Organisatie | Winterswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen |
Citeertitel | Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-09-2011 | 01-01-2011 | 27-02-2018 | Nieuwe regeling | 23-08-2011 Winterswijkse Weekkrant, 6-9-2011 | Geen |
Deze beleidsregels zijn van toepassing op verzoeken om kostenvergoeding in de bezwaarfase op grond van artikel 7:15 Awb, aangaande besluiten genomen door de heffingsambtenaar.
Artikel 2. Voorwaarden proceskostenvergoeding
De voorwaarden welke zijn genoemd in artikel 7:15 lid 2 Awb en in het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn onverminderd van toepassing, alsmede de voorwaarden opgenomen in de bijlage “Voorwaarden proceskostenvergoeding”. Tevens gelden de volgende uitgangspunten:
Onrechtmatigheid moet worden opgevat als “genomen in strijd met het recht”. Indien een gebonden beschikking wordt herroepen, staat de onrechtmatigheid vast. Als de heroverweging daarentegen plaatsvindt op beleidsinhoudelijke gronden, is er geen sprake van onrechtmatigheid. Alléén vormfouten of motiveringsgebreken leiden evenmin tot een vergoedingsplicht. Vergoedingsplicht kan wel bestaan als het inhoudelijk foutieve besluit een gevolg is van een reken-, invoer- en/of schrijffout.
Artikel 4. Gemotiveerd afwijken wegingsfactor
De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om, in afwijking van hetgeen gesteld in artikel 3, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen. Het afwijken van hetgeen gesteld is in artikel 3 wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd.
Artikel 5. Samenhangende zaken
In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken.
De “Beleidsregels toepassing wegingsfactoren proceskosten bezwaarprocedures belastingen” van 30 augustus 2005, worden met ingang van de datum genoemd in het eerste lid ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op verzoeken om kostenvergoeding die ingediend zijn voor die genoemde datum.
In artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) staat in het tweede lid dat de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend door het bestuursorgaan worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Aan deze bepaling is nadere invulling gegeven met het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb). In het Bpb wordt aangegeven welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en op welke wijze de hoogte van die vergoeding moet worden vastgesteld.
Op grond van het Bpb worden kosten die gemaakt zijn voor het inroepen van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vergoed. Dit gebeurt door punten toe te kennen aan de door de rechtsbijstandverlener verrichte handelingen en deze te vermenigvuldigen met een wegingsfactor. In de bezwaarfase staat één punt gelijk aan € 218,-, zoals vermeld in onderdeel B - B2 van het Bpb. Hoeveel punten aan een specifieke proceshandeling toekomen is uitgewerkt in de bijlage bij het Bpb.
Vervolgens dient bepaalt te worden welk belang en gecompliceerdheid een zaak heeft. Dit wordt door het bepalen van de wegingsfactor tot uitdrukking gebracht. Met de wegingsfactor wordt uitdrukking gegeven aan het gewicht van de zaak. Het College van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om in beleidsregels vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd.
Bij belastingzaken is op grond van artikel 231 Gemeentewet een gemeenteambtenaar door het College aangewezen als persoon bij wie een bezwaarschrift moet worden ingediend en die bevoegd is daarop te beslissen. Om deze reden is in artikel 1 bepaald dat de beleidsregels van toepassing zijn op de beslissingen genomen door de heffingsambtenaar.
In artikel 2 worden de voorwaarden beschreven om in aanmerking te komen voor vergoeding van de proceskosten. In de bijlage “voorwaarden proceskostenvergoeding” worden deze verder uitgewerkt. Hierin is ook opgenomen hoe de vergoeding wordt berekend. Niet alle kosten komen namelijk in aanmerking voor vergoeding. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een forfaitaire berekeningswijze. Deze wordt in de bijlage uitgewerkt.
Het uitgangspunt is een wegingsfactor van 1. Echter, in veel gevallen zijn de zaken dusdanig dat aanleiding kan bestaan deze factor aan te passen. In dit artikel wordt beschreven in welke gevallen.
