Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Moerdijk

Algemene Subsidieverordening gemeente Moerdijk 1998 (INGETROKKEN)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMoerdijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening gemeente Moerdijk 1998 (INGETROKKEN)
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening gemeente Moerdijk 1998 (INGETROKKEN)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Publicatiedatum onbekend

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4.2
  3. Gemeentewet 148

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-199801-07-2009nieuwe regeling

16-07-1998

De Moerdijkse Bode

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Moerdijk 1998

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 16 juli 1998;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 juli 1998;

gelet op de artikelen 148 en 149 van de Gemeentewet, de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MOERDIJK 1998

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Accountantsverklaring:

      een verklaring omtrent het onderzoek van een (register) accountant naar de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de verstrekte informatie en de gedeclareerde subsidie. Deze verklaring strekt zich niet alleen uit tot de rechtmatigheid maar ook tot een doelmatige en doeltreffende besteding van het toegekende subsidie.

    • b.

      Activiteit:

      de activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd. Zo mogelijk worden de prestaties in meetbare termen gedefinieerd.

    • c.

      Activiteitenplan:

      een plan dat een overzicht geeft van door de rechtspersoon voorgenomen activiteiten, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten, alsmede de relatie van de voorgenomen activiteiten met het gemeentelijk beleid. BenW kunnen beleidsregels vaststellen m.b.t. de inhoud van een activiteitenplan. Deze planverplichting geldt alleen voor de instelling die door burgemeester en wethouders is aangewezen.

    • d.

      Beleidsregel:

      een besluit, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift(verordening), dat een algemene regel geeft voor het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan en is vastgesteld door de raad of burgemeester en wethouders.

    • e.

      Boekjaar:

      onder boekjaar wordt een kalenderjaar verstaan.

    • f.

      Bestuursorgaan:

      als bestuursorgaan in de zin van deze verordening worden beschouwd de raad c.q. burgemeester en wethouders of krachtens schriftelijk mandaat aangewezen ambtenaren.

    • g.

      Budgetsubsidie

      Subsidie voor de uitvoering van activiteiten waarvan het gemeentebestuur deze naar aard, inhoud, omvang en beoogde effecten wil beïnvloeden en daarover met aanvrager overeenstemming wenst te verkrijgen.

    • h.

      Incidentele subsidie:

      een eenmalige subsidie dat het gemeentebestuur verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of experimenteel karakter, bijvoorbeeld bij oprichting van een instelling of als eenmalige waardering van activiteiten (evenementen) of als garantiesubsidie.

    • i.

      Instelling:

      zie definitie rechtspersoon

    • j.

      Rechtspersoon:

      een rechtspersoon als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek die zich zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de Moerdijkse bevolking ten doel stelt.

    • k.

      Reserve:

      Totaal vrij besteedbaar vermogen van de rechtspersoon. Burgemeester en wethouders stellen ter zake nadere beleidsregels op.

    • l.

      Subsidie:

      de aanspraak op financiële middelen door het gemeentebestuur verstrekt aan een instelling, rechtspersoon, groep van natuurlijke personen of een natuurlijke persoon met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

    • m.

      Subsidiebeschikking:

      een schriftelijk besluit tot subsidieverlening waarbij een omschrijving van te leveren activiteiten, de maximale hoogte en eventuele subsidievoorwaarden worden meegedeeld.

    • n.

      Subsidieovereenkomst:

      de overeenkomst die door de instelling en het gemeentebestuur kan worden gesloten ter

      uitwerking van de subsidiebeschikking. Daarin worden in elk geval aangegeven:

      de looptijd van het subsidie, de maximale hoogte van het subsidiebedrag, de te verrichten activiteiten, de doelgroep m.b.t. de te leveren activiteiten en de wijze waarop deze verantwoord moeten worden.

    • o.

      Subsidieperiode:

      het in de subsidiebeschikking en/of de overeenkomst overeengekomen tijdvak waarvoor het subsidie is verstrekt.

    • p.

      Subsidieplafond:

      het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens een bepaald wettelijk voorschrift, zoals een verordening of op basis van een incidenteel besluit.

    • q.

      Subsidievaststelling:

      de beschikking waarbij het bedrag van subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

    • r.

      Uitwerkingsovereenkomst:

      zie definitie subsidieovereenkomst.

    • s.

      Voorziening:

      een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover deze als zodanig door burgemeester en wethouders als redelijk is aangemerkt. Burgemeester en wethouders kunnen ter zake beleidsregels vaststellen.

    • t.

      Voorzieningenplan:

      een plan waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de rechtspersoon meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen.

    • u.

      Waarderingssubsidie:

      een subsidie die het gemeentebestuur verstrekt als waardering indien het bepaalde activiteiten van belang acht zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden. Waarderingssubsidie kan ook in de vorm van een budgetsubsidie worden verleend, met in achtneming van het gestelde in deze definitie.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring door de gemeente Moerdijk, tenzij het bevoegd gezag anders bepaalt.

Artikel 3 Algemene eisen

  • 1.

    In het algemeen worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door rechtspersonen.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend ten behoeve van (een groep van) natuurlijke personen, dan wel aan natuurlijke personen die voornemens zijn een rechtspersoon op te richten, die voornemens zijn georganiseerde activiteiten te verrichten. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden dan - voorzover mogelijk - overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Subsidie kan worden verleend, indien de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd in het belang is van de plaatselijke gemeenschap. Subsidie kan niet worden verleend ten behoeve van kerkelijke, levensbeschouwelijke en politieke activiteiten.

    Bij wettelijk voorschrift of beleidsregel kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria die voor die verstrekking worden vastgesteld. Hierbij kunnen ook regels worden vastgesteld met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden.

  • 4.

    Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats, indien de instelling zelf de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

Artikel 4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag tot subsidieverlening dient voor een door burgemeester en wethouders nader te bepalen datum van de periode voorafgaand aan het kalenderjaar ingediend te worden tenzij het gaat om aanvragen ingevolge de artikelen 23 en 24.

