Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Amersfoort 2011 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Amersfoort 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking. 2. Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Huisvestingsverordening Amersfoort 2010 ingetrokken. 3. De intrekking van de Huisvestingsverordening Amersfoort 2010 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen of ontheffingen -hoe ook genaamd- dan wel krachtens die verordening gestelde beleidsregels, voorschriften en beperkingen -hoe ook genaamd-. 4. Op een aanvraag om vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Beleidsregels waarin voorwaarden en voorschriften worden opgenomen die aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat daarbij om voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, parkeren, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.
2.Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-10-2011 | 24-11-2014 | nieuwe regeling | 27-09-2011 Stadsberichten 5 oktober 2011 | 3664374 |
De raad van de gemeente Amersfoort;
heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 19 augustus 2011 sector SOB/EW (nr. 3706016);
vindt het nodig dat er regels worden gesteld om te komen tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort
heeft artikel 147 van de Gemeentewet en de Huisvestingswet gelezen
Huisvestingsverordening Amersfoort 2011
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
ingezetene: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de Provincie Utrecht is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Amersfoort of één der andere gemeenten in de Provincie Utrecht hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;
Hospita/inwoning: Het verhuren van maximaal 2 kamer(s) of verdieping in een woning of het niet zelfstandig inwonen in een woning, waarbij de eigenaar of de huurder de hoofdbewoner van de woning is én minimaal 50% van de woning (woonoppervlakte) zelf bewoont. Meestal is hier sprake van een gezamenlijk gebruik van één of meer gemeenschappelijke voorzieningen (gebruik van douche, toilet of keuken of toegang).
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:
Artikel 2.1.2 Nadere inperking
PARAGRAAF 2.2 INSCHRIJVING WONINGZOEKENDEN
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en dient te geschieden met gebruikmaking van een daartoe bestemd formulier.
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
PARAGRAAF 2.3 HUISVESTINGSVERGUNNING
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
1.Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte of standplaats, aangewezen
c.q. uitgezonderd in de artikelen 2.1.1, en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning.
2.Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte of standplaats voor bewoning in
gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning voor een koopwoning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende 6 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
De eigenaar moet de ter verkoop aan te bieden woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 2 maal gedurende een periode van 6 weken door middel van een advertentie, geplaatst op internet en/of in één of meer regionale bladen, te huur of te koop hebben aangeboden.
Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
a het adres van de woonruimte;
De in lid 1 bedoelde eigenaar zal worden geacht een vruchteloze poging in de daar bedoelde zin te hebben aangewend wanneer hij aantoont, dat het verschil tussen de hoogst gevraagde koopprijs en de tussen de koper en verkoper overeengekomen koopprijs niet meer bedraagt dan 15% dan wel het verschil tussen de hoogst gevraagde huurprijs en de tussen huurder en verhuurder overeengekomen huurprijs niet meer bedraagt dan 15%.
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
Ten minste één der leden van het huishouden moet meerderjarig zijn in de zin van de Wet.
Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding
De leden van het huishouden moeten òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld òf vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8 (sub a tot en met e) en l van de Vreemdelingenwet.
Artikel 2.5.1 Woningaanbieding
De woningen die voor verhuur beschikbaar komen, worden aan woningzoekenden aangeboden door middel van één of meer voor woningzoekenden toegankelijke media.
Artikel 2.5.2 Specifieke doelgroepen
Artikel 2.5.3 Bepaling volgorde aanbieding van huurwoningen
Artikel 2.5.4 Bepaling volgorde aanbieding van nieuwbouwkoopwoningen
PARAGRAAF 2.6 AANBIEDING BIJ URGENTIE
Artikel 2.6.1 Mate van Urgentie
Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken, mits er sprake is van een dusdanige noodsituatie van de woningzoekende dat -in afwijking van de reguliere wachttijd- een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem noodzakelijk is.
De urgentieverklaring houdt het volgende in:
Artikel 2.6.2 Aanvragen van een urgentieverklaring
Artikel 2.6.3 Gronden voor urgentie
Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring zoals bedoeld in artikel 2.6.1 verstrekken in de volgende situaties:
Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat – in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie, en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen.
Indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning verhuizing wordt aanbevolen in verband met moeilijkheden bij het normale gebruik van de woning, vanwege aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, kan urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is.
Van sociale indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Urgentiecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in
afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem
uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Hieronder worden de volgende situaties gerekend:
Urgentie op grond van echtscheiding is alleen mogelijk als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen heeft/ hebben het hoofdverblijf bij de ouder die de urgentie aanvraagt. In de situatie waarin meerdere minderjarige kinderen verdeeld over beide ouders hun hoofdverblijf is toegewezen en/of een co-ouderschap zijn aangegaan op basis van een ouderschapsplan kunnen beide ouders urgentie aanvragen;
Voor gevallen van “samenleving” worden vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast.
2.Onaanvaardbare situaties waarbij het moet gaan om ernstige, levensbedreigende problemen in relatie tot de huidige woning. Waarbij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. Burgemeester en wethouders bepalen wanneer er sprake is van een onaanvaardbare situatie.
Artikel 2.6.4 Woningaanbieding aan urgentiekandidaten
Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, lid 2, sub a, kunnen burgemeester en wethouders bemiddelen bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 2, sub a nader omschreven woonruimte binnen de daarvoor gestelde termijn wordt aangeboden.
Een woningzoekende die beschikt over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1 lid 2 sub b, kan zich aanmelden als gegadigde voor een bepaalde leeggekomen woning. Aan hem wordt een huisvestingsvergunning verleend, indien de woonruimte voldoet aan de nader omschreven woonruimte overeenkomstig artikel 2.6.1 lid 2, sub b en er voor de betrokken woonruimte geen gegadigden zijn met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1, lid 2, sub a.
Bij meerdere aanmeldingen van urgentiekandidaten met een urgentieverklaring met een gelijke datum van afgifte voor een bepaalde leeggekomen woning, vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de inschrijfduur. Behoudens urgenten vallend onder artikel 2.6.3 lid 1 sub d en e. Voor deze groep geldt volgordebepaling op grond van woonduur.
Artikel 2.6.5 Wijziging, intrekking en verlenging
Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de vastgestelde mate van urgentie te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring, waarbij tevens wordt meegedeeld dat het voordien verstrekte bewijs omtrent de mate van urgentie is vervallen.
PARAGRAAF 2.7 LEEGMELDING EN VOORDRACHT
Artikel 2.7.1 Melding van het ter beschikking komen
Artikel 2.7.2 Melding van leegstand
Zodra de leegstand van een woonruimte langer duurt dan 12 weken, is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.
Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de Wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 2.7.1, eerste lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.
a. Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 5 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht kunnen de desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in kennis worden gesteld.
Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n)
te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de
voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de
eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan
Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.
Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de Wet tot vordering van de woonruimte overgaan.
PARAGRAAF 2.8 AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR BIJZONDERE WOONVORMEN
Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van burgemeester en wethouders met een woonwagen een standplaats danwel een ligplaats met een woonschip in gebruik te nemen of bezet te houden.
Artikel 2.8.2 Aanwijzing van woonwagencentra en standplaatsen
Artikel 2.8.3 Register voor standplaatszoekenden
1.Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een per
woonwagencentrum gespecificeerd register van standplaatszoekenden.
Artikel 2.8.4 Aanbieding van standplaatsen
1.Op grond van artikel 2.1.1.b worden vrijkomende vergunningplichtige standplaatsen aangeboden
conform het bepaalde in artikel 2.5.3 lid 2 sub c.
2.In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders een vrijkomende standplaats,
met voorbijgaan aan de volgorde van inschrijving zoals beschreven in artikel 2.5.3 lid 2 sub c,
aanbieden aan degenen die vóór de peildatum als hoofdbewoner een standplaats innam op
een woonwagencentrum waarvan de aanwijzing ingevolge artikel 2.8.2, derde lid, wordt
Artikel 2.8.5 Aanbieding aan ligplaatszoekenden
Het bepaalde in het eerste tot en met vijfde lid van dit artikel geldt niet voor de ligplaatszoekende die krachtens overdracht van een woonschip, die ligplaats inneemt op de betreffende door de raad aangewezen ligplaats, het recht heeft verkregen op de huur van de betreffende ligplaats krachtens
huurovereenkomst tussen de gemeente en de rechtsvoorganger. De betreffende ligplaats aan de ligplaatszoekende wordt geacht door het college te zijn toegewezen.
