Organisatie | Montferland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening gemeente Montferland 2007 |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening gemeente Montferland 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | geen |
Geen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-10-2007 | 01-01-2007 | 01-10-2010 | Nieuwe regeling | 20-09-2007 Montferland Journaal, 02-10-2007 | geen |
HOOFDSTUK 2 - BRANDVEILIG GEBRUIK Paragraaf 1 - Vergunning
Indien het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning nieuwe voorschriften verbinden en gestelde voorschriften wijzigen of intrekken.
Een vergunning moet worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet geacht kan worden een brandveilig gebruik te zijn en door het stellen van voorschriften geen voldoende brandveilig gebruik kan worden bereikt.
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken indien:
het belang waarvoor de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de vergunning, en het niet mogelijk blijkt door het stellen of wijzigen van voorschriften dat belang voldoende te beschermen.
Verplicht aanwezige bescheiden
In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage wordt gegeven.
Paragraaf 2 - Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Gebruikseisen voor inrichtingen
Onverminderd het gestelde in het tweede lid, is het verboden een inrichting, niet zijnde een woonschip, uitgezonderd een woonschip waarin sprake is van verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanente aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, te gebruiken in strijd met de gebruikseisen zoals per onderwerp vermeld in de van overeenkomstige toepassing zijnde bijlage 4 bij de Bouwverordening.
Verbod stoffen aanwezig te hebben
Stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188) moeten worden opgeslagen volgens de in bijlage 6 van de Bouwverordening aangegeven wijze.
Paragraaf 3 - Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, ten behoeve waarvan een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Gebruik middelen en voorzieningen
Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van:
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings- wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de Regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188), of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Verboden handelingen met stoffen
Het is verboden een brandbaar gas te bezigen voor het vullen van speelgoed, hobby- en sportartikelen, anders dan luchtvaartuigen bedoeld in de Regeling inzake het met bepaalde luchtvaartuigen opstijgen van en landen op alsmede het inrichten van niet als luchtvaartterreinen aangewezen terreinen (Stb. 1988, 511).
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.
De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht - na een van burgemeester en wethouders ontvangen aangetekende brief - de voorschriften op te volgen, die burgemeester en wethouders in die brief geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
HOOFDSTUK 3 - STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 september 2007.
de voorzitter, Mw. C.C. Leppink – Schuitema
de griffier, Mw. M. van de Leur .
De Brandbeveiligingsverordening regelt het brandveilig gebruik van inrichtingen. De werkingssfeer is in artikel 12 van de Brandweerwet 1985 aangegeven: de Brandbeveiligingsverordening is van toepassing voor zover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet. Bouwwerken zijn daaronder niet begrepen, omdat regeling van het brandveilig gebruik daarvan ingevolge de Woningwet 1991 verplicht in de Bouwverordening is opgenomen. Rest derhalve thans die "voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen", die geen bouwwerk zijn (zie ook de toelichting op artikel 1). De vergunningsplicht is evenwel pas van toepassing, wanneer aan de criteria, genoemd in artikel 2.1.1 wordt voldaan. De verordening bevat geen voorschriften over het aanvragen, het voorbereiden en het beslissen op een verzoek om een vergunning. Die onderwerpen zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315).
De in artikel 1.1 bedoelde "voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaatsen" is een ruime omschrijving. Bouwwerken vallen daar niet onder, het gebruik hiervan wordt geregeld in de Bouwverordening. Onder het begrip inrichting vallen allerlei terreinen, men moet daarbij bijvoorbeeld denken aan kampeerterreinen, (feest)tenten e.d. Ook kan men denken aan alle "bouwwerken" die op het water drijven en los met de wal verbonden zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden, zoals voorschriften met betrekking tot:
- standbouw, podia, kramen e.d.;
- verbod voor open vuur en vuurwerk;
- ventilatie en werkzaamheden;
- brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen;
- brandbeveiligingsinstructie en ontruimingsplan uitgaande van de bestaande interne organisatie;
- het maximaal toelaatbare aantal personen in een ruimte van een inrichting of in een inrichting met het oog op de brandveiligheid.
- ook zijn voorschriften van bouwkundige aard denkbaar.
Weigeringgronden zijn in artikel 2.1.2 niet expliciet genoemd. Toetsingsgrond voor een vergunning kan zijn:
Alleen de in artikel 2.1.1 genoemde inrichtingen zijn vergunningsplichtig. In artikel 2.2.1 vindt de brandveiligheid van niet vergunningsplichtige inrichtingen regeling.
Burgemeester en wethouders in gemeente Montferland wijzen in de “Regeling brandveiligheid en hulpverlening” (volgens ex artikel 1 van de Brandweerwet 1985) voor de opgedragen taken in ieder geval de brandweer aan als gemeentelijke dienst belast met het toezicht op de naleving van de Brandbeveiligingsverordening. In gemeente Montferland zijn ook andere personen met de naleving ervan belast, namelijk medewerkers van de afdeling bouwen & milieu. Voor de opsporing van (onder meer) de in de Brandbeveiligingsverordening aangegeven strafbare feiten zijn door de staatssecretaris van binnenlandse zaken uitsluitend aangewezen de commandanten en het personeel van gemeentelijke brandweren in de rang van adjunct-hoofdbrandmeester of hoger. Beschikkingen van de staatssecretaris van 24 maart 1986, nr. EB 85/V4828 (Stb. 1986, 84) en van 5 december 1986, nr. EB 86/V2859 (Stb. 1986, 247).
Op grond van het facultatieve karakter van de in artikel 23 van de Brandweerwet 1985 genoemde strafbepaling is het ook mogelijk dat op overtreding van de regels van de Brandbeveiligingsverordening een lagere hechtenis of geldboete van de eerste of tweede categorie in de verordening gesteld worden.
Artikel 4.2 De datum van ingang van de verordening is met terugwerkende kracht 1 januari 2007 omdat krachtens deze verordening vergunningen zijn verleend.