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      het activiteitenplan, tenzij redelijkerwijze kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is;

    • b.

      de begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van het subsidie niet van belang is;

    • c.

      de omvang van een eventuele reserve;

    • d.

      een voortschrijdend meerjaren activiteitenplan voor de periode van maximaal vier jaar volgend op het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzien van een gespecificeerde raming van de inkomsten en de uitgaven;

    • e.

      een voorzieningenplan;

    • f.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ter zake van de aanvraag een formulier vaststellen.

  • 4.

    Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • e.

      een ledenlijst.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan rechtspersonen vrijstelling verlenen van de verplichtingen, neergelegd in leden 2 en 4.

  • 6.

    Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze buiten behandeling te laten.

    Dit geldt eveneens ten aanzien van aanvragen die weliswaar tijdig maar niet volledig zijn ingediend.

    Het gemeentebestuur geeft de instelling een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, kan het gemeentebestuur eveneens besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen.

Artikel 5 Inspraak (omgaan met instelling)

  • 1.

    Burgemeester en wethouders treden in overleg met instelling teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de activiteiten (prestaties), de overige subsidievoorwaarden en - voorzover van toepassing - over de (uitwerkingsovereenkomst), zoals bedoeld in artikel 10 en de door de gemeente ter beschikking te stellen middelen, tenzij daarvan met toestemming van de instelling wordt afgezien.

    Burgemeester en wethouders kunnen ter zake de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaren (gelegenheid tot indienen van een zienswijze tegen het voorgenomen besluit).

  • 2.

    Leidt zulks tot overeenstemming dan stellen burgemeester en wethouders de gemeenteraad voor te besluiten tot subsidiëring overeenkomstig het overeengekomen.

  • 3.

    Leidt zulks niet tot overeenstemming dan maken burgemeester en wethouders in het voorstel aan de gemeenteraad om al dan niet tot subsidiëring over te gaan, in ieder geval melding van de afwijkende opvatting van de instelling en geven zij gemotiveerd aan waarom zij die opvatting niet delen.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken slechts subsidie op grond van de lijst die door de raad is vastgesteld, tenzij deze bevoegdheid aan burgemeester en wethouders is gedelegeerd.

  • 2.

    Een wettelijke basis voor subsidiëring is niet vereist indien:

    • a.

      subsidiëring geschiedt in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar;

    • b.

      het betreft subsidiëring in incidentele gevallen en de subsidie voor ten hoogste vier jaar wordt verstrekt.

  • 3.

    Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan het voorbehoud worden gemaakt, dat voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld.

    Het voorbehoud vervalt, indien het gemeentebestuur daarop niet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

    Het beroep op het voorbehoud geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het gemeentebestuur ook in het voorgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden. In andere gevallen geschiedt het beroep op het voorbehoud door een intrekking overeenkomstig artikel 20 of 21.

  • 4.

    Het gemeentebestuur maakt het te verwachten subsidieplafond bekend vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld; bij die bekendmaking wordt de wijze van verdeling vermeld, wordt gewezen op de mogelijkheid tot verlaging van dat plafond, eventueel per cluster, en de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen om subsidie.

  • 5.

    Subsidieverlening geschiedt door burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het gemeentebestuur weigert een subsidie die op wettelijk voorschrift berust of een incidentele subsidie wegens het ontbreken van voor verstrekking beschikbare gelden, indien het subsidieplafond bij verstrekking zou worden overschreden.

  • 2.

    1 Het gemeentebestuur weigert een instelling subsidie indien haar activiteiten niet zijn gericht op de gemeente of aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente.

  • 2.

    2 Voorts wordt subsidie geweigerd indien niet wordt voldaan aan het gestelde in de aanhef van lid 3 van artikel 3.

  • 3.

    Het gemeentebestuur kan een subsidie weigeren indien gegronde vrees bestaat dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager in strijd met de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften zal handelen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van het subsidie van belang zijn.

  • 4.

    Het gemeentebestuur kan een subsidie voorts weigeren indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is of in surséance van betaling verkeert, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 8 Meerjarige subsidie

  • 1.

    De gemeenteraad kan voor een kalenderjaar of voor een bepaald aantal (maximaal 4 jaar) kalenderjaren subsidie verlenen.

  • 2.

    Indien het subsidie voor twee of meer kalenderjaren wordt verleend, kan aan de subsidie de verplichting verbonden worden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van het subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening kan vermelden welke gegevens de subsidieontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 9 De subsidiebeschikking

  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar genomen.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening staat:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend en - indien nodig - de vermelding dat deze omschrijving later kan worden uitgewerkt in een overeenkomst;

    • b.

      het (maximale) bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald of het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 3.

    Als de subsidie wordt verleend in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, wordt in de beschikking tot subsidieverlening het tijdvak vermeld waarvoor de subsidie wordt verleend.

  • 4.

    Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het gemeentebestuur of uitsluitend de aanvrager een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

    • a.

      de aanvrager meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening, of

    • b.

      de aanvrager aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het gemeentebestuur of van de aanvrager, heeft plaatsgevonden.

Artikel 10 Subsidieovereenkomst

  • 1.

    Ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 11 Voorschriften (voorwaarden)

  • 1.

    De rechtspersoon is gehouden de activiteiten (prestaties) te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsidiebeschikking en - voorzover van toepassing - in de uitwerkingsovereenkomst.

  • 2.

    Het gemeentebestuur kan aan een beschikking tot subsidieverlening voorschriften (voorwaarden) verbinden.

  • 3.

    De voorschriften kunnen ondermeer verplichtingen bevatten met betrekking tot:

    • a.

