Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Capelle aan den IJssel

Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Capelle aan den IJssel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCapelle aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Capelle aan den IJssel
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Capelle aan den IJssel 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Financiële verordening gemeente Capelle aan den IJssel 2004, vastgesteld door de raad op 19 april 2004.

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Regeling Budgethouderschap

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-08-200901-01-200921-03-2016nieuwe regeling

06-07-2009

IJsselpost, 19 augustus 2009

Verzameling 2009, nummer 51 / a

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Capelle aan den IJssel

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

b e s l u i t :

vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Capelle aan den IJssel.

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

HOOFDSTUK 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2 Programma-indeling

1.De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten aan de programma’s.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen groter dan € 100.000 de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

Artikel 4 Kaders ontwerpbegroting en tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college biedt in de eerste helft van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de jaarrekening van het voorafgaande jaar en de rapportage van de begrotingsuitvoering.

  • 2.

    De raad stelt uiterlijk in zijn laatste vergadering voor het zomerreces deze nota vast.

  • 3.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 4.

    De tussenrapportages worden aan de raad aangeboden op de volgende tijdstippen:

    • a.

      de driemaandse rapportage (voorjaarsnota) in juni van het lopende begrotingsjaar;

    • b.

      de achtmaandse rapportage (najaarsnota) indecember van het lopende begrotingsjaar.

  • 5.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de indeling van de begroting.

  • 6.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen. Nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 2.

    Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 3.

    Voor budgettair neutrale wijzigingen op de begroting voor de onderdelen: doeluitkeringen, rijksregelingen, subsidietoekenningen aan de gemeente en de bedrijfsvoering is het college gemandateerd.

  • 4.

    De bevoegdheid tot doen van uitgaven ten laste van de post Onvoorzien is aan het college gemandateerd.

  • 5.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voor het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

HOOFDSTUK 3 FINANCIEEL BELEID

Artikel 6 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, het saldo van agio en disagio worden lineair in vier jaar afgeschreven.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    De materiële vaste activa met economisch nut en maatschappelijk nut worden afgeschreven volgens de door burgemeester en wethouders vastgestelde regels in de Regeling Budgethouderschap zoals die thans geldt of na wijziging gaat gelden.

  • 4.

    Op aankoop en vervaardiging van activa met economisch nut wordt onder aftrek van bijdragen van derden afgeschreven. Op aankoop en vervaardiging van activa met maatschappelijk nut wordt onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves afgeschreven.

  • 5.

    Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar nadat de activa volledig zijn gerealiseerd.

Artikel 7 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2.

    Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college verstrekt jaarlijks gelijktijdig met de in artikel 4 genoemde nota (Kaders ontwerpbegroting) informatie over de stand van zaken met betrekking tot belangrijkste reserves en voorzieningen. De algemene reserve vrij besteedbaar en de bestemmingreserve Eenmalige uitgaven vormen daarin een standaard onderdeel. Nadere informatie wordt bovendien bekend gemaakt in de najaarsnota en de jaarstukken.

  • 2.

    De algemeen directeur is gemandateerd tot het nemen van een besluit over dotaties en onttrekkingen aan de egalisatie bedrijfsvoering.

  • 3.

    Budgetten die door de raad eenmalig beschikbaar zijn gesteld en die in enig jaar niet zijn besteed, maar voor het volgend beschikbaar moeten blijven, lopen via de reserve Eenmalig uitgaven.

Artikel 9 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten, werken en diensten van de gemeente Capelle aan den IJssel wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

  • 2.

    Het college biedt de raad minstens eenmaal per twee raadsperioden een nota aan met de kaders voor prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad minstens eenmaal per twee raadsperioden een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

  • 4.

    De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 11 Financieringsfunctie

Het college neemt in een Financieringsstatuut de regels op die het hanteert voor het dagelijkse beheer van koersrisico en valutarisico, kredietrisico en relatiebeheer, intern liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie. Het college biedt het Financieringsstatuut en eventuele wijzigingen hiervan ter behandeling en vaststelling aan de raad aan.

HOOFDSTUK 3A PARAGRAFEN

Artikel 12 Periodieke nota’s betreffende de diverse paragrafen

  • 1.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen, de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden, de kostendekkendheid van de heffingen, de druk van de lokale belastingen en heffingen, het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid. Verder bevat de nota een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

  • 2.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico's door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald.

  • 3.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota onderhoud openbare ruimte aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 4.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota rioleringsplan aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 5.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota onderhoud gebouwen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

  • 6.

    Het college stelt minstens eenmaal per twee raadsperioden een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden. In de nota wordt speciale aandacht geschonken aan de relatie tussen het gemeentelijke apparaat en de inwoners van de gemeente.

  • 7.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In de nota wordt van elk van de verbonden partijen weergegeven, het openbare belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financiële resultaat en tevens het financiële belang en de zeggenschap van de gemeente. De nota bevat verder de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties, met inbegrip van de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 8.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan: de relatie met de programma's van de begroting, de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente, te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten, de voorraadverwerving en uitgifte van gronden, de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

  • 9.