Door een toename van het aantal bezwaarschriften dat ingediend wordt door de zogenaamde “no-cure-no-pay”-bureaus, dient hier extra aandacht aan gegeven te worden. Vooral het genoemde onder artikel 3, lid 3, sub b ten 5e. Veelal wordt een gestandaardiseerd bezwaar ingediend voor meerdere objecten. Een halvering van de wegingsfactor is dan redelijk.
wanneer op grond van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken ten onrechte meerdere WOZ-objecten zijn afgebakend, terwijl sprake was van één WOZ-object of wanneer ten onrechte één WOZ-object afgebakend is terwijl er sprake was van meerdere WOZ-objecten en dit leidt tot een aanpassing van de waarde of een vernietiging van de WOZ-beschikking;
een bezwaarschrift van gemachtigde dat tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere bezwaarschriften van dezelfde gemachtigde
wanneer een bezwaarschrift dat ingediend is door gemachtigde overeenkomst vertoond met andere door gemachtigde ingediende bezwaarschriften, kan indien dit in hoofdzaak zo is, gesproken worden van een gestandaardiseerd bezwaarschrift.
Als de heffingsambtenaar van mening is dat de wegingsfactor anders dient te zijn, zal dit gemotiveerd in de beslissing op bezwaar moeten worden vermeld. Er kan alleen met goede redenen worden afgeweken van de wegingsfactoren zoals bepaald.
Uit het Bpb blijkt dat voor samenhangende zaken, in verband met de bepaling van de hoogte van de vergoeding van beroepsmatige rechtsbijstand, aanvullende wegingsfactoren gelden. Van samenhangende zaken is sprake als:
Besluiten kunnen als identiek worden aangemerkt, wanneer de inhoud en de motivering met elkaar overeenkomen. Besluiten die steunen op dezelfde feiten en overwegingen en voorvloeien uit hetzelfde regelgevingkader, kunnen worden aangemerkt als zijnde (nagenoeg) identieke besluiten.
De vergoeding van de deskundige is verder uitgewerkt in de bijlage “voorwaarden proceskostenvergoeding”. Ook deze kosten zijn gebonden aan een maximum. Niet de daadwerkelijke kosten worden vergoed, maar er vindt vergoeding plaats volgens vastgestelde bedragen.
Er is onderscheid gemaakt in het aantal toe te kennen uren, omdat voor niet-woningen over het algemeen meer werk verricht dient te worden. Daarnaast worden er extra uren toegekend indien het object inpandig is opgenomen en het deskundigenrapport voorzien is van deugdelijke onderbouwingen. Door deze opbouw van uren te hanteren wordt onderscheid gemaakt in de aangeleverde rapporten. Hoe beter een rapport bruikbaar is, hoe hoger de daaraan gekoppelde uren.
Er kan worden afgeweken van het aantal uren, echter zal dit gemotiveerd moeten gebeuren.
Bij het vergoeden van kosten voor een deskundige dient de rekening goed bestudeerd te worden. Overleg met cliënt, opstellen van een deskundigenrapport door gemachtigde zelf (of een gelieerd orgaan), etc. komen niet in aanmerking voor vergoeding.
Behoeft geen nadere toelichting.
Voorwaarden proceskostenvergoeding
(behorende bij “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen)
In artikel 2 van de genoemde beleidsregels worden voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor proceskostenvergoeding. In deze bijlage worden deze verder uitgewerkt.
Om in aanmerking te komen voor kostenvergoeding dient buiten hetgeen in de beleidsregels is vermeld, voldaan te worden aan de volgende vereisten:
a. het moet gaan om redelijkerwijs gemaakte kosten
Redelijkerwijs gemaakte kosten wordt getoetst aan de dubbele redelijkheidstoets. Zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten, dienen redelijk te zijn. In het kader van de gemeentelijke belastingen kunnen in principe enkel kosten van een bezwaar tegen een waarde als redelijkerwijs gemaakt, worden beschouwd. Hierop bestaan uitzonderingen die ieder individueel getoetst worden.
