Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bronckhorst

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2011 

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBronckhorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2011 
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Bronckhorst 2011

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 4 en 5 Wet maatschappelijke ondersteuning
  2. art. 15 lid 1 en 19 lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201101-05-2012Nieuwe regeling

26-05-2011

Contact, 31 mei 2011

Z27453 RD11-00391

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2011 

 

De raad van de gemeente Bronckhorst;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders 19 april 2011;

gelet op de artikelen 4, 5, 15 lid 1 en 19 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

overwegende dat het noodzakelijk is om voorzieningen te treffen om de beperkingen die een persoon heeft om te kunnen participeren in de samenleving te compenseren;

Besluit:

In te trekken de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2010;

vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2011

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de ondersteuningsvrager behorend.

  • b.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • c.

    Algemene Wmo-voorziening: een voorziening op het terrein van zorg en welzijn die voor elke burger zonder tussenkomst van de gemeente toegankelijk is en ondersteuning biedt bij de ervaren beperkingen dan wel een voorziening op het terrein van zorg en welzijn die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • d.

    Beperkingen: aantoonbare moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten, zoals opgenomen in het International Classification of Functions, Disabilities and Health (ICF).

  • e.

    Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst: de door het college op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringsregels en bedragen.

  • f.

    Budgethouder: een persoon aan wie als gevolg van deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • g.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, bijvoorbeeld het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • h.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.

  • i.

    Compensatieplicht: de algemene verplichting aan het college om personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem door het treffen van voorzieningen, op de onderdelen als genoemd in artikel 4 lid 1 van de wet, een alternatief c.q. alternatieven te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst van toepassing zijn.

  • k.

    Eigen verantwoordelijkheid: de inspanning die in redelijkheid van de ondersteuningsvrager of zijn directe omgeving kan worden verlangd om zelf een alternatief te vinden voor (de kosten van) het opheffen of verminderen van zijn beperkingen.

  • l.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsvrager.

  • m.

    Forfaitaire vergoeding: een vergoeding in de vorm van een vast bedrag dat ineens en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

  • n.

    Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

  • o.

    Gesprek: het eerste contact na een melding waarin met de ondersteuningsvrager zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk (eigen omgeving) dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

  • p.

    Goedkoopst-compenserende voorziening: de algemene of individuele voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte alternatieven het meest goedkope alternatief biedt voor het opheffen of verminderen van de beperkingen van een persoon.

  • q.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de ondersteuningsvrager de meeste nachten per jaar verblijft.

  • r.

    Individuele Wmo-voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de wet wordt aangeboden.

  • s.

    Inkomensgrens: de grens die voor een persoon of voor personen gevormd wordt door 120% van de geldende uitkeringsnorm in het kader van de Wet werk en Bijstand.

  • t.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • u.

    Mantelzorger: een persoon uit de directe omgeving van een hulpbehoevende die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, langdurige zorg biedt aan de hulpbehoevende waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • v.

    Melding: de mededeling van een ondersteuningsvrager of iemand namens een ondersteuningsvrager aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

  • w.

    Ondersteuningsvrager: een inwoner van de gemeente die om ondersteuning in het kader van de wet vraagt.

  • x.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

  • y.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag die een ondersteuningsvrager gebruikt voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • z.

    Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

  • aa.

    Voorliggende voorziening: een verzamelnaam voor alle voorzieningen buiten deze verordening waarop de ondersteuningsvrager aanspraak zou moeten maken dan wel een beroep op zou moeten doen ter oplossing van de ondersteuningsvraag.

  • bb.

    Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening.

  • cc.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

  • dd.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen of te laten treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    wonen in een geschikt huis;

  • 3.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • 4.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • 6.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • 7.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • 8.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Artikel 3 Individueel maatwerk

  • 1.

    Lid 1.

    Het college gaat in gesprek met ondersteuningsvragers die het niet alleen redden en gaat samen op zoek naar een vorm van ondersteuning die recht doet aan de situatie waarin deze zich bevindt.

     

    Lid 2.

    Bij het compenseren van beperkingen die een ondersteuningsvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met zijn persoonskenmerken en behoeften, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, zijn

    financiële omstandigheden en de keuzes die hij maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat een ondersteuningsvrager geschikte keuzes maakt rekening houdend met de beperkingen die horen bij zijn individuele omstandigheden.

Artikel 4 Zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie

Een ondersteuningsvrager is zelfredzaam en in staat tot maatschappelijke participatie wanneer in gesprek blijkt dat deze zelf of met behulp van zijn eigen netwerk (omgeving) in staat is de nodige voorzieningen te regelen c.q. te laten regelen en/of te financiëren om daarmee te (kunnen blijven) participeren in de maatschappij.

