Organisatie | Hoogeveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Activiteitenfonds 2006 |
Citeertitel | Verordening Activiteitenfonds 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Geen
Gemeentewet, artikel 147, 149
Regeling activiteitenfonds
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2011 | 01-01-2012 | wijziging artikel 1, 2, 4 en 5 | 15-09-2011 K.v.H. 04-10-2011 | 11.0031444 |
Indien onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening zou leiden tot een klaarblijkelijke hardheid, kunnen burgemeester en wethouders in individuele gevallen daarvan afwijken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 11 januari 2007.
De griffier, De voorzitter,
J.P. Wind, W.P.M. Urlings
De Verordening Activiteitenfonds is de uitwerking van een onderdeel van het gemeentelijk armoedebeleid. De bedoeling van de verordening is tweeledig.
In de eerste plaats worden mensen er mee gestimuleerd om te participeren in het sociale leven in de gemeente Hoogeveen. Op die manier wordt een (kleine) bijdrage geleverd aan het voorkomen van vereenzaming en daarmee gepaard gaande problemen.
In de tweede plaats heeft de verordening een zuiver financiële bedoeling: mensen in staat stellen deel te nemen aan activiteiten waar ze zelf niet voldoende middelen voor hebben.
Het karakter van de verordening is tot op zekere hoogte een "raam-karakter".
De verordening regelt in grote lijnen wat de rechten en plichten van de aanvragers zijn. In nadere regels geeft het college een verdere invulling. Op die manier liggen enerzijds rechten en plichten duidelijk vast en anderzijds is er de ruimte om flexibel en slagvaardig beleid te maken.
De verordening diende te worden gewijzigd omdat is gebleken dat op bepaalde onderdelen in de praktijk niet op een juiste wijze kon worden toegepast. Voor 2005 is dit opgelost middels een aanvullende beleidsregel, maar aanpassing van de verordening is een meer correcte oplossing.
De meest in het oog springende wijzigingen zijn:
Ter vereenvoudiging van de regeling is de mogelijkheid gecreëerd om de vergoeding voor een meerpersoonshuishouden vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid. Reden hiervoor was dat bepaalde activiteiten niet zijn toe te rekenen aan een bepaald gezinslid, zoals het schotel/kabeltv-abonnement, een gezinsabonnement voor het zwembad of een abonnement op een tijdschrift.
In het eerste lid is een omschrijving van begrippen gegeven die in positieve zin afwijkt van de begrippen in de WWB: de hier gekozen systematiek is eenvoudiger. Alleen wat betreft de gelijkstelling van gehuwden met ongehuwd samenwonenden is aansluiting gezocht bij het - inmiddels algemeen gangbare - bepaalde in de WWB.
Een kind behoort tot het gezin van zijn ouder(s), wanneer hij bij zijn ouder(s) inwoont.
In het vervolg van de verordening wordt bepaald dat kinderen geen zelfstandig recht op een uitkering hebben, maar dat de ouder mede voor de kinderen recht heeft.
Een belangrijk onderdeel van de verordening is de inkomensgrens: wanneer is iemands inkomen zo laag, dat hij onder deze verordening moet vallen.Het norminkomen wordt vastgesteld:
De van toepassing zijnde normbedragen zijn de vinden in de artikelen 21, 22 en 23 van de WWB. Er wordt geen rekening gehouden met inwonende kostgangers, kinderen met eigen inkomsten e.d. Ofwel, met de medebewonersystematiek uit de Verordening toeslagen en verlagingen WWB wordt geen rekening gehouden.
Het begrip inkomen is gedefinieerd naar de meest voorkomende situaties. De meeste mensen ontvangen immers als werknemer of zelfstandige inkomen uit arbeid, dan wel ze ontvangen een sociale zekerheidsuitkering of alimentatie.
Tot de kosten van sportactiviteiten worden gerekend:
Tot de kosten van culturele activiteiten worden gerekend:
Niet tot de kosten van culturele activiteiten worden gerekend:
Tot de kosten van educatieve activiteiten worden gerekend:
Niet tot de kosten van educatieve activiteiten worden gerekend:
a.de kosten van schriftelijke cursussen.
