Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Fryslân

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Fryslân 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Fryslân
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Fryslân 2011
CiteertitelVerordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie fryslân 2011
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 145, art. 93 en art. 94
  2. Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden
  3. Rechtspositiebesluit Gedeputeerden

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201127-04-2013Nieuwe regeling

09-03-2011

Provinciaal Blad, 2011, 50

Statenvoorstel 04B

Tekst van de regeling

Verordening van 9 maart 2011, houdende bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van gedeputeerden, staten- en commissieleden,

Provinciale Staten van Fryslân,

gelet op het Rechtspositiebesluit Staten- en Commissieleden en het rechtspositiebesluit Gedeputeerden,

besluiten vast te stellen de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Fryslân 2011, als volgt:

VERORDENING RECHTSPOSITIE GEDEPUTEERDEN, STATEN- EN COMMISSIELEDEN PROVINCIE FRYSLAN 2011.

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241;

  • c.

    Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242;

  • d.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • e.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • f.

    statenlid: lid van provinciale staten;

  • g.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424;

  • h.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet;

  • i.

    provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor statenleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden 

Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 2a Toelagen 

  • 1 Naast de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, ontvangen fractievoorzitters in provinciale staten voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van die vergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van die vergoeding op jaarbasis voor elk statenlid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4% van die vergoeding op jaarbasis.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid stelt de commissaris van de Koningin vast:

    • a.

      hoeveel statenleden een fractie telt;

    • b.

      de duur van het fractievoorzitterschap.

  • 3 Het statenlid dat lid is van de vertrouwenscommissie, bedoeld in artikel 61, derde lid, van de Provinciewet dan wel de rekenkamerfunctie, bedoeld in artikel 79p van de Provinciewet, uitoefent dan wel lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet, ontvangt voor de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten per jaar een toelage van 5% van de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, op jaarbasis.

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid stelt de commissaris van de Koningin de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vast.

Artikel 3 Onkostenvergoeding 

  • 1 Aan het statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien..

  • 2 Indien het statenlid een telefoon ter beschikking krijgt wordt jaarlijks 15% van de totale gesprekskosten in rekening gebracht.

  • 3 Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling  

  • 1 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest.

  • 2 De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, en van de toelagen, bedoeld in artikel 2a, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten  

  • 1 Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten 

  • 1 Het statenlid wordt tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt.

  • 2 Het statenlid wordt vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium  

  • 1 De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.

  • 2 De fractievoorzitter dient namens het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap.

  • 3 Voor het volgen van cursussen, congressen, seminars, symposia of daaraan gelijk te stellen activiteiten, die in het verlengde van het uitoefenen van het statenlidmaatschap liggen, wordt een door Gedeputeerde Staten te bepalen scholingsbudget beschikbaar gesteld.

  • 4 Elke statenfractie kan, naar rato van het aantal leden dat een fractie heeft, aanspraak maken op het in het derde lid bedoelde budget.

Artikel 8 Computer en internetverbinding 

  • 1 Op aanvraag stellen gedeputeerde staten het statenlid ten laste van de provincie voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten het statenlid op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt per jaar 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke gedeputeerde staten aan statenleden in bruikleen ter beschikking stellen.

  • 4 Op aanvraag ontvangt het statenlid een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast.

  • 5 Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 8A Spaarloonregeling 

Het Statenlid van de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking kan worden aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 9 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid 

Op aanvraag verlagen gedeputeerde staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 10 Compensatie korting werkloosheidsuitkering  

  • 1 In het geval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2 In het geval dat een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 11 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten 

  • 1 Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van provinciale staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 11A Ziektekostenverzekering 

  • 1 Het Statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 175 per jaar.

  • 2 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar Statenlid is geweest ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar Statenlid is geweest.

  • 3 De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

  • 4 Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat wordt het in het eerste lid genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.

Artikel 12 Recht op uitkering bij aftreden  

  • 1 Degene die tenminste vier jaren onafgebroken lid is geweest van provinciale staten, kan met ingang van de maand volgend op de maand van aftreden aanspraak maken op een uitkering ten laste van de provincie.