Artikel 5 Beperkingen compensatieplicht

Lid 1.

Een individuele Wmo-voorziening wordt pas dan toegekend zodra blijkt dat een aanwezige voorliggende, algemeen gebruikelijke en/of algemene Wmo-voorziening niet of niet voldoende de ondervonden beperkingen compenseert en/of een algemene Wmo-voorziening niet in alle redelijkheid toegankelijk of bruikbaar is voor de ondersteuningsvrager.

Lid 2.

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen. Uitzondering hierop is de voorziening hulp bij het huishouden die in bepaalde gevallen voor een kortdurende periode geïndiceerd kan worden;

  • b.

    deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst-compenserende voorziening kan worden aangemerkt;

  • c.

    deze in overwegende mate op de ondersteuningsvrager is gericht.

Lid 3.

Géén voorziening wordt toegekend:

  • a.

    voor zover bij of krachtens enige andere wettelijke regeling aanspraak bestaat op de gevraagde voorziening of op een voorliggende voorziening waarmee kan worden voorzien in een oplossing voor de ondersteuningsvraag;

  • b.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is dan wel voor een persoon als de ondersteuningsvrager algemeen gebruikelijk is;

  • c.

    indien de ondersteuningsvrager niet woonachtig is in de gemeente Bronckhorst;

  • d.

    indien de ondersteuningsvrager zelf een alternatief kan (laten) regelen of geacht wordt dat te doen omdat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de ondersteuningsvrager behoort om een alternatief voor de beperking te vinden;

  • e.

    voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • f.

    voor zover er aan de zijde van de ondersteuningsvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • g.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de ondersteuningsvrager voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt;

  • h.

    indien deze als gevolg van de beperkingen van de aanvrager voor de aanvrager zelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico’s met zich meebrengt;

  • i.

    indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de ondersteuningsvrager zijn toe te rekenen, of tenzij de ondersteuningsvrager geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

Hoofdstuk 3 melding, gesprek en aanvraag

Artikel 6 Melding

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet, gaat een melding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    de aanvraag afkomstig is van een ondersteuningsvrager die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    de aanvraag afkomstig is van een ondersteuningsvrager die al eerder een gesprek heeft gevoerd, maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    ondersteuningsvrager of het college daarom verzoekt.

Artikel 7 Melding voor een gesprek

Een melding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de afdeling Dienstverlening van de gemeente door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 8 Het gesprek

Lid 1.

Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health (ICF) als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

 

Lid 2.

Als de ondersteuningsvrager een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de ondersteuningsvrager ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 9 Het verslag

Lid 1.

Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van de ondersteuningsvrager over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door de ondersteuningsvrager ondertekend verslag kan als aanvraagformulier, als bedoeld in artikel 10 lid 1, dienen.

 

Lid 2.

Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek, dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Artikel 10 De aanvraag

Lid 1.

Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd.

 

Lid 2.

De aanvraag dient schriftelijk of elektronisch te worden ingediend door middel van een daarvoor vastgesteld formulier, tenzij sprake is van de situatie als bedoeld in lid 1.

 

Lid 3.

Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt, wordt dit schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een meldingsformulier meegezonden, tenzij het een herindicatie of heronderzoek betreft.

Hoofdstuk 4 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 11 Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen dienen te worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het onderzoek richt zich op de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resulta(a)t(en). Het college gaat daarbij uit van de behoeften en persoonskenmerken van de ondersteuningsvrager en houdt tevens rekening met de capaciteit van de ondersteuningsvrager om zelf in de kosten van maatregelen te kunnen voorzien.

 

Lid 2.

Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene Wmo voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn en de mogelijkheden binnen het eigen netwerk (omgeving) van de ondersteuningsvrager, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 12 Een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken en sanitaire ruimte(n).

 

Lid 2.

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk. De omvang van deze hulp bij het huishouden kan uitgedrukt worden in uren en minuten per week.

 

Lid 3.

Indien de ondersteuningsvrager een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en redelijkerwijs in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

 

Lid 4. Géén individuele voorziening

Bij het te bereiken resultaat van een schoon en leefbaar huis worden geen individuele voorzieningen getroffen indien sprake is van:

  • a.

    Een ondersteuningsvraag voor in een tweede woning, vakantiewoning, recreatiewoning, kamerverhuur, AWBZ instelling, hotel/pensioen, klooster of bejaardenoord;

  • b.

