Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Putten

Verordening maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePutten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

WMO, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-01-2015nieuwe regeling

05-10-2006

De Puttenaer, 20-12-2006

IZ/2007/2

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning

Vastgesteld bij besluit van de raad van 5 oktober 2006 nr. WZI/2006/11852

 

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

a.

wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning;

b.

college:

college van burgemeester en wethouders gemeente Putten;

c.

gemeente:

gemeente Putten;

d.

compensatiebeginsel:

de opdracht aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen ten opzichte van een persoon zonder ziekte of gebrek zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

e.

beperkingen:

moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten ten gevolge van ziekte, verstandelijk of lichamelijk gebrek, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem;

f.

persoon met beperkingen:

een persoon die ten gevolge van ziekte, verstandelijk of lichamelijk gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

g.

mantelzorger:

een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de wet;

h.

zelfredzaamheid:

het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

i.

maatschappelijke participatie:

normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

j.

algemene voorziening:

een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

k.

individuele voorziening:

een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

l.

eigen aandeel in de kosten:

een bij de verlening van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de belanghebbende komend aandeel in de kosten;

m.

voorziening in natura:

een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

n.

persoonsgebonden budget:

een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer ten behoeve van de aanvrager geïndiceerde voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning geldende regels van toepassing zijn;

o.

financiële tegemoetkoming:

een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

p.

algemeen gebruikelijk:

naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

q.

meerkosten:

kosten van een krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor de persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

r.

huisgenoot:

iedere meerderjarige met wie de aanvrager gemeenschappelijk een woning bewoont;

s.

PGB:

persoonsgebonden budget;

t.

budgethouder:

een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

u.

budgetperiode:

periode waarover een PGB wordt verleend;

v.

inkomen:

het inkomen zoals bedoeld in Besluit maatschappelijke ondersteuning;

w.

norminkomen:

de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 lid 2 van de Wet werk en bijstand, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23 lid 2 Wet werk en bijstand;

x.

eigen bijdrage:

een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een PGB voor rekening van de belanghebbende komende financiële bijdrage;

y.

gebruikelijke zorg:

de vervangende zorg door een huisgenoot om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden op te vangen;

z.

leefeenheid:

een eenheid bestaande uit een gehuwde die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige kinderen een huishouden voert dan wel uit een meerderjarige ongehuwde die met een of meer ongehuwde minderjarige kinderen een huishouden voert.

Artikel 2 Recht op voorziening

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het wonen, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden op te heffen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • d.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet zijn woonplaats, zoals bedoeld in artikel 10 lid 1 en artikel 11 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, heeft in de gemeente Putten;

    • c.

      indien in de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden kan worden voorzien door middel van gebruikelijke zorg;

    • d.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enig privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat;

    • e.

      indien in de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden kan worden voorzien door middel van mantelzorg;

    • f.

      voor zover de ondervonden beperkingen of problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • g.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • h.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • i.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • j.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

HOOFDSTUK 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN.

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Putten neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

  • 1.

    Een voorziening in natura kan worden verleend:

    • a.

      in eigendom;

    • b.

      in bruikleen; of

    • c.

      als persoonlijke dienstverlening.

  • 2.

    Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeente en de leverancier dan wel tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Putten in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura voor huishoudelijke verzorging, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente;

    • c.

      de omvang van het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken hulpmiddel en is inclusief een vergoeding voor instandhoudingskosten voor zover noodzakelijk, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

    • d.

      de omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per eigen auto zoals bedoeld in artikel 22 lid 1 sub a van de verordening wordt het PGB berekend naar een bedrag per kilometer waarvoor deze vervoersvoorziening in de budgetperiode benodigd is;

    • e.

      de omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per taxi of rolstoeltaxi zoals bedoeld in artikel 22 lid 1 sub b en c van de verordening is de tegenwaarde van het in de betreffende situatie goedkoopst adequate vervoer per taxi of rolstoeltaxi;

    • f.

      de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente;

    • g.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget van de gemeente van toepassing.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. De budgethouder van het persoonsgeboden budget is in ieder geval verplicht om kwalitatief verantwoorde zorg in te kopen en de budgethouder dient zorg te dragen voor een schriftelijke overeenkomst met de zorg(dienst)verlener of zorg(dienst)verleningsinstantie waarin de aard van de te verlenen zorg, dienst en voorziening wordt vermeld.