    Het college biedt minstens eenmaal per twee raadsperioden een (bijgestelde) nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies.

HOOFDSTUK 4 FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE

Artikel 13 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten, enzovoorts;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en van de maatschappelijke effecten van gemeentelijk beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 14 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 15 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE ORGANISATIE

Artikel 16 Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, alsmede verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en productrealisatie.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de Financiële verordening gemeente Capelle aan den IJssel vastgesteld door de raad op 19 april 2004.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden in de gemeentelijke stukken aangehaald als “Financiële verordening gemeente Capelle aan den IJssel 2009”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 6/7 juli 2009.

de griffier, de voorzitter,

Toelichting op de artikelen

Artikel 1 Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet,

de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

De Griffie heeft een aparte status. Voor deze organisatorische eenheid is een afzonderlijke verordening vastgesteld. Voor de begroting en verantwoording loopt deze afdeling wel mee in de Planning en Control cyclus.

Artikel 2 Programma-indeling

Dit artikel bevat de bepaling over de indeling van de begroting en de jaarstukken. De programma-indeling van de begroting wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. De raad doet dit bij wijziging van de programma-indeling via een afzonderlijk besluit. Bij handhaving van de oude programma-indeling met het vaststellen van de eerste begroting door de nieuwe raad. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).

De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. Hier is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

Hoewel het geen wettelijke plicht is, nemen we, in het kader van het SMART maken van de begroting, per programma van de begroting enkele indicatoren op om de gemeente te monitoren.

Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting.

Zo wordt in het eerste lid het college opgedragen de productenraming bij de begroting te voegen. En zo wordt ook bepaald de productrealisatie bij het jaarverslag te voegen. Dit zijn geen standaard verplichtingen in het BBV. Wel moet men opletten dat de productrealisatie inderdaad bij het jaarverslag voegt en niet bij de jaarrekening. Anders gaat dit onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, wat niet de bedoeling van de wet is.

De verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen is nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Artikel 4 Kaders ontwerpbegroting en tussentijdse rapportage en informatie

Het meerjarig budgettaire kader vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Het kader maakt onderdeel uit van de voorjaarnota die voor het zomerreces wordt vastgesteld.

Een belangrijk onderdeel van de planning en control cyclus voor de raad zijn de tussenrapportages .

Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Er is gekozen voor twee tussenrapportages (voor- en najaarsnota). Het vierde lid handelt over het tijdstip van aanbieding en het vijfde lid over de aansluiting van de rapportages bij de indeling van de begroting. Bij investeringen en lasten en baten wordt over afwijkingen boven een bedrag van € 25.000 in ieder geval aan de raad gerapporteerd.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. De autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Voor begrotingswijzigingen doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad (lid 2). Praktisch is dit veelal beperkt tot de voor- en najaarsnota en de 1e begrotingswijziging.

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen

deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 1).

Er zijn legio aanvullende bepalingen denkbaar voor het vooraf autoriseren van bepaalde soorten begrotingsoverschrijdingen. Zo hebben gemeenten te maken met veel verplichte uitgaven, waarvan de hoogte maar op beperkte wijze is te sturen.

Bij de Voorjaarsnota 2006 heeft de raad besloten de bevoegdheid tot het (budgettair neutraal) wijzigen van de begroting voor de onderdelen: aanpassing doeluitkeringen en rijksregelingen, subsidietoekenningen aan de gemeente en de bedrijfsvoering te mandateren aan het college.

Hierover wordt bij voor- en najaarsnota aan de raad gerapporteerd (lid 3).

Bij de Voorjaarsnota 2002 heeft de raad besloten de bevoegdheid tot het doen van uitgaven ten laste van de post Onvoorzien aan het college over te dragen. Het college rapporteert hier vervolgens over bij voor- en najaarsnota en jaarrekening (lid 4).

Incidenteel komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerp-begroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid (5) van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

Voor budgetten die zijn gerelateerd aan reserves gevormd uit open einde regelingen geldt geen rechtmatigheidtoets.

Artikel 6 Waardering en afschrijving vaste activa

In het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet is onder letter a de uitdrukkelijke bepaling opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 6 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa met economisch nut en maatschappelijk wordt in de verordening verwezen naar de Regeling Budgethouderschap (lid 3). In de regeling zijn naast de methodiek de exacte afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën materiele vaste activa met economisch en maatschappelijk nut opgenomen. Deze vorm sluit aan bij de voorheen gebruikelijke werkwijze in sommige gemeenten om de afschrijvingstermijnen in een apart documentvast te leggen. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.

Bij de Voorjaarsnota 2008 heeft de raad besloten af te schrijven op activa vanaf het jaar volgend op het jaar van gereedkomen van de activa (lid 5).

Artikel 7 Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 7 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. In gemeenten betreft het hier veelal vorderingen facturen lokale heffingen en rechten.