PARAGRAAF 2.9 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN
Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren een aanvulling vormen op het geheel of delen van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
PARAGRAAF 3.1 OMZETTING: KAMERVERHUUR
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimte.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Onder omzetten valt het treffen van voorzieningen in een gebouw of deel van een gebouw waardoor twee of meer kamerverhuureenheden ontstaan, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in gezinsverband levende personen. Voor hospita/inwoning is geen vergunning vereist.
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een vergunning
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien:
beneden de huur- of koopprijsgrens, of
b.bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot
3.Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend, indien voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt geboden en overigens aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.
1.Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere,
vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is
aan de te onttrekken of om te zetten woonruimte (reële compensatie).
Artikel 3.1.7 Aanhouden van de aanvraag
Het bepaalde in deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte, uitgezonderd nieuw te bouwen koopappartementen.
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel - 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
2 Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen,
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet op weegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd beleidsregels vast te stellen waarin voorwaarden en voorschriften worden gesteld die aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat daarbij om technische eisen en voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend .
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.7.1, 2.7.2, 2.8.1, 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.
Artikel 4.5 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot een goede en rechtvaardige verdeling van de beschikbare woonruimte in de gemeente Amersfoort en het in de Huisvestingsverordening bepaalde.
HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Deze verordening wordt aangehaald als “Huisvestingsverordening Amersfoort 2011”.
Op een aanvraag om vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 september 2011.
sub c: woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, niet zijnde een standplaats of ligplaats;
sub d: huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;
sub e: koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald.
sub g. de schaarstegrens wordt bij het in werking treden van de verordening bepaald op grond van het bepaalde hierover opgenomen in het Regionaal Volkshuisvestingsplan Gewest Eemland. De schaarstegrens zal vervolgens jaarlijks door de bestuurscommissie volkshuisvesting van het Gewest Eemland worden aangepast aan de hand van de volgende ontwikkelingen:
sub h. economische binding: de binding van een persoon, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de Provincie Utrecht, of die binnen of vanuit de Provincie Utrecht gedurende een aantal uren dat tenminste overeenstemt met de helft van het aantal uren dat een normale werkweek uitmaakt, met inachtneming van de aard van de werkzaamheden, ongeacht of hij /zij geheel of gedeeltelijk als zelfstandige zijn werkzaamheden uitoefent of als werknemer in dienst is van een al dan niet in de regio gevestigde en werkzame instelling of bedrijf, bij welke dienstuitoefening evenwel sprake van moet zijn dat hij/zij een substantieel deel van het inkomen daarmee verdient. Zie ook de toelichting van artikel 2.4.2.
Hieraan wordt toegevoegd, dat voorts een persoon economisch aan de provincie gebonden is indien hij/zij een voltijdse studie volgt die over een langere periode frequente aanwezigheid in de Provincie Utrecht vereist.
sub i. maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan een van de gemeenten behorende tot de Provincie Utrecht, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat (op grond van de huisvestingswet) een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die tenminste drie jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van een van de gemeenten behorende tot de Provincie Utrecht. Voor de toepassing hiervan in Amersfoort wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.4.2.
sub p. eigenaar: voor zover niet anders is bepaald, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw. Onder «eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek» wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;
sub q: ingezetene: bewoners van vakantiewoningen en tweede woningen waar een deel van het jaar verbleven wordt vallen niet onder de definitie van ingezetene.
sub w: omzettingsvergunning: de tekst van artikel 30 van de wet luidt:
sub x: De tekst van artikel 33 van de wet luidt:
Het is verboden een recht op een gebouw dat behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 2.1.2 Nadere inperking
In dit artikel zijn opgenomen de woonruimten waarvoor geen huisvestingsvergunning is vereist. Het betreft:
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
Bij het stellen van grenzen bij de inschrijving van woningzoekenden geldt in het algemeen dat daarbij geen strengere eisen gesteld mogen worden dan die bij het al of niet verlenen van een huisvestingsvergunning gesteld worden.
