Organisatie | Hendrik-Ido-Ambacht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2010 |
Citeertitel | Erfgoedverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | Onbekend | 01-07-2010 De Kombinatie | Onbekend |
De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;
gezien het besluit van het college van 28 mei 2010, nr. 364945;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12,14. 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1) in te trekken de Monumentenverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2007
HOOFDSTUK 2 AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument. Voordat het college van burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven. Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
Het college van burgemeester en wethouders brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.
Voordat het college van burgemeester en wethouders een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.
Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing
Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2 , eerste lid, achterwege.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing
Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4, lid 1 van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
HOOFDSTUK 3 INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:
- een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 11 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in 4voud ingediend
Het college van burgemeester en wethouders verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Artikel 14 Intrekken van de vergunning
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;
niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.
Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE MONUMENTEN
Artikel 15 Vergunning voor beschermd rijksmonument
Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
HOOFDSTUK 5 INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN
Artikel 16 Instandhoudingsbepaling
Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;
het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
- in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, of;
- in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, of;
- in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2.
het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;
een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
- het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
- de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 19. Tegemoetkoming in schade
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:
Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
Met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1
Met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2
Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.