Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Ontheffingenbeleid hogere waardeprocedure Wet geluidhinder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOntheffingenbeleid hogere waardeprocedure Wet geluidhinder
CiteertitelOntheffingenbeleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-200727-05-2009Vervallen regeling

27-02-2007

De Leije, 14-03-2007

B&W voorstel 27-02-2007

Tekst van de regeling

Intitulé

Ontheffingenbeleid hogere waardeprocedure Wet geluidhinder

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Decentralisatie van de hogere waardeprocedure is onderdeel van de gewijzigde Wet geluidhinder die per 1 januari 2007 van kracht wordt. Door de wetswijziging gaan de bevoegdheden voor wat betreft het vaststellen van hogere waarden van Gedeputeerde Staten naar het college van burgemeester en wethouders. De belangrijkste consequentie van de wijziging van de Wet geluidhinder is dat het college van burgemeester en wethouders beleid kan(/moet) vaststellen of hogere waarden moeten worden toegestaan en zo ja, op welke criteria ontheffingsaanvragen worden beoordeeld. Indien het college geen beleid wil vaststellen, zal bij elke ontheffingsaanvraag een uitgebreide motivering moeten worden toegevoegd.

In deze beleidsnota wordt in paragraaf 2 kort ingegaan op de achtergrond van het ontheffingenbeleid. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de nieuwe regeling van de hogere waarden c.q. de decentralisatie in de Wet geluidhinder en op de vraag hoe burgemeester en wethouders de aan hen toegekende bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen kunnen uitoefenen. Daarnaast worden in paragraaf 4 de consequenties van het al dan niet overnemen van het ontheffingenbeleid van de Provincie gepresenteerd. In paragraaf 5 worden het vast te stellen beleid en de criteria gepresenteerd. Dit is het provinciale beleid dat als gemeentelijk beleid (voorlopig) kan worden overgenomen. In paragraaf 6 worden de samenvatting en conclusie gegeven.

Hoofdstuk 2 Achtergrond

De belangrijkste reden voor decentralisatie van de hogere waardeprocedure is dat het apart voorleggen van een hogere waardebesluit aan Gedeputeerde Staten weinig toevoegt aan de inhoud van de procedure en procedurele vertraging kan geven. Door de bevoegdheid tot het nemen van het hogere waardebesluit te leggen bij Burgemeester en Wethouders kunnen de verschillende belangen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening het meest direct worden afgewogen.

Hogere waardebeleid gaat om de afweging waar meer geluid op een woning wordt toegestaan en waar de geluidbelasting op een gevel niet hoog mag zijn. In bijvoorbeeld een nieuwe wijk kan door bij het ontwerp rekening te houden met geluid, ervoor gezorgd worden dat er geen geluidoverlast vanwege weg- of railverkeer of industrie ontstaat (door te voldoen aan de voorkeursgrenswaarden, bijvoorbeeld 50 dB(A) voor wegverkeers- of industrielawaai).

Midden in een dorp of stad ligt de uitgangssituatie al vast (weg/rooilijn/verkeersintensiteit) en wordt het lastig om het hier 'stil' te krijgen. Meer geluid betekent hier niet altijd meer geluidoverlast. Geluid hoort er tot op zekere hoogte bij en wordt in dat geval niet als storend ervaren en wordt algemeen geaccepteerd en er kunnen geluidwerende maatregelen worden getroffen.

Door ontheffingscriteria vast te stellen kan waar gewenst en waar nodig worden afgeweken van de voorkeursgrenswaarden tot de maximale ontheffingswaarde, zonder dat bij elke ontheffing een zeer uitgebreide motivering moet worden toegevoegd.

