Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 1994 |
Citeertitel | Monumentenverordening 1994 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | bouwen en wonen |
Deze regeling vervangt de Monumentenverordening gemeente Breda.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1995 | 13-10-2011 | Nieuwe regeling | 28-04-1994 Het Stadsblad Breda, 02-12-1994 | Onbekend |
Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten
In de gemeentelijke monumentenlijst worden ten aanzien van het beschermde monument opgenomen: de plaatselijke aanduiding, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling alsmede een korte beschrijving van het beschermde monument, waarbij zonodig de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.
Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumenten geplaatst.
Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, dan wel worden geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant, worden met ingang van de dag waarop het betreffende besluit onherroepelijk wordt geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
De artikelen 4 en 6 vinden overeenkomstige toepassing ten aanzien van het
afvoeren van beschermde monumenten van de gemeentelijke monumentenlijst en het aanbrengen van wijzigingen in de gemeentelijke monumentenlijst.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om het bepaalde in artikel 4,
eerste en tweede lid, in voorkomende gevallen in samenhang met artikel 7,
Indien op een bezwaarschrift wordt besloten tot intrekking van een besluit tot plaatsing van een monument op de gemeentelijke monumentenlijst treedt dit besluit, voor wat betreft de intrekking, in werking op de dag volgende op die waarop de termijn, waarbinnen daartegen beroep kon worden ingesteld, is geëindigd.
Indien naar aanleiding van de uitspraak op een beroepschrift wordt besloten tot intrekking van een besluit tot plaatsing van een monument op de gemeentelijke monumentenlijst treedt dit besluit, voor wat betreft de intrekking, in werking op de dag volgende op die waarop de termijn, waarbinnen daartegen beroep kan worden ingesteld, is geëindigd.
Hoofdstuk 3 Vergunning met betrekking tot beschermde gemeentelijke monumenten
Een vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, wordt bij burgemeester en wethouders aangevraagd.
In het geval binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, een of meer bezwaarschriften zijn ingediend, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de vergunning in aansluiting op de in het eerste lid genoemde termijn buiten werking blijft tot nadat er zes weken zijn verstreken na de beslissing op die bezwaarschriften.
Hoofdstuk 6 Gemeentelijke archeologische belangrijke plaatsen
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het verbod in het eerste lid, indien de belangen waarvoor het perceel is aangewezen als archeologisch belangrijke plaats voldoende zijn beschermd doordat:
een en ander gedurende een door de rechthebbende(n) en burgemeester en wethouders in overleg vast te stellen redelijke termijn.
Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende tengevolge van enig besluit op grond van deze verordening schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kent de raad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Verzoeken tot plaatsing of afvoeren van panden op, respectievelijk van, de gemeentelijke monumentenlijst, alsmede verzoeken om vergunning, ingediend op grond van de ingevolge het eerste lid vervallen verordening en waarop nog geen beslissing is genomen, worden geacht te zijn ingediend op grond van deze verordening.