Dit zijn de twee categorieën woningzoekenden die volgens de Huisvestingswet in ieder geval ingeschreven moeten worden als er een urgentiesysteem en een voordrachtstelsel gehanteerd worden: de urgenten en de voor te dragen huishoudens.
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
lid 1: De op het bewijs van inschrijving te vermelden gegevens zijn voor de woningzoekende van belang omdat met deze gegevens gewerkt wordt bij de beoordeling of zij voldoen aan de gestelde criteria bij aangeboden woningen. Daarnaast zijn deze gegevens van belang voor de monitoring van de werking van het woonruimteverdelingssysteem.
Een geldige verblijfstitel betekent een verblijfsvergunning in de zin van artikel 8
sub a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet. Indien het recht tot verblijf wordt
ontleend aan één van bovengenoemde artikelonderdelen, heeft de vreemdeling dat
recht krachtens begunstigend besluit van de overheid. Indien het recht tot verblijf
wordt ontleend aan één van de niet genoemde onderdelen van art. 8 van de
Vreemdelingenwet, is dat omdat er een negatieve beschikking is genomen, welke
evenwel nog niet onherroepelijk is geworden.
Wij achten het onjuist om het enkele feit dat een persoon bezwaar heeft gemaakt tegen
een afwijzende beschikking omtrent verblijf in Nederland ten grondslag te leggen aan
de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor huisvesting. Hierbij wordt er vanuit
gegaan dat de door de overheid genomen beschikkingen omtrent verblijf rechtmatig
zijn genomen, totdat het tegendeel daarvan onherroepelijk is gebleken.
lid 4: Alle woningzoekenden ontvangen een bevestiging (schriftelijk of per e-mail) dat de inschrijving is beëindigd omdat de verlengingskosten niet zijn voldaan. In deze bevestiging wordt aangegeven dat de inschrijving hersteld kan worden door binnen drie maanden na de vervaldatum de verschuldigde kosten alsnog te voldoen. Alle woningzoekenden hebben daarmee drie maanden de tijd om de inschrijving te herstellen en de inschrijfduur te behouden.
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
lid 3: Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijk rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingsvergunning verschaft kan worden.
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
lid 1: Dit is feitelijk het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
De bedoeling van de vruchteloze aanbiedingsprocedure is bedoeld om woningen beneden de huurprijsgrens of schaarstegrens zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan woningzoekenden die economisch- of sociaal zijn gebonden aan het Gewest Eemland.
lid 2: De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt:
Het eerste lid is slechts van toepassing:
De tekst van dit artikel geeft aan onder welke omstandigheden een afgegeven huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken en is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.
Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt onderdeel van het gewoonterecht.
Artikel 2.4.2 Economische en maatschappelijke binding
Bij de toepassing van het begrip economische binding wordt er van uit gegaan dat aan personen, die met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de Provincie Utrecht te vestigen, een huisvestingsvergunning kan worden verstrekt dan wel ingeschreven kan worden als woningzoekende.
Van maatschappelijke binding is in Amersfoort sprake indien een woningzoekende als inwoner staat geregistreerd in het bevolkingsregister van Amersfoort of één van de gemeenten in de Provincie Utrecht. Voorts mag op grond van artikel 13 c lid 1 in een aantal gevallen er geen onderscheid gemaakt worden naar economische of maatschappelijke binding.
lid 1: De tekst van artikel 13 c lid 1 van de wet luidt:
1.Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
die met toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten of van wie het verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen, onder verlening, gelijktijdig of nadien, van een vergunning tot verblijf of humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder dat daaraan beperkingen zijn verbonden, een en ander indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;
die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
lid 2: De tekst van artikel 6 van het besluit luidt:
Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
Artikel 2.5.1 Woningaanbieding
In principe worden alle voor verhuur beschikbare sociale huurwoningen door middel van een of meer voor woningzoekenden toegankelijke media aan woningzoekenden aangeboden.
