Organisatie | Sint-Michielsgestel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel |
Citeertitel | Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Michielsgestel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | financieel besluit wmo |
geen
1.geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-08-2009 | 01-01-2009 | 01-01-2011 | aanpassing artikel 4.1: Eigen bijdrage hulp in de huishouding | 28-04-2009 | B&W-notulen 28 april 2009, index 12.001 |
28-08-2009 | 01-01-2009 | 15-02-2010 | aanpassing artikel 4.1: Eigen bijdrage hulp in de huishouding | 28-04-2009 | B&W-notulen 28 april 2009, index 12.001 |
Het maximum van de verschuldigde eigen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 2.5 van de verordening gemeente Sint-Michielsgestel bedraagt:
voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 24,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 26.535,00 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 26.535,00.
In afwijking van artikel 1.2 lid 1 onderdeel d (woonplaats) en artikel 4.2 lid 1 (kring rechthebbenden) van verordening kan het college ten behoeve van de ndersteuningsbehoevende een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel b (bouwkundige of woontechnische aard), c (niet bouwkundige- en niet bouwtechnische aard) en d (onderhoud / keuring en reparatie liftinstallatie) dan wel een combinatie van deze voorzieningen verstrekken voor het bezoekbaar maken van een woning indien de ondersteunings-behoevende in een AWBZ-instelling verblijft. De hoogte bedraagt maximaal € 2.340,00.
In afwijking van artikel 1.2 lid 1 onderdeel a (beperkingen) en artikel 4.2 lid 1 (kring rechthebbenden) van de verordening kan het college in geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning (die voor meer dan €4.720,00 is aangepast op grond van de wet, de Wvg of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten) een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten. De duur bedraagt maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
Met het Wmo-beleid wordt geen bijstandsbeleid gevoerd. Met het voeren van een bijstandbeleid wordt in dit verband bedoeld het rekening houden met alle bijzondere inkomsten en uitgaven van de ondersteuningsbehoevende alvorens ruimte in inkomen en draagkracht wordt vastgesteld. Indien de draagkracht van de ondersteuningsbehoevende te zeer belast wordt bestaat de mogelijkheid om op grond van de bijzondere bijstand aanvullende voorzieningen te treffen (vangnet).
Het college is vrij te bepalen welk deel van de inkomensruimte als draagkracht voor woonvoorzieningen geldt. Hiervoor hanteren wij 35% als bijstandsdraagkrachtpercentage. Bij de Wmo-draagkracht voor woonvoorzieningen wordt maximaal ¼ of 8,75% van de ruimte in het inkomen als draagkracht aange-merkt.
Indien bepaalde kostensoorten niet in het kader van de Wmo vergoed worden, kunnen wij dergelijke kosten op de draagkracht in mindering brengen. Dit betreft kosten zoals extra premies voor een verzekering van een aangepaste auto, een opstalverzekering en een hogere onroerend zaken belasting vanwege een aanpassing in de vorm van een aanbouw aan de woning.
De financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.1. onder a van de verordening zal worden uitbetaald aan de bewoner en de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.1. onder b en f alsmede in artikel 1.1. onder u (uitraaskamer) van de verordening worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.
Indien bij een PGB afwijkend van een standaard rolstoelvoorziening (voorkeursassortiment / bijlage 2) nog individuele aanpassingen dienen plaats te vinden zal de hoogte van vergoeding gelijk zijn aan de uitgebrachte offerte van Welzorg. De adequaat goedkoopste individuele voorziening is dan steeds bepalend.
Voor een vervoersvoorziening in de vorm van een PGB-budget in de kosten van het gebruik van een individuele taxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV), of in de kosten van het gebruik van de eigen - / bruikleenauto, geldt een inkomensgrens van 1,5 maal het norminkomen.
de voorzitter mr J.C.M. Pommer
Onderwerp: Vergoeding kosten van onderhoud, keuring en reparatie
Het is ingevolge artikel 6.4 van het financieel besluit mogelijk vergoedingen van kosten van nderhoud,
keuring en reparaties te vergoeden.
1.Kosten van onderhoud en reparaties van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt.
Voetnoot: Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
De verstrekkingsvorm van liften bestaan in huur-, lease- en koop. Bij de huur- en leaseliften dient het onderhoud van die kwaliteit te zijn dat een aparte keuring niet noodzakelijk is te achten.
Bij een gebleken keuringsnoodzaak van een kooplift bedraagt de maximale vergoeding voor keuringskosten van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen.
Bovenstaande prijzen zijn exclusief voorrijdkosten. Indien deze in rekening worden gebracht hiervoor per keer € 47,00 worden vergoed.
