Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint-Michielsgestel

Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint-Michielsgestel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinancieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel
CiteertitelFinancieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpfinancieel besluit wmo

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Sint-Michielsgestel,, art. 2, lid ev

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-08-200901-01-200901-01-2011aanpassing artikel 4.1: Eigen bijdrage hulp in de huishouding

28-04-2009

De Brug, 20 augustus 2009

B&W-notulen 28 april 2009, index 12.001
28-08-200901-01-200915-02-2010aanpassing artikel 4.1: Eigen bijdrage hulp in de huishouding

28-04-2009

De Brug, 20 augustus 2009

B&W-notulen 28 april 2009, index 12.001

Tekst van de regeling

Intitulé

Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel

Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Wmo-verordening gemeente Sint-Michielsgestel.

    • b.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

    • c.

      Forfaitaire vergoeding: een vergoeding ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de Awb (Algemene wet bestuursrecht).

     

Hoofdstuk 2 Vorm van voorzieningen en keuzevrijheid
Artikel 2 Beperking keuzevrijheid
  • 1.

    De voorziening als bedoeld in artikel 6.1 onder a van de verordening (deeltaxi) wordt uitsluitend in natura verstrekt.

  • 2.

    De voorziening als bedoeld in artikel 6.1 onder g en h van de verordening (gebruik van een taxi of eigen auto, het gebruik van een rolstoeltaxi) wordt in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 5.

    Geen PGB-budget wordt verstrekt:

    • a.

      indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB-budget;

    • b.

      indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager niet voldoen aan lopende financiële verplichtingen dan wel er sprake is van onder bewind of curatele stelling;

    • c.

      indien in de persoon gelegen bezwaren hiertoe aanleiding geven.

Artikel 3 Algemene bepalingen PGB
  • 1

    Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2

    Het PGB-budget is inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

  • 3

    Een ieder die een PGB-budget toegekend heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen 6 weken na afloop van de verstrekking.

  • 4

    De controle van de verantwoording van het PGB-budget door de budgethouder aan het college vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 5

    Het PGB-budget wordt achteraf teruggevorderd bij gebleken misbruik, onverantwoord gebruik dan wel niet-gebruik van het toegekende PGB-budget.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en besparingsbijdrage
Artikel 4.1. Omvang eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden

Het maximum van de verschuldigde eigen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 2.5 van de verordening gemeente Sint-Michielsgestel bedraagt:

  • a.

    voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,20 per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 21.703,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en

    € 21.703,00.

  • b.

    voor de ongehuwde personen van 65 jaar of ouder € 17,20 per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.812,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en

    € 14.812,00.

  • c.

    voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 24,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 26.535,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 26.535,00.

  • d.

    voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 24,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.431,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.431,00.

Artikel 4.2. Besparingsbijdrage
  • 1.

    Met de komst van de Wmo is de besparingsbijdrage voor een fietsvoorziening komen te vervallen en is een jaarlijks vervoersplafond ingesteld op basis van 2.000 kilometers (zie paragraaf 4).

  • 2.

    Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een aangepaste box of aankleedtafel, bedraagt € 123,75.

  • 3.

    Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij de verstrekking van een aangepast fiets- of autozitje dan wel een buggy, bedraagt € 50,20 bij een fietszitje, €123,75 bij een autozitje en € 123,75 bij een buggy.

Hoofdstuk 4 Voorzieningensoorten

 

Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden

 

Artikel 5 Vaststelling bedrag Persoonsgebonden budget (PGB) hulp bij het huishouden
  • 1

    De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is als volgt.

    Het budget wordt beschikbaar gesteld bedraagt per klasse:

    Klasse 1

    0 – 1,9 uren per week

    € 945,00 per jaar

    € 9,56 per uur

    Klasse 2

    2 – 3,9 uren per week

    € 2.835,00 per jaar

    € 13,97 per uur

    Klasse 3

    4 – 6,9 uren per week

    € 5.198,00 per jaar

    € 14,48 per uur

    Klasse 4

    7 – 9,9 uren per week

    € 8.034,00 per jaar

    € 15,60 per uur

    Klasse 5

    10 – 12,9 uren per week

    € 10.869,00 per jaar

    € 16,20 per uur

    Klasse 6

    13 – 15,9 uren per week

    € 13.703,00 per jaar

    € 16,57 per uur

     

  • 2

    Indien de indicatie het maximum aantal uren in klasse 6 (15,9) overschrijdt blijft het uur tarief €16,57

  • 3

    De periode waarover het PGB wordt vastgesteld, hangt samen met de periode waarvoor de gestelde indicatie geldt. Bij indicaties die een looptijd hebben van langer dan 1 jaar, wordt het PGB per kalenderjaar vastgesteld.