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      de voor het vaststellen van de subsidie te verstrekken gegevens en bescheiden;

    • d.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor een derde;

    • e.

      de verwezenlijking van het doel van de subsidie, met dien verstande, dat voor zover de subsidie op een wettelijk voorschrift berust hierin bij of krachtens wettelijk voorschrift moet zijn voorzien;

    • f.

      een verzekeringsplicht.

  • 4.

    Voorschriften inhoudende verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen aan de beschikking worden verbonden, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald en voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 5.

    De voorschriften kunnen na subsidieverlening worden uitgewerkt in een overeenkomst voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Tussen burgemeester en wethouders en de instelling vindt gestructureerd overleg plaats over de voortgang van de gemaakte afspraken. Tevens brengt de instelling alsdan verslag uit over de activiteiten in de eerste zes maanden van het subsidiejaar en geeft de instelling een prognose voor de tweede zes maanden.

Artikel 13 Jaarrapportage

  • 1.

    Uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar brengt de rechtspersoon verslag uit van de door haar in het kalenderjaar uitgevoerde activiteiten (prestaties) conform daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde richtlijnen en tevens wordt over deze periode een financiële verantwoording en verslaglegging overgelegd.

  • 2.

    Uiterlijk 16 weken na afloop van de periode waarvoor budgetsubsidie is toegekend, dan wel de in het afzonderlijk besluit opgenomen termijn, wordt een verslag en een financiële verantwoording over de budgetperiode ingediend.

Artikel 14 Accountantsverklaring

Indien het jaarlijks in zijn totaliteit aan de rechtspersoon toegekende subsidie meer dan € 34.033,52 bedraagt, dient de in artikel 13 genoemde rapportage uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar voorzien te zijn van een accountantsrapport zoals in de begripsbepalingen nader is omschreven.

Artikel 15 Controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd controle uit te oefenen op de betrouwbaarheid van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde rapportages.

  • 2.

    De administratie van de rechtspersoon dient zodanig ingericht te zijn dat deze controle op eenvoudige wijze mogelijk is. Burgemeester en wethouders kunnen ter zake aanwijzingen geven.

  • 3.

    De rechtspersoon is verplicht door burgemeester en wethouders aangewezen personen inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 16 De subsidievaststelling

  • 1.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van het subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor het subsidie wordt verstrekt.

  • 3.

    Jaarlijks geeft de instelling welke een waarderingssubsidie heeft ontvangen binnen 12 weken na afloop van het kalenderjaar op eenvoudige wijze overzicht van de in het kalenderjaar verrichte activiteiten en kosten.

Artikel 17
  • 1.

    Het gemeentebestuur stelt het subsidie vast na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor het subsidie is verleend. Deze vaststelling geschiedt door burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Degene aan wie het subsidie is verleend, dient hiertoe een aanvraag in.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk binnen 4 maanden na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 4.

    Indien de aanvraag niet of niet tijdig ingediend, kan het subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 18
  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van het subsidie geeft aan of de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de subsidieverlening, tenzij het subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Voorts wordt bij de aanvraag rekening en verantwoording afgelegd omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van het subsidie van belang zijn.

Artikel 19

Vaststelling van het subsidie kan geschieden voor een lager bedrag dan verlening van het subsidie indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de aanvrager heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • d.

    de aanvraag tot vaststelling van de subsidie niet of niet tijdig is ingediend.

Artikel 20 Intrekking, wijzigingen en beëindiging

Het gemeentebestuur kan, zolang het subsidie niet is vastgesteld, een beschikking tot subsidieverlening onder meer intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • c.

    met toepassing van artikel 6, derde lid, een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 21
  • 1.

    Het gemeentebestuur kan een beschikking tot subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan het subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld.

    • b.

      De subsidievaststelling kan vijf jaar na bekendmaking niet meer worden gewijzigd of ingetrokken.

HOOFDSTUK 5 BIJZONDERE VORMEN VAN SUBSIDIERING

Artikel 22 Beleidsregels

  • 1.

    De gemeenteraad kan beleidsregels vaststellen, op basis waarvan de aangewezen instellingen worden gesubsidieerd.

  • 2.

    In deze beleidsregels kan worden aangegeven welke artikelen van deze verordening niet van toepassing zijn.

  • 3.

    De raad is bevoegd de vaststelling van beleidsregels te delegeren aan burgemeester en wethouders.

Artikel 23 Waarderingssubsidie

  • 1.

    Het gemeentebestuur kan een subsidie als waarderingssubsidie aanmerken, indien hij de doelstelling en feitelijke werkzaamheden van de aanvrager wenst te waarderen zonder deze, of slechts in beperkte mate, naar aard, omvang of beoogde effecten te willen beïnvloeden.

  • 2.

    Hoofdstuk 3 van deze verordening is van toepassing, tenzij anders wordt bepaald.

  • 3.

    Aan een instelling kan gedurende een meerjarige periode een jaarlijkse waarderingssubsidie worden verleend. Ter zake stellen burgemeester en wethouders een nader beleid vast.

Artikel 24 Incidentele subsidie

  • 1.

    Onder een incidentele subsidieaanvraag (zie begripsomschrijving) wordt verstaan een aanvraag, die betrekking heeft op een activiteit, die verricht wordt in het jaar, waarin de subsidieaanvraag gedaan wordt.

  • 2.

    De aanvraag dient uiterlijk drie maanden voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt te worden ingediend, vergezeld van een gespecificeerde begroting met toelichting en een beschrijving van de geplande activiteit, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten.

  • 3.

    Indien een aanvraag niet 3 maanden tevoren is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze buiten behandeling te laten. Burgemeester en wethouders beslissen op aanvragen m.b.t. incidentele subsidies.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen eisen, dat na afloop van de gesubsidieerde activiteit binnen een door hen te bepalen termijn de rechtspersoon een afrekening alsmede een verslag van de activiteit indient.

  • 5.

    Hoofdstuk 3 van deze verordening is van toepassing, tenzij anders wordt bepaald.