Artikel 2.5.2 Specifieke doelgroepen
Onder specifieke doelgroepen worden doelgroepen met specifieke kenmerken en een specifieke woningbehoefte bedoeld, zoals bijvoorbeeld jongeren, ouderen en gehandicapten.
Er zijn twee soorten labeling: een exclusieve labeling voor een doelgroep of het geven van een relatieve voorrang. Dit laatste betekent dat eenieder kan reageren op de woning, maar dat een kandidaat uit de “labelingsdoelgroep” voorgaat wanneer die zich meldt.
Wanneer er geen kandidaten uit de labelingsgroep zich melden, kan de woning ook aan andere doelgroepen toegewezen worden.
Woningcorporaties kunnen bij huurwoningen een inkomensgrens als voorwaarde voor de woningtoewijzing stellen. Woningcorporaties voldoen door het stellen van een ergelijke inkomensgrens aan de regels die zijn opgesteld door de minister met betrekking tot staatssteun.
Voor de volgende woningtypes kan labeling worden afgesproken voor onder meer de volgende doelgroepen:
Artikel 2.5.4 Bepaling volgorde toewijzing van nieuwbouw-koopwoningen
Nieuwbouwkoopwoningen worden geadverteerd in voor woningzoekenden toegankelijke media. Woningzoekenden dienen ingeschreven te staan bij Woonkompas. Vervolgens kunnen zij reageren op de advertentie. Woonkompas verwerkt de aanmeldingen tot een volgordelijst. Deze lijst wordt verstrekt aan de verkopend makelaar. De makelaar benadert de aspirant-kopers en verzorgt de verkoop van de woningen.
In overleg met de ontwikkelaar kunnen nieuwbouwwoningen boven de koopprijsgrens op de bovengeschetste wijze aangeboden worden.
Artikel 2.6.1 Mate van urgentie
De mate van urgentieverlening kent twee varianten:
waarbij binnen een zéér korte tijd (drie maanden) uitzicht voor de woningzoekende is op een oplossing voor zijn woonruimteprobleem
waarbij binnen een overzienbare termijn (zes maanden) uitzicht voor de woningzoekende is op een oplossing voor zijn woonruimteprobleem
De urgentieverlening "dringend gewenst" wordt alleen verleend aan:
De werkwijze bij deze variant is dat aanbieding van de met voorrang toe te wijzen woning kan plaatsvinden door bemiddeling van Woonkompas of de woningcorporatie.
De urgentieverlening "gewenst in zekere mate" wordt alleen verleend aan:
b.woningzoekenden die op grond van medische - en/of sociale redenen, dringend en op zéér korte termijn (andere) zelfstandige woonruimte behoeven. Burgemeester en wethouders besluiten hiertoe eerst nadat zij advies hebben ingewonnen bij de Urgentiecommissie van Woonkompas. De urgentiecommissie wint in geval van een medisch urgentie advies in bij een onafhankelijk medisch adviesorgaan (zoals de Gewestelijke Gezondheids Dienst of het Centrum Indicatiestelling Zorg).
Artikel 2.6.3 Criteria voor urgentieverlening
De criteria zoals vastgelegd in dit artikel zijn regionaal besproken. Iedere regio-gemeente neemt in ieder geval deze criteria en voorwaarden op in de plaatselijke verordening. Hierbij mag geen onderscheid gemaakt worden tussen "eigen" woningzoekenden en "provinciaal" woningzoekenden.
Aan de hand van maatschappelijke ontwikkelingen kunnen deze criteria en voorwaarden worden aangepast of komen te vervallen of kunnen nieuwe criteria worden toegevoegd.
De urgentieregeling is verder uitgewerkt in de beleidsregels.
