Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Capelle aan den IJssel |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Capelle aan den IJssel 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Financiële verordening gemeente Capelle aan den IJssel 2004, vastgesteld door de raad op 19 april 2004.
Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2009.
Gemeentewet, art. 212
1.Regeling Budgethouderschap
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-08-2009 | 01-01-2009 | 21-03-2016 | nieuwe regeling | 06-07-2009 IJsselpost, 19 augustus 2009 | Verzameling 2009, nummer 51 / a |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Capelle aan den IJssel.
HOOFDSTUK 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING
1.De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Artikel 8 Reserves en voorzieningen
Het college verstrekt jaarlijks gelijktijdig met de in artikel 4 genoemde nota (Kaders ontwerpbegroting) informatie over de stand van zaken met betrekking tot belangrijkste reserves en voorzieningen. De algemene reserve vrij besteedbaar en de bestemmingreserve Eenmalige uitgaven vormen daarin een standaard onderdeel. Nadere informatie wordt bovendien bekend gemaakt in de najaarsnota en de jaarstukken.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten, werken en diensten van de gemeente Capelle aan den IJssel wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Artikel 11 Financieringsfunctie
Het college neemt in een Financieringsstatuut de regels op die het hanteert voor het dagelijkse beheer van koersrisico en valutarisico, kredietrisico en relatiebeheer, intern liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie. Het college biedt het Financieringsstatuut en eventuele wijzigingen hiervan ter behandeling en vaststelling aan de raad aan.
Artikel 12 Periodieke nota’s betreffende de diverse paragrafen
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen, de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden, de kostendekkendheid van de heffingen, de druk van de lokale belastingen en heffingen, het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid. Verder bevat de nota een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico's door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota onderhoud openbare ruimte aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota rioleringsplan aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In de nota wordt van elk van de verbonden partijen weergegeven, het openbare belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financiële resultaat en tevens het financiële belang en de zeggenschap van de gemeente. De nota bevat verder de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties, met inbegrip van de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan: de relatie met de programma's van de begroting, de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente, te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten, de voorraadverwerving en uitgifte van gronden, de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.
Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies.
HOOFDSTUK 4 FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet,
de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.
De Griffie heeft een aparte status. Voor deze organisatorische eenheid is een afzonderlijke verordening vastgesteld. Voor de begroting en verantwoording loopt deze afdeling wel mee in de Planning en Control cyclus.
Dit artikel bevat de bepaling over de indeling van de begroting en de jaarstukken. De programma-indeling van de begroting wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. De raad doet dit bij wijziging van de programma-indeling via een afzonderlijk besluit. Bij handhaving van de oude programma-indeling met het vaststellen van de eerste begroting door de nieuwe raad. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.
Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).
De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. Hier is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.
Hoewel het geen wettelijke plicht is, nemen we, in het kader van het SMART maken van de begroting, per programma van de begroting enkele indicatoren op om de gemeente te monitoren.
Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting.
Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn geen standaard verplichtingen in het BBV. Wel moet men opletten dat de productrealisatie inderdaad bij het jaarverslag voegt en niet bij de jaarrekening. Anders gaat dit onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, wat niet de bedoeling van de wet is.
De verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen is nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Artikel 4 Kaders ontwerpbegroting en tussentijdse rapportage en informatie
Het meerjarig budgettaire kader vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.
Het kader maakt onderdeel uit van de voorjaarnota die voor het zomerreces wordt vastgesteld.
Een belangrijk onderdeel van de planning en control cyclus voor de raad zijn de tussenrapportages .
Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is gekozen voor twee tussenrapportages (voor- en najaarsnota). Het vierde lid handelt over het tijdstip van aanbieding en het vijfde lid over de aansluiting van de rapportages bij de indeling van de begroting. Bij investeringen en lasten en baten wordt over afwijkingen boven een bedrag van € 25.000 in ieder geval aan de raad gerapporteerd.
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. De autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 2). Praktisch is dit veelal beperkt tot de voor- en najaarsnota en de 1e begrotingswijziging.
Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen
deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 1).
Er zijn legio aanvullende bepalingen denkbaar voor het vooraf autoriseren van bepaalde soorten begrotingsoverschrijdingen. Zo hebben gemeenten te maken met veel verplichte uitgaven, waarvan de hoogte maar op beperkte wijze is te sturen.
Bij de Voorjaarsnota 2006 heeft de raad besloten de bevoegdheid tot het (budgettair neutraal) wijzigen van de begroting voor de onderdelen: aanpassing doeluitkeringen en rijksregelingen, subsidietoekenningen aan de gemeente en de bedrijfsvoering te mandateren aan het college.
Hierover wordt bij voor- en najaarsnota aan de raad gerapporteerd (lid 3).
Bij de Voorjaarsnota 2002 heeft de raad besloten de bevoegdheid tot het doen van uitgaven ten laste van de post Onvoorzien aan het college over te dragen. Het college rapporteert hier vervolgens over bij voor- en najaarsnota en jaarrekening (lid 4).
Incidenteel komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerp-begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid (5) van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.
Voor budgetten die zijn gerelateerd aan reserves gevormd uit open einde regelingen geldt geen rechtmatigheidtoets.