     

    Paragraaf 2 Woonvoorzieningen

Artikel 6.1 Financiële tegemoetkoming
  • Het college een eigen aandeel in de kosten vragen indien er een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 1.

    De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel a (verhuizing en inrichting) van de verordening bedraagt:

    • a.

      voor eenpersoonshuishoudens € 2.340,00

    • b.

      voor meerpersoonshuishoudens € 2.955,00.

  • 2.

    De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel b (bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning) van de verordening bedraagt:

    • a.

      bij inkomens tot 1,5 x het norminkomen 100% van de in aanmerking komende kosten;

    • b.

      bij inkomens vanaf 1,5 x het norminkomen 75% van de in aanmerking komende kosten.

  • 3.

    De hoogte van een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel e (tijdelijke huisvesting) van de verordening wordt vastgesteld overeenkomstig de berekening van de huurtoeslag).

  • 4.

    De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel f (huurderving) van de verordening is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van € 631,73 per maand (norm huurtoeslag 23 jarigen en ouder).

  • 5.

    Bij het verwerven van grond(en), woontoegankelijkheid en maten woonruimten gelden maximale m2 als genoemd in bijlage 3.

Artikel 6.2 Bezoekbaar maken woning
  • In afwijking van artikel 1.2 lid 1 onderdeel d (woonplaats) en artikel 4.2 lid 1 (kring rechthebbenden) van verordening kan het college ten behoeve van de ndersteuningsbehoevende een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel b (bouwkundige of woontechnische aard), c (niet bouwkundige- en niet bouwtechnische aard) en d (onderhoud / keuring en reparatie liftinstallatie) dan wel een combinatie van deze voorzieningen verstrekken voor het bezoekbaar maken van een woning indien de ondersteunings-behoevende in een AWBZ-instelling verblijft. De hoogte bedraagt maximaal € 2.340,00.

Artikel 6.3 Grens voor toepassing primaat verhuizing / plaatsen woonunit
  • Het primaat van verhuizing is niet van toepassing als de kosten van de woonvoorziening(en), exclusief de kosten van roerende woonvoorzieningen, minder bedragen dan € 8.323,00

  • 1.

    De verhuisplicht wordt beperkt tot de eigen woonkern van de ondersteuningsbehoevende. De volgende woonkernen zijn te onderscheiden; Berlicum, Middelrode, Den Dungen, Maaskantje, Gemonde, Sint-Michielsgestel Theereheide en Sint-Michielsgestel oude kom.

  • 2.

    De periode waarbinnen de verhuisplicht van toepassing is wordt beperkt tot 6 maanden na datum inschrijving als woningzoekende.

  • 3.

    Indien bij huurbewoning de kosten van de woonaanpassing(en) een bedrag van € 15.600,00 te boven gaan zal het plaatsen van een woonunit voor de eindoverwegingen worden meegenomen.

  • 4.

    Indien bij een woningeigenaar de kosten van de woonaanpassing(en) een bedrag van €15.600,00 te boven gaan en betrokkene niet bereid is om de woning wederom te laten bewonen door een ondersteuningsbehoevende zal het plaatsen van een losse woonunit voor de eindoverweging worden meegenomen.

Artikel 6.4 Kosten onderhoud, keuring en reparatie
  • 1.

    De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte, welke aan een maximale hoogte is gerelateerd als genoemd in bijlage 1.

Artikel 6.5. Woningsanering
  • 1.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering bedraagt maximaal € 470,00 voor de slaapkamer en € 708,00 voor de woonkamer.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt afgestemd op de afschrijvingstermijn van de te saneren zaken.