  • 2 De in de lid 1 bedoelde aanspraak wordt uitsluitend geëffectueerd indien door belanghebbende daartoe binnen drie maanden na aftreden een schriftelijk verzoek wordt ingediend bij de gedeputeerde staten.

Artikel 13 Duur van de uitkering bij aftreden  

De duur van de uitkering wordt bepaald op de helft van het aantal volledige maanden gedurende welke het gewezen Statenlid het statenlidmaatschap heeft vervuld, met dien verstande dat de maximale duur een periode van twee jaar niet te boven gaat.

Artikel 14 Bedrag van de uitkering bij aftreden 

  • 1 De hoogte van de uitkering is maximaal:

    • a.

      In het eerste jaar 80% en in het tweede jaar 70% van de vaste vergoeding voor de werkzaamheden van een Statenlid per jaar indien het gewezen Statenlid twee volledige perioden van vier jaar zitting in provinciale staten heeft gehad;

    • b.

      In het eerste jaar 60% en in het tweede jaar 55% van de vaste vergoeding voor de werkzaamheden van een Statenlid per jaar indien het gewezen Statenlid een volledige periode van vier jaar zitting in provinciale staten heeft gehad.

  • 2 Bepalend voor de hoogte van de uitkering is de vast vergoeding voor de werkzaamheden als lid van provinciale staten op het moment van aftreden.

Artikel 15

Vervallen

Artikel 16 Betaling van de uitkering bij aftreden 

De uitkering bij aftreden wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 17 Opschorting en einde van de uitkering bij aftreden 

  • 1 De uitkering bij aftreden eindigt:

    • a.

      op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken;

    • b.

      met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen statenlid is overleden;

    • c.

      met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt;

    • d.

      met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid weer als statenlid is beëdigd;

    • e.

      met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van gedeputeerde staten is beëdigd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel 15, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel 15, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de opschorting, met inachtneming van artikel 15, alsnog uitbetaald.

Artikel 18 Uitkering bij overlijden  

  • 1 In geval van overlijden van het statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het statenlid.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op een statenlid dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 19 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte  

  • 1 De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 18, 35 en 37 zijn van overeenkomstige toepassing op het statenlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit statenlid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2 Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als een aftreden als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 17.

Artikel 19A Collectieve ongevallenverzekering 

Gedeputeerde Staten sluiten ten behoeve van de statenleden een collectieve verzekering tegen het risico dat een Statenlid, bij de uitoefening van diens werkzaamheden verboden aan het statenlidmaatschap als gevolg van een ongeval, overlijdt, blijvend invalide wordt, tijdelijk arbeidsongeschikt wordt of zich onder geneeskundige behandeling moet stellen en de daaraan verbonden kosten niet op andere wijze worden vergoed.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor gedeputeerden

Artikel 20 Onkostenvergoeding 

Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 21, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 21 Reiskosten woon-werkverkeer  

De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.

Artikel 22 Zakelijke reiskosten  

  • 2 Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.

Artikel 23 Dienstauto 

  • 1 De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto.

  • 2 De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt.

  • 3 Indien de gedeputeerde op grond van artikel 21 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van

    • a.

      1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;

    • b.

      1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto.

  • 4 Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort.

  • 5 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om al dan niet onder voorwaarden de Commissaris der Koningin toe te staan de dienstauto te gebruiken voor bepaalde nevenfuncties niet q.q. Per nevenfunctie wordt dit beoordeeld.

Artikel 24 Verblijfkosten 

De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 22 volledig vergoed.

Artikel 25 Buitenlandse dienstreis 

  • 1 Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed onder overeenkomstige toepassing van het Reisbesluit Buitenland.

  • 2 Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling dan wel een reis in IPO- of in SNN- verband, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist.

Artikel 26 Meereizen echtgenoot/ partner 

  • 1 De kosten genoemd in de artikelen 22, 24 en 25 voor het meereizen van echtgeno(o)t(e) c.q. partner op een binnenlandse c.q. buitenlandse reis komen voor rekening van de gedeputeerde. De gedeputeerde vergoedt de provincie hiervoor de daadwerkelijke meerkosten.