Verder is uitdrukkelijk bepaald dat het niet gaat om een gehele of gedeeltelijke vergoeding van kosten, maar om een tegemoetkoming. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat met deze uitkering niet wordt beoogd alle genoemde kosten voor rekening van de gemeente te laten komen, maar de aanvrager te stimuleren met een vergoeding. Het is dus goed mogelijk dat de aanvrager ook financieel zelf moet bijdragen.
Vanzelfsprekend is het recht op een uitkering gekoppeld aan het wonen in gemeente Hoogeveen. Daarbij zal in elk geval gelet worden op de inschrijving in het GBA.
Omdat de mogelijkheid bestaat om de aanvraag in te dienen tot en met het eerste kwartaal volgende op het jaar waarop de kosten betrekking hebben, moet worden voorkomen dat de kosten en het inkomen betrekking hebben op verschillende jaren.
Minderjarige kinderen hebben geen eigen recht op een uitkering. De ouder heeft dat recht, voor zichzelf èn voor zijn kinderen.
Het college stelt een formulier vast waarmee de aanvraag moet worden ingediend. Omdat niet een veelheid aan informatie wordt gevraagd, zal er sprake kunnen zijn van een tamelijk eenvoudige aanvraagprocedure.
Enerzijds wordt bij de aanvrager de verplichting gelegd het recht op een uitkering met schriftelijke bewijsstukken te onderbouwen. Anders gezegd, het is vrijwel uitgesloten dat een uitkering wordt toegekend zonder dat er een bewijsstuk van gemaakte of te maken kosten aanwezig is. Anderzijds hoeft de aanvrager slechts aannemelijk te maken dat recht op uitkering bestaat. Derde lid
De aanvrager kan een aanvraag betreffende de kosten gemaakt in het vorig kalenderjaar tot uiterlijk 1 april van het daarop volgend kalenderjaar indienen. Vierde lid
In dit lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen dat gehuwden voor elkaar de uitkering kunnen aanvragen.
Maximale vergoeding bij inkomen tot 120% is 100% van het door het college vastgestelde bedrag per gezinslid. Het college bepaalt in het armoedebeleid de hoogte van het te vergoeden bedrag. Dit bedrag wordt in het huis-aan-huis blad gepubliceerd. Tweede lid
Vaak zijn activiteiten niet aan een individueel gezinslid toe te rekenen, bijv. de kosten van een schotel/kabeltv-abonnement, de kosten van een abonnement op een tijdschrift of een gezinsabonnement op een zwembad. Deze kosten kunnen daarom worden toegerekend aan het gehele gezin i.p.v. tot aan één van de gezinsleden.
Ingeval van een meerpersoonshuishouden is er daarom voor gekozen om de vergoeding voor het gezin vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid. Dat betekent dat een echtpaar met 3 minderjarige kinderen in totaal maximaal € 425,00 (5 x € 85,00) kan ontvangen (inkomen tot 120%). Bedragen van 2006, deze kunnen door het college jaarlijks worden gewijzigd.
In dit artikel is geregeld dat in een aantal voor de hand liggende gevallen een beschikking wordt herzien en de ten onrechte verstrekte uitkering wordt teruggevorderd.
Het college heeft de bevoegdheid nadere regels voor de uitvoering te stellen.
In incidentele gevallen kan het voorkomen dat deze verordening leidt tot klaarblijkelijke hardheid. Dit artikel biedt in zo'n geval een opening toch een uitkering te verlenen. Een voorbeeld is de situatie van een minderjarige die zelfstandig woont wegens een problematische gezinssituatie.
Een aantal categorieën worden uitgesloten van de regeling.
In dit lid is bepaald dat de periode waarop een besluit betrekking heeft, bepalend is voor de vraag welke regels gelden. Met andere woorden, wanneer iemand bijvoorbeeld alsnog een uitkering over 2005 wil ontvangen of zijn uitkering over 2005 veranderd wil zien, wordt daarop besloten op grond van de regels die in 2005 golden.