Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeentelijk Rioleringsplan Dalfsen 2007 t/m 2011 |
Citeertitel | Gemeentelijk Rioleringsplan |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 229 lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2007 | 28-11-2017 | Nieuwe regeling | 21-05-2007 KernPUNTEN, 2007-06-12 | 14-05-2007, nummer 10 |
De raad van de gemeente Dalfsen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14-5-2007, nummer 10;
overwegende dat behoefte is aan een samenhangende visie voor het beleidsvelden Water en Riolering;
dat met deze visie de toekomstige ontwikkelingsrichting voor de genoemde beleidsvelden van de gemeente Dalfsen wordt aangegeven;
dat hiermee een richtinggevend kader wordt gegeven voor uitvoering en beleid
In te stemmen met en vast stellen van:
Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) van Dalfsen geeft een verdere invulling aan de zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater, die de gemeente door de Wet milieubeheer (Wm) wordt toebedeeld. De gemeente voldoet met dit plan aan de opgelegde planverplichting (Wm, art. 4.22). Dit plan is geldig voor de periode 2007 tot en met 2011.
Evaluatie afgelopen planperiode
In totaal zijn 567 percelen aangesloten op (druk)riolering. Daarnaast hebben 1.850 percelen een aansluiting gekregen op een zelfstandige zuivering (IBA) of actieve gierkelder. Daarmee zijn alle ongezuiverde lozingen in het buitengebied gesaneerd.
Voor alle woonkernen behalve Lemelerveld is de eenduidige basisinspanning nagenoeg behaald. In Nieuwleusen is hiertoe onder andere een bergbezinkbassin van 450 m3 aangelegd en is in Hoonhorst een infiltratievoorziening van 100 m3 aangelegd. Er worden nog enkele onderzoeken uitgevoerd voor de noodzaak van nog overgebleven maatregelen.
Het nieuwe rioleringsbeheersysteem is opgeleverd, waarbij ook een koppeling met de kaart mogelijk is. De riolering is afgelopen periode volop gereinigd, hoewel er minder is geïnspecteerd dan gepland.
De riolering bestaande onder andere uit circa 142,5 kilometer vrijvervalriolering en circa 58km druk- en persleidingen, 290 pompputten voor drukriolering en 32 rioolgemalen, vertegenwoordigt een waarde van bijna € 55 miljoen. De gegevens van de riolering zijn opgeslagen in het rioleringsbeheersysteem GBI en zijn actueel en compleet.
De toestand van de riolering wordt vanaf 1992 jaarlijks bewaakt middels inspecties met een videocamera. Op dit moment is er voldoende inzicht in de kwalitatieve toestand van de riolering. Hieruit blijkt dat de riolering voor het grootste deel in goede staat verkeert.Vanwege de ouderdom van de riolering wordt in de komende planperiode het rioolstelsel met een hogere frequentie geïnspecteerd. De bedrijfszekerheid van de gemalen en pompen is voldoende.
Voor de kernen Oudleusen en Nieuwleusen zijn de maatregelen in het kader van de basisinspanning uitgevoerd of reeds in uitvoering. De kernen Dalfsen en Hoonhorst voldoen nagenoeg. In deze kernen zal van de resterende maatregelen de noodzakelijkheid onderzocht worden. Alleen voor de kern Lemelerveld moeten een aantal maatregelen nog opgepakt worden. Aanvullend op de basisinspanning wordt er nog afgekoppeld, hetgeen een gunstige bijdrage levert op de emissie vanuit de riolering op oppervlaktewater. Andere verdergaande maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor en/of de Europese kaderrichtlijn Water moeten door Waterschap Groot Salland worden onderbouwd.
In de gemeente wordt op een aantal locaties gemeten aan de riolering. Deze werkzaamheden zijn overgedragen aan Waterschap Groot Salland. De gemeente heeft inmiddels van een groot deel de keurontheffingen en lozingsvergunningen in bezit.
Er wordt gestreefd om het hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. Dit streven krijgt een wettelijke basis in de bouwverordening in overeenstemming met de landelijke richtlijnen. Het hemelwater moet – na buffering – worden geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
De strategie in de komende planperiode is gericht op het verbeteren van het hydraulisch en vuiltechnisch functioneren van het rioolsysteem. Daarnaast wordt er geanticipeerd op toekomstige wet- en regelgeving, vooral de Europese kaderrichtlijn die naar verwachting binnenkort geïmplementeerd zal worden in de Nederlandse wetgeving.
Bijzondere aandacht zullen daarom de volgende maatregelen krijgen:
Voor de begeleiding van de rioleringszorg is personeel nodig. Een eerste indicatie geeft aan dat er bij uitvoering van alle kernfuncties er circa 2,6 formatieplaatsen nodig zijn bij maximale uitbesteding van werkzaamheden. Op dit moment is er 1,1 formatieplaats beschikbaar voor de riolering. Geadviseerd wordt om met minimaal 1 formatieplaats uit te breiden.
Het rioolrecht in gemeente Dalfsen bedraagt € 111,80 per 1 januari 2007. Op de langere termijn is dit tarief echter niet kostendekkend. Er zijn twee varianten berekend, die inzicht geven in de stijging van het rioolrecht. Afhankelijk van het jaarlijkse stijgingspercentage zijn beide varianten in 2066 kostendekkend.
De navolgende twee varianten zijn doorgerekend in het kostendekkingsplan:
Basisvariant: Bij de basisvariant ligt het accent op de uitvoering van diverse jaarlijkse onderzoeken die voortvloeien uit vigerend rijks- en provinciaal en waterschapsbeleid. Daarnaast zijn verschillende maatregelen noodzakelijk om het bestaande rioolsysteem hydraulisch en functioneel blijvend te laten functioneren.
‘Doorkijk verbreed rioolrecht’: Boven op het pakket van basismaatregelen wordt in deze variant geanticipeerd op toekomstige wet- en regelgeving, vooral op de Wet gemeentelijke watertaken. De maatregelen uit het waterplan vormen hiervoor de basis.
In onderstaande tabel is het verloop van het rioolrecht te zien voor beide varianten:
Tabel 1 Verloop Rioolrecht planperiode
Het huidige rioolrecht van gemeente Dalfsen is daarmee te kwalificeren als relatief laag. Met uitzondering van Zwolle heeft gemeente Dalfsen het laagste rioolrecht in de provincie Overijssel. Daarnaast is de stijging van het rioolrecht de komende jaren erg laag in vergelijking met andere gemeenten in Nederland.
Aanleg en beheer van riolering is een gemeentelijke taak, die zijn wettelijke basis vindt in de Wet milieubeheer (Wm art. 10.33). Om hier handen en voeten aan te geven, zijn de gemeenten via de Wet milieubeheer (Wm art. 4.22 en 4.23; zie tekstkader) verplicht om een gemeentelijk rioleringsplan (hierna: GRP) op te stellen. Hierin moet worden opgenomen hoe de gemeente haar rioleringstaak wil uitvoeren.
Het maken van goede beleidsafwegingen op het terrein van de rioleringszorg in relatie tot bescherming van de bodem- en waterkwaliteit wordt steeds belangrijker. Het GRP is hiervoor een hulpmiddel.
In de vorige GRP’s van Dalfsen en Nieuwleusen was de aanpak van de rioleringszorg voor de afgelopen periode opgenomen. Deze aanpak bestond uit een samenhang van onderzoeken, maatregelen, benodigde middelen en tijd. Het pakket van onderzoeken en maatregelen is vervolgens in uitvoering genomen. Het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige GRP’s en de gemeentelijke herindeling die inmiddels heeft plaatsgevonden, is aanleiding om de plannen te herzien en te komen tot een nieuw plan voor de gehele gemeente.
In dit document is weergegeven hoe gemeente Dalfsen voor de komende planperiode met haar riolering wil omgaan.
Het rioolstelsel maakt deel uit van zowel de waterketen als van het stedelijk watersysteem. De verantwoordelijkheid voor de schakels binnen de waterketen is over verschillende partijen verdeeld:
Figuur 1 Riolering als schakel in de waterketen en watersysteem
Drinkwaterbedrijven produceren en distribueren drinkwater (zorgplicht ligt bij de Rijksoverheid), gemeenten zijn verantwoordelijk voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater via de riolering naar het afleveringspunt. De waterbeheerder (het waterschap) is verantwoordelijk voor verder transport en voor de afvalwaterzuiveringsinstallaties (AWZI). Daarnaast treedt zij ook op als waterkwaliteitsbeheerder. Omdat vooral de schakels oppervlaktewater, riolering, rioolgemalen en persleidingen en AWZI sterk afhankelijk van elkaar zijn, zijn de waterbeheerders belangrijke partners bij de opstelling van het GRP voor gemeente Dalfsen en ook als zodanig betrokken bij de totstandkoming ervan.
Deze samenwerking is ook al ingevuld door gezamenlijk een waterplan op te stellen. Met dit plan is een visie geformuleerd op een duurzaam watersysteem in gemeente Dalfsen. De visie is vervolgens vertaald naar doelstellingen. Deze doelstellingen staan in relatie met de doelstellingen die opgenomen zijn in dit GRP, bijvoorbeeld het terugdringen van overstortingen vanuit de riolering op oppervlaktewater. In dit plan worden deze relaties nader uitgewerkt.
De zorg voor de riolering is een blijvende taak die door ontwikkelingen in de tijd regelmatig moet worden bijgesteld. Derhalve heeft dit plan een geldigheidsduur van vijf jaar, de periode 2007 tot en met 2011. De peildatum van dit GRP is 1 januari 2007. In 2011 wordt er een nieuw GRP gemaakt.
