Organisatie | Montferland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening 2010 |
Citeertitel | Financiële verordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | geen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 27-02-2014 | Nieuwe regeling | 17-12-2009 Montferland Journaal | geen |
De raad van de gemeente Montferland;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2009,
Gezien de notitie Budgetkader College van 27 oktober 2009,
Gelet op artikel 212 Gemeentewet, Wet financiering decentrale overheden, het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Montferland (Financiële verordening 2010).
In deze verordening wordt verstaan onder:
iedere organisatorische eenheid binnen de organisatie van de gemeente Montferland met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.
het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Montferland en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
een jaarlijks voor 1 januari ter kennisname aan de raad aan te bieden planning met betrekking tot het opstellen van de kadernota, begroting, tussenrapportage en jaarstukken
2. Begroting en verantwoording
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
Artikel 4 Kaders ontwerpbegroting (kadernota)
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie
De bestuursrapportage gaat in op afwijkingen, op programma niveau en in het overzicht algemene dekkingsmiddelen, zowel wat betreft de baten en lasten, de geleverde prestaties en, indien daar aanleiding voor is, de maatschappelijk effecten, de toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.
Indien ontwikkelingen in projecten of processen en de uitvoering van de begroting met betrekking tot doel, proces en de middelen daartoe aanleiding geven, en rekening houdend met de in de notitie Budgetkader College gemeente Montferland genoemde criteria, informeert het college de raad zo spoedig mogelijk.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Montferland wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente geleverde producten en verleende diensten.
Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, leges en overige lokale heffingen
het uitzetten van overtollige gelden gebeurt uitsluitend bij landelijk erkende financiële instellingen die, bij een looptijd tot drie maanden minimaal over een A rating en bij een looptijd van drie maanden of langer over een AA rating beschikken afgegeven door tenminste twee gezaghebbende rating agency of bij instellingen voor wier waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;
Het college neemt in een treasurystatuut op de regels die zij hanteert voor het dagelijkse beheer van in lid 1 punt b genoemde beheersing van risico’s. Bij gewijzigde wet- of regelgeving of indien interne organisatorische maatregelen hiertoe aanleiding geven, zorgt het college voor tijdige actualisatie.
Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak, bedingt het college zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het publiek belang van dergelijke uitzettingen van middelen verstrekkingen van garanties en financiële participaties.
Artikel 12 Ander financieel beleid
Het college zal in de begroting het beleid en andere relevante informatie opnemen ten aanzien van:
en eventueel voorstellen doen tot aanpassing van het beleid; de raad beslist daarover elk jaar bij de begrotingsvaststelling.
2. Financieel beheer en interne controle
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 15 Financiële organisatie
Het college zorgt voor en legt vast:
Artikel 16 Inkoop en aanbesteding
Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.
Artikel 18 Overgangsbepalingen
Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening 2010”.
’s-Heerenberg, 17 december 2009
De raad van de gemeente Montferland,
De griffier, E.H.A. Peters
De voorzitter, C.C. Leppink-Schuitema
Toelichting financiële verordening gemeente Montferland 2009
Voor de indeling van de verordening is de inhoud van artikel 212 Gemeentewet gevolgd. Artikel 212 luidt:
De elementen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie komen terug in de hoofdstukken drie en vier van de verordening.
De verordening moet waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle wordt voldaan. In hoofdstuk twee van de verordening is de verantwoording over de uitvoering van de verordening geregeld.
In hoofdstuk drie zijn kaders voor het financieel beleid en in hoofdstuk vijf kaders voor de financiële organisatie opgenomen. Deze kaders maken tezamen de interne controle waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen mogelijk. Regels over interne controle zelf staan in hoofdstuk vier (Financieel beheer). De interne controle richt zich zowel op het getrouwe beeld van de jaarrekening alsmede de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elk geval in de verordening moeten zijn opgenomen. In hoofdstuk drie “Financieel beleid” bevat regels voor de waardering en afschrijving van vaste activa, de grondslagen voor de berekening van tarieven en prijzen en de algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Financiering decentrale overheden (FIDO), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten.