 

Hoofdstuk 3 Nieuwe regeling hogere waarden in de Wet geluidhinder

Paragraaf 3.1 Bevoegd gezag

De regeling tot het vaststellen van hogere waarden wordt op één plaats in de Wet geluidhinder ondergebracht. Daarnaast is geregeld dat bijna alle bevoegdheden van Gedeputeerde Staten overgaan naar het college van burgemeester en wethouders. Uitgangspunt is dat een hogere waarde wordt vastgesteld door het college van de gemeente waarbinnen de activiteit ten behoeve waarvan de hogere waarde wordt vastgesteld, zich voltrekt.

Het college van burgemeester en wethouders krijgt in de volgende gevallen de bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen:

- zones langs spoorwegen;

- zones rond gemeentelijke industrieterreinen;

- zones langs wegen;

- reconstructie van een weg als bedoeld in het onderhavige wetsontwerp.

Vanwege de koppeling van nieuwbouw met een bestemmingsplan(wijziging) is hierbij het volgende van belang:

· Wanneer het hogere waardebesluit is gerelateerd aan de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, moet dat bestemmingsplan in overeenstemming zijn met de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde hogere waarden. Als dat niet het geval is kan de gemeenteraad het bestemmingsplan niet vaststellen of herzien. Dit was ook al zo toen Gedeputeerde Staten hun goedkeuring moesten verlenen.

· Als het bestemmingsplan wel strookt met de vastgestelde hogere waarden maar de raad die hogere waarden niet wil, kan de gemeenteraad besluiten om het bestemmingsplan niet vast te stellen of te herzien. Het is daarom raadzaam dat het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad in een vroeg stadium informeert over het voornemen om één of meer hogere waarden vast te stellen.

N.b.: Omdat in grensoverschrijdende situaties beide betrokken gemeenten belanghebbende zijn is een verplichting tot overleg opgenomen.

Gedeputeerde Staten blijven bevoegd om hogere waarden vast te stellen in de volgende gevallen:

- Aanleg en wijziging van (hoofd)spoorwegen;

- aanleg en reconstructie van provinciale wegen;

- Wanneer de Minister van Verkeer en Waterstaat een weg c.q. spoorweg wil veranderen in situaties waarin de Tracéwet niet van toepassing is

- zones rond industrieterreinen van regionaal belang als zodanig aangewezen bij provinciale milieuverordening. In dergelijke situaties is het van belang dat de provincie tijdig overleg pleegt met de gemeente.

Gedeputeerde Staten blijven langs de ruimtelijke weg betrokken bij situaties waarin de hogere waarde wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Dit doordat Gedeputeerde Staten in de huidige en toekomstige Wet Ruimtelijke ordening nog beschikken over sturingsinstrumenten. Het college van Gedeputeerde Staten verleent nog steeds haar goedkeuring aan bestemmingsplannen, ook binnen de toekomstige Wet op de Ruimtelijke Ordening.

De Minister van VROM wordt op grond van dit wetsvoorstel bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden in geval van een combinatie van reconstructie en sanering van wegen.

 

Paragraaf 3.2 Nieuwe procedure

Als een gemeente een hogere waarde vaststelt is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. Indien burgemeester en wethouders bevoegd zijn de hogere waarde vast te stellen en tegelijk het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, moet het ontwerpbesluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Wanneer het besluit tot vaststelling van een hogere waarde verband houdt met de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan het ontwerp van het besluit gedurende twee weken ter inzage worden gelegd

Hoofdstuk 4 Consequentie al dan niet overnemen ontheffingenbeleid provincie

Het ontheffingenbeleid van Gedeputeerde Staten bestaat al sinds begin jaren negentig is dus beproefd en blijkt te voldoen. In 1998 is het ontheffingenbeleid op papier verschenen, zie 'Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder, wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai, Provincie Noord-Brabant, 10 februari 1998 (zie bijlage 4). De wijziging van de Wet geluidhinder heeft niet zozeer als doel het beleid ten aanzien van geluidhinder te veranderen maar om de uitvoering te verbeteren. Bij het vaststellen van ontheffingenbeleid kan het college van burgemeester en wethouders inhoudelijk dus aansluiting zoeken bij het beleid van de provincie.