Bij de totstandkoming van het GRP heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden met waterschap Groot Salland en provincie Overijssel. Dit overleg is op grond van wettelijke taken noodzakelijk om voldoende rekening te kunnen houden met het beleid van deze overheden. Het GRP wordt door de gemeenteraad vastgesteld en na vaststelling toegestuurd aan:
Het GRP is opgesteld conform de module A1050 “GRP: planvorming gemeentelijke rioleringszorg” en module A1100 “Doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden” van de Leidraad Riolering (uitgave Stichting RIONED). In de betreffende modules is aangegeven waaraan een GRP dient te voldoen. De opbouw van het GRP is als volgt:
In hoofdstuk 2 wordt beschreven in hoeverre de – in het verleden – gestelde doelen zijn gehaald (evaluatie).
In hoofdstuk 3 wordt de gewenste situatie beschreven in de vorm van doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden waaraan de riolering moet voldoen.
In hoofdstuk 4 wordt de huidige situatie weergegeven. Beschreven wordt welke voorzieningen er zijn en wat de toestand daarvan is. Verder wordt nagegaan in hoeverre de huidige voorzieningen aan de gestelde functionele eisen voldoen (toetsing van de maatstaven).
In hoofdstuk 5 wordt uiteengezet hoe het verschil tussen de huidige en gewenste situatie kan worden weggenomen. Ook wordt ingegaan op de manier waarop het beheer en onderhoud van de voorzieningen wordt uitgevoerd en welke kosten aan alle werkzaamheden verbonden zijn.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op personele middelen en financiële inspanningen die binnen de gemeentelijke organisatie nodig zijn om gestelde maatregelen en het onderhoud en beheer uit te kunnen voeren. Hiertoe zijn een tweetal varianten voor de kostendekking nader uitgewerkt.
De in dit beleidsplan genoemde ‘vaktaal’ is opgenomen in een lijst met verklaring van termen en definities, zie hiervoor bijlage 1.
In de vorige GRP’s zijn de volgende doelen gesteld:
In dit hoofdstuk is aangegeven in hoeverre de in de vorige plannen opgenomen doelstellingen zijn gehaald of dichterbij zijn gebracht. Belangrijk daarbij is welke maatregelen er in de betreffende planperiode daadwerkelijk zijn uitgevoerd om de destijds gestelde doelen te bereiken. Indien doelen niet zijn gehaald, worden in dit GRP daarvoor oorzaken aangegeven, evenals de mogelijke gevolgen. Zowel het GRP Nieuwleusen als het GRP Dalfsen worden in dit plan gezamenlijk geëvalueerd.
De invloed van nationale, regionale en lokale ontwikkelingen op de te behalen doelen is eveneens van belang. De bevindingen van deze evaluatie zijn mede richtinggevend voor de (te handhaven, te actualiseren of nieuwe) doelen en noodzakelijke maatregelen in het onderhavige plan.
(doel 1 en 2 uit GRP Nieuwleusen en doel 1 uit GRP Dalfsen)
Tabel 2 Evaluatie inzameling gemeentelijk afvalwater
In de voormalige gemeenten Dalfsen en Nieuwleusen is destijds onderzocht, op basis van het convenant met Provincie Overijssel, welke percelen verplicht waren om op (druk)riolering aan te sluiten (en waar dus geen ontheffing van de zorgplicht mogelijk was). In totaal zijn 567 percelen aangesloten op (druk)riolering. Voor 1.585 is ontheffing van de zorgplicht aangevraagd bij Provincie Overijssel. De eigenaren van deze percelen dienen zelf een IBA te plaatsen; ook lozing via een (actieve) gierkelder is mogelijk. De ontheffing geldt voor een periode van 15 jaar die overeenkomt met de afschrijvingstermijn van een IBA.
Momenteel zijn er in het bestand van de gemeente 1.850 percelen opgenomen die een aansluiting op een zelfstandige zuivering (IBA) of gierkelder hebben. Voor 265 percelen (1.850 minus 1.585 percelen) geldt wel een zorgplicht, maar de bewoners hebben inmiddels een eigen voorziening aangelegd.
Daarnaast is het aantal aangesloten percelen toegenomen als gevolg van diverse nieuwbouwplannen en het opsplitsen van percelen. De recreatiecomplexen bijvoorbeeld werden oorspronkelijk als één perceel met één voorziening gezien, terwijl het werkelijk uit een aantal percelen bestaat met meerdere aansluitingen op een IBA / actieve gierkelder.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat alle ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater in het buitengebied zijn gesaneerd.
Herinrichting en in- en uitbreidingen
In de afgelopen planperiode zijn gerealiseerde nieuwbouwwoningen en uitgegeven industrieterreinen direct aangesloten op de riolering.
(doel 3, 4, 5 en 6 uit GRP Nieuwleusen en doel 2 uit GRP Dalfsen)
[*]Uitvoering na het gereedkomen van het nieuwe gemeentehuis (Waterfront)
[**]Ter plaatse van de Hulsterplas zijn maatregelen genomen om verder overlast te voorkomen
Tabel 3 Evaluatie ongewenst emissies naar oppervlaktewater, bodem- en grondwater
Eén van de projecten die de afgelopen planperiode is uitgevoerd is de bouw van een bergbezinkbassin in Nieuwleusen. Deze voorziening heeft voornamelijk tot doel het aantal overstortingen vanuit de riolering te beperken en daarmee de vuilemissie op oppervlaktewater tegen te gaan. Dit bassin is in 2005 aangelegd.
Figuur 2 Aanleg bergbezinkbassin Westerbouwlanden
Veel van de andere maatregelen uit de basisrioleringsplannen (hierna: BRP) zijn uitgevoerd. De wenselijkheid van het aanbrengen van een bergingskelder bij het rioolgemaal in de woonkern de Hoonhorst moet opnieuw worden vastgesteld door wijziging van de openbare ruimte. Bij het Dorpsplein van de woonkern is een infiltratievoorziening aangelegd, waardoor een bergingskelder wellicht niet meer nodig is.
In de planperiode van dit GRP wordt hier nadere invulling aangegeven. Hetzelfde geldt ook voor Lemelerveld waar een bergbezinkbassin gepland is. Ook hier wordt de noodzaak en wenselijkheid in de planperiode van dit GRP onderzocht.
Behalve de uitdaging om een emissiereductie te bewerkstelligen waarbij wordt voldaan aan de theoretische basisinspanning zijn er nog enkele overstorten (in de Ruitenborghweg en bij de Hulsterplas) die zorgen voor stankoverlast en vissterfte. Deze problematiek wordt in dit GRP meegenomen.
Tabel 4 Evaluatie doelmatig beheren goed gebruik van de riolering
In 2006 is het nieuwe rioleringsbeheersysteem GBI opgeleverd, waarbij ook een koppeling met de kaart mogelijk is. Het systeem is volledig en actueel, zodat doelmatig beheer mogelijk wordt gemaakt.
De afgelopen jaren is minder geïnspecteerd dan gepland; daarentegen is er wel volop gereinigd. De rioolgemalen aan de Rollecate en Polhaarweg zijn de afgelopen planperiode vervangen. Voor het buitengebied de Meeleweg zijn 33 pompunits vervangen die via een drukriolering het afvalwater op het gemengde stelsel van de woonkern Nieuwleusen afvoerden. Op basis van kwaliteitsonderzoek is de riolering gedeeltelijk in de Burgemeester Backxlaan vervangen. Het resterende deel wordt afgerond als de ontwikkelingen ter plaatse afgerond zijn.
Hoofdstuk 3 Doelen rioleringszorg planperiode 2007-2011
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de situatie die de gemeente nastreeft bij de aanleg en het beheer van de riolering. Deze gewenste situatie wordt vastgelegd in doelen. De uit de doelen afgeleide functionele eisen, maatstaven en meetmethoden vormen het toetsingsinstrument om na te gaan of de bestaande situatie voldoet aan de gewenste situatie.
Door het stellen van doelen kan de gewenste situatie worden beschreven met betrekking tot:
De doelen in het vorige GRP worden voor dit GRP als basis gehanteerd. Uitgaande van de zorgplicht zoals beschreven in de Wet milieubeheer is het hoofddoel dat aan de riolering wordt gesteld:
Een doelmatige inzameling en een doelmatig transport van het afvalwater dat binnen de gemeente vrijkomt.
Een doelmatige rioleringszorg wordt gekenmerkt door:
Hierbij gelden voorwaarden voor effectief rioleringsbeheer.
Doel 1: inzamelen van het binnen het gemeente gebied geproduceerde afvalwater
In de Wet milieubeheer is vastgelegd dat de gemeente op een doelmatige wijze al het binnen haar grenzen vrijkomende afvalwater moet inzamelen en transporteren. Dit houdt echter niet in dat de gemeente verplicht is alle percelen aan te sluiten op de riolering.
Doel 2: inzameling van het hemelwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding
Nieuwe ontwikkelingen maken het noodzakelijk om separaat in te gaan op hemelwater. Bij gemengde stelsels wordt hemelwater dat valt op daken en wegen vermengd met afvalwater van huishoudens en bedrijven. Een groot deel van het ‘schone’ hemelwater verdwijnt nu in de riolering en belast daardoor de AWZI. Het transporteren en zuiveren van relatief ‘schoon’ hemelwater is geen duurzame oplossing. Dit water zou bijvoorbeeld kunnen worden gebruikt voor het stedelijk oppervlaktewater of ter bestrijding van verdroging. Bewuste keuzen in het omgaan met hemelwater zijn dus noodzakelijk. Hierin zal de trits “vasthouden, bergen en afvoeren”, die is geïntroduceerd door de commissie Waterbeleid 21e eeuw (WB21), zoveel mogelijk worden gevolgd. Hiervoor heeft de gemeente een waterplan laten opstellen.
Doel 3: transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt
Na inzameling dient het afvalwater te worden getransporteerd naar de AWZI om te worden gezuiverd. Het transport tot aan het afleveringspunt is een gemeentelijke taak, daarna wordt het een taak van de beheerder van de AWZI.