Artikel 6.6 Rolstoelvloerbedekking
  • 1.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten van rolstoelvloerbedekking bedraagt maximaal € 708,00. Deze tegemoetkoming wordt alleen verstrekt bij de initiële verstrekking van een rolstoel.

  • 2.

    Mocht de reeds liggende vloerbedekking ouder zijn dan 7 jaar dan vindt er bij een vervangingsaanvraag geen vergoeding voor de nieuwe rolstoelvloerbedekking plaats.

Artikel 6.7 Kosten van tijdelijke huisvesting
  • De hoogte van de te verlenen tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.12. lid 1 en 2 van de verordening, bedraagt:

  • 1.

    De werkelijke kosten van de kale huur minus de huurtoeslag met een maximum van 6 maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 2.

    De werkelijke kosten van de kale huur moeten naar maatschappelijke maatstaven redelijk zijn en hebben een maximum van 6 maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 3.

    De onder 1 en 2 genoemde tijdelijke tegemoetkoming zal na een periode van 3 maanden worden getoetst.

Artikel 6.8 Voorzieningen voor huurderving
  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2 lid 1 onderdeel a (beperkingen) en artikel 4.2 lid 1 (kring rechthebbenden) van de verordening kan het college in geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning (die voor meer dan €4.720,00 is aangepast op grond van de wet, de Wvg of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten) een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten. De duur bedraagt maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2.

    De genoemde tijdelijke tegemoetkoming zal na een periode van 3 maanden worden getoetst.

Artikel 6.9 Stroomkosten lift
  • De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de stroomkosten bij het hebben van een voorziening in ar-tikel 4.1. onder b (lift) van de verordening bedraagt € 52,00 per jaar en wordt jaarlijks achteraf betaalbaar gesteld.

Artikel 6.10 Afschrijving van woningaanpassingen / terugbetaling bij verkoop
  • 1.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een door de woningeigenaar aan te wijzen beëdigd taxateur dan wel op basis van wederzijdse overeenstemming.

  • 2.

    De afschrijving is vastgesteld op 5 jaar na datum van gereedmelding als bedoeld in artikel 4.2. van de verordening.

  • 3.

    De terugbetaling bedraagt bij verkoop:

    Binnen 1 jaar na de gereedmelding: 100% van de meerwaarde

    Binnen 2 jaar na de gereedmelding: 80% van de meerwaarde

    Binnen 3 jaar na de gereedmelding: 60% van de meerwaarde

    Binnen 4 jaar na de gereedmelding: 40% van de meerwaarde

    Binnen 5 jaar na de gereedmelding: 20% van de meerwaarde

  • 4.

    In alle gevallen wordt het eigen aandeel, dat voor rekening van de wooneigenaar is gekomen bij de toekenning van de woonvoorziening(en), in mindering gebracht op de meerwaarde.

Artikel 6.11 Eigen draagkracht bij woonvoorzieningen
  • 1.

    Met het Wmo-beleid wordt geen bijstandsbeleid gevoerd. Met het voeren van een bijstandbeleid wordt in dit verband bedoeld het rekening houden met alle bijzondere inkomsten en uitgaven van de ondersteuningsbehoevende alvorens ruimte in inkomen en draagkracht wordt vastgesteld. Indien de draagkracht van de ondersteuningsbehoevende te zeer belast wordt bestaat de mogelijkheid om op grond van de bijzondere bijstand aanvullende voorzieningen te treffen (vangnet).

    Het college is vrij te bepalen welk deel van de inkomensruimte als draagkracht voor woonvoorzieningen geldt. Hiervoor hanteren wij 35% als bijstandsdraagkrachtpercentage. Bij de Wmo-draagkracht voor woonvoorzieningen wordt maximaal ¼ of 8,75% van de ruimte in het inkomen als draagkracht aange-merkt.

  • 2.

    Indien bepaalde kostensoorten niet in het kader van de Wmo vergoed worden, kunnen wij dergelijke kosten op de draagkracht in mindering brengen. Dit betreft kosten zoals extra premies voor een verzekering van een aangepaste auto, een opstalverzekering en een hogere onroerend zaken belasting vanwege een aanpassing in de vorm van een aanbouw aan de woning.