  • 2 In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten besluiten dat de in het eerste lid vermelde kosten van de echtgeno(o)t(e) c.q. partner van de gedeputeerde ten laste van de provincie komen, wanneer diens aanwezigheid noodzakelijk of wenselijk is voor de uitoefening van de functie en in het provinciaal belang.

Artikel 27 Cursus, congres, seminar of symposium 

  • 1 De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.

  • 2 De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe bij gedeputeerde staten een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.

Artikel 28 Computer en internetverbinding 

  • 1 Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden ten laste van de provincie in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

  • 4 Op aanvraag ontvangt de gedeputeerde een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast.

  • 5 De gedeputeerde ondertekent voor het bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 29 Mobiele telefoon  

  • 1 Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4 De gedeputeerde wordt jaarlijks 15% van de totale gesprekskosten in rekening gebracht. 

 Artikel 30 Spaarloonregeling 

De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling dan wel een daarvoor in de plaats tredende regeling.

Artikel 31 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten 

De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 32 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 

  • 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als statenlid of gedeputeerde;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 33 Reis- en verblijfkosten 

  • 2 Aan het in het eerste lid bedoelde commisielid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 34 Buitenlandse excursie of reis 

  • 1 Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd.

  • 3 De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 35 Betaling van kosten 

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of

  • c.

    een provinciale creditcard.

Artikel 36 Declaratie van vooruit betaalde kosten 

  • 1 Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 22, 24, 25, 26, 31 en 33 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2 Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 37 Rechtstreekse facturering bij de provincie 

  • 1 De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 22, 24, 25, 26, 27 en 31 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie.

  • 2 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3 Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 38 Gebruik creditcard 

  • 1 De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 22, 24, 25, 26 en 31 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard.

  • 2 Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3 De provinciesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. De creditcard mag niet worden gebruikt voor het opnemen van contant geld.

  • 4 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 5 Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 6 Bij beëindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7 Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie.

Artikel 39 Wijzing verstrekkingen en vergoedingen  

De in deze verordening opgenomen voorwaarden met betrekking tot verstrekkingen en vergoedingen zullen door het college van Gedeputeerde Staten worden aangepast indien de fiscale voorwaarden of mogelijkheden hier omtrent wijzigen. 

Hoofdstuk Vl Citeertitel en inwerkingtreding 

Artikel 40 Citeertitel 

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Fryslân 2011.

Artikel 41 Overgangsrecht en Slotbepalingen 

  • 1 De bepalingen van deze verordening treden – met uitzondering van hetgeen onder lid 7 is bepaald, in werking op de eerste van de maand na de dag na uitgifte van het provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst.

  • 2 Op de datum inwerkingtreding zoals bedoeld in het eerste lid worden, de verordening Vergoedingen Staten- en Commissieleden d.d. 19-03-2003, de verordening Rechtspositie Gedeputeerden Provincie Fryslân d.d. 21-04-2004 en de verordening Rechtspositie leden Provinciale Staten provincie Fryslân 1996 d.d. 06-11-1996 nr. 10 ingetrokken.

  • 3 De artikelen 25 en 26 zijn van overeenkomstige toepassing op de Commissaris van de Koningin. Hoofdstuk V is van overeenkomstige toepassing op de Commissaris van de Koningin voor zover andere wettelijke regelingen zich daartegen niet verzetten.

  • 4 Artikel 2a werkt terug tot 1 januari 2009;

  • 5 artikel 5 werkt terug tot 1 januari 2011.

  • 6 Artikel 11 van deze verordening werkt terug tot 12 maart 2003.

  • 7 Artikel 12 treedt in werking in werking vanaf de dag waarop de leden de eed (verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 14 en artikel 40a van de Provinciewet afleggen na de verkiezingen van Provinciale Staten van 2 maart 2011 (11 maart 2011).

Ondertekening

 Leeuwarden, 9 maart 2011 

voorzitter J.A. Jorritsma

plv. griffier G. Kraak