Het afvalwater van de gemeente Dalfsen wordt via de navolgende afleverpunten bij het waterschap aangeboden:
Doel 4: ongewenste emissie naar oppervlaktewater en bodem (inclusief grondwater) voorkomen
De belangrijkste oorzaak van vuiluitworp vanuit de riolering naar het oppervlaktewater is het overstorten van afvalwater uit gemengde riolering. Het rioolstelsel is uit kostenoverwegingen niet gedimensioneerd om alle neerslag te kunnen afvoeren. Het overtollige afvalwater zal bij hevige kortdurende neerslag of matige langdurige neerslag overstorten. Richtlijnen hiervoor zijn vastgelegd door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) in de zogenaamde éénduidige basisinspanning.
Bij gescheiden stelsels bestaat er door onoplettendheid een kans op foutieve aansluitingen. Hierdoor kan huishoudelijk of bedrijfsafvalwater via het regenwaterriool worden geloosd op het oppervlaktewater. Daarom moet gemeente Dalfsen alert zijn op de wijze waarop wordt aangesloten op de riolering.
Indien de riolering niet waterdicht is kan afvalwater uit het stelsel weglekken en/of grondwater instromen. Door het weglekken van rioolwater kan plaatselijk een ernstige bodemverontreiniging ontstaan die doorslaat naar het grondwater. Infiltratie van afstromend regenwater verdient eveneens bijzondere aandacht vanwege de mogelijke kans op verontreiniging als gevolg van uitloging van materialen, afspoeling van straatvuil en calamiteiten. Met name deze laatste oorzaak van een mogelijke verontreiniging krijgt extra aandacht van de gemeente en is uitgewerkt in het waterplan.
Doel 5: geen overlast voor de omgeving op treedt
Het rioolstelsel is uit kostenoverwegingen niet gedimensioneerd om alle neerslag te kunnen afvoeren. Indien de neerslag qua intensiteit hoger is dan de ontwerpregenintensiteit, of de straatkolken verstopt zijn, manifesteert zich dit in de vorm van water op straat. Indien water op straat frequent en/of langdurig voorkomt of waterschade veroorzaakt is er sprake van wateroverlast.
Door regenwater af te koppelen worden piekafvoeren op de reguliere riolering voorkomen, waardoor de afmetingen van de riolering beperkt kunnen blijven. Tevens wordt verdroging tegengegaan. Wel moet worden voorkomen dat er onveilige situaties ontstaan als gevolg van bovengrondse afstroming van regenwater en/of verhoging van de grondwaterstand als gevolg van infiltratie.
Vormen van overlast als gevolg van riolering kunnen zijn stankoverlast, verkeersoverlast (opengebroken wegen, ingezakte riolen, opdrijvende putdeksels), visuele en geluidshinder (randvoorzieningen, gemalen) en bewegingsongemak (roosters, gootjes, greppels, e.d.).
Het creatief omgaan met potentiële overlastsituaties is een uitdaging.
Voorwaarden voor effectief rioleringsbeheer
De rioleringsbeheerder moet een aantal voorwaarden scheppen om een doelmatige rioleringszorg te kunnen realiseren. Wanneer niet aan die voorwaarden wordt voldaan is een effectieve besturing niet mogelijk en kan de doelmatigheid van de inzameling en het transport niet worden gewaarborgd. Met de voorwaarden wordt invulling gegeven aan hetgeen de gemeente verstaat onder een doelmatig beheer en een goed gebruik van de riolering. Hier ligt ook de relatie met de eis uit de Wet milieubeheer dat bekend moet zijn wat er aan rioleringsvoorzieningen aanwezig is en in welke staat zij verkeren. De voorwaarden kunnen op een vergelijkbare manier toetsbaar worden gemaakt door ze nader te specificeren in concrete maatstaven.
3.3 Functionele eisen, maatstaven en meetmethoden
De specifieke doelen in paragraaf 3.2 worden meer concreet gemaakt door het stellen van functionele eisen (criteria). Vervolgens worden aan de functionele eisen maatstaven en meetmethoden gekoppeld. De maatstaven zijn een getalsmatige invulling van de criteria, zodat op een objectieve wijze gecontroleerd kan worden of aan de functionele eisen wordt voldaan. De meet- (of berekenings)methode geeft de manier aan waarop de toetsing aan de maatstaven wordt uitgevoerd. In bijlage 3 zijn de functionele eisen, maatstaven en meetmethoden per beleidsdoel weergegeven.
In onderstaande figuur wordt duidelijk gemaakt in welke relatie doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden tot elkaar staan.
Figuur 3 Relatie doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden
Eén van de doelen is ‘het beperken van wateroverlast’. Dit doel kan alleen gehaald worden als de riolering voldoende afvoercapaciteit heeft (functionele eis). Om te kunnen toetsen of de riolering inderdaad voldoende afvoercapaciteit heeft, moet een maatstaf worden opgesteld, bijvoorbeeld ‘geen water op straat bij een neerslaggebeurtenis van ééns per half jaar’. Door het uitvoeren van hydraulische berekeningen (meetmethode) kan dan worden getoetst of hieraan wordt voldaan. Naast de theoretische toets is het ook belangrijk om waar te nemen wat er in de praktijk gebeurt bij hevige neerslag. Dit kan door middel van het klachtensysteem, maar ook door monitoring van het rioolstelsel.
3.4 Relaties met andere plannen / regelgeving
Het GRP is tot stand gekomen in overleg met vertegenwoordigers van de verschillende gemeentelijke afdelingen, Waterschap Groot Salland, en provincie Overijssel.
De in dit GRP gestelde doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden zijn afgestemd op het te voeren beleid op andere gemeentelijke beleidsterreinen en de plannen van andere overheden.
In dit verband wordt verwezen naar de volgende beleidsstukken (zie ook bijlage 2):
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van de riolering beschreven en getoetst aan de gewenste situatie zoals deze in het vorige hoofdstuk is vastgelegd in doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden (zie bijlage 3). De resultaten van deze toetsing zijn bepalend voor de grootte van de uitdaging voor de komende planperiode. Deze ‘uitdaging’ zal in het volgende hoofdstuk worden besproken.
Bijbehorende doelen: Doelmatige inzameling en transport van afvalwater en hemelwater naar een geschikt lozingspunt (doelen 1, 2 en 3)
Het beleid is gericht op het voorkomen van ongezuiverde lozingen in het buitengebied naar bodem of oppervlaktewater. De provincie heeft eind jaren negentig ontheffing van de zorgplicht verleend voor 1.412 percelen in het buitengebied tot 2 augustus 2014 en voor 173 percelen tot 1 oktober 2017. Bij deze percelen is een IBA geplaatst of wordt gebruik gemaakt van een (actieve) gierkelder. De burgers zijn zelf verantwoordelijk voor het functioneren van deze IBA’s. De overige percelen zijn aangesloten op (druk)riolering.
Bijbehorende doelen: Doelmatige inzameling en transport van afvalwater en hemelwater naar een geschikt lozingspunt (doelen 1, 2 en 3)
Nieuwe bebouwing is in te delen in twee soorten: incidentele nieuwbouw en uitbreidingsplannen.
Bij incidentele nieuwbouw wordt bij het treffen van maatregelen voor de afvoer van afvalwater rekening gehouden met het Lozingenbesluit wet bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Dit houdt in dat in principe deze bebouwing aangesloten dient te worden op de riolering.
Indien er geen aansluitmogelijkheden zijn dan zullen andere wettelijk voorgeschreven voorzieningen aangelegd moeten worden om ongezuiverd lozen van afvalwater tegen te gaan.
Bij uitbreidingsplannen (of inbreidingsplannen) wordt een rioolstelsel ontworpen met een zo laag mogelijke milieubelasting en tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat het hemelwater niet op de riolering mag worden aangesloten; het hemelwater moet – na buffering – worden geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor instroming van hemelwater in een infiltratievoorziening dient een bladafscheider te worden geplaatst. In alle gevallen wordt het hemel- en afvalwater gescheiden aangeboden. Ook wanneer het nieuwbouwplan aansluit op een bestaand gemengd rioolstelsel. Op deze wijze kan bij toekomstige ontwikkelingen een duurzaam en goedkoop watersysteem worden gerealiseerd.
In onderstaande tabel staan de nieuwbouwplannen van gemeente Dalfsen.
Voorwaarden voor effectief rioleringsbeheer
De gemeente heeft het operationeel geautomatiseerd rioolbeheersysteem GBI, waardoor het mogelijk is om het rioolbeheer systematisch uit te voeren. Met behulp van het beheersysteem zijn lijsten van objectgegevens vervaardigd, die in dit GRP zijn verwerkt.
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de rioleringsonderdelen:
[*]GS= gescheiden stelsel, VGS= verbeterd gescheiden stelsel
Tabel 6 Overzicht Rioleringsonderdelen
Verder laat de riolering in gemeente Dalfsen zich per 1-1-2007 als volgt karakteriseren:
Bijbehorende doelen: inzameling en transport van afvalwater en hemelwater naar geschikt lozingspunt waarbij emissie naar oppervlaktewater en bodem worden voorkomen en waarbij geen wateroverlast op treedt (doelen: 1, 2, 3, 4 en 5)
Op basis van de uitgevoerde inspecties kan worden gesteld dat de riolering in de gemeente goed in beeld is en voor het grootste deel goed functioneert met een goede kwaliteit. Dit wordt ook onderstreept door het lage aantal geregistreerde klachten en goede waarnemingen vanuit de praktijk. Ook blijkt uit onderzoek (DWAAS onderzoek in bemalingsgebieden Dalfsen, Genemuiden, Olst-Wijhe, Raalte en WGS; juni 2004) dat in de riolering in gemeente Dalfsen ten opzichte van andere gemeenten weinig gebiedsvreemd water aanwezig is.
Vanaf 1992 worden de riolen jaarlijks gedetailleerd geïnspecteerd (video-inspectie) om de kwaliteit van de vrijvervalriolering in gemeente Dalfsen in beeld te brengen. De afgelopen jaren is er echter maar 2 km jaarlijks geïnspecteerd. Vanwege de ouderdom van het rioolstelsel zal in de planperiode van dit GRP de inspecties met een hogere frequentie worden uitgevoerd. Vooraf aan de inspectie wordt het riool eerst gereinigd.