Artikel 6.12 Uitbetaling financiële tegemoetkoming
  • 1.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.1. onder a van de verordening zal worden uitbetaald aan de bewoner en de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.1. onder b en f alsmede in artikel 1.1. onder u (uitraaskamer) van de verordening worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.1. onder c, d en e van de verordening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 3.

    De gereedmelding is een verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. De gereedmelding vindt plaats door de persoon aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget woonvoorziening(en)
  • 1.

    Het PGB-budget woonvoorziening(en) is gelijk aan de in bijlage 2 genoemde bedragen.

  • 2.

    Voor de niet in bijlage 2 genoemde woonvoorziening(en) is het PGB-budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de adequaat goedkoopste voorziening (inclusief onderhoud, keuring en reparatie van liften). De in bijlage 2 genoemde bedragen zijn in alle gevallen het uitgangspunt.

  •  

     

    Paragraaf 3 Rolstoelvoorzieningen

     

Artikel 8.1 Rolstoelvoorziening in natura
  • 1.

    Een rolstoelvoorziening in natura wordt in opdracht van het college verstrekt door de verstrekker of wordt door het college van de verstrekker gekocht.

  • 2.

    Indien het college de rolstoelvoorziening koopt, treedt het college op als verstrekker van de rolstoelvoorziening.

  • 3.

    De verstrekker is eigenaar van de rolstoelvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de ondersteuningsbehoevende. De ondersteuningsbehoevende en de verstrekker sluiten daartoe een bruikleenovereenkomst.

Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget
  • 1.

    Het PGB-budget voor rolstoelvoorziening(en) is gelijk aan de in bijlage 2 genoemde bedragen.

  • 2.

    Voor de niet in bijlage 2 genoemde rolstoelvoorziening(en) is het PGB-budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de adequaat goedkoopste rolstoelvoorziening (inclusief onderhoud en reparatie) De in deze bijlage genoemde bedragen zijn in alle gevallen het uitgangspunt.

  • 3.

    De hoogte van het PGB-budget voor de aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel als bedoeld in artikel 5.1 onderdeel d van de verordening bedraagt € 2.459,00.

  • 4.

    Indien bij een PGB afwijkend van een standaard rolstoelvoorziening (voorkeursassortiment / bijlage 2) nog individuele aanpassingen dienen plaats te vinden zal de hoogte van vergoeding gelijk zijn aan de uitgebrachte offerte van Welzorg. De adequaat goedkoopste individuele voorziening is dan steeds bepalend.

Artikel 8.3. Tegemoetkoming oplaadkosten elektrische rolstoel/scootmobiel
  • De hoogte van een financiële tegemoetkoming in de oplaadkosten bij in gebruik hebben van een elektrische rolstoelvoorziening of een scootmobiel bedraagt € 52,00 per jaar en wordt achteraf betaalbaar gesteld.

     

     

    Paragraaf 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 9 Inkomensgrens
  • 1.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening of vervoersvoorziening in de vorm van een al dan niet aangepaste bruikleenauto, geldt een inkomensgrens van 1,5 maal het norminkomen.

  • 2.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een PGB-budget in de kosten van het gebruik van een individuele taxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV), of in de kosten van het gebruik van de eigen - / bruikleenauto, geldt een inkomensgrens van 1,5 maal het norminkomen.

  • 3.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een PGB-budget in de kosten van het gebruik van een individuele rolstoeltaxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijke vervoer, geldt een in-komensgrens van 2 maal het norminkomen.

  • 4.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een PGB-budget in de aanpassingskosten van de eigen auto geldt een inkomensgrens van 2 maal het norminkomen.

  • 5.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel en een gesloten buitenwagen geldt een inkomensgrens van 1,5 maal het norminkomen.

  • 6.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een drie- of vierwielfiets, duofiets, een handbike (vijfde wiel) of een soortgelijke vervoersvoorziening geldt een inkomensgrens van 1,5 maal het norminkomen.

Artikel 10 Primaat collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) en vervoersplafond
  • 1.

    Een ondersteuningsbehoevende eerst dan voor een voorziening genoemd in artikel 6.1. (typen vervoersvoorzieningen) van de verordening in aanmerking worden gebracht, wanneer hij niet in staat is het openbaar vervoer te bereiken of te gebruiken.