Voor aanvang van het begrotingsjaar wordt in overleg met de griffie het schema een bestuurlijke planning en control vastgesteld en ter kennis gebracht worden van de raad.
Het schema van de begrotingscyclus is in figuur 1 weergegeven.
De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Dit betekent overigens niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken
overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
De raad wil sturen op effecten met de programmabegroting. De doelstellingen moeten daarom helder en duidelijk beschreven worden zodat daaraan prestaties verbonden kunnen worden. Voor het meten en sturen met prestaties moet gebruik gemaakt worden van indicatoren. De programma’s moeten daarom consistent en SMART zijn en voorzien van indicatoren n.l.:
In het tweede lid van dit artikel is daarom bepaald dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.
Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productenraming is een nadere detaillering van de programmabegroting die nodig is voor het vaststellen van de bijbehorende budgetten door het college voor de organisatie.
In het eerste lid is de bestaande praktijk vertaald door te bepalen een overzicht van de productenraming bij de begroting en een overzicht van de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn overigens geen standaardverplichtingen in het BBV. Er moet trouwens opgelet worden dat de productrealisatie bij het jaarverslag wordt gevoegd en niet bij de jaarrekening. Anders gaat deze onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, hetgeen ook niet de bedoeling van de wet is.
Voorts wordt in artikel 3 de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Artikel 4 Kaders ontwerpbegroting (kadernota)
Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjarenraming.
In de zogenaamde Kadernota staat een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 Gemeentewet, het BBV en het achterliggende document bij het BBV uitgangspunten gemodificeerd stelsel van baten en lasten provincies en gemeenten (in dit document staan, in aanvulling op het BBV, de basisregels voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjarenraming).
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting.
Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten wordt in principe voor gekozen om deze mee te nemen bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling en per programma gepresenteerd (lid 2).
De behandeling van de begroting is het ultieme moment dat door de raad het totale gemeentelijk beleid (bestaand en nieuw) afgewogen wordt in relatie tot de budgettaire mogelijkheden. Dit betekent dat de begroting zowel planmatig als financieel goed onderbouwd moet zijn. De dagelijkse gang van zaken staat echter niet stil na de begrotingsvaststelling. Gedurende het begrotingsjaar moeten wijzigingen doorgevoerd worden. Het is immers ondenkbaar dat er niet of nooit van het vastgestelde beleid of de begroting wordt afgeweken omdat er gewoonweg gehandeld moet worden; op of net over het randje van de kaders. Ook is het onmogelijk vooraf de ramingen exact te doen. Echter de afwijkingen zijn van zeer verschillende aard. De verantwoordelijkheid en de bevoegdheid op dit gebied liggen daarnaast op verschillende niveaus. Te veel details voor een algemene kaderverordening als deze. In verband hiermee is het afwijken van de begroting door het college opgenomen. De grenzen waar binnen en voorwaarden waaronder het college dit kan doen is in de notitie “Budgetkader College gemeente Montferland” uitgewerkt.
Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie
Dit artikel formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control voor de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Het is dus een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad zoals bepaald in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet.
De raad moet geïnformeerd worden over de voortgang van en/of ontwikkelingen in de uitvoering van het beleid; de informatie heeft betrekking op het doel, het proces en de middelen (de zogenaamde: DPM).
Er is er voor gekozen jaarlijks één bestuursrapportage te laten verschijnen waarin over tenminste de eerste helft van het begrotingsjaar gerapporteerd wordt en de prognoses indien nodig bijgesteld worden ( op basis van de planning en control kalender). In lid drie geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de bestuursrapportage in hoofdlijnen wil worden geïnformeerd. De stand van zaken van en prognose voor het lopende begrotingsjaar is een belangrijke basis voor het inzicht en het opstellen van de komende begroting.
In het vierde lid is nadere invulling gegeven aan de actieve informatieplicht van het college, op grond van de artikelen 169 en 180 Gemeentewet. Met de zogenaamde “Mededelingen Uit het College” (de MUC) informeert het college cq de portefeuillehouder de raad, in principe tijdens een commissievergadering, over ontwikkelingen in langdurige projecten en de uitvoering van de begroting. Het betreffen dan vooral ontwikkelingen in het doel, het proces en/of de middelen. Eventuele budgettaire aanpassingen naar aanleiding daarvan worden in de eerstvolgende raadsvergadering bekrachtigd (begrotingswijziging).