De hierbij verzamelde toestandsgegevens zijn opgenomen in het geautomatiseerde rioleringsbeheersysteem. Op basis hiervan worden planningen opgesteld voor nader onderzoek (bijvoorbeeld een nadere gedetailleerde inspectie) en eventueel uit te voeren maatregelen (bijvoorbeeld reiniging, wortelfrezen, reparaties, renovaties en vervangingen).
De waarnemingen van de inspecties zijn geclassificeerd volgens de NEN-EN 3399 (2004) en beoordeeld volgens de NEN-EN 3398 (2004). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een waarschuwingsmaatstaf en een ingrijpmaatstaf. Hieronder is in diagram weergegeven wat is geïnspecteerd en op welke wijze.
Figuur 5 Rioolinspectie 1992 - 2006
De vrijvervalriolering en de kolken worden regelmatig gereinigd. Hierbij worden de volgende frequenties aangehouden:
Gelijktijdig met de reiniging van de kolken, worden deze objecten geïnspecteerd en aan de hand daarvan indien nodig gerepareerd of vervangen.
Bij pompunits wordt het ene jaar klein onderhoud uitgevoerd en jaar daarop groot onderhoud; hiervoor is een onderhoudscontract met Limitec afgesloten. De grotere gemalen krijgen ieder jaar zowel een kleine als grote onderhoudsbeurt; hiervoor is een onderhoudscontract met Landustrie en Limitec afgesloten. Bij klein onderhoud wordt een inspectieverslag gemaakt dat als basis wordt gebruikt voor de uitvoering van het groot onderhoud.
Alle gemalen zijn voorzien van een storingsmelder. Circa de helft in de vorm van een rode lamp, de andere helft is uitgerust met GSM-communicatie. In de komende planperiode moeten alle (grote) gemalen worden uitgerust met GSM-communicatie. De gemeente maakt gebruik van de hoofdpost bij Limitec. Ongeveer de helft van de gemalen, met uitzondering van pompunits, zijn voorzien van een dubbele pompinstallatie (elkaars reserve).
Bijbehorende doelen: voorkomen van emissies naar oppervlaktewater en bodem waarbij geen wateroverlast op treedt (doelen: 4 en 5)
Voor de kernen Oudleusen en Nieuwleusen zijn de maatregelen in het kader van de basisinspanning uitgevoerd of reeds in uitvoering. De kernen Dalfsen en Hoonhorst voldoen nagenoeg. In deze kernen zal van de resterende maatregelen de noodzakelijkheid onderzocht worden. Alleen voor de kern Lemelerveld moet een aantal maatregelen nog opgepakt worden. Deze maatregelen komen terug in hoofdstuk 5.
Hierbij gaat de gemeente er op dit moment van uit dat voor het terugdringen van de vuiluitworp het behalen van basisinspanning voldoende is. Aanvullend op de basisinspanning gaat de gemeente door met afkoppelen, hetgeen een gunstige bijdrage levert op de emissies vanuit de riolering op oppervlaktewater. Eventueel verdergaande maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor en/of de KRW (Europese kaderrichtlijn Water) moeten door het waterschap Groot Salland worden onderbouwd. Voor eventuele verdergaande maatregelen worden in dit GRP geen kosten geraamd. In het waterplan wordt hieraan wel aandacht besteed.
Door te monitoren aan de overstorten krijgt de gemeente een beter inzicht in de werking van het rioolstelsel. In de gemeente wordt gemeten aan de riolering. Momenteel wordt er bij zeven overstorten gemeten (Dalfsen 3, Nieuwleusen 2, Oudleusen 1 en Hoonhorst 1). Deze werkzaamheden zijn overgedragen aan het waterschap Groot Salland.
Praktijk ervaringen / klachten
Er zijn weinig structurele klachten over de werking van het rioolstelsel. In het geval van incidentele klachten wordt dit adequaat en snel door het wijkteam opgelost. De overstortingsproblematiek leeft wel binnen de gemeente, echter door de geplande en uitgevoerde maatregelen neemt deze overlast af. Eén van de maatregelen die nu bij de Hulsterplas is genomen is het verplaatsen van de overstort en de uitstroomconstructie onder water laten uitkomen. Daarnaast is er een borstelinstallatie geplaatst nabij de overstort zodat de visuele vervuiling beter wordt afgevangen. Bovendien wordt er bij de overstorten ook gemonitord, zodat de feitelijke situatie ook inzichtelijk wordt gemaakt.
Bijbehorende doelen: voorkomen van emissies naar oppervlaktewater en bodem waarbij geen wateroverlast op treedt (doelen: 4 en 5)
Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en -vergunning
Op grond van de Wvo is een lozingsvergunning nodig voor de lozingen vanuit de riolering via overstorten op het oppervlaktewater. De vergunningen voor alle gemengde stelsels in de gemeente Dalfsen zijn verleend door Waterschap Groot Salland. De verbeterd gescheiden en de infiltratierioolstelsels zullen in 2007 worden vergund.
In gemeente Dalfsen hebben alle meldingsplichtige bedrijven een melding uitgevoerd en zijn alle vergunningsplichtige bedrijven in het bezit van een vergunning inzake de Wvo. De controle hiervan vindt plaats door Waterschap Groot Salland.
Aansluitverordening en -vergunning
Op grond van de aansluitverordening van het waterschap is voor de aansluiting van rioolstelsels op overdrachtspunten van het waterschap een aansluitvergunning nodig. In 2007 zullen het bedrijventerrein de Meele en de Grift en de Keijser Kaas worden vergund. Na 2007 zal het drukrioleringsgebied Madrid in Hessum een aansluitvergunning krijgen. De overige vergunningen zijn al verleend door Waterschap Groot Salland.
Voor het leggen, hebben en onderhouden van uitstroomconstructies voor het periodiek lozen van verdund “rioolwater” of hemelwater op oppervlaktewater is een ontheffing nodig op grond van de Keur van het waterschap. Deze ontheffingen zijn verleend door het waterschap.
Wet milieubeheer (Wm) en melding / vergunning
De lozingen door bedrijven op de riolering zijn melding- of vergunningplichtig op grond van de Wet milieubeheer (Wm). De meldingen en vergunningen worden afgehandeld door de afdeling Milieu en Bouwen van gemeente Dalfsen. Meldingsplichtige bedrijven hebben een melding uitgevoerd en vergunningsplichtige bedrijven zijn in bezit van een vergunning inzake de Wm. De controle hiervan vindt plaats door afdeling Milieu en Bouwen van gemeente Dalfsen.
In het vorige hoofdstuk is de huidige situatie van de riolering getoetst aan de gewenste situatie. In sommige gevallen zijn beide situaties niet met elkaar in overeenstemming en zullen maatregelen getroffen moeten worden. In een aantal andere gevallen geldt dat de huidige situatie al voldoet. In die gevallen dient er voor te worden gezorgd dat de situatie minimaal gehandhaafd blijft.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke manier de gewenste situatie kan worden bereikt. Daarnaast wordt ingegaan op de planning, het beheer van de huidige voorzieningen en de nieuw aan te leggen voorzieningen. Tevens worden de kosten van uit te voeren werkzaamheden vermeld. Zo mogelijk wordt het te verwachten milieueffect van de maatregelen vermeld.
Voor alle bedragen in dit hoofdstuk geldt dat het ramingcijfers/bedragen zijn. Voor het opstellen van een meerjarenbegroting zijn deze bedragen voldoende nauwkeurig. Alle bedragen zijn voor zover van toepassing inclusief kosten van voorbereiding en directievoering en exclusief omzetbelasting (gebaseerd op prijspeil 2007).
Niet aangesloten bestaande bebouwing en nieuwbouw
In deze paragraaf worden de voorzieningen behandeld die aangelegd moeten worden in de gebieden waar nog geen riolering is. Dit zijn de niet gerioleerde gebieden (bestaande bebouwing) en de in- of uitbreidingsplannen (nieuwbouw).
Er zijn 45 percelen waarvan niet bekend in hoeverre een melding is gedaan. Dit zal in de komende planperiode worden onderzocht. De kosten hiervan worden gedekt door de exploitatielasten.
(Kosten voor aanleg van riolering worden betaald vanuit de exploitatie, kosten voor beheer, onderhoud en verbetering worden betaald vanuit het rioolrecht)
Bij grootschalige uitbreidingen en bij (kleinschalige) locaties binnen de bestaande bebouwing, waar bijvoorbeeld in verband met een wijziging van de bestemming (vervangende) nieuwbouw plaats gaat vinden, wordt riolering aangelegd wanneer dit niet aanwezig is. Er wordt gestreefd om het hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. Dit streven krijgt een wettelijke basis in de bouwverordening in overeenstemming met de landelijke richtlijnen. Het hemelwater moet – na buffering – worden geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater (volgens de bekende trits vasthouden-bergen-afvoeren). Voor infiltratie moet een bladafscheider toegepast.
Bij aanvragen voor incidentele bebouwing wordt per geval nagegaan of de afvoer van het afvalwater op een milieuhygiënische wijze plaatsvindt. Bij voorgenomen nieuwbouw in een gebied waar geen riolering aanwezig is, en dit ook niet wordt aangelegd, wordt de aanvrager gewezen op zijn plicht te beschikken over een Wvo-vergunning bij lozing op oppervlaktewater, of een vergunning in het kader van de Wet Bodembescherming in geval van lozing in de bodem. In deze gevallen wordt tevens de vergunning- of ontheffingverlenende instantie geïnformeerd.
Voor de nieuwbouwplannen en andere ontwikkelingen in gemeente Dalfsen wordt verwezen naar Tabel 5.
Bij uitbreidingsgebieden wordt in principe – in overleg met Waterschap Groot Salland – een gescheiden rioolstelsel toegepast. Hierbij heeft een bovengrondse oplossing de voorkeur. Daarbij kan gedacht worden aan een retentievijver / wadi. Indien bovengronds geen mogelijkheden zijn wordt dit ondergronds opgelost. Hierbij kan gedacht worden aan een infiltratieriool. Deze voorkeursvolgorde is in overeenstemming met met de visie van het waterplan van Dalfsen.