  • 2.

    Bij verlening van de voorziening genoemd in artikel 6.1. onder a (CVV), zonodig in combinatie met andere in artikel 6.1. genoemde vervoersvoorzieningen uit de verordening, heeft het primaat voorrang indien deze voorziening of deze combinatie de adequaatst goedkoopste oplossing is.

  • 3.

    Bij vervoersvoorzieningen geldt een jaarlijks vervoersplafond ter hoogte van € 580,00 (gebaseerd op 2.000 kilometer ad € 0,29 per kilometer), tenzij medische / sociale noodzaak ander bepaalt.

  • 4.

    Bij een vervoersvoorziening in de vorm van een fiets wordt van een afschrijvingstermijn gehanteerd van 10 jaar bij personen van 12 jaar en ouder, respectievelijk een afschrijvingstermijn van 3 jaar voor personen jonger dan 12 jaar.

Artikel 11 Vergoeding bovenregionaal vervoer en vervoer zorginstellingen
  • 1.

    Voor het noodzakelijk te achten bovenregionaal vervoer van de ondersteuningsbehoevende geldt een gemaximeerde financiële vergoeding van € 441,00 op jaarbasis.

  • 2.

    De gemeente ook vergoedingen in natura verstrekken door middel van afspraken met de zorginstelling, dat deze zorginstelling de bewoners zelf vervoert.

  • 3.

    Indien een ondersteuningsbehoevende in een onder 11.2 bedoelde AWBZ-instelling verblijft, een financiële tegemoetkoming worden toegekend ter hoogte van € 960,00 per jaar.

Artikel 12 Scootmobieltraining
  • Bij gebleken noodzaak kunnen de kosten van een gewenningsles en maximaal 5 lessen scootmobieltraining voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 13 Thermo-isolerende kleding
  • Bij gebleken medische noodzaak in het kader van de Wmo een vergoeding voor thermo-isolerende kleding worden toegekend wegens slechte doorbloeding van de ledematen.

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming
  • Het college een financiële tegemoetkoming toekennen voor een eigen vervoersvoorziening als genoemd onder artikel 6.1. onder e, f, g, h, i en k van de verordening. Deze bedraagt bij gehuwden en samenwonen-den maximaal 1,5 maal het geldende vervoersplafond als genoemd in artikel 10 onder 3.

Artikel 15 Persoonsgebonden budget
  • 1.

    Het PGB-budget voor vervoersvoorziening(en), genoemd in artikel 6.1. onder b, c, d en j van de verordening is gelijk aan de in bijlage 2 genoemde bedragen.

  • 2.

    Voor de niet in bijlage 2 genoemde vervoersvoorzieningen is het PGB-budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de adequaat goedkoopste voorziening inclusief onderhoud (en reparatie). De in deze bijlage genoemde bedragen zijn in alle gevallen het uitgangspunt.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit worden aangehaald als Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

 

Bijlagen:

1. Onderhoud, keuring en reparatie

2. Overzicht bedragen voorzieningen / PGB's

3. Overzicht verwerven m2 grond

 

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders van 28 april 2009

de secretaris mr A.H.P.G. van de Kerkhof

de voorzitter mr J.C.M. Pommer

 

 

BIJLAGE 1

Onderwerp: Vergoeding kosten van onderhoud, keuring en reparatie

Het is ingevolge artikel 6.4 van het financieel besluit mogelijk vergoedingen van kosten van nderhoud,

keuring en reparaties te vergoeden.

1.Kosten van onderhoud en reparaties van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt.

 

Onderhoud van

Frequentie

kosten incl. B.T.W.

stoelliften

stoel-plateauliften

staplateauliften

woonhuisliften

hefplateauliften

balansliften

1 x per jaar

1 x per jaar

1 x per jaar

2 x per jaar

2 x per jaar

1 x per jaar

€ 200,00

€ 200,00

€ 200,00

€ 318,00

€ 200,00

€ 200,00

 

Voetnoot: Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

 

  • ·

    50% voor installaties geplaatst buiten de woonruimte;

  • ·

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • ·

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijd-

    beveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

  • 2.