HOOFDSTUK 6 FINANCIELE ASPECTEN

Artikel 25 Betaling en terugvordering

  • 1.

    Het subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 26 Voorschotten

  • 1.

    Het gemeentebestuur kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2.

    Bij de subsidievaststelling worden betaalde voorschotten verrekend met het bedrag van het vastgestelde subsidie.

Artikel 27

De verplichting tot betaling van het subsidie of een voorschot wordt opgeschort indien het gemeentebestuur het voornemen bekend heeft gemaakt de subsidieverlening of -vaststelling ten nadele van de subsidieontvanger in te trekken of te wijzigen.

Artikel 28

Een onverschuldigd betaald subsidiebedrag of voorschot kan worden teruggevorderd tot vijf jaar na de subsidievaststelling, de intrekking of wijziging daarvan.

Artikel 29

Het is de instelling toegestaan overschotten ten opzichte van het toegekende subsidie, voor zover deze niet het gevolg zijn van het niet realiseren van de afgesproken prestaties zoals in de concrete subsidiebeschikking zijn omschreven, te reserveren tot een maximum reservering van 20% van de subsidie. Reserveringen die dat bedrag overschrijden worden in overleg tussen burgemeester en wethouders en instelling conform de doelstellingen van de instelling aangewend.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen in individuele gevallen van een of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.

Artikel 31 Liquidatie instelling

  • 1.

    De instelling informeert burgemeester en wethouders over het voornemen tot liquidatie.

  • 2.

    Subsidies en voorschotten worden bij liquidatie teruggegeven aan de aan de gemeente Moerdijk.

  • 3.

    Een batig saldo van de liquidatierekening van de instelling wordt door burgemeester en wethouders bestemd zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van de instelling.

Artikel 32 Overgangsbepaling

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de bestaande subsidieverordeningen zoals deze onderscheidenlijk zijn vastgesteld door de gemeenteraden van de voormalige gemeenten Zevenbergen, Klundert, Willemstad, Standdaarbuiten en Fijnaart en Heijningen.

Tot en met 1998 kunnen aanvragen worden ingediend op basis van de hiervoor genoemde verordeningen. Dit geldt echter slechts voor verenigingen die in 1997 subsidie hebben aangevraagd en verleend hebben gekregen. Vanaf 1 januari 1999 geschiedt de subsidieverlening en vaststelling voor deze verenigingen op basis van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 33 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1-8-1998.

  • 2.

    Met ingang van die datum vervallen:

    • -

      subsidieverordening "zorg en welzijn gemeente Zevenbergen", vastgesteld op 23 november 1993;

    • -

      algemene subsidieverordening gemeente Klundert, vastgesteld op 30 januari 1996;

    • -

      deelverordeningen amateuristische kunstbeoefening, sport, heemkundekring "Die Overdraghe", peuterspeelzalen, muziekonderwijs, evenementen, jeugd- en jongerenwerk, volksculturele uitingen, buurt- en speeltuinverenigingen, vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen, alle vastgesteld op 30 januari 1996;

    • -

      subsidieverordening plaatselijke verenigingen 1994 (gemeente Standdaarbuiten), vastgesteld op 23 december 1993;

    • -

      subsidieverordening welzijn en (jeugd-)sport (gemeente Willemstad),vastgesteld op 19 juni 1990;

    • -

      algemene subsidieverordening specifiek welzijn (gemeente Fijnaart en Heijningen),vastgesteld op 5 oktober 1995;

    • -

      verordening inzake de subsidiëring van het jeugdwerk, de jeugdsport en de jeugdrecreatie in de gemeente Fijnaart en Heijningen),vastgesteld op 5 oktober 1995;

    • -

      verordening op het toekennen van gemeentelijke subsidies aan muziek- en zangverenigingen in de gemeente Fijnaart en Heijningen, vastgesteld op 5 oktober 1995;

    • -

      verordening, regelende het verlenen van gemeentelijke bijdragen in de kosten van het volgen van muziekonderwijs aan de muziekscholen, vastgesteld op 5 oktober 1995.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als "Algemene Subsidieverordening gemeente Moerdijk 1998".

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 16 juli 1998.

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Moerdijk 2007

1. Algemeen

Op 1 januari 1998 is een nieuw onderdeel van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Dit onderdeel bevat in titel 4.2 een algemeen wettelijk kader voor subsidies. Daarmee heeft de wetgever beoogd het ondoorzichtige en diverse subsidierecht te uniformeren en van een deugdelijke en heldere juridische structuur te voorzien. Verder moet de wettelijke regeling bijdragen aan een betere beheersbaarheid van de overheidsuitgaven. De belangrijkste elementen uit de wettelijke regeling zijn:

  • a.

    een ruime definitie van het begrip subsidie: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten ".

    Bijdragen met het karakter van een inkomensvoorziening, als uitkeringen op het terrein van de sociale uitkeringen en de huursubsidie, vallen niet onder het begrip subsidie. Ook een gewone commerciële transactie is geen subsidie. Denk hierbij aan de overheid die allerlei goederen of diensten inkoopt. Dan is er geen subsidie, omdat tegenover de verstrekking een reële economische tegenprestatie staat. De afgrenzing is wel eens moeilijk. Zo lijkt (op grond van jurisprudentie) er in ieder geval sprake van een subsidie als de betaling minder dan de kostprijs bedraagt.

  • b.

    subsidieverlening mag alleen plaatsvinden op grond van een wettelijk voorschrift, in casu een subsidieverordening, waarin in ieder geval is geregeld voor welke activiteiten subsidie verstrekt kan worden.

  • c.

    subsidieverlening moet bij beschikking waarin ieder geval geregeld is:

    • *

      voor welke activiteiten subsidie wordt verleend;

    • *

      de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden;

    • *

      het subsidiebedrag c.q. de berekeningswijze van het bedrag.