De bebouwing op kleinschalige bouwlocaties binnen de bestaande bebouwing worden aangesloten op het bestaande type stelsel of op een uitbreiding daarvan, waarbij het hemelwater niet op de riolering wordt aangesloten. Het hemelwater van particulieren / bedrijven moet binnen de eigen perceelsgrenzen worden geïnfiltreerd in de bodem.
Bij de materiaalkeuze wordt een afweging gemaakt tussen de kosten in relatie tot de levensduur.
Het onderzoek dat naar de toestand van de riolering wordt uitgevoerd bestaat uit de volgende werkzaamheden: inventarisatie, inspectie, meten, berekeningen en controle van vergunningsvoorschriften.
De in het geautomatiseerde rioolbeheersysteem vastgelegde gegevens worden aangevuld en actueel gehouden. De gegevensvastlegging en -verwerking vindt plaats volgens een vastgestelde procedure, waarin bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. Hiervoor wordt jaarlijks een budget gereserveerd van € 20.000,-.
Om de betrouwbaarheid van de berekeningen te waarborgen moet ook het verhard oppervlak dat is aangesloten op de riolering regelmatig worden geïnventariseerd. Hiervoor is in 2008 € 15.000,- gereserveerd.
Ter plaatse van de risicovolle overstort bij de Ruitenborghweg moet nog nader onderzoek plaatsvinden om de praktijk ervaren overlast (vervuiling en stank) weg te nemen. Voor dit onderzoek wordt in 2007 € 10.000,- gereserveerd.
In kern Hoonhorst moet in verband met de veranderde situatie worden onderzocht of er nog een bergbezinkbassin nodig is. Dit geldt ook voor de kern Lemelerveld waar een bergbezinkbassin is gepland van 90 m3. Ook is een ombouw naar verbeterd gescheiden stelsel gepland nabij de Ambachtsweg. De consequenties hiervan worden in de komende planperiode bestudeerd met het waterschap. Voor deze onderzoeken zal gezamenlijk € 10.000,- worden gereserveerd in 2008.
In het kader van het waterplan voor Dalfsen, is er een afkoppelkansenkaart opgesteld. In combinatie met de actualisatie van het aangesloten verhard oppervlak wordt in 2008 een meer concreet afkoppelplan opgesteld. Hiervoor wordt een budget gereserveerd van € 15.000,-.
De BRP’s van de kernen Dalfsen, Ankum, Hoonhorst, Lemelerveld en Oudleusen zijn in 1999 opgesteld. Voor Nieuwleusen komt deze uit 2004. De BRP’s dienen als basis voor de aanvraag van een Wvo-vergunning. Door wijzigingen in beleid (denk aan de Kaderrichtlijn Water die vanuit Brussel in de Nederlandse wetgeving moet worden geïmplementeerd), in het rioolstelsel of in het aangesloten verhard oppervlak worden de BRP’s in 2009 en 2010 herzien. Ook wordt dan een onderzoek naar optimalisatie van het afvalwatersysteem ingepland. Voor beide onderzoeken is gezamenlijk € 60.000,- nodig.
GRP en operationele beheerprogramma’s
Het GRP wordt periodiek geactualiseerd. In 2011 wordt met de eerstvolgende bijstelling van dit GRP begonnen; hiervoor dient een budget van € 15.000,- te worden gereserveerd. Als tijdens de planperiode 2007–2011 blijkt dat de Europese Kaderrichtlijn Water en/of het “verbrede rioolrecht” een negatief effect hebben op het rioolrecht dan is er een aanleiding om het GRP vervroegd te actualiseren. Voor de jaarlijkse operationele plannen die volgen uit het GRP wordt een budget gereserveerd van € 5.000,-.
Naast voornoemd budget is jaarlijks rekening gehouden met een budget van € 12.500,- (circa € 0,50 per inwoner) voor adhoc-onderzoek. Een deel van dit budget kan ook gebruikt worden om jaarlijks het kostendekkingsplan behorende bij het GRP te actualiseren of om alvast een reserve op te bouwen in verband met de verbreding van het rioolrecht. Verder zullen de toepassingsmogelijkheden van het rioolbeheersysteem de komende jaren worden vergroot. Het rioolbeheersysteem kan daarna vervangingsplannen en –begrotingen voor de lange termijn genereren.
Provincie Overijssel en Waterschap Groot Salland worden jaarlijks geïnformeerd betreffende de stand van zaken over de uitgevoerde maatregelen die in het GRP staan aangegeven.
De kosten voor onderzoek zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
De afgelopen jaren is er met een te lage frequentie geïnspecteerd. Desondanks is de kwalitatieve toestand van de riolering goed, maar in verband met de toenemende ouderdom wordt de komende jaren jaarlijks circa 10% van de riolering met videocamera geïnspecteerd; vooraf wordt de riolering eerst gereinigd. Aanvullend op de budgetten in de huidige gemeentelijke begroting (exploitatielasten) wordt jaarlijks nog eens rekening gehouden met € 30.000,- extra budget om dit mogelijk te maken.
De huidige aanpak van het onderhoud van de verschillende rioleringsobjecten blijft gehandhaafd.
Het huidige rioolstelsel heeft geen oneindige levensduur. Om kwalitatieve redenen zullen alle onderdelen van de riolering (putten, buizen, gemalen, persleidingen, e.d.) na verloop van tijd vervangen moeten worden. Ook de geplande nog aan te leggen voorzieningen dienen op termijn gerenoveerd c.q. vervangen te worden.
Vervanging of renovatie van de riolering vindt onder andere plaats op basis van onderzoek en toetsing aan landelijke richtlijnen. Indien aangetoond is dat vervanging of renovatie noodzakelijk geworden is dan worden de maatregelen opgenomen in het operationele vervangingsplan en uitgevoerd. De totale vervangingswaarde (exclusief BTW) van de drukriolering, gemalen, persleidingen en vrijvervalriolering in gemeente Dalfsen is:
[*] inclusief de vrijvervalleidingen die bij de drukriolering horen
De komende planperiode wordt € 100.000,- uitgetrokken voor onderhoud en vervanging van pompunits en rioolgemalen. Daarnaast is er € 1.825.000,- nodig voor vervanging van vrijvervalriolering. De vervangingskosten voor de planperiode zijn over de jaren evenredig verdeeld, rekening houdend met de begroting die al voor 2007 was opgesteld. Voor de jaren daarna zijn de vervangingskosten voor een willekeurig jaar verspreid over een periode van 5 jaar, waardoor de pieken in deze investeringen worden afgevlakt.
Voor een beter functioneren van het rioolstelsel en meer inzicht hierin zijn een aantal verbeteringsmaatregelen in de komende planperiode opgenomen.
Vanuit het vorige BRP zijn nog verbeteringsmaatregelen die moeten worden uitgevoerd. Voor de kern Dalfsen wordt ter hoogte van het gemeentehuis de riolering verruimd. Met het realiseren van het nieuwe gemeentehuis (Waterfront) zal deze maatregel worden uitgevoerd. Dit zal in 2009 plaatsvinden. De kosten hiervoor zijn € 25.000,-.
In Lemelerveld moet nog een bergbezinkbassin van 90 m3 worden gebouwd. Daarnaast moeten nog enkele overstorten worden aangepast. Tevens wordt vlakbij de Ambachtsweg nog een gescheiden stelsel omgebouwd tot een verbeterd gescheiden stelsel. Deze maatregelen worden meegenomen in de komende planperiode.
In de kern Hoonhorst is een infiltratievoorziening van 100 m3 aangelegd (zie onderstaand figuur), maar zou volgens het BRP een bassin gerealiseerd moeten worden van 150 m3. In deze planperiode wordt onderzocht wat nog nodig is om de vereiste inspanning te behalen.
Figuur 6 Aanleg infiltratievoorziening Dorpsplein Hoonhorst
Naar aanleiding van het afkoppelplan dat in 2008 wordt opgesteld, wordt rekening gehouden met het afkoppelen van circa 3,5 hectare in de periode 2008 tot en met 2015 (gemiddeld 0,5 hectare per jaar). In 2008 wordt hiervoor € 50.000,- gereserveerd, waarbij kan worden meegelift met bestaande plannen. Vanaf 2009 wordt jaarlijks tot en met 2015 € 125.000,- gereserveerd waarbij eveneens een directe aansluiting vindt op het afkoppelplan. Naast het separaat afkoppelen van grootschalige terreinen zal ook gestimuleerd worden zoveel mogelijk mee te liften met bestaande plannen. In het laatstgenoemde budget is ook het stimuleringsbudget inbegrepen van € 25.000,- om het afkoppelen te stimuleren richting de particulieren. Deze stimuleringsbijdrage is ook beschreven in het waterplan van Dalfsen. Hiertoe dient nog wel een gemeentelijke verordening te worden opgesteld, die voorwaarden aanreikt voor dit stimuleringsbudget. Het opstellen van deze verordening wordt in 2008 uitgevoerd, waarbij de kosten worden gedekt door de exploitatiekosten.
Daarnaast zal er meer aandacht worden gevraagd voor de resultaten van het meetprogramma. Hieruit kunnen immers belangrijke aanwijzingen naar voren komen met betrekking tot het functioneren van het rioolstelsel. De resultaten uit het meetprogramma kunnen worden vergeleken met de theoretisch berekende situatie. Onverklaarbare afwijkingen kunnen aanleiding zijn tot nader onderzoek. Vanaf 2007 wordt hiervoor jaarlijks € 7.500,- gereserveerd. Dit budget kan onder andere worden gebruikt voor de aanschaf van extra meetinstrumenten. Het uitlezen van de meetapparatuur en de (jaarlijkse) rapportage wordt momenteel uitgevoerd door Waterschap Groot Salland, echter is het niet ondenkbaar dat de gemeente deze werkzaamheden op termijn gaat overnemen.