    De verstrekkingsvorm van liften bestaan in huur-, lease- en koop. Bij de huur- en leaseliften dient het onderhoud van die kwaliteit te zijn dat een aparte keuring niet noodzakelijk is te achten.

    Bij een gebleken keuringsnoodzaak van een kooplift bedraagt de maximale vergoeding voor keuringskosten van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen.

 

 

 

keuring van liften

kosten begin-keuring

excl. Btw

kosten periodieke

keuring excl. Btw

frequentie

trapliften

hefplateauliften

woonhuisliften

platformlift

€ 130,00

€ 220,00

€ 220,00

€ 220,00

€ 84,00

€ 104,50

€ 104,50

€ 104,50

48 maanden

18 maanden

18 maanden

18 maanden

 

Voetnoot:

Bovenstaande prijzen zijn exclusief voorrijdkosten. Indien deze in rekening worden gebracht hiervoor per keer € 47,00 worden vergoed.

Indien noodzakelijke assistentie verleend moet worden mag het in de tabel opgenomen bedrag met de factor 2 worden vermenigvuldigd. Hierover dient vooraf overleg met WegWijs plaats te vinden en goedkeuring voor te worden gegeven.

Indien zulks na overlijden van de gehandicapte nog wenselijk is het recht op een vergoeding worden voortgezet tot maximaal 1 jaar na de datum van het overlijden.

 

Bijlage 2

 

 

Categorie

Gemiddelde huurprijs

categorie

per

maand

huur-prijs

over

5 jaar

PGB

Rolstoelen incidenteel

kortdurend gebruik

€ 9,97

€ 598,15

€ 598,15

Duwwandelwagen semi

permanent gebruik zonder aanpassingen

€ 33,90

€2.034,12

€ 2.034,12

Hoepelrolstoel actief

gebruik vouwframe zonder

aanpassingen

€ 26,28

€1.577,05

€ 1.577,05

Driewielfietsen voor

volwassenen

zonder aanpassing en

hulpmotor

€ 37,74

€2.264,47

€ 2.264,47

Tilliften passief

€ 31,49

€1.889,19

€1.889,19

Tilliften actief

€ 61,09

€3.665,42

€3.665,42

Scootmobielen 8 km per uur

€ 47,10

€ 2.826,19

€2.826,19

Scootmobielen 15 km per uur

€ 75,50

€4.530,16

€4.530,16

Scootmobielen extra geveerd

€ 111,05

€6.662,86

€6.662,86

Electrische rolstoel in en

om huis zonder aanpassingen

€ 74,57

€4.474,29

€4.474,29

Electrische rolstoel binnen en

buiten zonder aanpassingen

€ 85,66

€5.139,85

€5.139,85

Douchetoilet van 177,75 euro

€ 9,13

€ 547,75

Op basis van

nacalculatie

Hoepelrolstoel kinderen

vast frame

€ 9,83

€ 589,65

Op basis van nacalculatie

Hoepelrolstoel kinderen

vouwframe

€ 7,57

€ 454,23

Op basis van nacalculatie

Driewielfiets kinderen zonder

aanpassingen

€ 6,19

€ 371,60

Op basis van nacalculatie

Electrische kinderrolstoel

zonder aanpassingen

€ 106,54

€ 6.392,63

€ 6.392,63

Individuele aanpassingen

Op basis van

nacalculatie

 

 

 

BIJLAGE 3

Onderwerp: Verwerven aantal m² grond waarvoor een financiële tegemoetkoming worden gegeven.

Algemeen

Het is ingevolge artikel 6.1. onder 5 mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische / medische beperkingen noodzakelijk zou zijn.

Het aantal m² dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

Aantal m² waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming worden verleend, aan-gegeven per vertrek in een zelfstandige woning

 

 

Soort vertrek

Aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m² waarvoor ten hoogste

financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

 

woonkamer

keuken

eenpersoons slaapkamer

tweepersoons slaapkamer

toiletruimte

badkamer:

-wastafelruimte

-doucheruimte

entree/gang/hal

berging

 

30

10

 

10

 

18

2

 

2

3

5

6

 

6

4

 

4

 

4

1

 

1

2

2

4

 

Maximalisering aantal m² naar ingang woonruimte

 

Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tege-moetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m².