    Dat betekent dus dat het niet mogelijk is om een subsidie bij overeenkomst te verlenen. Het is wél mogelijk aan de beschikking de voorwaarde te verbinden, dat er een uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan waarin bepaalde voorwaarden nader worden uitgewerkt. De overeenkomst kan vooral gebruikt worden voor het uitwerken van de te verrichten activiteiten, voor het nader omschrijven van de meetbare prestaties waarop later afgerekend wordt.

  • d.

    het subsidiesysteem bestaat in beginsel uit twee fases:

    • *

      eerst subsidieverlening: de aanspraak op subsidie, mits de activiteiten overeenkomstig de verplichtingen verricht worden;

    • *

      daarna subsidievaststelling: de definitieve afrekening op basis van de rekening en verantwoording van de subsidieontvanger;

  • e.

    een algemene regeling met betrekking tot het weigeren van subsidie, het opleggen van verplichtingen, het intrekken, wijzigen, beëindigen van subsidierelaties e.d.;

  • f.

    mogelijkheden tot beheersing van de overheidsuitgaven via:

    • *

      een subsidieplafond: een limiet m.b.t. de uitgaven voor een bepaalde subsidie; of

    • *

      een begrotingsvoorbehoud: subsidieverstrekking onder voorwaarde van goedkeuring of vaststelling van de begroting.

2. Uitgangspunten van de Algemene subsidieverordening 2007

Bij het opstellen van de Algemene subsidieverordening 2007 (ASV) zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

a Wettelijke grondslag

De hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht is dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Dit wettelijke voorschrift kan een bijzondere subsidieverordening zijn of de Algemene subsidieverordening, welke in ieder geval een omschrijving moet bevatten van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend. Hoofdstuk 8 van de Algemene subsidieverordening verordening 2007 vormt die wettelijke grondslag, waarbij de uitwerking kan plaatsvinden in nadere beleidsregels van het college.

b Aansluiting bij wet

De nieuwe regels dienen zo nauw mogelijk aan te sluiten bij - het systeem van - de Algemene wet bestuursrecht. Waar de wet een regeling bevat voor een bepaald onderwerp, maar tegelijk de mogelijkheid laat afwijkende regels te stellen, wordt van deze mogelijkheid alleen gebruik gemaakt wanneer bijzondere redenen daarvoor aanwezig zijn.

c Technische en actuele aanpassingen

Bij de redactie van de verordening is rekening gehouden met de terminologie van de wet Dualisering gemeentebestuur. Zo is bijvoorbeeld: ‘Burgemeester en wethouders’ vervangen door ‘college’. Ook de beleidsterreinen welke voor subsidie in aanmerking komen zijn geactualiseerd (artikel 8.1.). Verder is rekening gehouden met de nieuwe regelgeving in het kader van het Besluit Beheer en Verantwoording (BBV) waarin de controle verscherpt is op met name het aspect rechtmatigheid.

d Uniformiteit

De ASV biedt een integraal juridisch kader voor de diverse subsidiesoorten, subsidiesystemen en subsidieverdelingmethodieken die in de gemeentelijke praktijk gehanteerd worden:

  • *

    subsidiesoorten zijn de subsidievormen die in de praktijk worden onderscheiden. Zo kennen we budgetsubsidies, project- en waarderingssubsidies.

  • *

    subsidiesystemen zijn "tweetrapssubsidies": subsidies die eerst worden verleend en later vastgesteld worden, en "ééntrapssubsidies": subsidies die alleen worden vastgesteld;

  • *

    subsidieverdelingsmethodieken zijn de traditionele verdelingsmethodiek volgens het "die-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-principe" en de prioriteringsmethodiek. Volgens de laatste methode wordt voorrang gegeven aan de in een bepaalde periode ontvangen aanvragen, waarvan het honoreren op beleidsmatige gronden het meest belangrijk wordt gevonden.

3. Reikwijdte concept ASV, wettelijke en buiten wettelijke subsidies

De ASV bevat, in samenhang met titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, het algemene juridische kader voor het gemeentelijk subsidieproces. Er is naar gestreefd om zoveel mogelijk algemene zaken te regelen in de ASV zodat slechts de specifieke afwijkingen en/of doelbewuste keuzes in bijzondere subsidieverordeningen of nadere beleidsregels van het college geregeld moeten worden.

De ASV bevat naast enkele inhoudelijke voorschriften, zoals bijvoorbeeld de weigeringsgronden genoemd in artikel 3.6., vooral procedurevoorschriften. De werking van de ASV strekt zich in beginsel uit tot alle gemeentelijke subsidies. Alleen bij bijzondere subsidieverordening of bij bijzonder besluit tot het verlenen van subsidie, kan van de ASV worden afgeweken. Mede vanwege deregulering en uniformiteit is het streven het aantal afwijkingen zoveel mogelijk te beperken.

a Wettelijke subsidies

Hoofdstuk 8 heeft een meer inhoudelijke strekking. De hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht is – zoals al eerder gezegd - dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift of een bijzondere subsidieverordening, welke in ieder geval een omschrijving moet bevatten van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend. Hoofdstuk 8 van de verordening vormt die wettelijke grondslag in de vorm van het benoemen van de betrokken beleidsterreinen. Volstaan kan worden met een globale omschrijving van de beleidsterreinen. Uitwerking vindt plaats in nadere beleidsregels van het college. waarin de volgende zaken geregeld kunnen worden:

b. Buitenwettelijke subsidies

Naast de wettelijke subsidies kent het systeem ook buitenwettelijke subsidies. Hierbij moet men denken aan spoedeisende subsidie, een subsidie op grond van een begrotingspost of een subsidie in een incidenteel geval (zie ook artikel 4:23, derde lid onderdeel a respectievelijk onderdelen c en d) van de Algemene wet bestuursrecht.