    Beschikbare en redelijkerwijs bruikbare gebruikelijke zorg die de ondersteuningsvraag voldoende invult.

Artikel 13 Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, sanitaire ruimte(n), berging, tuin en/of balkon.

 

Lid 2.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

 

Lid 3.

Voor zover de ondersteuningsvrager kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag van € 7.500,- te boven gaat.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding en/of benodigde aanpassingen in de nieuwe woning kunnen dan wel verstrekt worden.

 

Lid 5. Géén individuele voorziening

Bij het te bereiken resultaat van het normaal gebruik kunnen maken van de woning worden geen individuele voorzieningen getroffen indien:

  • a.

    De ondersteuningsvraag kosten met zich meebrengt welke het bedrag zoals vastgelegd in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst te boven gaan;

  • b.

    Er geen direct oorzakelijk verband is tussen de beperkingen van de ondersteuningsvrager en de bouwkundige of woontechnische staat van de woning, waaronder ook de toegankelijkheid van de woning;

  • c.

    Vraag is naar voorzieningen in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;

  • d.

    De noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere reden aanwezig was;

  • e.

    De ondersteuningsvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • f.

    Het voorzieningen betreft in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren en een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

  • g.

    De noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud aan de woning;

  • h.

    De voorziening slechts strekt ter renovatie of ter aanpassing aan de eisen van de tijd.

  • i.

    De ondersteuningsvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden of verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • j.

    In de te verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • k.

    Blijkt dat de ondervonden aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

     

Lid 6. Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een voorziening ten behoeve van het normaal gebruik van de woning heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening:

  • a.

    de verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden; en

  • b.

    de kosten van de verstrekte woonvoorziening volgens het in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst vastgelegde afschrijvingsschema aan het college terug te betalen.

Artikel 14 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

 

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

 

Lid 3.

Indien de ondersteuningsvrager een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en redelijkerwijs in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover hij gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de ondersteuningsvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

 

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

 

Lid 3.

Indien de ondersteuningsvrager een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en redelijkerwijs in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de ondersteuningsvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voorliggende voorziening (bijv. een wasserette) die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

 

Lid 5.

Voor zover de in lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

 

Lid 2.

Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

 

Lid 3.

Voor zover de ondersteuningsvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van hem kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 17 Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het zesde te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin en/of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

 

Lid 2.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

 

Lid 3.

Voor zover de ondersteuningsvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar ís, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 18 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het zevende te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles in het kader van het leven van alledag binnen de directe woon- en leefomgeving.

 

Lid 2.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand in het kader van het leven van alledag binnen de directe woon- en leefomgeving.

 

Lid 3.

Voor zover de ondersteuningsvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

 

Lid 5. Algemeen gebruikelijke vervoer

Indien het inkomen van een ongehuwde ondersteuningsvrager of het inkomen van gehuwde ondersteuningsvragers meer bedraagt dan 120% van de geldende uitkeringsnorm in de Wet Werk en Bijstand (WWB), wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht. Derhalve wordt bij deze inkomensgrens een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruik- en onderhoudskosten als ook de kosten voor lokaal (openbaar) vervoer niet als individuele voorziening verstrekt of vergoedt.

 

Lid 6. Collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi)

Indien het inkomen van een ongehuwde ondersteuningsvrager of het inkomen van gehuwde ondersteuningsvragers meer bedraagt dan 120% van de geldende uitkeringsnorm in de Wet Werk en Bijstand (WWB), wordt geacht dat hij de kosten van het gebruik van een collectief vervoerssysteem (Regiotaxi) zelf kan dragen.

 

Lid 7. Omvang in kilometers en zones

De te verstrekken vervoersvoorziening compenseert het gebrek aan maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een omvang van maximaal 2000 kilometer per jaar. Bij het collectief vraagafhankelijk vervoer is dit maximaal 900 zones per jaar. Indien de individuele omstandigheden bij de ondersteuningsvrager uitwijzen dat een grotere vervoersbehoefte realistisch en nodig is, is uitbreiding van de omvang mogelijk.

Artikel 19 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten

Lid 1.

Het achtste te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

 

Lid 2.

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

 

Lid 3.

Voor zover de ondersteuningsvrager gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van hem kan leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

 

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 5 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 20 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Lid 1.

De algemeen gebruikelijke voorzieningen, niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komend, zijn opgesomd (niet limitatief) in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst.

 

Lid 2.

Wanneer de ondersteuningsvrager op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn en zijn zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 4 ontbreekt, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 21 Vormen van individuele voorzieningen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget, als financiële tegemoetkoming of als forfaitaire vergoeding worden verstrekt.