 

Nota-toelichting  

Toelichting Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 lid 1 van het Financieel Besluit bevat de nodige begripsbepalingen. Er is voor gekozen om de begrippen die al zijn gedefinieerd in de Wmo, de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht in beginsel niet nogmaals in het Besluit te definiëren (artikel 1 lid 2 Besluit).

Hoofdstuk 2 Vorm van voorzieningen en keuzevrijheid

Artikel 2 Beperking keuzevrijheid

In artikel 2 Besluit heeft het college invulling gegeven aan het begrip overwegende bezwaren, zoals bedoelt in artikel 6 Wmo.

Lid 1 geeft aan dat de deeltaxi alleen in natura wordt verstrekt. In lid 2 wordt bepaald dat de vergoedingen voor het gebruik van een taxi, eigen auto of rolstoeltaxi alleen als financiële tegemoetkoming verstrekt.

Lid 3 noemt in algemene bewoordingen een aantal situaties waarin geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt. In de genoemde situaties is er naar het oordeel van het college sprake van overwegende bezwaren die ertoe dat de belanghebbende niet de keuze heeft tussen de voorziening in natura en de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is bedoeld problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

Artikel 3 Algemene bepalingen PGB

Dit artikel regelt een aantal algemene zaken met betrekking tot het PGB. Zo is de keuze die is gemaakt ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget hier vastgelegd. De verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget vindt achteraf plaats. Na afloop van de verstrekking of het kalenderjaar vindt de controle van de verantwoording plaats. In een aantal, in lid 5 bepaalde, gevallen het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en besparingsbijdrage

Artikel 4.1 Omvang eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden

Artikel 4.1 bepaalt wat de belanghebbende per vier weken maximaal aan eigen bijdrage verschuldigd is voor de hulp bij het huishouden. Hierbij is aangesloten bij de maximale grenzen, zoals zijn opgenomen in de Algemene maatregelen van Bestuur.

Artikel 4.2 Besparingsbijdrage

Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of worden vervangen, zoals gebeurd bij verstrekking van een driewielfiets of een buggy, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt de hoogte van het bedrag van deze besparingsbijdrage.

Hoofdstuk 4 Voorzieningensoorten

Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Bedrag PGB bij hulp bij het huishouden

De vaststelling van een PGB voor hulp bij het huishouden hangt nauw samen met de gestelde indicatie. Bij de indicatiestelling wordt aangegeven hoeveel uren hulp bij het huishouden er per week nodig zijn. Naast de indicatie in uren wordt aangegeven in welke klasse het aantal benodigde uren hulp bij het huishouden valt. Binnen de AWBZ is er sprake van 6 klassen waaraan de hoogte van het PGB wordt gerelateerd.

Paragraaf 2 Woonvoorzieningen

Artikel 6.1 Financiële tegemoetkoming

Dit artikel regelt de hoogte van de diverse financiële tegemoetkomingen die voor woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt.

Artikel 6.2 Bezoekbaar maken

De voorziening voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.580,00.

Artikel 6.3 Grens voor toepassing primaat verhuizing/plaatsen woonunit

Dit artikel regelt enerzijds een aantal zaken met betrekking tot het primaat van de verhuizing. Zo is dit primaat niet van toepassing indien de woonvoorziening, exclusief de kosten van roerende woonvoorzieningen, minder bedragen dan € 8.323,00. Verder wordt de verhuisplicht beperkt tot de eigen woonkern van de ondersteuningsbehoevende en tot een periode van zes maanden.

Anderzijds bepaalt artikel 6.3 dat het plaatsen van een losse woonunit in eindoverweging wordt genomen bij een woningaanpassing van meer dan € 15.600,00 aan een huur- en/of koopwoning.

Artikel 6.4 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

Dit artikel regelt de vorm waarin de kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden verstrekt.

Artikel 6.5 Woningsanering

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering.

Artikel 6.6 Rolstoelvloerbedekking

Dit artikel regelt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van rolstoelvloerbedekking. Indien de vloerbedekking ouder is dan 7 jaar vindt geen vergoeding plaats.

