Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening WWIK Breda 2010 |
Citeertitel | Maatregelenverordening WWIK Breda 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zaken |
Deze regeling is op 1 januari 2012 vervallen door het vervallen van de Wet werk en inkomen kunstenaars.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2010 | 01-07-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 15-07-2010 Het Stadsblad Breda, 21-07-2011 | 36525 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, dan wel de verplichtingen, bedoeld in artikel 20 en 22 WWIK niet of onvoldoende nakomt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de norm, bedoeld in artikel 15, eerste lid van de WWIK.
Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de norm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de norm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 7 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van verplichtingen voortvloeiend uit de WWIK
Artikel 10. Niet of niet behoorlijk nakomen van de inspanningsverplichtingen
Het college legt een maatregel op van twintig procent van de uitkeringsnorm, indien de kunstenaar naar het oordeel van het college, de in artikel 20 van de WWIK opgenomen inspanningsverplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen. Het gaat daarbij om:
Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 13. Niet tijdig verstrekken van inlichtingen zonder financieel nadeel
Het college legt een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.
Artikel 14. Niet tijdig verstrekken van inlichtingen met financieel nadeel
Het college legt een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien het niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.
Artikel 15. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder financieel nadeel
Het college een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.
Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen
Met inachtneming van artikel 4, eerste lid van deze verordening, legt het college een maatregel op van twintig procent van de uitkeringsnor, uitgedrukt in een bedrag, gedurende zes maanden op, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWIK.
Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz2004.
De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringsystematiek waarbij 75% bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25% drukte op het gemeentelijke budget; de WWIK kende daarnaast een financieringssystematiek waarbij 100% kon worden gedeclareerd. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit nu van toepassing is op het WWB-inkomensdeel.
Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet aldus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico.
Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor wordt de gemeente ook aangezet om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen.
Op basis van het inwerkingtredingbesluit is het aan de gemeente om per 1 juli 2010 in een bij verordening vastgelegd beleid te voorzien.
In deze verordening is er daarbij voor gekozen om met betrekking tot WWIK te komen tot een zo veel mogelijk analoog aan het WWB- en WIJ-regime toe te passen maatregelbeleid.
In geval van het opleggen van een maatregel behoudt de belanghebbende het recht op de WWIK, maar komt de WWIK-uitkering niet tot uitbetaling.