Vanuit het waterplan Dalfsen is gesteld om de gegevens inwinning met betrekking tot water verder te automatiseren. Hierdoor kunnen in de toekomst calamiteiten in een vroeg stadium worden onderkend en bestaat er de mogelijkheid om op basis van real-time-control (RTC) te anticiperen op extreme neerslagsituaties.
De komende planperiode gaat de gemeente gebruik maken van een bestaand semi-professioneel weerstation. Daarnaast worden nog drie neerslagmeters geïnstalleerd in de kernen Dalfsen, Lemelerveld en Nieuwleusen. De gegevens worden verwerkt op een website. Op deze wijze wordt het voor een groter publiek toegankelijk. Hiervoor zal in 2008 totaal € 10.000,- worden gereserveerd. Met deze monitoringgegevens kan de gemeente straks vanuit de Kaderrichtlijn Water meer gerichte maatregelen nemen.
In de komende jaren worden 15 gemalen aangesloten op een telemetriesysteem. Hierdoor zal er een betere sturing aan de gemalen ontstaan. Voor elke aansluiting is € 12.000, - geraamd. Totaal wordt er de komende drie jaar € 180.000,- gereserveerd om de geselecteerde gemalen aan te sluiten.
De exacte maatregel die moet worden getroffen om de overlast (vervuiling en stank) weg te nemen is afhankelijk van het onderzoek dat gemeente en waterschap onderling oppakken. Vooralsnog kan worden gedacht aan de aanleg van een retentievijver en de kosten hiervoor zijn ingeschat op € 150.000, - (in 2008). Alternatieven zijn een inundatiegebied, een overstortingsbemaling of een kleine randvoorziening.
Maatregelen Waterkwaliteitsspoor / Kaderrichtlijn Water
De gemeente gaat er op dit moment van uit dat voor het terugdringen van de vuiluitworp het emissiespoor voldoende is (basisinspanning). Eventuele verdergaande maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor en/of de KRW (Europese kaderrichtlijn Water) moeten door het waterschap Groot Salland worden onderbouwd. Voor eventuele verdergaande maatregelen zijn in dit GRP geen kosten geraamd.
Resumé verbeteringsmaatregelen
De kosten voor verbeteringsmaatregelen zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Doel 1: Inzameling van het binnen het gemeentelijke gebied geproduceerde afvalwater;
In die gebieden waar riolering wordt aangelegd zal op lokaal niveau de kwaliteit van bodem en oppervlaktewater verbeteren. In gebieden waar geen riolering wordt aangelegd zijn andere voorzieningen (IBA’s) aangelegd met een nagenoeg gelijkwaardig effect.
Doel 2: Inzameling van het hemelwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding;
Hemelwater met ernstige verontreinigingen (zware metalen, etc.) wordt ingezameld om te voorkomen dat het ongezuiverd in het watersysteem terechtkomt en het milieu aangetast wordt.
Doel 3: Transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt;
Al het ingezamelde water wordt getransporteerd naar een lozingspunt waar een zuivering plaatsvindt voordat het weer terechtkomt in het milieu. Door lekkages tijdens transport te voorkomen zal er geen schadelijke uitwisseling tussen het ingezamelde water en het grondwater plaatsvinden.
Doel 4:Ongewenste emissies naar oppervlaktewater en bodem (inclusief grondwater) voorkomen;
Door het afkoppelen van verhard oppervlak en het uitvoeren van de maatregelen uit het basisrioleringsplan wordt bereikt dat de vuiluitworp uit het rioolstelsel flink wordt teruggebracht. Dit heeft tot gevolg dat er minder zuurstofverbruikende stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen. Ook zal de kwaliteit van de waterbodem op lange termijn verbeteren of stabiliseren.
Doel 5: Geen overlast voor de omgeving.
Alleen bij buien die zwaarder zijn dan de ontwerp-regenintensiteit zal er wateroverlast kunnen optreden. Door afkoppeling van verhard oppervlak zal het verschijnsel water op straat afnemen. Het stedelijke watersysteem wordt door afkoppeling van verhard oppervlak kwantitatief zwaarder belast met relatief schoon water.
Een andere vorm van overlast wordt ervaren tijdens uitvoeren van rioleringswerkzaamheden. Door de afstemming met interne en externe partijen te continueren blijft dit type overlast voor de gemeenschap beperkt.
Voor het bereiken van de in dit plan gestelde doelen is het noodzakelijk om naast voldoende financiën te beschikken over een adequate organisatie met voldoende deskundig personeel. In dit hoofdstuk komt de organisatie van de rioleringszorg aan bod.
Basis voor dit hoofdstuk vormt de module D2000 “Personele aspecten van gemeentelijke rioleringszorg” (Leidraad riolering, 2001). Deze module is gebaseerd op de rapporten “Van zorg naar realisatie – de daadwerkelijke zorg voor de riolering” (NVWB, 1990) en “Professioneel rioleren”.
De huidige organisatie wordt niet gedetailleerd doorgelicht, maar qua omvang en niveau vergeleken met de in de leidraadmodule opgenomen kengetallen voor de benodigde arbeidsinspanning. De benodigde arbeidsinspanning is afhankelijk van vele factoren. Als belangrijkste gelden:
De genoemde dagen zijn niet normatief, maar geven een indicatie voor een gemiddelde situatie; uitgangspunt daarbij is dat de gemeente Dalfsen haar activiteiten maximaal uitbesteed. Hierdoor wordt een redelijke indruk verkregen van de benodigde personele bezetting (beschikbare capaciteit van de organisatie) van de gemeente. De benodigde deeltaken, met samengevat de onderscheiden activiteiten, zijn aangegeven in bijlage 4. Hieruit volgt dat bij een maximale uitbesteding de personele behoefte maximaal 2,6 fte (full-time equivalent) is. Hierin is ook de riolering-gerelateerde behoefte vanuit het waterplan (0,5 fte) in meegenomen. In bijlage 4 is dit verder uitgewerkt.
Momenteel is in gemeente Dalfsen circa 1,1 fte’s beschikbaar voor de uitvoering van rioleringstaken. Vanuit de nieuwe regelgeving en de consequenties die dat met zich meebrengt en in combinatie met de maatregelen vanuit het waterplan wordt geadviseerd om op korte termijn de personele capaciteit te vergroten met minimaal één formatieplaats op HBO-niveau. Vooralsnog zijn de exploitatielasten/loonkosten hierop bijgesteld (jaarlijkse verhoging met circa € 65.000,-).
In het voorgaande hoofdstuk is een opsomming van kosten gegeven die met beheer en onderhoud van riolering zijn gemoeid met uitzondering van de lopende kapitaallasten. De huidige kapitaallasten voor het jaar 2007 bedragen € 444.999,- en lopen nog door tot het jaar 2037.Deze lasten worden veroorzaakt door de grootschalige aanleg van drukriolering in buitengebieden in omstreeks 2002.
In onderstaande tabel zijn de kosten nader onderverdeeld voor de komende planperiode samengevat weergegeven (prijspeil 2007).
Tabel 9 Samenvatting kosten per jaar (x € 1000,-)
In onderstaand figuur zijn de kosten voor de periode 2007 t/m 2066 in beeld gebracht.
In deze paragraaf komt de kostendekking aan de orde. Er wordt uitgegaan van de kosten zoals die in de vorige paragraaf zijn weergegeven. Voor dekking van de kosten voor aanleg en beheer van de riolering komen in het algemeen verschillende 'bronnen' in aanmerking. Deze komen hierna aan de orde. Het totaal aan inkomsten inclusief een eventueel te heffen rioolrecht moet voldoende zijn om de kosten te dekken (100% kostendekking).
Subsidie en financiële bijdrage derden
Binnen de kostendekking van dit GRP is geen rekening gehouden met eventuele bijdragen van Waterschap Groot Salland, provincie Overijssel of andere partijen.
Het rioolrecht in gemeente Dalfsen bedraagt € 111,80 per 1 januari 2007. Het aantal equivalente heffingseenheden is circa 9232. Door realisering van de bestemmingsplannen zal het aantal heffingseenheden in de toekomst stijgen. Voor de komende acht jaar staat nieuwbouw gepland. Hierdoor zullen de heffingseenheden met gemiddeld 208 eenheden per jaar toenemen.
Bij het kostendekkingsplan zijn de volgende – aanvullende – uitgangspunten gehanteerd:
De levensduur en afschrijvingstermijn zijn per rioleringsonderdeel bepaald. Dit is in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 10 Levensduur en afschrijvingstermijn
Doordat er in het kostenpatroon pieken en dalen zitten, zal het instellen van een stabiel kostendekkend rioolrecht (behoudens indexering) over de lange termijn tot resultaat hebben dat er perioden zijn dat er een reserve wordt gevormd. Deze reserve wordt gebruikt om de effecten van de investeringspieken (in periode 2030-2040) op het rioolrecht te egaliseren.
Opgemerkt wordt dat de ontwikkeling van deze egalisatiereserve indicatief is. Hoe de werkelijke ontwikkeling van de reserve eruit gaat zien, is afhankelijk van de daadwerkelijke uitgaven / inkomsten.
Voor de kostendekking is uitgegaan van de aanwezigheid van een rioleringsvoorziening. Bespaarde rente over tegoeden in de voorziening mogen conform de BBV-voorschriften niet rechtstreeks aan de voorziening worden toegevoegd; maar mogen wel vanuit ‘algemene middelen’ weer terugstromen naar diezelfde voorziening.
Voor de kostendekking is uitgegaan van een geleidelijke stijging van het rioolrecht tot een kostendekkend niveau, uitgaande van een gemiddeld rioolrecht van € 111,80 in 2007.
Omdat dit tarief op termijn niet kostendekkend is, is een geleidelijke stijging van het rioolrecht noodzakelijk om op langere termijn nog kostendekkend te zijn.
Met een egalisatiereserve is berekend dat het rioolrecht jaarlijks met 1,28% moet stijgen vanaf 2007 tot 2066.
Voor de periode van dit GRP leidt dit tot de volgende tarieven in het rioolrecht.
