Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

BELEIDSREGELS VOOR DE INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN GEMEENTE LEIDEN

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS VOOR DE INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN GEMEENTE LEIDEN
CiteertitelBeleidsregels invordering gemeentelijke belastingen gemeente Leiden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlageLeidraad invordering gemeentelijke belastingen 2008

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 231
  2. Gemeentewet, art. 246a
  3. Gemeentewet, art. 249
  4. Gemeentewet, art. 255
  5. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-08-2009nieuwe regeling

07-07-2009

Stadsblad, 14-08-2009

B&W 09.0763

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS VOOR DE INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN GEMEENTE LEIDEN

 

Het college van burgemeester en wethouders van Leiden

Gelet op artikel 231, 246a, 249 en 255 van de Gemeentewet en op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit

vast te stellen de volgende

BELEIDSREGELS VOOR DE INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN GEMEENTE LEIDEN

Artikel 1 Vaststellen uitgangspunten

De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen zoals is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt van toepassing verklaard met dien verstande dat wijzigingen in hogere wetgeving of Uitvoeringsregelingen direct van toepassing zijn. Het vorenstaande met uitzondering van hetgeen onder artikel 2 in dit besluit is weergegeven.

Artikel 2 Uitzonderingen op de model-Leidraad invordering gemeentelijke belastingen

In afwijking van hetgeen is weergegeven in de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen en onder verwijzing naar de betreffende artikelen van de Leidraad, het volgende:

 

Artikel 3, paragraaf 3.5 wordt als volgt gelezen:

“Als een belastingschuldige verkeert in de toestand dat hij ophoudt met betalen (artikel 1 FW) kan de ontvanger het faillissement aanvragen.

De ontvanger is zelfstandig in het nemen van deze beslissing.”

 

Artikel 7, paragraaf 7.9 wordt als volgt gelezen:

“De ontvanger stelt de belastingschuldige van de afboeking van een betaling waarbij invorderingsrente of invorderingskosten in rekening is gebracht slechts op verzoek schriftelijk op de hoogte, tenzij het een slotbetaling betreft op een belastingaanslag waarbij geen kosten en rente worden afgeboekt.

Een kennisgeving blijft achterwege als betaling plaatsvindt op grond van een machtiging tot automatische afschrijving en daarbij geen vervolgingskosten worden afgeboekt.”

 

Artikel 8, paragraaf 8.2 wordt als volgt gelezen:

“De aanslagbiljetten en andere bescheiden verzendt de ontvanger per post.”

Artikel 11, paragraaf 11.3 wordt als volgt gelezen:

“Vervolging - niet zijnde de eindvervolging - blijft in het algemeen achterwege als het achterstallige bedrag:

  • 1.

    kleiner is dan een tiende deel van de (verlaagde) belastingaanslag;

  • 2.

    minder bedraagt dan € 200.

De ontvanger kan zich in bijzondere gevallen gerechtigd achten de tussentijdse vervolging achterwege te laten, ook al valt het bedrag buiten de gestelde grenzen.

Een tussentijdse vervolging die terecht is aangevangen, wordt ook na de verzending van de aanmaning voortgezet.”

 

Artikel 13, paragraaf 13.1 wordt als volgt gelezen:

“De betekening van het dwangbevel per post met het bevel tot betaling vindt plaats door het ter post bezorgen door de ontvanger van een voor de belastingschuldige bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling.

Onder ter post bezorging wordt verstaan: het door de ontvanger ter verzending aanbieden van het afschrift aan een postvervoerbedrijf. Als betekeningsdatum geldt in het algemeen de datum van de ter post bezorging.

De ontvanger maakt zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het dwangbevel per post te betekenen.”

