Organisatie | Venlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling gemeentelijke belastingen Venlo |
Citeertitel | Regeling gemeentelijke belastingen Venlo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De regeling gemeentelijke belastingen 2009 d.d. 20 januari 2009 en de eerste wijziging regeling gemeentelijke belastingen 2009 d.d. 14 juli 2009 worden ingetrokken met ingang van 27 mei 2010
De regeling gemeentelijke belastingen Arcen en Velden 2009 d.d. 27 januari 2009 wordt ingetrokken met ingang van 27 mei 2010.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2010 | 30-12-2010 | nieuwe regeling | 04-05-2010 E3-journaal, 26-05-2010 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de geldende gemeentelijke belastingverordeningen:
vast te stellen de Regeling gemeentelijke belastingen Venlo
Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ;
Inwerkingtreding en citeertitel
De Regeling Gemeentelijke belastingen Venlo 2009 d.d. 20 januari 2009 en de Eerste wijziging Regeling Gemeentelijke belastingen 2009 d.d. 14juli 2009 worden, voorzover deze regelingen betrekking hebben op de hiervoor genoemde beleidsregels en leidraad, ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
I. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn met betrekking tot een belastingobject (onroerende of roerende zaak, perceel, eigendom, hond). In de gevallen waarin dit voorkomt, mag de gemeente de belastingaanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Venlo een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.
De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de volgende belastingverordeningen:
artikel 1 van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen;
artikel 3 van de geldende Verordening afvalstoffenheffing;
artikel 3 van de geldende Verordening rioolheffing;
artikel 2 van de geldende Verordening hondenbelasting;
artikel 2 van de geldende Verordeningen baatbelastingen:
- Parade; (2010)
- Houtstraat; (2010)
- Vleesstraat-Zuid e.o.; (2013)
- Kloosterstraat e.o.; (2014)
- Oude Markt / Steenstraat; (2015)
- Jodenstraat; (2016)
- Nieuwstraat/Begijnengang; (2017)
- Bolwaterstraat; (2017)
- Geldersepoort e.o: (2018)
- Huiskensstraat. 2021)
- artikel 2 van de geldende Verordening bouwgrondbelasting Herungerberg-Noord II.; (2018) stelt het college van burgemeester en wethouders vast:
Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie
A. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag OZB zakelijk recht (eïgenarenbelasting)
Met betrekking tot de aanslag OZB zakelijk recht (eigenarenbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub b, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
B. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag afvalstoffenheffing, rioolheffïng, hondenbelasting en OZB gebruik (gebruikersbelasting)
Met betrekking tot de aanslag afvalstoffenheffing, rioolheffing en hondenbelasting die wordt geheven van de gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel en de houder van de hond, wordt, indien er met betrekking tot respectievelijk één perceel, respectievelijk één eigendom, respectievelijk één hond verschillende personen gebruiker van een eigendom respectievelijk een perceel en de houder van de hond zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
Met betrekking tot de aanslag OZB gebruik (gebruikersbelasting) die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in de zin van artikel 1, lid 1, sub a, van de geldende Verordening onroerende-zaakbelastingen het gebruik heeft van een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient en de aanslag rioolheffing die wordt geheven van degenen die in de zin van artikel 3, lid 1, van de geldende Verordening rioolheffing het gebruik hebben van een eigendom dat niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
C. Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige bij een aanslag baatbelasting of bouwgrondbelasting
Met betrekking tot de aanslag baatbeiasting of bouwgrondbelasting die wordt geheven van degene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van een onroerende zaak, wordt, indien er met betrekking tot deze onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
E Inwerkingtreding en citeertitel
De beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo en de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010
II. Uitvoeringsregeling aangifte, voorlopige aanslag en invorderingsrente
Gelet op de artikelen 6, 7, 8,13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid,233 en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alsmede op het van toepassing zijnde artikel van de binnen de gemeente Venlo geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende Uitvoeringsregeling vast:
Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Venlo.
Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeelb, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Venlo op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.
Aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan:
voor de rioolheffing geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over, dan wel met betrekking tot het meest recente tijdvak of kalenderjaar, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn.
voor de toeristenbelasting geschieden op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.
voor de leges (van bestemmingsplannen) plaatsvinden op grond van de geldende Legesverordening, met dien verstande dat geen voorlopige aanslag wordt opgelegd indien artikel 3.13, vierde lid, Wet ruimtelijke ordening niet van toepassing is.
Het percentage van de invorderingsrente is het percentage dat ingevolge artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.
Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 In werkingtreding en citeerartikel
De Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo zoals gewijzigd bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Venlo d.d. 21 juli 2009 en de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belasting d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
III. Beleidsregel toeristenbelasting
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 224 van de Gemeentewet en artikel 5 van de geldende Verordening toeristen belasting stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Op grond van de geldende Verordening toeristenbelasting wordt een belasting geheven ter zake van:
het houden van logiesverblijf in woningen of andere verblijven of gedeelten daarvan die voor overnachting ter beschikking worden gesteld aan derden door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) van de gemeente Venlo zijn ingeschreven (overnachting in niet-recreatieve accommodaties);
De belasting als bedoeld onder a en b wordt geheven naar het aantal overnachtigingen.
Krachtens artikel 5 van de Verordening toeristenbelasting dient, ter vaststelling van de aanslag, de belastingplichtige een register bij te houden van het aantal overnachtingen. Dit nachtverblijfregister dient bij de gemeente te worden overgelegd. Op basis van het aantal overnachtingen, zoals dit blijkt uit dit nachtverblijfregister, wordt de aanslag berekend.
Omdat niet ieder hotel of pension een nachtverblijfregister bijhoudt, is in de Verordening toeristenbelasting een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. De heffingsambtenaar is bevoegd ontheffingen te verlenen.
Aan de belastingplichtigen wordt jaarlijks, voorafgaand aan het belastingjaar, de keuze voorgelegd op welke wijze zij voornemens zijn het aantal overnachtingen aan te tonen. De belastingplichtigen kunnen kiezen uit:
B. Aangiftekeuze en vaststelling toeristenbelasting
Bij de heffing van toeristenbelasting wordt jaarlijks, doch uiterlijk vier weken voor aanvang van het belastingjaar, aan alle op dat moment bij de heffingsambtenaar bekende belastingplichtigen de keuze voorgelegd op welke wijze belastingplichtige voornemens is over het belastingjaar aangifte te doen van het aantal overnachtingen. Daarbij kan belastingplichtige kiezen tussen:
het bijhouden van een vanwege de gemeente kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister, conform artikel 5, eerste en tweede lid, van de geldende Verordening toeristenbelasting, waarbij een versie van het nachtverblijfregister wordt bijgevoegd, welk nachtverblijfregister in het jaar volgend op het belastingjaar uiterlijk voor 1 april bij de gemeente wordt overgelegd;
het in het jaar volgend op het belastingjaar, uiterlijk op 1 juli overleggen van een boekhoudkundige verklaring of een accountantsverklaring van het aantal overnachtingen in het belastingjaar. De heffingsambtenaar is bevoegd de boekhoudkundige of accountsverklaring te verifiëren middels toezending of inzage in boekings- of verblijfregister en/of andere relevante boekhoudkundige bescheiden.
Indien een belastingplichtige voor de eerste maal gelegenheid tot overnachting verschaft en de melding doet als bedoeld in artikel 16 van de geldende Verordening toeristenbelasting, wordt aan belastingplichtige per omgaande de keuze voorgelegd als bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregel.
Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van.toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtregister raadplegen.
Artikel 4 In werkingtreriing en cïteerartikel
De beleidsregel toeristenbelasting d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo en de beleidsregel toeristenbelasting d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
IV. Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 25 van de Invorderingswet 1990
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij het indienen van bezwaarschriften:
Deze beleidsregel wordt toegepast voor het verlenen van uitstel van betaling voor belastingplichtigen niet zijnde rechtspersonen, indien er sprake is van een ingediend bezwaarschrift tegen een aanslag gemeentelijke belastingen. Voor rechtspersonen is een regeling opgenomen in de leidraad invordering.
Artikel 4 In werkingtredïng en citeerartikel
De beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo en de beleidsregel voor het verlenen van uitstel van betaling bij bezwaarschriften d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
V. Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW), de Gemeentewet en de Invorderingswet 1990.
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende leidraad vast:
Leidraad invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo:
Met betrekking tot de invordering van gemeentelijke belastingen worden nadere regels gesteld.
Als uitgangspunt hanteert de gemeente Venlo de "Leidraad invordering gemeentelijke belastingen" conform het VNG-model, zijnde een vertaling van de Rijksleidraad invordering naar de situatie van gemeenten. Voor zover bepaalde onderdelen van de Rijksleidraad invordering niet van toepassing zijn, is dit aangegeven door de toevoeging "n.v.t.".
