Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2011 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zaken |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-06-2013 | 13-06-2013 | Intrekking | 30-05-2013 Bredase Bode, 05-06-2013 | 40882 | |
01-01-2011 | 13-06-2013 | Nieuwe regeling | 16-11-2010 Het Stadsblad Breda, 29-12-2010 | 83753 |
De raad van de gemeente Breda;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 november 2010, met bestuursvoorstelnummer 37034, inzake de langdurigheidstoeslag;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, artikel 8, tweede lid, onderdeel b Wet werk en bijstand en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
Verordening Langdurigheidstoeslag (+ toelichting) Breda 2011.
Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en géén uitzicht op inkomensverbetering hebben, als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de WWB, én ten tijde van de aanvraag in de gemeente Breda woonachtig zijn.
Als laag inkomen in de zin van artikel 36 van de WWB wordt aangemerkt een aaneengesloten ononderbroken netto maandinkomen dat gedurende de referteperiode gemiddeld niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde netto bijstandsnorm of netto inkomensvoorziening.
Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag
In afwijking van het derde lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor de belanghebbende die gehuwd is met een persoon die van het recht op langdurigheidstoeslag is uitgesloten op grond van de artikelen 11 en 13 van de WWB, het bedrag dat voor een alleenstaande, tenzij hij of zij dan een alleenstaande ouder is.
Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling, voor zover deze niet zijn opgenomen in deze verordening of een uitwerking zijn van deze verordening.
Toelichting bij de Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2011
De doelstelling van deze verordening is het op aanvraag bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen.
De gemeente kan zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Een belanghebbende komt slechts eenmaal per 12 maanden voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.
Op grond van artikel 8, in combinatie met artikel 36 van de WWB, stelt de gemeenteraad van Breda de Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2011 vast.
In onderstaande toelichting wordt ingegaan op een aantal artikelen, dat toelichting behoeft.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de WWB of WIJ om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.
Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op 3 jaar, ofwel 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.
Onder peildatum wordt het volgende verstaan: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat. Uitgangspunt van de regeling is dat het besluit tot toekenning van de langdurigheidstoeslag een zogenaamd rechtsvaststellend besluit is. De aanspraak bestaat reeds op grond van artikel 36 WWB en dat wordt slecht vastgesteld door middel van een toekenningsbesluit. Daarmee hangt samen dat met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd en toegekend en dat beoordeeld wordt wat de eerste mogelijke peil- en ingangsdatum van het recht op de langdurigheidstoeslag is. Als men op de peildatum dus bijvoorbeeld gehuwd was en op de aanvraagdatum alleenstaand, dan is de situatie op de peildatum (= gehuwd) leidend.
Lid 1. De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld. Inwoners die uitzicht hebben op inkomensverbetering, ondanks dat zij langdurig zijn aangewezen op een laag inkomen, zijn uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. Vanwege het feit dat zij uitzicht hebben op inkomensverbetering en snel aan het werk kunnen of het werk kunnen hervatten, verkeren zij niet langer in een langdurige armoedesituatie. Doordat zij geen recht hebben op de langdurigheidstoeslag worden zij eerder geprikkeld om werk te verkrijgen.
Lid 2. Verder zijn bepaalde specifieke groepen uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.
a.Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij kansen hebben op de arbeidsmarkt. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie middels avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering (of uit Rijk’s kas bekostigd onderwijs heeft gevolgd) heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn, waarvan één van beide een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.
b.We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ instelling. De term AWBZ instelling kan namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ instellingen zijn. De bedoeling van de regeling is echter alleen díe bewoners tot de doelgroep te rekenen die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamerbewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op langdurigheidstoeslag uitgesloten.
Onder laag inkomen wordt verstaan een netto maandinkomen tot 110% van de bijstandsnorm WWB of inkomensvoorziening WIJ.
Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag
De langdurigheidstoeslag wordt jaarlijks vastgesteld op een normbedrag. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele tientallen.
Er wordt één normbedrag onderscheiden voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden / partners. Dit bedrag wordt jaarlijks uiterlijk in januari bekendgemaakt en geldt voor het gehele kalenderjaar.
Het college stelt beleidsregels met betrekking tot de uitvoering van deze regeling. Deze beleidsregels zijn verwerkt in de Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2011.
Na de vaststelling op 16 december 2010 treedt de verordening, na publicatie in het Stadsblad, onmiddellijk in werking met ingang van 1 januari 2011. Er wordt geen overgangsregeling van toepassing verklaard.