Artikel 6.7 Kosten van tijdelijke huisvesting

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. De maximale duur is 6 maanden.

Artikel 6.8 Voorzieningen voor huurderving

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming die aan een eigenaar van een woning worden verstrekt wegens huurderving. De maximale duur is ook hier 6 maanden, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Artikel 6.9 Stroomkosten lift

De financiële tegemoetkoming in de stroomkosten bedraagt € 52,00 en wordt jaarlijks achteraf betaalbaar gesteld.

Artikel 6.10 Afschrijving van woningaanpassingen / terugbetaling bij verkoop

Dit artikel regelt hoe de meerwaarde van een woningaanpassing wordt vastgesteld en via welke staffel de terugbetaling plaats moet vinden.

Artikel 6.11 Eigen draagkracht bij woonvoorzieningen

Dit artikel regelt de eigen draagkracht bij woonvoorzieningen.

Artikel 6.12 Uitbetaling financiële tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget woonvoorziening(en)

Voor een aantal, in bijlage 2 opgenomen, woonvoorzieningen gelden standaard bedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere woonvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

Paragraaf 3 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 8.1 Rolstoelvoorziening in natura

Dit artikel bepaalt wie verstrekker is van de rolstoelvoorziening in natura. De verstrekking vindt plaats in bruikleen.

Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget

Voor een aantal, in bijlage 2 opgenomen, rolstoelvoorzieningen gelden standaard bedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere rolstoelvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

Het voor komen dat er individuele aanpassingen nodig zijn aan een standaard rolstoel. In dat geval worden drie offertes gevraagd, waarbij de goedkoopst adequate voorziening dan bepalend is.

Voor de kosten van een sportrolstoel wordt een persoonsgebonden budget verstrekt. De persoon met beperkingen dient de sportrolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende vijf jaar te onderhouden en zonodig te repareren.

Het voor komen dat er individuele aanpassingen nodig zijn aan een standaard rolstoelvoorziening. In dat geval worden drie offertes gevraagd, waarbij de goedkoopst adequate voorziening dan bepalend is.

Artikel 8.3 Tegemoetkoming oplaadkosten elektrische rolstoel/scootmobiel

Voor de oplaadkosten geldt een jaarlijkse financiële tegemoetkoming van € 52,00, die jaarlijks achteraf betaalbaar wordt gesteld.

Paragraaf 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 9 Inkomensgrens

Dit artikel bevat diverse inkomensgrenzen. Deze inkomensgrenzen betekenen dat bij men bij een bepaald inkomen niet meer in aanmerking komt voor bepaalde vervoersvoorzieningen.

Artikel 10 Primaat collectief vervoer (CVV) en vervoersplafond

Dit artikel bepaalt nogmaals dat het primaat bij het collectief vervoer ligt. Daarnaast regelt het artikel een vervoersplafond. Dit vervoersplafond is gebaseerd op 2000 kilometers reizen ad € 0,29 per kilometer, tenzij een medische/sociale noodzaak anders bepaalt. Ten slotte bevat lid 4 een afschrijvingstermijn voor de fiets.

Artikel 11 Vergoeding bovenregionaal vervoer en vervoer zorginstellingen

Voor het noodzakelijke bovenregionale vervoer geldt een gemaximeerde financiële vergoeding van € 441,00 op jaarbasis.

Artikel 12 Scootmobieltraining

Op grond van dit artikel kunnen een gewenningsles en maximaal 5 lessen scootmobieltraining voor vergoeding in aanmerking te komen.

Artikel 13 Thermo-isolerende kleding

Vanwege slechte doorbloeding van de ledematen , indien hiervoor een medische noodzaak is, een vergoeding voor thermo-isolerende kleding worden verstrekt.

Artikel 14 Financiële tegemoetkoming

Dit artikel regelt dat de financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening, die bestaat uit het gebruik van een vervoermiddel, bij gehuwden en samenwonenden maximaal 1,5 het in artikel 10 lid 3 Besluit geregelde vervoersplafond bedraagt.

Artikel 15 Persoonsgebonden budget

Voor een aantal, in bijlage 2 opgenomen, vervoersvoorzieningen gelden standaard bedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere vervoersvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Citeer titel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.