Artikel 6 Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 6 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa met economisch nut en maatschappelijk wordt in de verordening verwezen naar de Regeling Budgethouderschap (lid 3). In de regeling zijn naast de methodiek de exacte afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën materiele vaste activa met economisch en maatschappelijk nut opgenomen. Deze vorm sluit aan bij de voorheen gebruikelijke werkwijze in sommige gemeenten om de afschrijvingstermijnen in een apart documentvast te leggen. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.
Bij de Voorjaarsnota 2008 heeft de raad besloten af te schrijven op activa vanaf het jaar volgend op het jaar van gereedkomen van de activa (lid 5).
Artikel 7 Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 7 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. In gemeenten betreft het hier veelal vorderingen facturen lokale heffingen en rechten.
Ingevolge artikel 160 lid 1 letter e van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het nemen van besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen. Hiertoe behoren ook besluiten tot oninbaar verklaring van privaatrechtelijke vorderingen. Ingevolge artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet kan de raad, indien zij daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben, vooraf om inlichtingen vragen.
Artikel 8 Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente.
Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.
Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen; gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.
Artikel 8 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.
Bij de Voorjaarsnota 2000 heeft de raad besloten tot het instellen van een egalisatiereserve voor de bedrijfsvoering. De reserve is bedoeld om schommelingen in de kosten van de bedrijfsvoering over meerdere jaren te verrekenen en zo knelpunten in de bedrijfsvoering op te lossen. De algemeen directeur is gemandateerd tot het nemen van een besluit over de dotatie en onttrekking aan deze reserve. De voeding van de egalisatiereserve, inclusief boven- en ondergrens, is vastgelegd in een tussen het college en de algemeen directeur afgesloten Bedrijfsvoeringconvenant. Met ingang van 2004 is een convenant afgesloten voor onbepaalde tijd.
Bij de Najaarsnota 1999 is besloten tot het instellen van de reserve Eenmalige uitgaven. De reserve heeft een administratief technisch karakter en is bedoeld om eenmalig budget dat in enig jaar niet is besteed in een volgend jaar beschikbaar te houden. Hiervoor behoeft dan niet opnieuw budget door de raad beschikbaar te worden gesteld. Besteding moet binnen drie jaar plaatsvinden. De raad neemt bij voor- of najaarsnota een besluit over verlenging van deze termijn.
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs
van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.
Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.
Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.
Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rechten en heffingen jaarlijks vaststelt. Een
gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden. Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet). Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.
Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de acht jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.
Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van
prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 11 Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. Dit draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat vooral protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in een dergelijk besluit aan de orde komen, betreffen vooral het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing). In onze gemeente is dit in het Financieringsstatuut geregeld.
Artikel 12 Periodieke nota’s betreffende de diverse paragrafen
Met betrekking tot het reilen en zeilen van verschillende zaken die in de zogenaamde paragrafen van de programmabegroting aan de orde komen dient het college met de raad te overleggen. Dit overleggen kan gebeuren aan de hand van periodiek verschijnende nota’s van het college. In de verschillende onderdelen van dit artikel zijn die nota’s vermeld.
Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In deze verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financiële beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.
Het eerste lid van artikel 12 regelt, dat het college minstens eenmaal per twee raadsperioden een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling van de lokale lasten. Op grond van de vastgestelde nota moeten vervolgens de bijbehorende belastingverordeningen worden aangepast en door de raad worden vastgesteld. De nota bevat eveneens een overzicht van de overige verordeningen, waarin heffingen, tarieven en prijzen zijn vastgelegd. Zo kan de raad op grond van de nota ook de actualisatie van deze verordeningen agenderen.
Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen echter randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.
In afwijking van de voorgaande alinea is het, als er meerdere producten en diensten zijn opgenomen in één verordening, mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.
Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico's kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.
De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.
Het tweede lid van artikel 12 eist dat het college eenmaal per twee raadsperioden een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s.
Lid 3 tot en met 5 van artikel 12 betreft het onderhoud openbare ruimte, rioleringsnota en onderhoud gebouwen.
De raad stelt regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan deze kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt door middel van nota’s aan de raad aangeboden en betreft het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteenzetten.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In lid 6 van artikel 12 van de modelverordening over het financiële middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overlegd.
Lid 7 van artikel 12 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Dit lid regelt, dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteen kan zetten.
Deze nota wordt minimaal eenmaal per twee raadsperioden door het college aan de raad aangeboden.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financiële beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 12, lid 8, regelt, dat het college eenmaal per twee raadsperioden een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid.
Lid 9 Verstrekking gemeentelijke subsidies
Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies verstrekt kunnen worden. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Gemeenteraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld.
Lid 9 van Artikel 12 regelt, dat de raad periodiek een nota ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor de verstrekking van subsidies en een overzicht van de toegekende subsidies. De nota wordt minimaal eenmaal per twee raadsperioden aangeboden.
Onder artikel 13 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van
de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 14 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 15 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 15 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.
Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de
antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoend beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.
Artikel 16 Financiële organisatie
Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.
De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit.
Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie
worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. Een andere mogelijkheid voor het college is de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie in een apart Financieringsstatuut vast te leggen.
De verordening laat deze mogelijkheid open. Wij hebben de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie opgenomen in een apart Financieringsstatuut. Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.
De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorige begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.
Artikel 18 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet). Alvorens de verordening in werking treedt moet deze worden gepubliceerd.