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5.

    Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel tijdens de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, dient de budgethouder een administratie te voeren en te bewaren, de administratie bestaat uit:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie;

    volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente zijn opgenomen.

  • 6.

    De budgethouder dient de administratie, na aanschaf van de voorziening dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, te overleggen aan de gemeente. Het college beoordeelt of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is.

  • 7.

    Na beoordeling van de in lid 5 van dit artikel bedoelde administratie wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

  • 8.

    De budgethouder is verplicht om wijzigingen in de omstandigheden, die hebben geleid tot het toekennen van een persoonsgebonden budget, tijdig te melden aan het college.

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente de omvang van deze eigen bijdrage of aandeel vast.

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp in het huishouden

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien er sprake is van:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg welke het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in geïndiceerde uren. Het college stelt nadere regels vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente.

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per uur in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en/of ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 19 Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te leggen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20 Weigeringen woonvoorzieningen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • f.

    deze betrekking heeft op de aanpassing van een woonwagen en de technische levensduur van deze woonwagen korter is dan 5 jaar gerekend vanaf de datum van aanvraag.

  • g.

    deze betrekking heeft op de aanpassing van een woonwagen en de standplaats van deze woonwagen binnen 5 jaar gerekend vanaf de datum van de aanvraag voor opheffing in aanmerking komt.

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    Indien aan een woningeigenaar een voorziening is verleend van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning van meer € 25.000,-- en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente een deel van de voorziening terug te betalen.

  • 2.

    De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de voorziening na aftrek van € 25.000,--, verminderd met 10 procent per jaar.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de ondersteuningsbehoevende ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere ondersteuningsbehoevende aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

  • 4.

    De woningeigenaar als bedoeld in her eerste lid is verplicht om binnen 1 maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een vergoeding van vervoer per eigen auto;

    • b.

      vervoer per taxi;

    • c.

      vervoer per rolstoeltaxi;

    • d.

      een aanpassing van een eigen auto;

    • e.

      een al dan niet aangepaste auto;

    • f.

      een scootmobiel;

    • g.

      een training voor het gebruik van een scootmobiel of een gesloten buitenwagen;

    • h.

      een ander vervoermiddel dan de vervoermiddelen genoemd in e en f van dit artikel.

  • 2.
    • a.

      bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 22, eerste lid onderdelen a, b en c in de vorm van een PGB, wordt het PGB verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op PGB is ontstaan, voor zover deze niet ligt voor de dag waarop het PGB is aangevraagd.

    • b.

      de hoogte van het PGB voor de in het vorige lid bedoelde voorzieningen is vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 23 Het recht op een vervoersvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22, eerste lid onderdelen a, b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek en/of chronische psychische en psychosociale problemen:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 24 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning voor de diverse categorieën genoemde norminkomens, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met ten minste een omvang per jaar van 1.500 kilometer met een bandbreedte tot 2.000 kilometer mogelijk maken.

HOOFDSTUK 6 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 26 Vormen van rolstoelvoorzieningen

  • 1.

    De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

    • b.

      een rolstoelvoorziening in natura;

    • c.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

    • d.

      een financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportrolstoel.

  • 2.

    De hoogte van het in het eerste lid onderdeel c genoemde persoonsgebonden budget, en de hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals genoemd in het eerste lid onderdeel d wordt vastgesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 27 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 28 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 27, lid 2, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN

Artikel 29 Gebruik aanvraagformulier

  • 1.

    Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2.

    De aanvrager dient desgevraagd een identiteitsbewijs van de ondersteuningsbehoeftige te overleggen als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder 1 tot en met 3, van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 30 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket van de gemeente Putten op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet en in het geval van een zorgbehoefte in samenhang met de Wmo, ook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend

Artikel 31 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag die een persoon betreft, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid kan door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5.

    De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 32 Samenhangende afstemming

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 33 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college onverwijld mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 34 Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      sprake is van gewijzigde omstandigheden die op het moment van het afgeven van de beschikking nog niet bekend waren.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken of herzien indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet of niet volledig is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Terugvordering

  • 1.

    Ingeval een beschikking omtrent een voorziening is herzien of ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden ingenomen dan wel teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens en het verzuim gegevens te verstrekken omtrent relevante wijzigingen.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 36 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 37 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Putten.