Tabel 11 Verloop rioolrecht in planperiode
Uit een benchmark “Riool in cijfers 2005-2006” (RIONED, 2005) is gebleken dat het gemiddelde rioolrecht in Nederland circa € 140,- in 2007 bedraagt. Het huidige rioolrecht van gemeente Dalfsen is daarmee te kwalificeren als relatief laag. Met uitzondering van Zwolle heeft gemeente Dalfsen het laagste rioolrecht in provincie Overijssel. Daarnaast is de stijging van het rioolrecht de komende jaren is erg positief in vergelijking met andere gemeenten in Nederland. Onderzoeksresultaten van COELO laten zien dat het rioolrecht de komende jaren met gemiddeld 10% zal gaan stijgen.
‘Doorkijk verbreed rioolrecht’
De Tweede Kamer heeft op 15 februari 2007 de Wet gemeentelijke watertaken aangenomen.
Het wetsvoorstel regelt de nieuwe rioolbelasting. Deze belasting zal ter bekostiging zijn van de verbrede gemeentelijke wateropgaven (stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater). Het wetsvoorstel moet nu worden behandeld door de Eerste Kamer. Het moment van inwerkingtreding van de wet is nog niet bekend, maar het is goed mogelijk dat dit op 1 januari 2008 zal zijn.
Omdat er in 2008 nog een aantal onderzoeken lopen die meer inzicht geven in het totale maatregelpakket dat zou moeten worden uitgevoerd, kan wellicht datzelfde jaar ook bekeken worden in hoeverre deze verbreding van watertaken in de gemeente per 1 januari 2009 kan worden geïmplementeerd.
In deze variant wordt het effect op de rioolheffing onderzocht wanneer de kosten van de maatregelen vanuit waterplan hierdoor gedekt moeten worden. Deze maatregelen brengen een uitbreiding van nog eens één formatieplaats in het personeelsbestand met zich mee. In het waterplan zijn een aantal onderzoeken benoemd waaruit nog maatregelen volgen. Hoewel niet alle maatregelen geraamd zijn, wordt vooralsnog geschat dat het hierbij gaat om een investering van iets meer dan € 2 miljoen in de periode tot en met 2015. Wanneer deze investeringen worden meegenomen in het kostendekkingsplan van dit GRP, dient de (berekende) rioolheffing hierop te worden aangepast. Opgemerkt wordt dat het hierbij slechts om een indicatie gaat, omdat niet alle maatregelen voldoende duidelijk zijn.
Met een egalisatiereserve wordt nu berekend dat het rioolrecht jaarlijks met 1,48% moet stijgen van 2007 tot 2066.
Figuur 9 Verloop rioolrecht in planperiode (‘doorkijk’ variant)
Tabel 12 Verloop rioolrecht bij doorkijk verbreed rioolrecht
Opgemerkt wordt dat alle in dit hoofdstuk vermelde bedragen gebaseerd zijn op prijspeil 2007. Jaarlijks zal het rioolrecht met de tot dan toe opgetreden inflatie moeten worden gecorrigeerd om de kosten te kunnen dekken.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 21 mei 2007.
De raad voornoemd,
de voorzitter, de griffier,
L.V. Elfers, H.J. van der Woude
De woorden en verklaringen in deze lijst zijn (voor een groot deel) afkomstig uit de NEN 3300 Buitenriolering – Termen en definities.
Bijlage 2 Gerelateerde plannen
Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Op lokaal, regionaal en landelijk niveau wordt hier al sinds jaar en dag aan gewerkt. Maar omdat water zich weinig aan trekt van landsgrenzen, zijn ook internationale afspraken nodig. Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (hierna: KRW) van kracht. Die moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De uitvoering van de KRW vraagt een grote inspanning van verschillende partijen internationaal, nationaal en op regionaal niveau. Nederland is hiertoe opgedeeld in vier stroomgebieden, te weten Rijndelta, Maas, Schelde en Eems. Het oppervlaktewater van gemeente Dalfsen behoort tot het stroomgebied Rijndelta, wat vervolgens weer is opgedeeld in vier deelstroomgebieddistricten. Dalfsen is gelegen in deelstroomgebied Rijn-Oost.
De consequenties van het KRW-beleid zijn op dit moment nog niet geheel helder. De planning is weergegeven in onderstaand figuur. Kenmerkend voor de KRW is dat er sprake is van een resultaatsverplichting.
De Vierde Nota waterhuishouding 1998-2006
Het belangrijkste beleidskader voor het waterbeheer in Nederland is de Vierde Nota Waterhuishouding.
Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.
Naast doelstellingen als “veiligheid”, “volksgezondheid” en “droge voeten”, wordt in de Vierde Nota Waterhuishouding nog twee doelstellingen naar voren gebracht ten aanzien van het watersysteem: “belevingswaarde” en “toekomstwaarde”.
Bij belevingswaarde gaat het om het versterken en benutten van de potenties van water als onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit: wonen en recreëren aan/op het water, (stads)landschappelijke, culturele en natuurwaarden.
Bij toekomstwaarde gaat het om het versterken van het begrip duurzaamheid in het waterbeheer:
Maatregelen aan de riolering dienen in beginsel te worden beoordeeld op hun effecten op het functioneren van het watersysteem als geheel. Zo zal een grotere berging en/of pompovercapaciteit leiden tot minder overstortingen, maar tevens tot een grotere belasting van de RWZI, waardoor de effluentkwaliteit negatief kan worden beïnvloed.
Door de relaties en componenten in hun onderlinge verband (integraal) te bezien, wordt via actieve beïnvloeding en sturing de optimalisatie tussen de waterketen en de stedelijke leefomgeving bevorderd. Het afzonderlijk aanpakken van een probleem op een overgangspunt, zonder daarin andere relaties te betrekken, leidt in de praktijk vaak tot ondoelmatige en niet duurzame oplossingen.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Het resultaat van deze samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht is opgenomen in het Nationaal Bestuursakkoord Water (hierna: NBW). Het NBW heeft tot doel om net als de KRW in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Het ligt in de lijn der verwachting dat de KRW en het NBW steeds verder met elkaar verweven raken opdat kwantiteit en kwaliteit elkaar optimaal kunnen versterken. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het beleid een landelijke impuls zal geven aan het wegwerken van de ontstane baggerachterstand, het beperken van de kans op wateronderlast en wateroverlast, verbetering van de waterkwaliteit en ecologische potentie van watersystemen. Uitwerking van het beleid leidt tot een claim op de beschikbare ruimte!
In de afgelopen jaren is zowel bij beleidsvorming als bij uitvoering van (afval)waterbeheer de aandacht voor het omgaan met regenwater sterk toegenomen. Aanleiding daartoe vormden o.a. aandacht voor (risicovolle) overstorten, de te verwachten klimaatverandering en een doelmatiger functioneren van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Het Ministerie van VROM heeft in het kader hiervan een brief doen uitgaan naar de gemeenten met daarin opgenomen de Rijksvisie op de Waterketen. De visie richt zich op een duurzame wijze van omgaan met regenwater.
In het vernieuwde regenwaterbeleid staan vier pijlers centraal:
Uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en passend op het regenwaterbeleid komen een drietal beleidsopgaven voort zijnde de regionale en stedelijke wateropgave, de baggeropgave en de grondwateropgave.
Regionale en Stedelijke wateropgave
In het NBW zijn werknormen afgesproken over wateroverlast. Deze normen geven aan welke mate van wateroverlast acceptabel wordt geacht voor de verschillende grondgebruikvormen. De waterschappen hebben getoetst of deze normen in de praktijk werkbaar zijn en welke kosten gepaard gaan met de uitvoering van benodigde maatregelen om de norm te halen. De eerste resultaten van de toetsing bevestigen de urgentie van het probleem en de noodzaak tot een daadkrachtige aanpak.
De stedelijke opgave voor wateroverlast heeft betrekking op het voorkómen van grondwateroverlast, overstromend oppervlaktewater binnen stedelijk gebied en overbelasting vanuit de riolering tijdens hevige regenbuien. De stedelijke wateropgave dient tevens in relatie tot grondwateroverlast te worden bekeken. Gemeente en waterschappen zullen moeten beoordelen wanneer maatregelen moeten worden genomen om wateroverlast te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het maken van ruimte voor water, het aanpassen van de leefomgeving en openbare ruimte en het voorkomenvan overbelaste riolering door bijvoorbeeld het creëren van retentie, aanleg van transportaders, bij voorkeur in combinatie met afkoppelen van verhard oppervlak. In dat laatste geval moet het water op een andere manier worden afgevoerd waarbij tevens voorkomen moet worden dat hierdoor wateroverlast ontstaat.
De grondwateropgave bestaat uit verschillende onderdelen: in het landelijk gebied gaat het naast verdroging om het reduceren van bodemdaling. In het stedelijk gebied gaat het om het voorkomen van overlast. Grondwateroverlast in stedelijk gebied is een complex probleem. circa 43 procent van de Nederlandse gemeenten heeft overlast door te hoge (40 procent) of te lage (schijn)grondwaterstanden (3 procent). Het bereiken van oplossingen is in het verleden bemoeilijkt door discussies over de verdeling van verantwoordelijkheid en door gebrek aan financiële armslag. Mede om deze reden heeft het kabinet een wetsvoorstel voorbereid om deze organisatorische knelpunten weg te nemen. Deze wet is op 15 februari 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel Wet op de verbrede watertaken wordt beoogd de benodigde inspanning met betrekking tot het beperken van de kans op wateroverlast en grondwateronder-/overlast te financieren vanuit het zogenaamde verbrede rioolrecht in de vorm van een belasting. Momenteel is deze wet in behandeling bij de Eerste Kamer.
Waterhuishoudingsplan Overijssel 2000+
De provincie onderscheidt een aantal speerpunten; één hiervan is de emissiereductie voor riooloverstorten. Volgens het waterhuishoudingsplan moesten alle riooloverstorten uiterlijk in 2005 voldoen aan de basisinspanning. Om echter meer ruimte te geven aan brongerichte en daarmee duurzamer oplossingen kan deze termijn onder de voorwaarden worden verruimd.