De leidraad invordering gemeentelijke belastingen, nadien gewijzigd, wordt van overeenkomstige toepassing verklaard, met dien verstande dat op het volgende onderdeel wordt afgeweken:
Artikel 25, paragraaf 1.8: voordat uitstel van betaling wordt beëindigd
Bij niet-nakoming van een betalingsregeling wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld orn binnen vijf dagen de achterstand te voldoen.
De Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen gemeente Venlo d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo en de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
VI. Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen
Bij het verstrekken van een opdracht tot automatische betaling verbindt de belastingplichtige zich om te zorgen voor voldoende saldo op zijn rekening. Bij situaties, waarin incasso niet kan plaatsvinden (= zogenaamde storno), is het aan te bevelen beleidsregels vast te stellen. Hierbij dient te worden aangegeven of, en zo ja hoeveel herinneringen worden verzonden en wat de gevolgen zijn indien (bij herhaling) niet (meer) wordt voldaan aan het vereiste dat de verschuldigde bedragen door middel van automatische betaling van de betaalrekening kunnen worden afgeschreven. Bij het beëindigen van de automatische incasso krijgt de belastingschuldige te maken met de algemene betaaltermijn(en). Hetzelfde geldt voor de situatie dat de belastingschuldige met een 'intrekkingskaart' de automatische betaling ongedaan maakt. Indien de daarvoor geldende betaaltermijn(en) al is (zijn) verstreken vindt dwanginvordering plaats.
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Gemeentewet, stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen in de gemeente Venlo.
Artikel 9 Berekening termïjnbedrag
De aanslag wordt geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er nog volle maanden (na dagtekening van het aanslagbiljet) overblijven in het kalenderjaar, waarop het aanslagbiljet betrekking heeft. Het aantal termijnen zal minimaal vier en maximaal tien bedragen. De eerste en de laatste vervaldatum zijn op het aanslagbiljet vermeld;
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeerartikel
De Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en wethouders van Venlo en de Beleidsregel automatische incasso gemeentelijke belastingen d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
VII. Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 3 van de geldende Verordening afvalstoffenheffing, artikel 3 van de geldende Verordening rioolheffing en artikel 2 van de geldende Verordening hondenbelasting;
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Artikel 2 Rechthebbende automatische kwijtschelding
Een ieder die door de gemeente Venlo wordt aangeslagen voor gemeentelijke belastingen (de afvalstoffenheffing, de rioolheffïng en de hondenbelasting (tarief voor 16 hond) kan in aanmerking komen voor automatische kwijtschelding indien hij uitkeringsgerechtigde is in het kader van de Wet werk en bijstand.
Artikel 4 Aanvraagprocedure en informatieplicht
Voor reeds betaalde aanslagen gemeentelijke belastingen over voorgaande belastingjaren geldt dat overeenkomstig de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen kwijtschelding alleen dan mogelijk is, indien het verzoek om kwijtschelding is gedaan binnen drie maanden nadat de (laatste) betaling op de opgelegde aanslag heeft plaatsgevonden.
Artikel 7 Inwerkingtreding en citeerartikei
De Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo en de Beleidsregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besproken in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 201
de secretaris, de burgemeester,
VIII. Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de artikelen 222, 231, 242 en 244 van de Gemeentewet en de geldende gemeentelijke belastingverordeningen;
stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo vast:
Artikel 1 Reikwijdte en definities
Deze beleidsregel geldt bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van de Gemeentewet met uitzondering van de heffing van baatbelastingen en de Wet milieubeheer met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede zijn begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.
In afwijking in zoverre van het voorgaande artikellid, is deze beleidsregel niet van toepassing op belastingaanslagen onroerende-zaakbelastingen waaraan een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voorzover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van toepassing is.
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder.
ambtshalve vermindering: de vermindering van een onjuiste belastingaanslag of beschikking op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) alsmede het verlenen van een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting als bedoelt in artikel 244 van de Gemeentewet;
de vijfjaarstermijn: een termijn van vijf kalenderjaren, door welks verloop de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of een naheffingsaanslag op de voet van artikel 16 respectievelijk artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vervalt;
de belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), alsmede het voorlopig gevorderde, het gevorderde en het nagevorderde bedrag als bedoeld in artikel 233a, lid 2, onder a, van de Gemeentewet;
het bedrag van de vermindering: het bedrag waarmee de belastingaanslag ingevolge artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en artikel 244 van de Gemeentewet wordt verminderd, dan wel het bedrag waarvoor ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting wordt verleend. Indien bij het vaststellen van de aanslag een boete als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is opgelegd, wordt het terug te geven bedrag met (het eventueel daaraan toe te rekenen gedeelte van) deze boete verhoogd;
Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering van belasting wordt verleend
. Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift of een bezwaarschrift om andere redenen van formele aard niet-ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, wordt deze door de ambtenaar belast met de heffing ambtshalve verminderd
Een arrest van de Hoge Raad, een uitspraak van een Gerechtshof of een uitspraak van de Rechtbank waarin een toepassing van de belastingwet ligt besloten die voor de belanghebbende gunstiger isdan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, - leidt niet tot ambtshalve vermindering indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag waarop het arrest van de Hoge Raad is gewezen dan wel de uitspraak van het Gerechtshof of de Rechtbank is gedaan, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.