 

Artikel 25, paragraaf 25.1.3 wordt als volgt gelezen:

“Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:

  • a.

    de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende is;

  • b.

    onjuiste gegevens worden verstrekt;

  • c.

    de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;

  • d.

    de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld (zie artikel 25.1.1, 25.2.5, 25.5.2 en 25.6.2 van deze leidraad);

  • e.

    de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden gemaakt teneinde daarmee de verschuldigde belasting te betalen;

  • f.

    de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;

  • g.

    de betalingsregeling zich over een voor de ontvanger onaanvaardbare termijn uitstrekt;

  • h.

    de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de ontvanger geen uitkomst zal bieden;

  • i.

    sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen die aanslag, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de belastingschuld kon worden betaald;

  • j.

    voor zover het een bezwaar betreft dat direct of indirect gericht is tegen een onherroepelijk vaststaande WOZ-beschikking;

  • k.

    in geval van een vordering op grond van artikel 19 van de wet.

De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te laten brengen voordat hij het verzoek om uitstel geheel of gedeeltelijk afwijst. Als het verzoek om uitstel wordt afgewezen, moet gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten. Daarbij moeten alle afwijzingsgronden worden genoemd; er kan niet worden volstaan met het noemen van de voornaamste afwijzingsgrond.”

 

Artikel 25, paragraaf 25.2.2 wordt als volgt gelezen:

“Voor het bestreden bedrag van een aanslag moet de belastingschuldige een verzoek om uitstel van betaling indienen. Het indienen van een bezwaarschrift geldt niet tevens als een verzoek om uitstel van betaling.

Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een door de belastingschuldige ingesteld beroep tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet de belastingschuldige dus een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen bij de ontvanger.

Als de belastingschuldige bij de ontvanger een verzoek om uitstel indient in verband met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift, dan licht de ontvanger de inspecteur daaromtrent in en wordt dit verzoek ook aangemerkt als een pro-formabezwaarschrift.”

 

Artikel 25, paragraaf 25.5.3 wordt als volgt gelezen:

Op schriftelijk of telefonisch verzoek kan zonder nader onderzoek een betalingsregeling worden getroffen met een looptijd tot maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag, als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

  • a.

    De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 1.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend;

  • b.

    Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

  • c.

    Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere belastingaanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend;

  • d.

    Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

  • e.

    De belastingschuldige heeft geen belastingschuld openstaan waarvoor een hernieuwd bevel van betaling is betekend door de belastingdeurwaarder waarvan de betalingstermijn is verstreken.”

     

Artikel 26 algemeen, wordt:

“In de Leidraad dient een verwijzing te worden opgenomen naar het raadsbesluit waarin dit percentage is vastgesteld.”

gelezen als volgt:

“Bij de berekening van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen worden de kosten van bestaan binnen een bepaalde bandbreedte gesteld op 100%, zoals is vastgelegd bij raadsbesluit RV.96.0127 d.d. 19 november 1996, in plaats van het genoemde percentage van 90 in de leidraad.”

Artikel 26, paragraaf 26.1.7 wordt als volgt gelezen:

“Als de ontvanger geen kwijtschelding verleent, of als het college afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen de afwijzing, dan wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van de beschikking. Deze termijn wordt niet of niet geheel verleend als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad.”

 

Artikel 26, paragraaf 26.1.8 wordt als volgt gelezen:

“Om de belangen van de gemeente niet te schaden, kan de ontvanger de beslissing op een kort voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om kwijtschelding mondeling bekend maken. De ontvanger bevestigt deze beslissing zo spoedig mogelijk bij beschikking. In dat geval geldt niet de termijn van veertien dagen waarbinnen de ontvanger de invordering niet mag aanvangen of voortzetten.

Evenzo geldt voor een kort voor de executoriale verkoop gedaan verzoek dat niet is ingediend op een verzoekformulier of op een verzoekformulier dat onvolledig is ingevuld, dat de ontvanger de belastingschuldige niet in de gelegenheid stelt het verzoek in te dienen op het daartoe bestemde formulier of de belastingschuldige niet in de gelegenheid stelt de ontbrekende gegevens aan te vullen (zoals bepaald in de artikelen 26.1.2 en 26.1.3 van deze leidraad), maar het verzoek afwijst.”

 

Artikel 28, paragraaf 28.8 wordt als volgt gelezen:

“Rentebedragen van € 23 of minder worden bij een betaling op een belastingaanslag niet in rekening gebracht.”

Artikel 3 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.

    De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2001 van 23 maart 2001 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van inwerkingtreding, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels invordering gemeentelijke belastingen gemeente Leiden”.