Organisatie | Purmerend |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen 2010 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening IOAW / IOAZ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Overig - maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-2011 | 14-06-2013 | Nieuwe regeling | 26-05-2011 Gemeenteblad 2011, 22 | 11-37 |
De raad van de gemeente Purmerend,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders nr. 615607 van 19 april 2011,
gelet op de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)en de Algemene wet bestuursrecht (Awb),
overwegende dat op grond van artikel 35, lid 1, sub b van de IOAW en artikel 35, lid 1, sub b van de IOAZ de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen of weigeren van de inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 20 IOAW en artikel 20 IOAZ,
vast te stellen de hierna volgende 'Afstemmingsverordening Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen 2010'
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Hoofdstuk 2 Bepalingen aangaande de afstemming van de uitkering
De gedragingen bedoeld in artikel 20 van de wet worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratie-instrumenten, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratietraject;
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratietraject;
het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingsplicht bedoeld in artikel 13 van de wet, voor zover dit heeft geleid tot een bruto benadelingsbedrag hoger dan € 6.000,- en er door de bevoegde autoriteiten geen strafvervolging wordt ingesteld.
Artikel 3 Percentage van de verlaging, weigering, waarschuwing en individualisering
Het college kan afzien van het verlagen van de uitkering en volstaan met een schriftelijke waarschuwing bij een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 2 categorie 1 tot en met 3 indien in de voorafgaande twee jaar geen sprake is geweest van een andere verwijtbare gedraging en de verwijtbare gedraging niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag.
Artikel 4 Toepassing verlaging of weigering
Het college ziet af van een verlaging of weigering indien de gedraging meer dan één jaar voor de constatering van die gedraging door het college plaatsgevonden heeft, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging sprake is van een benadelingsbedrag. Een afstemming wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 5 Periode van de verlaging, recidive en cumulatie
In afwijking van het eerste lid kan het college in bijzondere gevallen, waaronder begrepen een derde of volgende verwijtbare gedraging, de uitkering verlagen voor een langere duur, als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde daartoe aanleiding geven.
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.
Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.