Met de passage ‘er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen’, worden situaties bedoeld als:
lid 1 Het verlenen van een urgentieverklaring op grond van dwingend beleidsmatige redenen gebeurt louter na voordracht door de betreffende organisaties bij het college van burgemeester en wethouders.
lid 1 sub b: taakstelling ingevolge artikel 60 a lid b van de Huisvestingswet.
Lid 1 sub e: de te doorlopen procedure voor bewoners uit stedelijke vernieuwingsgebieden staat beschreven in het ‘Sociaal Statuut’.
Artikel 2.7.1 Melding van ter beschikking komen
lid 1: De tekst van artikel 18 van de wet luidt:
Het eerste lid is niet van toepassing, indien de woonruimte zal worden bewoond door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek, en de woonruimte gedurende ten minste de zes maanden waarin deze laatstelijk bewoond is geweest, bewoond werd door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek.
lid 3 sub c: met een ‘korte tijd’ wordt een periode van 2 maanden bedoeld.
Artikel 2.7.2 Melding van leegstand
lid 1: Artikel 8 van de wet bepaalt dat de minimumtermijn waarna geëist mag worden dat leegstand gemeld moet worden 2 maanden is.
lid 2: Ten aanzien van de woonruimten die in het leegstandsregister worden genoteerd is een keuzemogelijkheid opgenomen tussen alleen de woonruimten die aangemeld worden en alle woonruimten die langer dan een bepaalde periode leegstaan, dus ook de woningen waarvan de leegstand door de gemeente zelf geconstateerd is. De keuzemogelijkheid is opgenomen, omdat de gemeente geen controleplicht heeft.
lid 1: De tekst van artikel 19 van de wet luidt:
De tekst van artikel 20 van de wet luidt:
In afwijking van artikel 19, eerste lid, doen burgemeester en wethouders geen voordracht, indien aan de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende op grond van de ingevolge de artikelen 9, 10 en 11 geldende eisen een huisvestingsvergunning kan worden verleend en er voor het doen van een voordracht geen in aanmerking komende woningzoekenden zijn ingeschreven wier behoefte aan woonruimte urgenter is dan die van de door de eigenaar voorgedragen woningzoekende.
De tekst van artikel 21 van de wet luidt:
Burgemeester en wethouders kunnen de voordracht intrekken, indien de voordracht niet leidt tot de totstandkoming van een overeenkomst tussen de eigenaar en een der voorgedragen woningzoekenden, uit kracht waarvan die woningzoekende gerechtigd is de betrokken woonruimte voor bewoning in gebruik te nemen.
Gelijktijdig met de intrekking van een voordracht overeenkomstig het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar opnieuw een of meer woningzoekenden voordragen die behoren tot de ingevolge artikel 12, tweede lid, aangewezen categorieën. Artikel 19, tweede lid, artikel 20 en het eerste lid van dit artikel zijn van toepassing.
lid 3 sub b: Naar oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen voor weigering van verhuur van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende kan voorkomen als er sprake is van:
Eerder wangedrag (indien het een woningzoekende (en/of leden van zijn of haar huishouden) betreft die in een vorige of huidige woonsituatie in tenminste de afgelopen 5 jaar zeer ernstig inbreuk op het woongenot van omwonenden heeft gemaakt, waarbij ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling en/of sprake is of is geweest van huurschuld).
In uitzonderlijke gevallen (bijv. bij een te voorziene huisuitzetting) meldt de verhuurder bij de gemeente dat hij voornemens is een huurcontract te weigeren en op welke grond. Alvorens de verhuurder overgaat tot het weigeren van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende, voert de corporatie een gesprek met de woningzoekende waarin hij/zij geïnformeerd wordt over de ‘voorziene gevolgen’ voor de woningzoekende bij het aangaan van het huurcontract. Na dit gesprek en na melding bij de gemeente wordt de weigering schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van betrokkenen gebracht. Wanneer de woningzoekende het niet eens is met de beslissing kan hij/zij dit aanhangig maken bij de klachtencommissie van de verhuurder en/of bij de kantonrechter.
lid 7: Hoofstuk IV van de wet regelt op uitputtende wijze de vordering van woonruimte.