De buitenwettelijke subsidies op grond van een a) begrotingspost en b) spoedeisende subsidies vallen niet onder de verordening. Omdat veel subsidies een incidenteel karakter hebben valt deze vorm van subsidiëring wel onder de verordening.

c Toepassing afdeling 4.2.8. van de wet

Er zijn nogal wat (rechts-)personen die jaarlijks een budgetsubsidie van de gemeente ontvangen. Hoewel die instellingen en hun activiteiten zeer uiteenlopen, hebben subsidies doorgaans een aantal kenmerken gemeen. Zij worden vaak gedurende langere perioden verstrekt, veelal in een jaarlijkse cyclus. De aanvraag van de verlening wordt veelal vergezeld door een begroting en een activiteitenplan, de aanvraag van de vaststelling veelal door een jaarverslag en/of jaarrekening, waarbij de laatste doorgaans van een goedkeurende accountantsverklaring moet zijn voorzien. Het gaat meestal om aanzienlijke subsidiebedragen, waarvan de ontvangende instelling voor zijn inkomsten in belangrijke mate of zelfs geheel afhankelijk is. In de wet is een afdeling 4.2.8. opgenomen waarin de standaardregels voor dit soort langdurige subsidierelaties zijn opgenomen.

4. Artikelsgewijze toelichting

Considerans

De wettelijke grondslag van deze concept verordening wordt gevormd door de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht, hierna wet. De ASV 2007 moet dus in nauwe samenhang met de wet worden gelezen. Definities die in de wet worden gegeven (bijvoorbeeld het begrip subsidie zelf of het subsidieplafond in artikel 4:22 van de wet) komen niet voor in de begripsbepaling van deze verordening. In de toelichting op de bepalingen van deze concept verordening wordt wel steeds naar de artikelen in de wet verwezen. Behalve rechtstreeks aan de wet gerelateerde bepalingen bevat de ASV 2007 "autonome" bepalingen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

Het begrip "subsidie" is gedefinieerd in artikel 4:21 van de wet: “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten ". Zie verder ook onder Algemeen onder a van deze toelichting.

Artikel 1.2

Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verlenen subsidies, tenzij voor de verstrekking van subsidies een bijzondere subsidieverordening van kracht is. De gemeenteraad kan ook bij een specifiek besluit tot het verlenen van subsidie onderdelen van de ASV 2007 buiten toepassing verklaren. In lid 2 onder e. is onder andere geregeld dat de verordening niet van toepassing is op de buitenwettelijke subsidies (artikel 4:23, lid 3, a en c van de wet).

Artikel 1.3

In deze bepaling legt de gemeenteraad de bevoegdheid om subsidie te verlenen bij het college. In het tweede lid wordt het college bevoegd verklaard ter uitvoering van de ASV 2007 nadere beleidsregels vast te stellen.

Artikel 1.4

Op grond van de artikelen 4:25 en 4:26 van de wet kan een subsidieplafond worden vastgesteld. Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Door het vaststellen van een dergelijk plafond wordt een open-eind regeling voorkomen. Opgemerkt wordt dat artikel 4:25, lid 2 van de wet uitdrukkelijk aangeeft dat de subsidieaanvraag geweigerd moet worden als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Samen met de mogelijkheid van artikel 4:28 van de wet om in geval van het verlenen van subsidie voorafgaand aan het vaststellen van de begroting een begrotingsvoorbehoud te maken, is de beheersbaarheid van de gemeentelijke subsidieuitgaven dan optimaal geregeld.

Artikel 1.5

Volgens dit artikel is de prioriteringsmethodiek uitgangspunt voor het verdelen van subsidiebedragen waarbij een subsidieplafond is vastgesteld. Het college is bevoegd aan te geven op welke wijze de beschikbare subsidie wordt verdeeld. Hierbij kan gedacht worden aan het volgende. De subsidie gaat in principe naar die activiteiten die het meeste bijdragen aan het doel van de subsidieregeling. Als op dit punt geen splitsing kan worden gemaakt, gelden andere criteria zoals de prijs-kwaliteitverhouding en het feit of er sprake is van een subsidieaanvrager die gevestigd is in de gemeente Moerdijk. Als deze methodiek niet toepasbaar is omdat de aanvragen niet voor een bepaalde datum binnenkomen, geldt de die-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode.

Artikel 1.6

In lid 2 is de mogelijkheid opgenomen dat ook subsidie kan worden verstrekt aan bijvoorbeeld instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid. De wet onderscheid namelijk een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid en met beperkte rechtsbevoegdheid. Van de formele rechtspersoon zijn de statuten, in tegenstelling tot de informele rechtspersoon, opgenomen in een notariële akte.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikelen 2.1, 2.2 en 2.3

Er wordt onderscheidt gemaakt tussen diverse aanvraagprocedures. Aan een aanvraag om een budget-subsidie worden zwaardere eisen gesteld dan aan de aanvraag om een waardering- of projectsubsidie.

HOOFDSTUK 3 DE BESLISSING OP DE AANVRAAG

Artikel 3.1

In dit artikel is vastgelegd dat in beginsel het tweetraps-subsidiesysteem geldt:

eerst wordt een besluit tot het verlenen van de subsidie genomen;

daarna, na afloop van de activiteit of het boekjaar, volgt een besluit tot het vaststellen van de subsidie.

Artikel 3.5

Omdat bestuursorganen geen onoverzienbare financiële verplichtingen willen aangaan (en ingevolge artikel 4:32 van de wet in principe ook niet mogen aangaan), worden subsidies voor deze voortdurende activiteiten veelal voor een beperkte periode verstrekt. Dat kan op verschillende manieren.

Denkbaar is dat de subsidie voor bijvoorbeeld vier jaar wordt verleend, maar telkens na een jaar gedeeltelijk wordt vastgesteld. Bij de meeste duursubsidies vindt echter ieder jaar een nieuwe verlening en een nieuwe vaststelling plaats.