Indien noodzakelijke assistentie verleend moet worden mag het in de tabel opgenomen bedrag met de factor 2 worden vermenigvuldigd. Hierover dient vooraf overleg met WegWijs plaats te vinden en goedkeuring voor te worden gegeven.
Indien zulks na overlijden van de gehandicapte nog wenselijk is het recht op een vergoeding worden voortgezet tot maximaal 1 jaar na de datum van het overlijden.
Onderwerp: Verwerven aantal m² grond waarvoor een financiële tegemoetkoming worden gegeven.
Het is ingevolge artikel 6.1. onder 5 mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische / medische beperkingen noodzakelijk zou zijn.
Het aantal m² dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.
Aantal m² waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming worden verleend, aan-gegeven per vertrek in een zelfstandige woning
Maximalisering aantal m² naar ingang woonruimte
Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tege-moetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m².
Toelichting Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning
Artikel 1 lid 1 van het Financieel Besluit bevat de nodige begripsbepalingen. Er is voor gekozen om de begrippen die al zijn gedefinieerd in de Wmo, de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht in beginsel niet nogmaals in het Besluit te definiëren (artikel 1 lid 2 Besluit).
Hoofdstuk 2 Vorm van voorzieningen en keuzevrijheid
Artikel 2 Beperking keuzevrijheid
In artikel 2 Besluit heeft het college invulling gegeven aan het begrip overwegende bezwaren, zoals bedoelt in artikel 6 Wmo.
Lid 1 geeft aan dat de deeltaxi alleen in natura wordt verstrekt. In lid 2 wordt bepaald dat de vergoedingen voor het gebruik van een taxi, eigen auto of rolstoeltaxi alleen als financiële tegemoetkoming verstrekt.
Lid 3 noemt in algemene bewoordingen een aantal situaties waarin geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt. In de genoemde situaties is er naar het oordeel van het college sprake van overwegende bezwaren die ertoe dat de belanghebbende niet de keuze heeft tussen de voorziening in natura en de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is bedoeld problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.
Artikel 3 Algemene bepalingen PGB
Dit artikel regelt een aantal algemene zaken met betrekking tot het PGB. Zo is de keuze die is gemaakt ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget hier vastgelegd. De verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget vindt achteraf plaats. Na afloop van de verstrekking of het kalenderjaar vindt de controle van de verantwoording plaats. In een aantal, in lid 5 bepaalde, gevallen het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en besparingsbijdrage
Artikel 4.1 Omvang eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden
Artikel 4.1 bepaalt wat de belanghebbende per vier weken maximaal aan eigen bijdrage verschuldigd is voor de hulp bij het huishouden. Hierbij is aangesloten bij de maximale grenzen, zoals zijn opgenomen in de Algemene maatregelen van Bestuur.
Artikel 4.2 Besparingsbijdrage
Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of worden vervangen, zoals gebeurd bij verstrekking van een driewielfiets of een buggy, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt de hoogte van het bedrag van deze besparingsbijdrage.
Hoofdstuk 4 Voorzieningensoorten
Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden
Artikel 5 Bedrag PGB bij hulp bij het huishouden
De vaststelling van een PGB voor hulp bij het huishouden hangt nauw samen met de gestelde indicatie. Bij de indicatiestelling wordt aangegeven hoeveel uren hulp bij het huishouden er per week nodig zijn. Naast de indicatie in uren wordt aangegeven in welke klasse het aantal benodigde uren hulp bij het huishouden valt. Binnen de AWBZ is er sprake van 6 klassen waaraan de hoogte van het PGB wordt gerelateerd.
Artikel 6.1 Financiële tegemoetkoming
Dit artikel regelt de hoogte van de diverse financiële tegemoetkomingen die voor woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt.
De voorziening voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.580,00.
Artikel 6.3 Grens voor toepassing primaat verhuizing/plaatsen woonunit
Dit artikel regelt enerzijds een aantal zaken met betrekking tot het primaat van de verhuizing. Zo is dit primaat niet van toepassing indien de woonvoorziening, exclusief de kosten van roerende woonvoorzieningen, minder bedragen dan € 8.323,00. Verder wordt de verhuisplicht beperkt tot de eigen woonkern van de ondersteuningsbehoevende en tot een periode van zes maanden.
Anderzijds bepaalt artikel 6.3 dat het plaatsen van een losse woonunit in eindoverweging wordt genomen bij een woningaanpassing van meer dan € 15.600,00 aan een huur- en/of koopwoning.
