Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011
CiteertitelBeleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlagenWerkinstructie krediethypotheek en pandrecht exb-2016-26890

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201101-06-2011Onbekend

12-05-2011

Rijssens Nieuwsblad

12-05-2011

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011

 

 

Artikel 1. Algemeen

  • 1.

    Er bestaat geen recht op bijstand als er sprake is van vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen indien belanghebbende dit te gelde kan maken door bezwaring, verdere bezwaring of verkoop.

  • 2.

    Indien er sprake is van vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen en van belanghebbende kan niet worden verlangd dit ten gelde te maken, moet belanghebbende een intentieverklaring ondertekenen, dat hij bereid is een krediethypotheek te vestigen. Als belanghebbende hiertoe niet bereid is, wordt het verzoek om bijstand afgewezen wegens het niet meewerken aan de vestiging van krediethypotheek of pandovereenkomst.

  • 3.

    Bijstand om niet kan worden verleend als niet kan worden verlangd dat het vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen te gelde wordt gemaakt en de bijstand voor de kosten van levensonderhoud over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan één minimum netto maandloon genoemd in artikel 37 Wet werk en bijstand, hierna te noemen (WWB).

  • 4.

    Bijstand om niet kan worden verleend indien het vermogen, verbonden in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen, lager is dan het vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 sub d WWB

Artikel 2. Geldlening

  • 1.

    Indien niet van belanghebbende verlangd kan worden dat het vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen te gelde wordt gemaakt, wordt bijstand voor algemene bestaanskosten en bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, voorzover deze bijzondere bijstand meer bedraagt dan €2.500,00, verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van krediethypotheek dan wel hypotheek en/of pandrecht.

  • 2.

    Aan belanghebbende van een zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen wordt een geldlening verstrekt indien het vermogen verbonden in de woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 sub d van de WWB.

  • 3.

    De geldlening is ten hoogste de waarde van de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, sub d, van de WWB.

  • 4.

    Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of pandrecht, wordt daartoe mede gerekend de eventuele bijstand in de kosten genoemd in lid 6.

  • 5.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering. Taxatie vindt plaats door een beëdigd taxateur voor onroerende zaken die door burgemeester en wethouders in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen of door een gemeentelijk taxateur.

  • 6.

    De kosten verbonden aan de taxatie en de hypotheekakte, de inschrijving van de hypotheek of pandrecht, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. Voor deze kosten kan bijstand worden verleend. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, en in het geval aan belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend, in de vorm van bijzondere bijstand.

  • 7.

    Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden genoemd in artikel 3. Deze bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte en de verklaring tot pandrecht.

Artikel 3. Aflossing van de geldlening

  • 1.

    Aflossing van de geldlening vindt rentevrij plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 2.

    Jaarlijks dient een bedrag van 10% van de hoofdsom te worden terugbetaald.

  • 3.

    De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 4.

    Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld.

  • 5.

    Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB, dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt geen aflossing gevergd. Tevens wordt geen aflossing gevergd indien belanghebbende een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaar (WWIK) ontvangt.

  • 6.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stellen burgemeester en wethouders, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 7.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in lid 6 wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 8.

    Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van 10 jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar.

Artikel 4. Rentevordering

  • 1.

    Indien na toepassing van artikel 3 van deze beleidsregels en na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks de wettelijke rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 3.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen rente kan betalen wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4.

    Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 5. Verkoop of vererving van de woning

  • 1.

    Bij verkoop of bij vererving van de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen en (indien het een echtpaar betreft) bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2.

    Bij verkoop van de zelf bewoonde woning met bijbehrend erf, woonschip of woonwagen wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders kan na toepassing van het gestelde in het eerste lid, aan belanghebbende een nieuwe geldlening verleend worden, eveneens onder verband van hypotheek of pandrecht voor de aankoop van een andere woning, woonschip of woonwagen. Dit kan tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning, woonschip of woonwagen.

  • 3.

    Indien bij verkoop van de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 6. Overige bepalingen

  • 1.

    Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening onder verband van hypotheek of pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of pandrecht.

  • 2.

    Indien na een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening onder verband van hypotheek of pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, dient er een nieuwe hypotheek of pandovereenkomst gevestigd te worden op basis van het dan actueel vastgestelde vermogen.

  • 3.

    Aan de belanghebbende wordt dit in de beëindigingbeschikking medegedeeld.

  • 4.

    Indien belanghebbende hierom verzoekt kan een opgave verstrekt worden van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

  • 5.

    In voorkomende gevallen zijn de beleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011 ook van toepassing op de doelgroep die valt onder de Wet investeren in jongeren.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: “Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011”.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden met ingang van 1 juni 2011 in werking.

 

Aldus vastgesteld op 12 mei 2011 door burgemeester en wethouders.

 

A.C. van Eck, secretaris

A.C. Hofland, burgemeester

 

Werkinstructie krediethypotheek en pandrecht

[Klik hier om het document te downloaden]