ontslag heeft gevraagd omdat hij de echtgenoot of geregistreerde partner volgt, die door geheel buiten hem liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet wijzigen.
De ambtenaar die gedurende het betaald ouderschapsverlof of binnen drie maanden daarna op eigen verzoek een functie aanvaardt voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, is verplicht het salaris en de toegekende salaristoelage(n), die hij op grond van artikel 6:5 heeft genoten over de uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, terug te betalen.
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de vrouwelijke ambtenaar de Wazo-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt de Wazo-uitkering op het salaris en de toegekende salaristoelage(n) in mindering gebracht.
Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar de Wazo-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de Wazo-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt de Wazo-uitkering op het salaris en de toegekende salaristoelage(n) in mindering gebracht.
Het college kent een verzoek om onbetaald verlof dat betrekking heeft op een periode direct voorafgaand aan de pensionering toe, tenzij zwaarwegende dienstbelangen zich daartegen verzetten. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt het verlof verleend voor een periode van maximaal drie jaren.
Gedurende de periode van het verlof is het verhaal van de pensioenpremies en premie voor de voorwaardelijke inkoop gelijk aan het bedrag van de premies en de bijdrage die voor de ambtenaar zijn verschuldigd. Bij deeltijd verlof wordt het verhaal naar rato vastgesteld. Het verhaal is, voor wat betreft de pensioenpremies, niet aan de orde in het geval dat het verlof voor ten hoogste drie maanden is verleend.
Hoofdstuk 6a De gemeentelijke levensloopregeling
Om over het levenslooptegoed te kunnen beschikken ten behoeve van de opname van onbetaald verlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg en hoofdstuk 6 meldt de ambtenaar tenminste drie maanden voor de gewenste ingangsdatum het college dat hij wil beschikken over (een deel van) zijn levenslooptegoed. Het college stelt vast hoe de melding moet plaatsvinden.