Organisatie | Hendrik-Ido-Ambacht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht. |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-06-2005 | 02-10-2015 | Onbekend | 09-05-2005 De Kombinatie, 26-05-2005 | 0502262 |
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet, met dien verstande dat onderscheid gemaakt wordt in:
1* budgetsubsidie: een subsidie waarbij een instelling voor een bepaald subsidiejaar een bedrag wordt toegekend voor de uitvoering van een overeengekomen activiteitenpakket dat past binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;
2* waarderingssubsidie: een subsidie waarbij een instelling voor een bepaald subsidiejaar een bedrag wordt toegekend voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;
3* incidentele subsidie: de subsidie die wordt toegekend ten behoeve van een eenmalige activiteit op het terrein van het welzijn;
4* accommodatiesubsidie: de subsidie die wordt toegekend ten behoeve van het bouwen of renoveren van een accommodatie van een instelling.
Een subsidie kan, naast de in artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen, geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
De verplichting tot betaling van een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de instelling schriftelijk kennis geven van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de artikelen 25, 26, 29 of 38, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
HOOFDSTUK 2: VERPLICHTINGEN VAN DE GESUBSIDIEERD INSTELLINGEN
Paragraaf 2.1 Eisen aan de administratiecontrole
Artikel 9 Inrichting administratie
De administratie van een instelling wordt zodanig ingericht dat de activiteiten, de bezittingen, de schulden, het eigen vermogen en financiële resultaten van de instelling inzichtelijk worden weergegeven.
De instelling is verplicht op verzoek van of namens het college inzage te verlenen in de administratie en de notulen van bijeenkomsten en vergaderingen, alsmede de inlichtingen te verstrekken, die voor de subsidieverlening of de subsidievaststelling, dan wel ter beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie nodig zijn.
Paragraaf 2.2 Verplichtingen bij wijzigingen
De vergoeding wordt vastgesteld naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de vermogensvorming heeft bijgedragen binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat, in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken, wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de instelling wordt ontvangen.
Het democratisch functioneren is gericht op een daadwerkelijke medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid van werknemers en vrijwillige werkers, van deelnemers aan de activiteiten en afnemers van producten van een instelling en gaat gepaard met openbaarheid van informatie en openheid van oordeel- en besluitvorming.
HOOFDSTUK 3: BUDGETGESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN
Paragraaf 3.1 Subsidieverlening
Artikel 19 Eerste subsidieaanvraag
Een eerste subsidieaanvraag die niet voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvragen zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid, worden ingediend wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen, tenzij de termijnoverschrijding naar het oordeel van het college verschoonbaar is.
Artikel 22 Weigering subsidie voor een nieuw tijdvak
Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidies verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Paragraaf 3.2 Subsidieverantwoording en subsidievaststelIing
Artikel 23 Meldingsplicht aanmerkelijke verschillen
Een instelling is verplicht om, indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, daarvan onverwijld mededeling te doen aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Artikel 27 Subsidieverantwoording
Indien een instelling een subsidie ontvangt die tussen de €25.000,-- en €75.000,-- bedraagt wordt bij de subsidieverantwoording een verklaring van een accountant-administratieconsulent overgelegd, waaruit blijkt dat het financiële verslag voldoet aan artikel 4:78 van de wet gestelde voorschriften en of het overzicht van de gerealiseerde activiteiten dan wel prestaties, voor zover hij dat overzicht kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.
Indien een instelling een subsidie ontvangt die €75.000,-- of meer bedraagt wordt bij de subsidieverantwoording een verklaring van een registeraccountant overgelegd, waaruit blijkt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het overzicht van de gerealiseerde activiteiten of prestaties, voor zover hij dat overzicht kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.
Artikel 29 Vaststelling van de subsidie
Indien het college, ondanks het tijdig en correct indienen door de instelling van zowel de aanvraag tot subsidievaststelling als de subsidieverantwoording, niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn de subsidievaststelling heeft afgegeven, wordt de subsidie vastgesteld conform het door de instelling gevraagde bedrag bij de aanvraag tot vaststelling, met dien verstande dat de subsidie niet hoger kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is bepaald.
HOOFDSTUK 4: WAARDERINGSGESUBSIDIEERDE INSTELLINGEN
Paragraaf 4.1 Subsidieverlening
Artikel 30 Eerste subsidieaanvraag
Een instelling die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, dient voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, worden ingediend, een aanvraag in vergezeld van de volgende stukken:
de door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten over, voorzover mogelijk, de laatste twee jaren voorafgaande aan het jaar waarin de eerste subsidieaanvraag wordt ingediend, alsmede een toelichting op deze jaarstukken en een rapport van een registeraccountant of een administratiekantoor. Indien de gevraagde subsidie minder bedraagt dan € 1.500,-- kan volstaan worden met een verklaring van een kascommissie;
HOOFDSTUK 5: OVERIGE en SLOTBEPALINGEN
Artikel 37 Intrekking en wijziging subsidieverlening
1 Indien een instelling, na schriftelijke aanmaning door het college, niet voldoet aan de bepalingen van deze verordening, kan het college besluiten de jaarlijkse beschikking aan te passen dan wel de verleende subsidie terug te vorderen.
2.Een eventueel te verrekenen bedrag kan in mindering worden gebracht op toe te kennen subsidies.
Artikel 38 Intrekking en wijziging subsidievaststelling
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop de subsidievaststelling is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Het college van burgemeesters en wethouders kan in individuele gevallen besluiten één of meer bepalingen uit deze verordening buiten toepassing te laten, voor zover toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.