Het verlenen van waarden hoger dan de voorkeursgrenswaarde is nu alleen toegestaan als maatregelen om de voorkeursgrenswaarde te bereiken op onoverkomelijke bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige of financiële aard (de politieke afweging) en als er sprake is van een van de gevallen opgesomd in de verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (een soort administratieve toets). In het wijzigingsvoorstel van de Wgh vervalt de administratieve toets. Maar aan de motivering van de besluiten om hogere waarden vast te stellen zullen strengere eisen worden gesteld. Daarnaast wordt verplichting in de vigerende wet om bij AMvB categorieën van gevallen aan te wijzen, in het wetsvoorstel vervangen door een bevoegdheid om dat te doen.

Zolang een gemeente geen eigen geluidbeleid heeft, kan het college het provinciale beleid op gemeentelijk niveau vaststellen. Indien het college dit niet doet, dient elk hogere waardebesluit uitgebreid te worden gemotiveerd. Middels het beleid en de criteria wordt de mogelijke motivatie eenmalig voor alle toekomstige ontheffingsaanvragen in beleid vastgelegd. Hiermee wordt de motivatie eenvoudiger en kan later middels het invullen van een formulier de aanvraag worden gedaan en op grond van het vastgestelde beleid, het besluit worden genomen.

Als er nieuwe algemene maatregelen van bestuur komen ter uitvoering van de nieuwe wet, zullen die "technisch" worden aangepast aan de nieuwe wet, beleidsinhoudelijk zal er niet veel veranderen.

In paragraaf 5 staan de ontheffingscriteria zoals die al meer dan 10 jaar door de Provincie worden gehanteerd en in bijlage 1 staan de voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden uit de oude en nieuwe Wet geluidhinder en het oude Besluit geluidhinder spoorwegen.

Indien gemeenten zelf bijvoorbeeld gebiedsgericht de maximale voorkeursgrenswaarden (nooit hoger dan de waarden in de Wet geluidhinder) willen vaststellen is dit ook mogelijk. Sommige gemeenten hebben al een gebiedsgericht (geluid)beleid en kunnen hierbij met het ontheffingenbeleid bij aansluiten. Maar ook in gevallen dat gemeenten nog geen geluidbeleid hebben kan redelijk eenvoudig een eigen ontheffingenbeleid worden opgesteld.

In dat geval zijn drie onderdelen nodig:

- Vaststellen van de ambitie van de gemeente (dit is eigenlijk geluidbeleid in een zeer beperkte vorm voor een klein onderdeel (ontheffingen) en hoeft niet veel tijd te kosten).

- Ontheffingenbeleid (bijvoorbeeld gebiedsgericht of aansluiten bij de te vergunnen geluidniveau's bij vergunningverlening).

- Ontheffingscriteria (eventueel) overnemen van de provincie.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze drie onderdelen zie bijlage 2.

Hoofdstuk 5 Vast te stellen ontheffingenbeleid en criteria

Bij het beoordelen van de ontheffingsverzoeken c.q. de voornemens om een hogere waarde vast te stellen wordt voor de geluidbelasting meestal uitgegaan van een prognoseperiode van 10 jaar. Hierbij wordt aangesloten bij de geldingsduur van een bestemmingsplan. Bij het vaststellen van de geluidbelasting moeten autonome ontwikkelingen, zoals de groei van het verkeer of aanleg van wegen of woonwijken (waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden), worden meegenomen. Overige te verwachten ontwikkelingen mogen worden meegenomen mits hierover op bestuurlijk niveau besluitvorming heeft plaatsgevonden of kan worden aangetoond dat binnen redelijke termijn uitvoering gegeven wordt aan in ontwikkeling zijnde plannen.