Artikel 5 Mededeling van toekenning afwijzing
Zowel in het geval waarin ambtshalve vermindering wordt toegekend als in het geval waarin daartoe geen redenen aanwezig zijn, wordt belanghebbende daarvan gemotiveerd mededeling gedaan. De mededeling wordt gedaan in de uitspraak op het bezwaarschrift dan wel in de beschikking waarbij op de aanvraag wordt beslist.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartïkel
De Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo zoals gewijzigd bij besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo d.d 21 juli 2009 en de Beleidsregel ambtshalve vermindering van belastingaanslagen d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010.
IX Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de geldende gemeentelijke baatbelastingverordeningen, stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo vast:
Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen
Artikel 1 Reikwijdte en definities
Deze beleidsregel geldt bij de heffing van baatbelastingen in de zin van artikel 222 van de Gemeentewet.
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:
ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;
Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend
Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift/verzoekschrift of een bezwaarschrift/verzoekschrift om andere reden van formele aard niet ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een baatbelastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt.
Een uitspraak van de Hoge Raad, van een Gerechtshof of van een Rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het Gerechtshof of de Rechtbank is gewezen.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeerartikel
De Beleidsregel ambtshalve vermindering van baatbelastingaanslagen d.d. 21 juli 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010
X. Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ
In verband met de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het met ingang van 12 maart 2002 mogelijk om voor kosten die in het kader van bezwaar (op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) of administratief beroep zijn gemaakt bij het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift of het administratief behandelt een vergoeding te vragen. Voorwaarde voor een vergoeding is dat het oorspronkelijke besluit herroepen wordt wegens het, aan het bestuursorgaan te wijten, onrechtmatige handelen bij de totstandkoming van dat besluit. Voor het vergoeden van de kosten wordt met "herroepen" van het bestreden besluit gelijk gesteld het intrekken van het besluit en vervangen door een nieuw besluit dat volledig tegemoet komt aan de bezwaren.
Indien aan voornoemde voorwaarde is voldaan - en belanghebbende heeft de door haar gemaakte kosten (welke in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht limitatief zijn opgesomd) voldoende gespecificeerd aannemelijk gemaakt -, dient een bestuursorgaan overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht tot vergoeding van deze kosten over te gaan. De belangrijkste kostenpost is de vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Voor het verrichten van proceshandelingen worden punten toegekend: voor het indienen van een bezwaarschrift is dat 1 punt, voor het verschijnen op de hoorzitting eveneens 1 punt en voor een nadere hoorzitting 0,5 punt.
Er geldt een forfaitair tarief per punt, gelet op het bepaalde in het 'Besluit proceskosten bestuursrecht' en zoals nadien gewijzigd.
Vervolgens wordt gekeken naar de zwaarte van de zaak, die wordt uitgedrukt in een wegingsfactor die varieert van 0,25 tot 2.
Ten aanzien van het bepalen van de wegingsfactor geldt een zekere beleidsvrijheid. Om deze beleidsvrijheid nader in te vullen, is onderstaande beleidsregel vastgesteld.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 4:81 en 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht(Awb), artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en onderdeel A4, B en C1 van de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo de volgende beleidsregel vast:
Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ In deze beleidsregel is aansluiting gezocht bij de bestaande praktijk van de bestuursrechter, waarbij als uitgangspunt geldt dat een wegingsfactor van 1 (zwaarte van de zaak is gemiddeld) wordt gehanteerd, met dien verstande dat bij een zogenoemde "fictieve weigering" een wegingsfactor van 0,25 (zwaarte van de zaak is zeer licht) wordt gehanteerd.
In een concreet geval, waarbij evident een aantoonbaar is dat sprake is van een zeer gecompliceerde en/of meer dan normaal bewerkelijke zaak, kan een wegingsfactor van 1,5 (zwaarte van de zaak is zwaar) worden gehanteerd.
Dit zal slechts bij hoge uitzondering (kunnen) geschieden. De verzoeker zal in dat geval zelf moeten aantonen dat sprake is van toerekening van de zaak onder de kwalificatie 'zwaar’.