Daarover behoeft in de huisvestingsverordening niets naders geregeld te worden.
De in de verordening gegeven voordrachtsregeling kan beschouwd worden als een vorm van het in artikel 40, lid 1, van de wet voorgeschreven overleg met de eigenaar. Dit moet dan wel nadrukkelijk worden aangegeven.
Vordering van woonruimte waarop de voordrachtsregeling niet van toepassing is of van gebouwen dient wel voorafgegaan te worden van een vergelijkbare of andere vorm van overleg met de eigenaar.
Dit geldt ook voor woonruimten waarvan de leegstand overeenkomstig artikel 2.7.2 is gemeld. Dit zal zich immers beperken tot woonruimten die niet onder de meldingsplicht van artikel 2.7.1 en daarmee onder de voordrachtsregeling vallen.
Artikel 2.8.5 Aanbieding aan ligplaatszoekenden
Per 1 augustus 2004 is de wachtlijst voor ligplaatszoekenden opgeheven. De reden hiervoor is dat er feitelijk geen ligplaatsen vrijkomen voor verhuur. Het hebben van een wachtlijst wekt hiermee verwachtingen bij ligplaatszoekenden die niet waargemaakt kunnen worden. In de verordening wordt wel geregeld dat in het uitzonderlijke geval dat er toch een ligplaats vrijkomt, de ligplaats in een nieuwsblad geadverteerd wordt en de ligplaats vervolgens via loting toegewezen wordt.
In tegenstelling tot de situatie onder de Woonruimtewet 1947 behoeft een overeenkomst met betrekking tot woonruimteverdeling tussen de gemeente en een eigenaar van woonruimte niet meer door de gemeenteraad goedgekeurd te worden. De raad kan zelf wel bepalen dat zulks noodzakelijk blijft.
De wet biedt de mogelijkheid om voor alle woningen bij omzetting een vergunningsplicht in te stellen. In tegenstelling tot de artikelen met betrekking tot de huisvestingsvergunning is men in deze paragraaf niet gebonden aan huur- en koopprijsgrenzen.
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
lid 3: Bij de hier genoemde voorwaarden en voorschriften kan gedacht worden aan de voorwaarde van tijdelijkheid bij omzetting in onzelfstandige woonruimte. In de beleidsregels zijn de voorwaarden voor vergunningverlening verder uitgewerkt.
Het werkingsgebied voor het stelsel van splitsingsvergunningen kan geheel worden toegesneden op de lokale situatie. Het staat de gemeente vrij om alle gebouwen die zich daarvoor lenen te brengen onder het werkingsgebied van de verordening. In tegenstelling tot de artikelen met betrekking tot de huisvestingsvergunning is men in deze paragraaf niet gebonden aan huur- en koopprijsgrenzen.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
lid 1: De verlangde bewijsstukken zijn overgenomen uit het voorheen op splitsing van toepassing zijnde Woningwetartikel 56e. Vanzelfsprekend kunnen hier, afhankelijk van de criteria voor vergunningverlening, nadere bewijsstukken worden verlangd.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Dit artikel bevat bepalingen die betrekking hebben op de verschillende afwijzingsgronden, genoemd in het Huisvestingsbesluit, namelijk de samenstelling van de woonruimtevoorraad, belemmering van de stadsvernieuwing en bepalingen uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud.
Er is in dit artikel een combinatie gemaakt van de bepalingen in hoofdstuk 3 van het Huisvestingsbesluit.
In dit artikel zijn, voor wat betreft de staat van onderhoud minimaal de bepalingen uit het voormalige artikel 56, lid b, van de Woningwet opgenomen.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Dit artikel bevat de mogelijkheid om, op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing, een aanvraag voor een splitsingsvergunning aan te houden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen, reeds een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet op de ruimtelijke ordening van kracht is.
lid 2: De tekst van artikel 75 van de wet luidt:
lid 3: Artikel 76 van de wet is vervallen. De tekst van artikel 77 van de wet luidt: De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder zonder toestemming van de bewoner.