Ingevolge hoofdstuk VIIIA (nieuwe Wet geluidhinder) kan de gemeente een hogere grenswaarde vaststellen in die gevallen waarin de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting, vanwege de weg/spoorweg of industrie, van de gevels van de betrokken woningen onvoldoende doeltreffend zal zijn of er bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (hoofdcriteria).

Hieronder volgt een omschrijving van de verschillende ontheffingscriteria. Vaak gaat het om een combinatie van deze criteria.

· Bronmaatregelen zijn niet mogelijk.

· Stedenbouwkundige maatregelen zijn niet mogelijk

· Verkeerskundige maatregelen zijn niet mogelijk

· Landschappelijke bezwaren

· Financiële overwegingen

Naast de bovengenoemde hoofdcriteria moet aan één van de onderstaande subcriteria worden voldaan. Alleen dan kan worden afgeweken van de voorkeursgrenswaarde:

Voor weg- en railverkeerslawaai

Indien er sprake is van nog niet geprojecteerde[1] woningen buiten de bebouwde kom, die:

- verspreid gesitueerd worden;

- nodig zijn vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid;

- een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen;

- bestaande bebouwing vervangen;

Indien er sprake is van nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom, die:

- in een dorps- of stadsvernieuwingsplan worden opgenomen;

- door situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen;

- nodig zijn vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid;

- een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen;

- bestaande bebouwing vervangen;

Indien er sprake is van een geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerde (spoor)weg, voor zover die (spoor)weg:

- een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen.

N.b. Bij aanleg of wijziging aan een hoofdspoorweg is GS bevoegd gezag.

Daarnaast specifiek voor wegverkeerslawaai

Indien er sprake is van:

- een aan te leggen weg die een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg. (Bijvoorbeeld de aanleg van randwegen.)

Als aanvullende eis zou gesteld kunnen worden dat de woningen zullen beschikken over ten minste een geluidluwe gevel en dat bijvoorbeeld bij de indeling rekening wordt gehouden met de geluidbelaste zijde.

Daarnaast specifiek voor railverkeerslawaai

Er is sprake van nog niet geprojecteerde of geprojecteerde woningen die:

- in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden;

- in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen

- door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestische afscherming gaan vervullen voor andere woningen of voor andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen.

Daarnaast specifiek voor industrielawaai

Ook bij industrieterreinen geldt als uitgangspunt dat in nieuwe situaties zoveel mogelijk aan de voorkeursgrenswaarde moet worden voldaan. Indien afwijking toch gewenst is moet de noodzaak om af te wijken worden aangetoond. Omdat het bij industrielawaai vrijwel altijd om door derden te treffen maatregelen gaat, kan het college van burgemeester en wethouders pas verantwoord een hogere waarde vaststellen wanneer wordt gegarandeerd dat de te treffen geluidreducerende maatregelen daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd.

Indien er sprake is van nog niet geprojecteerde of geprojecteerde woningen die:

- een geluidbelasting ondervinden die gelijk is aan of lager dan het ter plaatse heersende referentieniveau.

Indien er sprake is van aanwezige of in aanbouw zijnde woningen die:

- een geluidbelasting ondervinden die gelijk is aan of lager dan het ter plaatse heersende referentieniveau;

Als aanvullende eis wordt gesteld dat bij alle lawaaisoorten de woningen zullen beschikken over tenminste een geluidluwe gevel en dat bijvoorbeeld bij de indeling rekening wordt gehouden met de geluidbelaste zijde, zodat voldoende verzekerd is dat de verblijfsruimten en de tot de woning behorende buitenruimte niet worden gesitueerd aan de gevel waar de hoogste geluidbelasting optreedt!

Voor een overzicht van de oude en nieuwe voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden, zie bijlage 1.

 

Hoofdstuk 6 Samenvatting en conclusie

De ontheffingsprocedure wordt per 1 januari 2007 gedecentraliseerd van de provincie naar de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders wordt dan bevoegd gezag en mag in de meeste gevallen vanaf 1 januari 2007 zelf hogere waardebesluiten nemen.