Daarnaast is er extra aandacht voor de reductie van diffuse bronnen. Versnelling van de reductie moet plaatsvinden in gebieden met hogere kwaliteitsdoelstellingen (streefbeeld ‘kwaliteitswater’). Uiterlijk in 2005 moesten de ‘laatste’ woningen in het buitengebied aangesloten zijn op het riool of voorzien van een voldoende gedimensioneerde individuele voorziening voor de behandeling van afvalwater (IBA).
In het waterhuishoudingsplan wordt ook aandacht gevraagd voor een betere afstemming tussen water en ruimtelijke ordening. De inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem in stedelijk gebied moeten onder andere gericht zijn op:
In verband hiermee wordt gemeenten via de Beleidsregels Ruimtelijke ordening gevraagd in de plantoelichting van relevante bestemmingsplannen een ‘waterparagraaf ’ op te nemen.
Waterbeheersplan 2006 – 2009 Waterschap Groot Salland
Waterschap Groot-Salland is bevoegd gezag voor het uitvoeren van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Op basis van deze wet worden afvalwaterlozingen gereguleerd door het verstrekken van lozingsvergunningen. Daarnaast worden de diffuse bronnen aangepakt door een actieve houding in te nemen naar medeoverheden, doelgroepen en private partners.
Voor het stedelijke gebied worden onder ander de volgende doelen onderscheiden:
Het waterschap wil in afvalwaterakkoorden concrete afspraken maken over de planning (concreet en toetsbaar) ten aanzien van emissiereductie en de voortgang vastleggen in een jaarlijkse rapportage. De gemaakte afspraken worden vervolgens vastgelegd in rioleringsvergunningen. In bestaande situaties stelt het waterschap ten aanzien van afkoppelen van verhard oppervlak voor dit zoveel mogelijk te laten samenlopen met andere ingrepen in de openbare ruimte, zoals renovatieprojecten.
Het waterschap bevordert de afkoppeling van regenwater van verhard oppervlak in bestaande situaties. Deze duurzame maatregel levert immers een positieve bijdrage aan het watersysteem en de waterketen. Voorwaarde is wel dat het geloosde regenwater schoon is, dit wil zeggen niet is vervuild. Is het water vervuild, dan blijft aansluiting op het afvalwaterriool de juiste keuze. In de gemeentelijke waterplannen moeten een visie worden opgenomen met betrekking tot het afkoppelingsbeleid;
Verbreed rioolrecht (wet op de verbrede watertaken)
De Tweede Kamer heeft op 15 februari 2007 de Wet gemeentelijke watertaken aangenomen.
Het wetsvoorstel regelt de nieuwe rioolbelasting. Deze belasting zal ter bekostiging zijn van de verbrede gemeentelijke wateropgaven. De gemeente krijgt via deze wet de zorgplicht voor de doelmatige inzameling van het afvloeiende hemelwater. De tweede nieuwe zorgplicht betreft het treffen van maatregelen in het openbare gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken. Bij amendement is toegevoegd dat de minister van VROM gemeenten kan verplichten tot prestatievergelijking (= benchmarking). In de toelichting staat: "Een verplichte benchmark komt pas in beeld indien de bestaande vrijwillige aanpak onvoldoende effect resulteert.”
Het wetsvoorstel moet nu worden behandeld door de Eerste Kamer. Het moment van inwerkingtreding van de wet is nog niet bekend, maar het is goed mogelijk dat dit ruim voor 1 januari 2008 het geval zal zijn.
Integrale Waterwet (watervergunning)
In september van 2006 is de nieuwe Integrale Waterwet ingediend bij de Tweede Kamer. In de loop van 2007 zal hierover een uitspraak worden gedaan door de Tweede Kamer. Deze wet heeft als doel bestaande wetgeving te integreren en te actualiseren. De Integrale Waterwet gaat onder meer de huidige Wet op de Waterhuishouding en de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren omvatten. In de Integrale Waterwet worden enkele duidelijke zaken genoemd die direct invloed hebben op het takenpakket van de gemeente:
indirecte lozingen op de riolering (lozingen op het oppervlaktewater via riolering of zuivering) worden voortaan vergunningsplichtig onder de Wet Milieubeheer. Dit houdt in dat deze onderdeel kunnen worden van de nieuwe omgevingsvergunning, en daarmee is de gemeente vergunningverlener (staat ter discussie);
In het voorontwerp van de Waterwet vallen de indirecte lozingen onder de Wet milieubeheer (Wm) respectievelijk de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). In bijna alle gevallen wordt de gemeente bevoegd gezag: ze verleent de vergunning en is verantwoordelijk voor de handhaving. Dit betekent dat de waterbeheerder afhankelijk wordt van de gemeente.
Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (omgevingsvergunning)
Het Ministerie van VROM moderniseert de regelgeving. Een belangrijk onderdeel van deze modernisering is het project Omgevingsvergunning. Het project Omgevingsvergunning onderzoekt enerzijds de mogelijkheden om binnen de huidige wetgeving (delen) van het vergunningenproces te versnellen en werkt daarnaast aan het mogelijk maken van één omgevingsvergunning en hiermee één (gemeentelijk) loket voor de burger. Onder de omgevingsvergunning zullen ook vergunningen op beleidsterreinen van andere departementen vallen, zoals vergunningen op het gebied van monumenten, natuurbescherming, flora & fauna en water.
VROM wil dat de omgevingsvergunning op 1 januari 2008 wettelijk geregeld is. Hiervoor is een nieuwe wet nodig en worden bestaande wetten aangepast. In het project Omgevingsvergunning wordt ervan uitgegaan dat er één bestuursorgaan isdat de geïntegreerde omgevingsvergunning verleent. Het ziet er naar uit dat de watervergunning dan in het omgevingsloket komt dat de gemeente beheert. Achter de schermen moet dan de coördinatie plaatsvinden. De bewindslieden gaan uit van een gecombineerde aanvraag voor de verschillende vergunningen, het combineren van overleg, het digitaliseren van informatiestromen, coördinatie tussen omgevings- en watervergunning, en een goed afgestemde handhaving. De gemeente krijgt er dan een stevige taak bij, dus ook wat betreft een aantal wateraspecten.
Ontwerpbesluit lozing afvalwater huishoudens
Voorjaar 2007 zal naar verwachting het ontwerpbesluit lozing afvalwater huishoudens van kracht worden. Het besluit is een gedeeltelijke vervanging van het Besluit Lozingsvoorschriften niet inrichtingen Wet Milieubeheer, Lozingenbesluit Wet Bodembescherming en het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater. In het nieuwe besluit zijn alle voorschriften voor huishoudens samengebracht. In de milieuwetgeving (Wm, Wvo, Wbb) opgenomen verboden om zonder individuele vergunning of ontheffing afvalwater te lozen, gelden in het ontwerpbesluit lozing afvalwater huishoudens niet meer voor particuliere huishoudens (bij normaal huishoudelijk gebruik). Voor het lozen van de meeste gebruikelijke afvalwaterstromen stelt het besluit geen concrete voorschriften, maar er geldt wel een 'vangnetbepaling' die zegt dat afvalwater alleen mag worden geloosd als de nadelige gevolgen voor bodem, oppervlaktewater, riolering en zuivering beperkt blijven. Toepassing van vuilversnijdende apparaten is niet toegestaan. Indien de afstand tot een rioleringstechnische inzamelvoorziening kleiner is dan 40 m, mag niet in de bodem of op oppervlaktewater worden geloosd. Lozing in de bodem of op oppervlaktewater moet via een zuiveringsvoorziening, waaraan door het bevoegd gezag regels worden gesteld. Verder geldt een meldingsplicht voor alle nieuwe lozingen in de bodem of op het oppervlaktewater.
Verplichte registratie kabels en leidingen
Uit onderzoek is gebleken dat de schade aan kabels of leidingen bij graafwerkzaamheden vaak ontstaat doordat de grondroerder niet goed weet waar de kabel of leiding ligt. Om deze reden is er een Wetsvoorstel in de maak (Wet op de Informatie-uitwisseling) teneinde een goede registratie van kabels en leidingen te verplichten. Het wetsvoorstel beoogt een situatie waarin de kabel- en leidingbeheerder verplicht is zelf te zorgen voor een goede registratie van zijn kabels of leidingen. Ook worden eisen gesteld aan de beschikbaarheid van de informatie. Op hoofdlijnen komt het er op neer dat het Kadaster in het vervolg de zogenaamde KLIC-melding gaat afhandelen. Mogelijk wordt ook het eigendom van de op gemeentegrond aanwezige zogenaamde weesleidingen (eigenaar onbekend) automatisch toegewezen aan de gemeente.
Bijlage 3 Doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden
De navolgende kosten zijn in euro’s, exclusief BTW en komen uit de gemeentebegroting.
(Bron: Begroting 2007, gemeente Dalfsen)
Bovenstaande exploitatielasten worden jaarlijks naar rato met de toename van het aantal heffingseenheden verhoogd.
B) Overzicht kosten en uitgaven (‘verbrede’ variant)
Hoofdstuk 2 Evaluatie vorige planperiode 1999-2006
2.2 Inzameling en transport van afvalwater
2.3 Emissiereductie en voorkomen (water)overlast
2.4 Doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering
Hoofdstuk 3 Doelen rioleringszorg planperiode 2007-2011
3.2 Doelen voor de komende planperiode
3.3 Functionele eisen, maatstaven en meetmethoden
3.4 Relaties met andere plannen / regelgeving
Hoofdstuk 4 Toetsing van de huidige situatie
4.2 Nog niet aangesloten bebouwing
4.3 Aan te sluiten nieuwe bebouwing
4.4 Overzicht van aanwezige voorzieningen
4.1.2 Toestand van de objecten
4.4.3 Functioneren van de riolering
4.4.4 Verordeningen en vergunningen
5.1.2 Mogelijke systemen, stelsels en materialen