Ingevolge artikel 160 lid 1 letter e van de Gemeentewet is het college bevoegd tot het nemen van besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen. Hiertoe behoren ook besluiten tot oninbaar verklaring van privaatrechtelijke vorderingen. Ingevolge artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet kan de raad, indien zij daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben, vooraf om inlichtingen vragen.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente.

Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.

Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen; gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Artikel 8 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Bij de Voorjaarsnota 2000 heeft de raad besloten tot het instellen van een egalisatiereserve voor de bedrijfsvoering. De reserve is bedoeld om schommelingen in de kosten van de bedrijfsvoering over meerdere jaren te verrekenen en zo knelpunten in de bedrijfsvoering op te lossen. De algemeen directeur is gemandateerd tot het nemen van een besluit over de dotatie en onttrekking aan deze reserve. De voeding van de egalisatiereserve, inclusief boven- en ondergrens, is vastgelegd in een tussen het college en de algemeen directeur afgesloten Bedrijfsvoeringconvenant. Met ingang van 2004 is een convenant afgesloten voor onbepaalde tijd.

Bij de Najaarsnota 1999 is besloten tot het instellen van de reserve Eenmalige uitgaven. De reserve heeft een administratief technisch karakter en is bedoeld om eenmalig budget dat in enig jaar niet is besteed in een volgend jaar beschikbaar te houden. Hiervoor behoeft dan niet opnieuw budget door de raad beschikbaar te worden gesteld. Besteding moet binnen drie jaar plaatsvinden. De raad neemt bij voor- of najaarsnota een besluit over verlenging van deze termijn.

Artikel 9 Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs

van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 9 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten.

Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt. De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 10 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rechten en heffingen jaarlijks vaststelt. Een

gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden. Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet). Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen.

Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de acht jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.

Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van

prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.

Artikel 11 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. Dit draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat vooral protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in een dergelijk besluit aan de orde komen, betreffen vooral het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing). In onze gemeente is dit in het Financieringsstatuut geregeld.

Artikel 12 Periodieke nota’s betreffende de diverse paragrafen

Met betrekking tot het reilen en zeilen van verschillende zaken die in de zogenaamde paragrafen van de programmabegroting aan de orde komen dient het college met de raad te overleggen. Dit overleggen kan gebeuren aan de hand van periodiek verschijnende nota’s van het college. In de verschillende onderdelen van dit artikel zijn die nota’s vermeld.

Lid 1 Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In deze verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financiële beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.

Het eerste lid van artikel 12 regelt, dat het college minstens eenmaal per twee raadsperioden een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling van de lokale lasten. Op grond van de vastgestelde nota moeten vervolgens de bijbehorende belastingverordeningen worden aangepast en door de raad worden vastgesteld. De nota bevat eveneens een overzicht van de overige verordeningen, waarin heffingen, tarieven en prijzen zijn vastgelegd. Zo kan de raad op grond van de nota ook de actualisatie van deze verordeningen agenderen.

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen echter randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.

In afwijking van de voorgaande alinea is het, als er meerdere producten en diensten zijn opgenomen in één verordening, mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.

Lid 2 Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico's kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.

De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

Het tweede lid van artikel 12 eist dat het college eenmaal per twee raadsperioden een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s.

Lid 3 tot en met 5 van artikel 12 betreft het onderhoud openbare ruimte, rioleringsnota en onderhoud gebouwen.

De raad stelt regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan deze kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt door middel van nota’s aan de raad aangeboden en betreft het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteenzetten.

Lid 6 Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In lid 6 van artikel 12 van de modelverordening over het financiële middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overlegd.

Lid 7 Verbonden partijen

Lid 7 van artikel 12 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Dit lid regelt, dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteen kan zetten.

Deze nota wordt minimaal eenmaal per twee raadsperioden door het college aan de raad aangeboden.

Lid 8 Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financiële beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 12, lid 8, regelt, dat het college eenmaal per twee raadsperioden een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid.

Lid 9 Verstrekking gemeentelijke subsidies

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies verstrekt kunnen worden. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Gemeenteraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld.

Lid 9 van Artikel 12 regelt, dat de raad periodiek een nota ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor de verstrekking van subsidies en een overzicht van de toegekende subsidies. De nota wordt minimaal eenmaal per twee raadsperioden aangeboden.

Artikel 13 Administratie

Onder artikel 13 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 14 Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van

de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 14 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 15 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 15 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken.

Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de

antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoend beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.

Artikel 16 Financiële organisatie

Artikel 16 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit.

Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie

worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d. Een andere mogelijkheid voor het college is de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie in een apart Financieringsstatuut vast te leggen.

De verordening laat deze mogelijkheid open. Wij hebben de regels voor de organisatie van de financieringsfunctie opgenomen in een apart Financieringsstatuut. Onder letter e wordt het college opgedragen ook de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

Artikel 17 Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorige begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

Artikel 18 Citeertitel

Artikel 18 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet). Alvorens de verordening in werking treedt moet deze worden gepubliceerd.