Om hogere waardebesluiten te kunnen nemen is zonder dat er ontheffingenbeleid is een uitgebreide motivatie nodig bij elke te verlenen hogere waarde. Om dit te voorkomen kan het college ontheffingenbeleid vaststellen, zodat na 1 januari 2007 de hogere waardeprocedure binnen het ruimtelijke ordeningproces, niet tot vertraging zal leiden. Hierbij is het mogelijk om het ontheffingenbeleid van de Provincie Noord-Brabant onverkort over te nemen of zelf beleid op te stellen binnen de kaders van de wet.

Overzicht voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden 1  

Onderdelen om te komen tot gemeentelijk hogere waarde beleid 2  

Indien gemeenten zelf bijvoorbeeld gebiedsgericht de maximale voorkeursgrenswaarden (nooit hoger dan de waarden in de Wet geluidhinder) willen vaststellen is dit ook mogelijk. In dat geval zijn drie onderdelen nodig:

  • 1.

    Vaststellen van de ambitie van de gemeente. Dit is het opstellen van geluidbeleid voor de gemeente voor het onderdeel ontheffingen.

  • 2.

    Ontheffingenbeleid

  • 3.

    Ontheffingscriteria, eventueel over te nemen van de provincie

1. Gemeentelijk geluidbeleidHet vast te stellen hogere waarde beleid is afhankelijk van de ambitie en/of het geluidbeleid van de betreffende gemeente. In veel gevallen moet het opstellen van beleid en vaststellen nog gebeuren. Soms heeft een gemeente al een leefomgevingsplan of gebiedsgericht geluidbeleid waarbij kan worden aangesloten.Als voorbeeld het beleid van de Gemeente Eindhoven: De gemeente Eindhoven heeft haar Milieuvisie vastgesteld waarin zij haar milieuambities 2030 heeft verwoord. De ambitie is minder hinder. Voor het aspect duurzaamheid betekent dit dat door structurele verkeersmaatregelen doorgaand verkeer buiten het centrum om wordt geleid. Geluidhinder door verkeer op het gemeentelijke hoofdwegennet wordt beperkt door toepassing van geluidarme wegdekken en snelheidsbeperkingen. De fiets is binnen de centra het vervoermiddel bij uitstek. En geluidarm openbaar vervoer is op laagdrempelige wijze voor alle inwoners beschikbaar.Bedrijven hebben noodzakelijke bronmaatregelen getroffen en zorgen er continu voor dat geluidemissies zo beperkt mogelijk worden gehouden. Met de realisatie van een stadsdistributiesysteem zijn vervoersbewegingen van zwaar vrachtverkeer naar de bewoonde stadscentra gereduceerd tot nul. De laad- en losactiviteiten bij bevoorrading van of expeditie vanuit bedrijven vinden inpandig plaats om geluidhinder te voorkomen. Voor het aspect leefbaarheid geldt dat de kwaliteit van de leefomgeving mede wordt bepaald door de geluidhinder door weg- en railverkeer en bedrijven. De gemeentelijke infrastructuur is voorzien van stille wegdekken. Waar dit onvoldoende is zorgen wallen en schermen voor het gewenste geluidsklimaat.