Artikel 3.6

In het tweede lid van artikel 4:25 van de wet is bepaald dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door deze verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Artikel 4:35 van de wet bepaalt dat subsidieverlening geweigerd kan worden indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet (geheel) zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen;

  • d.

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking tot een onjuiste beschikking zou hebben geleid;

  • e.

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend.

In aanvulling hierop zijn in artikel 3.5. elf extra weigeringsgronden opgenomen.

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 4.1

Subsidieverlening moet altijd bij beschikking plaatsvinden. Dat betekent dus dat het niet mogelijk is om een subsidie alleen bij overeenkomst te verlenen.

Ook heeft de overeenkomst het voordeel dat daarin kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor subsidie is verleend. De wet verplicht de subsidieontvanger namelijk niet om de activiteiten te verrichten. Het uitgangspunt is juist dat het de gesubsidieerde te allen tijde vrijstaat om de activiteiten niet te verrichten. In het uiterste geval kunnen geschillen over een uitvoeringsovereenkomst zelf ter beoordeling worden voorgelegd aan deburgerlijke rechter.

Artikel 4.2

Artikel 4:37 van de wet geeft een aantal verplichtingen die in de vorm van een voorschrift aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden. Het gaat bijvoorbeeld om de aard en omvang van de activiteit, de te verzekeren risico's en het afleggen van rekening en verantwoording. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld gegevens worden opgevraagd indien dat voor het opstellen van het gemeentelijk beleid relevant is.

In artikel 4.2 (zie ook artikel 4:38 van de wet) wordt geregeld dat aan de subsidie ook andere verplichtingen kunnen worden verbonden. Voorwaarde is wel dat de verplichtingen moeten strekken tot het verwezenlijken van het doel van de subsidie.

Artikel 4.3

Artikel 4:37 van de wet geeft de mogelijkheid aan de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen over de administratie van de inkomsten en uitgaven en het afleggen van rekening en verantwoording. Artikel 4.3 bevat op dit punt een standaardverplichting. Het creëert ook een inzagerecht voor de subsidieverlener, zodat deze desgewenst via de boeken controle kan uitoefenen op de bestedingen van de subsidiegelden. Vooral als de subsidieontvanger bij het afleggen van rekening en verantwoording geen accountantsrapport over hoeft te leggen, kan het inzagerecht van belang zijn.

Artikel 4.4

Dit artikel regelt het afleggen van rekening en verantwoording als de (waardering-)subsidie volgens het ééntraps-systeem is verstrekt.

Artikel 4.5

Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4:72 van de wet, een facultatief wetsartikel. Behalve in die gevallen waarin de subsidie geheel gebaseerd is op de gemaakte kosten, kan het voorkomen dat de subsidieontvanger, na de ontplooiing van de activiteiten waarvoor subsidie is verkregen, geld “overhoudt”. In zo’n geval bestaat er, althans op grond van de wet, geen terugbetalingsplicht.

Op grond van voornoemd artikel kan worden bepaald dat de subsidieontvanger wordt verplicht dergelijke gelden in een egalisatiereserve te storten. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve. Daarmee kunnen tekorten in een ander (boek-)jaar worden opgevangen. Zo wordt voorkomen dat in geval van tekort een beroep op de gemeente wordt gedaan voor aanvullende subsidie. Bovendien geeft een egalisatiereserve de gesubsidieerde instelling tot op zekere hoogte de mogelijkheid een zelfstandig en flexibel beleid te voeren.

In lid 2 is bepaald dat de vorming en de maximale hoogte van de (egalisatie) reserves en voorzieningen in de beschikking tot subsidieverlening of uitvoeringsovereenkomst wordt opgenomen. De reden van deze bepaling is om mogelijk te maken dat instellingen reserves en voorzieningen opbouwen in verband met toekomstige ontwikkelingen en tegelijkertijd om te voorkomen dat subsidie ongelimiteerd tot reserveopbouw leidt.

Artikel 4.6

Bij verordening kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van subsidies voor een groot aantal handelingen de toestemming van de subsidiegever behoeft, aldus artikel 4:71 van de wet. In de concept verordening wordt echter volstaan met een meldingplicht in plaats van toestemming. Achtergrond van de bepaling is, dat het bij deze subsidies vaak gaat om grote bedragen, alsook om activiteiten waarbij de overheid zelf een groot belang heeft, omdat zij ze zelf zou moeten verrichten als de subsidieontvanger dat niet zouden doen.

Zo staat in het eerste lid onder a. dat instellingen aanmerkelijke afwijkingen tussen werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten moeten worden gemeld.

Artikel 4.7

Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4:41 van de wet, een facultatief wetsartikel. De verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken. De subsidieontvanger is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer de subsidie tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger heeft geleid. Hierbij gaat het in het bijzonder om situatie, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel waarvoor subsidie is verleend. Dit doet zich o.a. voor wanneer een instelling zichzelf ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere instelling aangaat en het mede door middel van subsidie in eigendom verworven instellingspand verkoopt. De wet geeft dat de omvang van de vergoedingsplicht moet worden vastgesteld binnen een jaar nadat het gemeentebestuur op de hoogte is geraakt van de gebeurtenis die het recht op een vergoeding deed ontstaan (rechtszekerheid). De vergoedingsplicht is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar.

HOOFDSTUK 5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 5.1 en 5.2

In artikel 5.1. is geregeld dat de subsidieontvanger van subsidies binnen drie maanden na afloop van de activiteit of tijdvak waarvoor subsidies is verleend, een aanvraag tot het vaststellen moet indienen

Artikel 5.6

Voor een budgetsubsidie geldt de verplichte eis van een goedkeurende accountantsverklaring. De accountantsverklaring vormt een waarborg tegen onjuist gebruik van die gelden. Volgens het derde lid kan van de subsidieontvanger worden gevergd dat hij de accountant ook laat onderzoeken of aan alle dan wel bepaalde subsidieverplichtingen is voldaan. Het onderscheidt tussen de in het vierde lid van dit artikel genoemde begrippen vrijstelling en ontheffing is, dat van vrijstelling sprake is wanneer een of meer categorieën van gevallen worden vrijgesteld van de verplichting van het eerste lid, en van ontheffing als het om een individueel geval gaat.