De beslissing op het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt tegelijkertijd bij voor beroep vatbare de beslissing op het bezwaarschrift genomen (derhalve in één geschrift).
Inwerkingtreding en citeerartike!
De Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ d.d. 20 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo en de Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ d.d. 27 januari 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Arcen en Velden worden ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijven op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
Dit besluit wordt aangehaald als "Beleidsregel inzake kosten bestuurlijke voorprocedure gemeentelijke belastingen en Wet WOZ".
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 mei 2010
XI. Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren, toepassing wielklem en bewaarplaats voertuigen
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 225 Gemeentewet en de artikelen 1,10 en 11 van de geldende Verordening parkeerbelastingen;
Stelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo vast:
Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren, toepassing wielklem en bewaarplaats voertuigen.
Als plaatsen waar tegen betaling van belasting als genoemd in artikel 1, onderdeel a van de geldende Verordening parkeerbelastingen, mag worden geparkeerd en als plaatsen waar de wielklem kan worden gebruikt en het voertuig kan worden weggesleept en in bewaring gesteld, als genoemd in artikel 11 van de geldende Verordening parkeerbelastingen, worden aangewezen de plaatsen die gelegen zijn in:
Het gebied stadsdeel Venlo wordt begrensd door de Maas, de Craneveldstraat, de Gasthuiskampstraat, de Deken van Oppensingel, Goltziusstraat, de Burgemeester van Rijnsingel, de, Stalbergweg ten oosten van de Van Schelbergenstraat, de Heutzstraat Kaldenkerkerweg ten oosten van de Prinsenstraat, de spoorlijn, de Zuidsingelrde Sinselveldstraat ten noorden van de Dr. Cuypersstraat, de Dr.Cuypersstraat ten oosten van de Sinselveldstraat, het Sinselveldhof, de Roermondsestraat en de Molensingel met inbegrip van alle straten, wegen, singels, pleinen, binnen dit gebied, behoudens de Craneveldstraat en de Gasthuiskampstraat.
Het gebied betaald parkeren wordt weergegeven op de bijgevoegde kaart stadsdeel Venlo.
B Het gebied stadsdeel Blerick
Het gebied stadsdeel Blerick wordt begrensd door de Pontanusstraat, Antoniusplein, Kloosterstraat, 1e Graaf van Loonstraat, Urbanusstraat, Pepijnstraat, Van Bomestraat, Ruijsstraat, Witherenstraat, Steegstraat, Maasbreesestraat en het terrein bij de Antoniuskerk gelegen op de hoek van De Helling en de Antoniuslaan, met inbegrip van deze straten en pleinen, behoudens de 1e Graaf van Loonstraat ten noorden van de Urbanusstraat, de Pepijnstraat ten noorden van de Urbanusstraat, de Maasbreesestraat ten westen van de Steegstraat, de Antoniuslaan ten noorden van de Antoniuskerk.
Het gebied betaald parkeren wordt weergegeven op de bijgevoegde kaart stadsdeel Blerick.
Artikel 3 De wijze waarop tegen betaling van de belasting mag worden geparkeerd
Op de parkeerapparatuur staat aangegeven de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a van de geldende Verordening parkeerbelastingen mag worden geparkeerd.
Indien wordt geparkeerd bij een ticketautomaat dient het door de parkeerautomaat afgegeven parkeerticket op een zodanige wijze en plaats aan de linkerzijde van het dashboard van de auto te worden gelegd, dat de datum en de parkeertijd van buiten de auto leesbaar is.
Artikel 4 Het aanbrengen, verwijderen van een wielklem en de bewaarplaats voor voertuigen
De verschuldigde kosten dienen te worden voldaan tijdens kantooruren in de Stadswinkel Venlo Prinsessesingel 30 te Venlo op afspraak (telefoonnummer 14077, per email infoO.venlo.nl of aan een van de balies), of buiten kantoortijden, op afroep na een telefonische mededeling door de belastingplichtige aan BOA parkeren.
Een voertuig wordt na afloop van de in de belastingverordening genoemde termijn na het aanbrengen van de wielklem overgebracht naar en in bewaring gesteld op het terrein overeenkomstig de Wegsleepverordening van de gemeente Venlo.
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeerartikel
Het Besluit tot aanwijzing plaatsen betaald parkeren, toepassing wielklem en bewaarplaats voertuigen d.d. 21 juli 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt, met dien verstande dat deze van kracht blijft op de feiten die zich voor de in lid 2 genoemde datum hebben voorgedaan.