2. OntheffingenbeleidUit de ambitie van een gemeente blijkt welke richting het hogere waarde beleid heeft. Als dit gebiedsgericht is kan bijvoorbeeld langs hoofdstroomwegen in stads/dorpscentra 65 dB(A) worden toegestaan, de rest binnenstedelijk 55 dB(A) en overig 50 dB(A). Voor uitleggebieden kan ook van 55 dB(A) worden uitgegaan. Met hierbij als uitgangspunt dat bij een nieuw gebied nog voldoende ruimte/vrijheid is om middels afstand van een weg en/of stil wegdek dit geluidniveau te bereiken.Het is ook mogelijk om aan te sluiten bij het referentieniveau. In de berekeningen voor het referentieniveau wordt ervan uitgegaan dat het referentieniveau gelijk is aan de geluidbelasting vanwege wegverkeer min 10 dB. Dit betekent dat de hogere waarden gelijk mogen zijn aan de te vergunnen geluidniveaus plus 10 dB, uit tabel 4 van de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening', 1998. Dit betekent concreet voor:- Landelijke omgeving: 50 dB(A), - rustige woonwijk: 55 dB(A), - woonwijk in de stad: 60 dB(A).Als speciaal geval kan hieraan worden toegevoegd: - Langs drukke wegen: 65 dB(A)In het ontheffingen beleid kan ook worden vastgelegd wat men doet met bijvoorbeeld recreatiewoningen of woningsplitsing en uitbreidingen van bestaande woningen.Als voorbeeld het ontheffingenbeleid van de Gemeente Eindhoven: Aan het ontheffingenbeleid ligt wat wij nastreven in de Milieuvisie 2030 met betrekking tot geluidhinder ten grondslag. Daarnaast laten wij ons leiden door het normenstelsel van de Wet geluidhinder. Er zal een strikt ontheffingenbeleid worden gevoerd dat een weerspiegeling is van het geformuleerde beleid en dat recht doet aan het stelsel van de Wet geluidhinder. In uitleggebieden[2] zal daarom in principe geen ontheffing worden verleend.3. CriteriaHet handigst is om de ontheffingscriteria van de Provincie over te nemen. Er zijn echter ook andere criteria mogelijk, maar ze kunnen ook strik of minder strikt worden toegepast. Dit kan ook worden vastgelegd.

Overzicht voorkeursgrenswaarden, maximale ontheffingswaarden en binnenniveau per gebouwsoort 3  

 

Geluidgevoelige bestemmingen

Wegverkeerslawaai

Railverkeerslawaai

Industrielawaai

 

Voorkeurs-grens-waarde

Maximale ontheffingswaarde

Binnen-niveau

Voorkeurs-grens-waarde

Maximale ontheffings-waarde

Binnen-niveau

Voorkeurs-grens-waarde

Maximale ontheffings-waarde

Binnen-niveau

 

 

stedelijk gebied

buiten-stedelijk gebied

 

 

 

 

 

 

 

A

48 dB 50 dB(A)

63 dB 65 dB(A)

53 dB55 dB(A) 58 dB60 dB(A)

33 dB35 dB(A)

55 dB57 dB(A)

68 dB70 dB(A)

33 dB37 dB(A)

50 dB(A)

55 dB(A)

35 dB(A)

B

48 dB50 dB(A)

63 dB65 dB(A)

53 dB55 dB(A)

28 dB30 dB(A)33 dB35 dB(A)

55 dB57 dB(A)

68 dB70 dB(A)

28 dB30 dB(A)33 dB35 dB(A)

50 dB(A)

55 dB(A)

30 dB(A)33 dB35 dB(A)

C

48 dB50 dB(A)

63 dB65 dB(A) 

53 dB55 dB(A)

33 dB35 dB(A)28 dB30 dB(A)

55 dB57 dB(A)

68 dB70 dB(A)

 33 dB35 dB(A)28 dB30 dB(A)

50 dB(A)

55 dB(A)

35 dB(A)30 dB(A)

D

48 dB50 dB(A)

53 dB55 dB(A)

53 dB55 dB(A)

28 dB30 dB(A)28 dB30 dB(A)

55 dB57 dB(A)

68 dB70 dB(A)

28 dB30 dB(A)28 dB30 dB(A)

50 dB(A)

55 dB(A)

30 dB(A)30 dB(A)

E

53 dB55 dB(A)48 dB50 dB(A)

58 dB60 dB(A)53 dB55 dB(A)

58 dB60 dB(A)53 dB55 dB(A)

----

55 dB57 dB(A)55 dB57 dB(A)