Artikel 6.4 Kosten onderhoud, keuring en reparatie
Dit artikel regelt de vorm waarin de kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden verstrekt.
Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering.
Artikel 6.6 Rolstoelvloerbedekking
Dit artikel regelt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van rolstoelvloerbedekking. Indien de vloerbedekking ouder is dan 7 jaar vindt geen vergoeding plaats.
Artikel 6.7 Kosten van tijdelijke huisvesting
Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. De maximale duur is 6 maanden.
Artikel 6.8 Voorzieningen voor huurderving
Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming die aan een eigenaar van een woning worden verstrekt wegens huurderving. De maximale duur is ook hier 6 maanden, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De financiële tegemoetkoming in de stroomkosten bedraagt € 52,00 en wordt jaarlijks achteraf betaalbaar gesteld.
Artikel 6.10 Afschrijving van woningaanpassingen / terugbetaling bij verkoop
Dit artikel regelt hoe de meerwaarde van een woningaanpassing wordt vastgesteld en via welke staffel de terugbetaling plaats moet vinden.
Artikel 6.11 Eigen draagkracht bij woonvoorzieningen
Dit artikel regelt de eigen draagkracht bij woonvoorzieningen.
Artikel 6.12 Uitbetaling financiële tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald.
Artikel 7 Persoonsgebonden budget woonvoorziening(en)
Voor een aantal, in bijlage 2 opgenomen, woonvoorzieningen gelden standaard bedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere woonvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.
Paragraaf 3 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 8.1 Rolstoelvoorziening in natura
Dit artikel bepaalt wie verstrekker is van de rolstoelvoorziening in natura. De verstrekking vindt plaats in bruikleen.
Artikel 8.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget
Voor een aantal, in bijlage 2 opgenomen, rolstoelvoorzieningen gelden standaard bedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere rolstoelvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.
Het voor komen dat er individuele aanpassingen nodig zijn aan een standaard rolstoel. In dat geval worden drie offertes gevraagd, waarbij de goedkoopst adequate voorziening dan bepalend is.
Voor de kosten van een sportrolstoel wordt een persoonsgebonden budget verstrekt. De persoon met beperkingen dient de sportrolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende vijf jaar te onderhouden en zonodig te repareren.
Het voor komen dat er individuele aanpassingen nodig zijn aan een standaard rolstoelvoorziening. In dat geval worden drie offertes gevraagd, waarbij de goedkoopst adequate voorziening dan bepalend is.
Artikel 8.3 Tegemoetkoming oplaadkosten elektrische rolstoel/scootmobiel
Voor de oplaadkosten geldt een jaarlijkse financiële tegemoetkoming van € 52,00, die jaarlijks achteraf betaalbaar wordt gesteld.
Paragraaf 4 Vervoersvoorzieningen
Dit artikel bevat diverse inkomensgrenzen. Deze inkomensgrenzen betekenen dat bij men bij een bepaald inkomen niet meer in aanmerking komt voor bepaalde vervoersvoorzieningen.
Artikel 10 Primaat collectief vervoer (CVV) en vervoersplafond
Dit artikel bepaalt nogmaals dat het primaat bij het collectief vervoer ligt. Daarnaast regelt het artikel een vervoersplafond. Dit vervoersplafond is gebaseerd op 2000 kilometers reizen ad € 0,29 per kilometer, tenzij een medische/sociale noodzaak anders bepaalt. Ten slotte bevat lid 4 een afschrijvingstermijn voor de fiets.
Artikel 11 Vergoeding bovenregionaal vervoer en vervoer zorginstellingen
Voor het noodzakelijke bovenregionale vervoer geldt een gemaximeerde financiële vergoeding van € 441,00 op jaarbasis.
Artikel 12 Scootmobieltraining
Op grond van dit artikel kunnen een gewenningsles en maximaal 5 lessen scootmobieltraining voor vergoeding in aanmerking te komen.
Artikel 13 Thermo-isolerende kleding
Vanwege slechte doorbloeding van de ledematen , indien hiervoor een medische noodzaak is, een vergoeding voor thermo-isolerende kleding worden verstrekt.
Artikel 14 Financiële tegemoetkoming
Dit artikel regelt dat de financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening, die bestaat uit het gebruik van een vervoermiddel, bij gehuwden en samenwonenden maximaal 1,5 het in artikel 10 lid 3 Besluit geregelde vervoersplafond bedraagt.
Artikel 15 Persoonsgebonden budget
Voor een aantal, in bijlage 2 opgenomen, vervoersvoorzieningen gelden standaard bedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere vervoersvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.