b. er is in het bezwaarschrift verzocht om een vergoeding
Er is uitdrukkelijk bepaald dat belanghebbende om een vergoeding moet verzoeken. Het verzoek moet gedaan worden, vóórdat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist, ex. artikel 7:15, derde lid Awb. Een conceptuitspraak waarbij het voornemen wordt aangegeven dat overgegaan wordt tot gegrond verklaring, wordt hierbij gelijkgesteld aan de beslissing.
c. het primaire besluit moet worden herroepen
Herroeping vindt plaats, als het bestuursorgaan in de beslissing op bezwaar vaststelt dat de primaire beslissing niet in stand kan blijven. Er is sprake van herroeping als het primaire besluit wordt gewijzigd. Bij louter formele fouten of gebreken in de motivering, behoeft het besluit als zodanig niet te worden herroepen.
d. de herroeping vindt plaats wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatige gedraging
Niet iedere herroeping leidt tot proceskostenvergoeding. Het bestuursorgaan moet zich verwijtbaar onrechtmatig hebben gedragen. Een onrechtmatige gedraging doet zich voor als een besluit in strijd met de wet is genomen. Ook schending van beleidsregels, plaatselijke verordeningen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan leiden tot een onrechtmatige gedraging.
e. het bezwaar moet ontvankelijk én gegrond zijn
als het bezwaar ongegrond of niet-ontvankelijk is, is er, ongeacht of het besluit ambtshalve wordt aangetast, geen grond voor proceskostenvergoeding.
Kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn limitatief opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit zijn:
a. kosten van een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
Het moet hierbij gaan om een derde die zich in zijn dagelijkse werkzaamheden beroepsmatig bezig houdt met het verlenen van rechtsbijstand op dit gebied. De kosten worden vergoed volgens een forfaitair tarief, waarbij een vaste formule wordt gehanteerd. Deze formule is als volgt:
Aantal punten verrichte proceshandeling(en) x waarde per punt x wegingsfactor
A> Proceshandelingen die in bezwaar tot een punt kunnen leiden zijn:
- indienen van een gemotiveerd bezwaarschrift (1 punt);
- fysiek bijwonen van een hoorzitting (1 punt);
- nadere hoorzitting (0,5 punt).
B> De waarde per punt is geregeld in het Bpb in onderdeel B, deze is op dit moment vastgesteld op € 218,-.
C> De wegingsfactor drukt het gewicht van de zaak uit. In artikel 3 van de Beleidsregel is hierin al nadere uitleg aan gegeven. De wegingsfactor kan als volgt worden vastgesteld:
Slechts in zeer uitzonderlijke, schrijnende, gevallen kan de vergoeding worden bepaald op de werkelijke kosten.
b. kosten van getuigen of deskundigen die door betrokkene zijn ingeschakeld
Voor het tarief wordt aansluiting gezocht bij de regeling in de wet en het Besluit tarieven in strafzaken. Daarnaast wordt verwezen naar artikel 6 in de “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase gemeentelijke belastingen”.
Hiervoor geldt een vergoeding conform het Besluit tarieven in strafzaken. Reiskosten worden vergoed op basis van de laagste klasse openbaar vervoer, dan wel een kilometervergoeding per kilometer (€ 0,15) indien het openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Verblijfskosten, indien noodzaak wordt aangetoond, worden vergoed tot een maximumbedrag per dag van € 45,00. Verzoeker dient die gemaakte kosten voldoende te specificeren en de noodzaak hiervan aan te tonen.
Hiervoor geldt een vergoeding tussen de € 4,54 en € 53,09 per uur. De verzoeker moet aannemelijk maken dat de inkomsten gederfd zijn. Daarnaast dienen deze voldoende gespecificeerd te worden.
De werkelijk gemaakte kosten worden vergoed op basis van de gespecificeerde nota’s voorzover deze uittreksels ter zake doende zijn.
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts
De vergoeding is hiervoor bepaald op de helft van de vergoeding voor bijstand door een professionele rechtsbijstandverlener. De punten dienen dan gehalveerd te worden.