58 dB60 dB(A)63 dB65 dB(A)

----

55 dB(A)50 dB(A)

55 dB(A)55 dB(A)

----

F

--

--

--

38 dB40 dB(A)

--

--

38 dB40 dB(A)

--

--

40 dB(A)

 

Ontheffingenbeleid Provincie Noord-Brabant 4  

--

Procedure vaststellen hogere waarden 5  

 

Vooroverleg: Initiatiefnemers met gemeente

1. Aanvraag

Uitvoeren akoestisch onderzoek incl. bron- of overdrachtsmaatregelenIndienen aanvraag door initiatiefnemers 1)Beoordelen verzoek 2)

Verzoek om aanvullende informatieOverleg met buurgemeente

Toetsen verzoek aan beleid

2. Ambtelijke beoordeling

Opstellen en motiveren ontwerp collegebesluitInspraak

Inschrijven bij kadaster

Inspraak

3. Vaststellen besluit 3)

College van B&W

4. Vaststellen bestemmingsplan

Gemeenteraad

 

Fase

Stappen

1)

De aanvraag (kan ook door onervaren partijen) moet minimaal de volgende informatie bevatten:

-

De verzochte hogere waarde;

-

De redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen

-

De resultaten van het akoestisch onderzoek. In het akoestisch onderzoek moet naar voren komen:

o

Geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen indien geen maatregelen worden getroffen

o

Doeltreffendheid maatregelen (kosten versus effect) om te voldoen aan voorkeursgrenswaarde

o

Doeltreffendheid maatregelen (kosten versus effect) om overschrijding voorkeursgrenswaarde zo klein mogelijk te maken

o

Heersende geluidbelasting bij reconstructie

-

Indien relevant een overzicht van de gecumuleerde geluidbelasting

-

Een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen dat wordt voldaan aan het wettelijk binnenniveau

2)

Als de gemeente aanvrager en indiener is, is een functionele scheiding tussen aanvrager en beoordelaar gewenst.

3)

De door B&W vastgestelde hogere grenswaarde moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan.

 

Procedure en termijnen 6  

 

Actie

Termijn

Nevenacties

Grondslag

Opstellen ontwerp-ontheffingsbesluit

Binnen 16 weken na het in behandeling nemen van de aanvraag

Art 4.18 Awb

 

Ontwerp-ontheffingsbesluit ter inzage

6 weken (2 weken in het geval van een artikel 19 WRO-procedure)

- kennisgeving ontwerpbesluit- openbare zitting- indienen reacties

Art. 3.11 lid 1 Awb, art. 110c lid 2 Wgh

B&W nemen een besluit

Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht binnen vier weken.

- algemene bekendmaking- mededeling aan de insprekers

Art. 3.18 lid 4 Awb

Of binnen zes maanden na ontvangst verzoek (tenzij aanvullende informatie is gevraagd, opschorten termijn)

- Inschrijving van de hogere waarde bij het kadaster (indien adres bekend, bij globaal bestemmingsplan wachten op uitwerking)

Art. 3.18 lid 1 en 2 Awb

Indienen bezwaren

Binnen zes weken na het verzenden van de beschikking

 

Art. 6.7 Awb

Heroverweging

Binnen zes weken na de bezwarentermijn

 

Art. 7.10 lid 1 Awb

of ten hoogste binnen tien weken na bezwarentermijn

 

Art. 7.10 lid 3 Awb

Beroep bij RvS

Binnen 6 weken na verzending heroverweging

 

Art. 6.7 Awb

[1] Nog niet geprojecteerde woningen zijn nog niet opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan.

[2] Uitleggebieden zijn woonwijken die worden ontwikkeld buiten de bebouwde kom. Hiervoor gelden de voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden die van toepassing zijn voor woningen buiten de bebouwde kom. Vaak is er voldoende ruimte en is er geen goede motivatie om hogere waarden toe te staan.