Artikel 22 Voorziening in natura

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt, indien nodig, in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    Welke de te treffen voorziening is;

  • b.

    Wat de duur is van de verstrekking is;

  • c.

    Hoe de voorziening in natura verstrekt wordt; en

  • d.

    Of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

     

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

 

Lid 3.

Het college legt in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst de mogelijke voorzieningen in natura (niet limitatief) vast.

Artikel 23 Persoonsgebonden budget

Lid 1.

Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    Een persoonsgebonden budget is vergelijkbaar aan een voorziening in natura en toereikend;

  • b.

    Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen en als deze langdurig noodzakelijk zijn;

  • c.

    De omvang van het persoonsgebonden budget is, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964, de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura. Een persoonsgebonden budget wordt, indien nodig, aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten. Het college legt in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst de geldende bedragen voor een persoonsgebonden budget vast;

  • d.

    De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en uitbetaald wordt door het college vastgelegd in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst.

     

Lid 2.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • b.

    Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

  • c.

    Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

     

Lid 3.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

 

Lid 4.

Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke bescheiden op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

 

Lid 5.

Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden, wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen, te verrekenen en/of te beëindigen.

Artikel 24 Overwegende bezwaren

Het college legt in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 25 Financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding wordt, indien nodig, in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    Voor welk te bereiken resultaat de tegemoetkoming of vergoeding bestemd is;

  • b.

    Wat de duur van de verstrekking is;

  • c.

    Of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld; en

  • d.

    Wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding is.

     

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

 

Lid 3.

Het college legt in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst de geldende tegemoetkomingen en vergoedingen vast.

Artikel 26 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de ondersteuningsvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst de omvang van deze eigen bijdrage vast met inachtneming van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen

Artikel 27 Algemene Wmo voorziening

Een algemene Wmo voorziening wordt niet aan een ondersteuningsvrager ‘verstrekt’, maar geadviseerd.

Artikel 28 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet als aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen bij de gemeente Bronckhorst worden ingediend.

Artikel 29 Inrichtingen, onderzoek en advisering

 

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip ten behoeve van een nader onderzoek;

  • b.

    Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen ten behoeve van een nader onderzoek.

 

Lid 2.

Het college kan het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) of een andere door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • a.

    Het handelt om een aanvraag van een ondersteuningsvrager die nog niet eerder een voorziening heeft gehad c.q met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd;

  • b.

    Het handelt om een aanvraag van een ondersteuningsvrager die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 6 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

  • c.

    Het college dat om overige redenen van belang acht.

 

Lid 3.

Een ondersteuningsvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie, die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

 

Artikel 30 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 31 Intrekking

 

Lid 1.

Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    Op grond van gegevens beschikt is waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de correcte gegevens bekend geweest, het college een andere beslissing zou hebben genomen;

  • b.

    Wijzigingen in de omstandigheden van de ondersteuningsvrager, als ten gevolge daarvan de noodzaak als bedoeld in artikel 5 lid 2 onder a is komen te vervallen, dan wel als ten gevolge daarvan de ondersteuningsvrager in aanmerking dient te worden gebracht voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 5 lid 2 onder b;

  • c.

    Achteraf blijkt dat een aanspraak als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder a te gelde wordt of kan worden gemaakt;

  • d.

    Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

 

Lid 2.

Een beschikking tot het verlenen van een voorziening wordt ingetrokken als blijkt dat de ondersteuningsvrager zijn hoofdverblijf als bedoeld in artikel 1 onder q niet meer in de gemeente heeft.

 

Lid 3.

Een beschikking tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Terugvordering

Lid 1.

Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming, persoonsgebonden budget of een verstrekte voorziening in natura worden teruggevorderd.

 

Lid 2.

Ingeval het recht op een verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien deze is verleend op basis van onjuist of onvolledig verstrekte gegevens.

Artikel 33 Heronderzoeken

Het college kan een heronderzoek ten aanzien van de rechtmatigheid van verstrekte voorzieningen verrichten.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 34 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Lid 1.

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

 

Lid 2.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 35 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst geldende bedragen aanpassen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 36 Evaluatie

Het college brengt tenminste eenmaal per vier jaar verslag uit aan de gemeenteraad betreffende de uitvoering van deze verordening. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.

Artikel 37 Citeertitel en inwerkingtreding

Lid 1.

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2011”.

 

Lid 2.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juni 2011.

 

Lid 3.

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst 2010 wordt met ingang van 1 juni 2011 ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 26 mei 2011,

 

De griffier De voorzitter,

 

G.J. Mugge H.A.J. Aalderink