In algemene zin kan men stellen dat de instelling er voor moet zorgen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en de manier waarop daarover verantwoording wordt afgelegd, de toets van de rechtmatigheid moet kunnen doorstaan.

Artikel 5.7

De subsidieontvanger dient bij de aanvraag tot subsidievaststelling van een budgetsubsidie een goedkeurende accountantsverklaring te overleggen. Niet in alle gevallen blijkt dit mogelijk te zijn. In dat geval is het college toch bevoegd een beslissing op de subsidievaststelling te nemen.

De subsidie-ontvanger moet dan zo spoedig mogelijk (binnen 3 maanden) na de vaststelling van de subsidie door het college de accountantsverklaring overleggen. Indien de subsidieontvanger na vaststelling van de subsidie een niet-goedkeurende accountantsverklaring overlegt, is het college bevoegd de beschikking tot vaststelling van de subsidie geheel of gedeeltelijk in trekken en de vastgestelde en inmiddels betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 5.8

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst over de aanvraag tot de subsidievaststelling.

HOOFDSTUK 6 INTREKKEN EN WIJZIGEN SUBSIDIE

Artikel 6.1

Deze bepaling stoelt op artikel 4:50, eerste lid onderdeel c van de wet, dat het mogelijk maakt de al in de wet (vooral in artikel 4:48 en artikel 4:50) genoemde gronden voor het intrekken en wijzigen bij wettelijk voorschrift aan te vullen. Het tweede lid geeft het college ook de bevoegdheid tot het intrekken of wijzigen wanneer de subsidie door de gemeenteraad is verstrekt. De lengte van de procedure van een gemeenteraadsbesluit staat bij faillissement e.d. een snelle reactie in de weg.

HOOFDSTUK 8 BELEIDSTERREINEN DIE VOOR SUBSIDIE IN AANMERKING KOMEN

Subsidieverlening moet plaatsvinden op grond van een wettelijk voorschrift. Artikel 8.1. fungeert als die wettelijke grondslag.

Een algemene omschrijving van de beleidsterreinen is voldoende. Het is dan wel belangrijk om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten nader te omschrijven om te voorkomen dat heel veel activiteiten eronder vallen.

De volgende onderdelen kunnen in nadere beleidsregels nader worden uitgewerkt:

  • a

    wie kan voor welke activiteiten tot welk bedrag subsidie krijgen;

  • b

    termijnen en procedures v.w.b. aanvraag en beslissing;

  • c

    specifieke voorwaarden waaraan voldaan moet worden;

  • d

    extra weigeringsgronden;

  • e

    de wijze waarop de subsidie wordt berekend;

  • f

    aanvraagprocedure subsidievaststelling, incl. over te leggen stukken en gegevens;

  • g

    vaste beleidslijnen op het punt van prioriteiten qua honorering van aanvragen, toetsingscriteria e.d.

Doordat het college bevoegd is nadere beleidsregels vast te stellen, is het in staat om het subsidieproces te sturen in de gewenste richting. Uiteraard dient het college bij de vaststelling van de nadere regels rekening te houden met de door de raad vastgestelde of vast te stellen beleidskaders zoals de programma’s.

HOOFDSTUK 9 SLOT-BEPALINGEN EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 9.1

De gemeentebegroting maakt al jarenlang melding van subsidieontvangers met het bedrag dat maximaal aan subsidie kan worden verkregen. In die gevallen kan de verstrekking van de subsidie plaatsvinden zonder dat daarvoor de ASV wordt gevolgd. Dit vloeit voort uit artikel 4:23 lid 3 onder c Algemene wet bestuursrecht. Desondanks is in het verleden bij in de begroting vermelde subsidieontvangers de ASV gevolgd.

Het vermelden van de subsidieontvanger in de begroting leidt in de praktijk tot onduidelijkheid over de vraag of dit kan worden gezien als een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking van de raad, of dat pas van een beschikking sprake is zodra het college op de subsidieaanvraag beslist.

Daarnaast is het de vraag of de vermelding van de subsidieontvanger en het bedrag past in het dualistische stelsel waarbij de raad het begrotingskader (programma’s) vaststelt en het college belast is met de uitvoering daarvan. Om deze redenen wordt er naar gestreefd het aantal in de begroting te vermelden subsidieontvangers te beperken tot die gevallen waarbij het volgen van de ASV geen toegevoegde waarde heeft.

Daarom is ook in artikel 1.2.2. onder e. bepaald dat de Algemene subsidieverordening 2007 op begrotingspostsubsidies niet van toepassing is. Om een verantwoorde overgang te creëren naar een nieuwe situatie waarbij de gemeentebegroting geen tot slechts enkele subsidiebegrotingsposten kent is in artikel 9.1.een overgangsbepaling opgenomen waarin is bepaald dat op de subsidieontvanger die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening reeds met naam en subsidiebedrag vermeld staat in de gemeentebegroting ook na dat tijdstip de Algemene subsidieverordening 2007 van toepassing is, indien en zolang deze vermelding voortduurt.

De raad houdt de bevoegdheid om in de toekomst een besluit te nemen een subsidiebegrotingspost op te nemen. In dat geval geldt zoals gezegd de Algemene subsidieverordening 2007 niet en heeft de raad bij de aanvraag en vaststelling de nodige beleidsvrijheid.

Artikel 9.2.

De ASV 2007 is van toepassing op alle subsidies die na de inwerkingtreding worden verstrekt. Op de daarvoor verstrekte subsidies blijft de ASV 1998 van toepassing.