Organisatie | Olst-Wijhe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnotitie Beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis |
Citeertitel | Beleidsnotitie Beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-04-2003 | Nieuwe regeling | 31-03-2003 Huis-aan-Huis, 17-04-2003 | Onbekend |
De gemeente ontvangt regelmatig verzoeken tot ontplooiing van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij woningen in de bebouwde kom. Dergelijke verzoeken dienen te worden getoetst aan het bestemmingsplan. In de meeste bestemmingsplannen zijn woongebieden omschreven met de bestemming “woondoeleinden” en zijn er geen nadere regelingen opgenomen. Voor de oude gemeente Wijhe gold een vrijstellingsbevoegdheid voor aan huis gebonden beroepen tot een oppervlakte van 80 m. Voor de oude gemeente Olst waren aanvullende criteria in de vorm van een beleidsnotitie vastgesteld. Onderstaande criteria zijn hier deels op gebaseerd. In enkele “Olster” bestemmingsplannen is een expliciete regeling opgenomen.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft over het betreffende onderwerp al vele uitspraken gedaan waardoor duidelijk wordt welke mogelijkheden binnen de bestemming “woondoeleinden” vallen wanneer het bestemmingsplan en/of gemeentelijk beleid hier geen uitsluitsel over geven.
In het verleden zijn vooral sociaal-economische criteria gebruikt om te bepalen of een aanvraag voor een beroep aan huis moest worden gehonoreerd. De zogenaamde vrije beroepen hebben haast traditiegetrouw de mogelijkheid om binnen de bestemming woondoeleinden een beroep aan huis uit te voeren. Het voornamelijk leveren van een intellectuele prestatie en het sterk administratieve karakter van de werkzaamheden worden geacht te passen in een woonomgeving. Andere bedrijfsmatige activiteiten die veel meer gericht zijn op manuele arbeid en productie werden geacht minder wenselijk te zijn in een woonomgeving. Niet zozeer de ruimtelijke uitstraling maar het sociaal-economische karakter van de activiteit werd als uitgangspunt genomen.
Actuele jurisprudentie lijkt het sociaal-economisch argument te verlaten en zich meer te richtten op de ruimtelijke uitwerking van de activiteit. Factoren die meespelen in de afweging zijn o.a. de verkeersaantrekkende werking, aanwezigheid van reclameborden, mogelijke (geluidsoverlast) en de vraag of gebruik overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming mogelijk blijft. Dit in tegenstelling tot de daadwerkelijke activiteit die wordt uitgevoerd.
De jurisprudentie is geneigd het begrip `woondoeleinden´ zeer ruim uit te leggen, dit kan een ongewenst ruimtelijke invloed hebben op de woonomgeving. Voorts kent de jurisprudentie nog geen vaste lijn en kan dus weinig rechtszekerheid bieden. Middels aanvullend beleid kunnen voorwaarden worden gesteld die ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen uitsluiten en meer rechtszekerheid bieden. Dit voorstel moet dan ook leiden tot het vaststellen van dit beleid en de opname hiervan in nieuwe en te herziene/actualiseren bestemmingsplannen.
Voorop staat dat er geen onderscheid gemaakt wordt op basis van sociaal-economische criteria maar alleen op basis van ruimtelijke criteria. Daarom worden in het beleid de voorwaarden voor vrije en andere beroepen gelijkgesteld.
Het gebruik mag geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De ruimtelijke uitwerking van het gebruik dient naar aard, omvang en uitstraling beperkt te zijn. Concreet mag het aanzien van een woonstraat of het woonkarakter van een appartementen-/flatgebouw niet worden aangetast.
Openbare parkeergelegenheid mag niet gebruikt worden voor voertuigen die direct gerelateerd zijn aan het beroep aan huis. Een bestelbusje o.i.d. dient te worden geparkeerd op eigen terreinen. Bezoekers moeten zoveel mogelijk op het eigen terrein kunnen parkeren tevens dient in de directe nabijheid voldoende reguliere parkeergelegenheid aanwezig te zijn om onevenredige belasting van de omgeving te voorkomen.
De bovenstaande beleidsuitgangspunten stellen gelijke voorwaarden aan de vestiging van de traditionele beroepen aan huis en andere beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten. Feit blijft wel dat er een verschil zit in het karakter van de activiteit. Een zogenaamd “vrije beroep” aan huis behelst in concreto meestal niet meer dan 1 ruimte die voor het uitvoeren van administratieve werkzaamheden is ingericht. Verder kan nog gedacht worden aan praktijkruimten waar therapeutische en paramedische behandelingen plaatsvinden. Andere bedrijfsmatige activiteiten zoals bedoeld in deze notitie kunnen al snel een op productie gericht karakter hebben waarbij het gebruik van machines aan de orde kan zijn. Naar aanleiding hiervan is de regel opgenomen dat ook meldingsplichtige activiteiten streng beoordeeld worden om een zo breed mogelijke afweging te kunnen maken.
Omdat er toch een duidelijk verschil waarneembaar is in de mogelijke ruimtelijke uitstraling van een “vrij beroep” en een bedrijfsmatige activiteit zal er een verschillend omgegaan worden met mogelijke vestiging. De “vrije beroepen” zullen binnen de bestemming woondoeleinden worden toegestaan, de overige bedrijfsmatige activiteiten kunnen bij vrijstelling worden toegestaan. De voorwaarden voor vestiging zijn in beide gevallen gelijk.
De onderstaande ontwerpbepalingen moeten worden opgenomen in nieuw te vervaardigen bestemmingsplannen evenals in te herziene/actualiseren bestemmingsplannen. Naast de bepalingen in het bestemmingsplan moet de beleidsnotitie gebruikt worden om de ruimtelijkeeffecten van “het beroep aan huis” te reguleren. In de toelichting van het bestemmingplan moet worden ingegaan op het aanvullende karakter van de beleidsnotitie en moet worden aangegeven dat mogelijke toekomstige wijzigingen in de beleidsnotitie eveneens toetsingskader zijn/worden.
Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het gestelde in lid 1 en 2 ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten aan huis in die gevallen waarbij;
beroeps- en/of bedrijfsmatig gebruik van bijgebouwen op het perceel niet tot aantasting leidt van de in het bouwbesluit geëiste minimale oppervlakte aan huishoudelijke berging, met dien verstande dat het maximum van 80 m aan beroeps- en/of bedrijfsruimte in de woning en bijgebouwen tezamen niet wordt overschreden.
De gemeente trekt de voorwaarden voor vestiging van vrije en daarmee gelijk te stellen beroepen gelijk. Verschillen tussen vrije- en beroepsactiviteiten waren van oudsher gebaseerd op sociaal-economische criteria. De opgestelde beleidsregels richten zich nu op de ruimtelijke uitwerking hiervan. De kleinschaligheid van het gebruik wordt gewaarborgd door de voorwaarde dat slechts 1/3 deel van het bruto-vloeroppervlak van de woning gebruikt mag worden voor bedrijfsmatige doeleinden.