In de bestuursrapportage als in de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de uitgevoerde MUC’s en de separaat genomen raadsbesluiten.
De jaarrekening en het jaarverslag (samen de jaarstukken) zijn het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college cq de controle van de raad daarop. De jaarstukken zijn qua indeling gelijk aan die van de programmabegroting.
De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten “regels voor waardering en afschrijving activa”. Dit artikel bevat de kaders, wettelijk en bestuurlijk, waaraan het waarderen en afschrijven van activa in Montferland moeten voldoen. Het is belangrijk een consistent waarderings- en afschrijvingsbeleid activa te voeren. Zowel in de begrotingsstukken als de jaarstukken zullen daarom de waarderingsgrondslagen en afschrijvingstermijnen expliciet worden vermeld. De raad stelt ze vast door middel van de begrotingsvaststelling.
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing, leges en overige lokale heffingen jaarlijks op voorstel van het college vaststelt. De hoogte van de tarieven is afhankelijk van de vaststelling van de begroting inclusief het dekkingsplan. Op basis daarvan wordt doorgaans in een volgende raadsvergadering en door een separaat raadsvoorstel daadwerkelijk de tarieven vastgesteld door de raad.
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat.
Het eerste lid bevat richtlijnen voor het college voor de uitvoering van de financieringsfunctie.
In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.
Het college stelt een treasurystatuut vast waarin de kaders van dit artikel zijn verwerkt en de uitvoering van de financiering verder is uitgewerkt inclusief de bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Gelet op de omvang van de financieringsfunctie wordt het statuut en de wijzigingen daarin ter kennis gebracht van de raad.
Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
In het vijfde lid zijn aanvullende eisen aan dergelijke besluiten gesteld. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Immers, als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar niet al te veel vertrouwen (meer) in.
Artikel 12 Ander financieel beleid
In de verordening is voor gekozen allerlei financiële beleidsonderwerpen bij de begroting aan de orde te stellen en niet door middel van afzonderlijke beleidsnota’s. In zijn algemeenheid moet de begroting het instrument zijn tot vaststelling van het totale financiële beleid (integrale afweging). Dat laat uiteraard onverlet dat in voorkomende gevallen een afzonderlijke beleidsnota kan worden gevraagd. De onderwerpen hebben betrekking op alle verplichte paragrafen en toegevoegd zijn, gelet op het financiële en of bestuurlijke belang, de verstrekte subsidies en misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen. Indien het noodzakelijk wordt geacht kunnen er beleidsonderwerpen toegevoegd worden.
Onder dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks van de jaarrekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. De accountantscontrole is in een separate verordening op basis van artikel 213a Gemeentewet gereglementeerd. Artikel 14 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 15 Financiële organisatie
Hier zijn de uitgangspunten voor de financiële organisatie bepaald. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten zoals een organisatiebesluit, het mandaatbesluit, een budgethoudersregeling en financieel mandaat, procesbeschrijvingen, een treasurystatuut en de afdelingsplannen.
Artikel 16 Inkoop en aanbesteding
Artikel 16 draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. Dit reglement moet in overeenstemming met de kaders die door de gemeenteraad gesteld zijn over het inkoopbeleid. De regels in een dergelijk inkoopreglement moeten natuurlijk wel Europa-proof zijn. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk inkoopreglement moet worden opgesteld.
De gemeenteraad heeft op 20 december 2007 het inkoopbeleid herijkt en aangepast. De interne regels zijn in een protocol door het college vastgesteld.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op de jaarrekening en –verslag over 2009 en alle stukken van de volgende begrotingsjaren.
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet.
De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet gepubliceerd te worden, voordat zij in werking kan treden.
Artikel 18 Overgangsbepalingen
Het eerste lid bevat de overgangsbepaling dat voor bepaalde activa de tot dan toe gehanteerde afschrijvingstermijnen en/of –methodiek blijven gelden.
Dit is de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.