Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Schiedam 2009 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Schiedam 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | langdurigheidstoeslag |
n.v.t.
Artikelen 8 eerste lid, onderdeel d en 36, Wet werk en bijstand (WWB), overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | Nieuwe verordening | 18-12-2008 Onbekend | VR 124/2008 |
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheids-toeslag als inkomen gezien.
Hoofdstuk 2. Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen van alleenstaande ouders en gehuwden/samenwonenden met een of meer ten laste komende kinderen in de leeftijd tot 18 jaar en chronisch zieken en gehandicapten niet uitkomt boven 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en het inkomen voor alleenstaanden en gehuwden/samenwonenden zonder kinderen niet uitkomt boven 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag
[De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2008 en indexering vindt plaats per 1 januari 2009]
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2008.
De secretaris, M. v.d. Groenendaal (loco-gemeentesecretaris)
De voorzitter, W.M. Verver-Aartsen
Toelichting Verordening langdurigheidstoeslag
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.
In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.
Met de invulling van het begrip ‘peildatum’ als datum waartegen is aangevraagd wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, dat het niet gaat om de datum waarop is aangevraagd (zie CRvB 22-07-2008,
nr. 07/2304 WWB). De aanvraag waarom steeds geacht te zijn gedaan tegen de eerste mogelijke datum na afloop van een referteperiode.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren.
Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB, doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.
Voor wat betreft het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ is aansluiting gezocht bij de inkomensgrenzen die sinds 1 januari 2008 gelden voor de bijzondere bijstand in het kader van het gemeentelijke armoedebeleid.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige bedragen. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB:
Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB.
Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe.
Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.