Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels kabels en leidingen Bunschoten 2011 |
Citeertitel | Beleidsregels kabels en leidingen Bunschoten 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-07-2011 | nieuwe regeling | 10-05-2011 De Bunschoter, 20-07-2011 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
opzichter: degene die door het college van burgemeester en wethouders is belast met het toezicht op de naleving van de Telecommunicatieverordening, de vergunningen en deze beleidsregels;
kabels en leidingen: kabels en leidingen, mantelbuizen daaronder begrepen, die gedoogd moeten worden of waarmee een algemeen belang wordt gediend en waarvoor de eigenaar of beheerder in staat is aan de bij of krachtens de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) opgelegde verplichtingen te voldoen;
Telecommunicatieverordening: de Telecommunicatieverordening Bunschoten 2011;
Algemene Plaatselijke verordening: de Algemene Plaatselijke verordening Bunschoten;
Bij de interpretatie van begrippen en oplossing van vraagstukken over kabels en leidingen, waarin niet uitdrukkelijk in deze beleidsregels is voorzien, dienen de Telecommunicatiewet met, de daarop gebaseerde jurisprudentie en de Algemene Plaatselijke verordening zoveel mogelijk als leidraad.
Ook zijn de geldende Standaard RAW Bepalingen, zoals beheerd en onderhouden door de Stichting CROW en toegepast door de gemeente Bunschoten, van toepassing op de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, tenzij de Telecommunicatie verordening, de vergunning en deze beleidsregels inhoudelijk daarvan afwijken.
Hoofdstuk 2 Algemene opbreekregels
Paragraaf 2.1 Voorschriften betreffende melding en informatievoorziening
Artikel 2.1.1 Melding en informatievoorziening bij standaardwerkzaamheden
Voor de uitvoering van werkzaamheden heeft de aanbieder eerst een vergunning nodig, die na toezending van de aanvraag met de benodigde bijlagen aan de vergunningverlener wordt verstrekt. De aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college.
Nadat de aanbieder een vergunning heeft verkregen, zorgt deze ervoor dat minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de in de vergunning omschreven werkzaamheden burgers en bedrijven, die mogelijk hinder van deze werkzaamheden kunnen ondervinden, hiervan op adequate wijze via een schriftelijke kennisgeving op de hoogte worden gesteld.
Artikel 2.1.2 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard
De aanbieder zorgt ervoor dat de melding ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden ter goedkeuring aan de opzichter per fax of e-mail wordt gedaan. Verder is artikel 2.1.1 van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de goedkeuring van de melding in de plaats van de vergunning treedt.
Indien de vergunningverlener of de opzichter binnen de termijn van vijf werkdagen, genoemd in lid 2, bepaalt dat de geplande werkzaamheden niet onder de reikwijdte van het begrip “werkzaamheden van niet ingrijpende aard” vallen, dan vraagt de aanbieder alsnog een vergunning overeenkomstig artikel 2.1.1 van deze beleidsregels.
Artikel 2.1.3 Melding en informatievoorziening bij spoedeisende werkzaamheden
Ingeval artikel 3 van de Telecommunicatieverordening van toepassing is of naar het oordeel van de aanbieder direct dreigend gevaar voor de omgeving kan ontstaan, waarbij overleg met het college daarover niet kan worden afgewacht, is de aanbieder gerechtigd onverwijld de noodzakelijke werkzaamheden aan kabels en leidingen in openbare gronden uit te voeren.
Artikel 2.1.4 Melding, voorbereiding en informatievoorziening bij grote werken
Op aangeven van het college wordt een vergunningsaanvraag die buurtoverstijgend is of een grote invloed op de hoofdontsluitingswegen inclusief wijkontsluitingswegen en busbanen heeft, in overleg met de aanbieder onderverdeeld in deelgebieden, waarbij geldt dat voor elk deelgebied een aparte vergunning is vereist. De werkingsduur van de elkaar opvolgende vergunningen kan worden bekort om de totale continuïteit van het werk te garanderen.
Voor vergunningen als bedoeld in het eerste lid is de procedure van artikel 2.1.1 van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing. In aanvulling op artikel 2.1.1 van deze beleidsregels geldt bovendien dat ten minste vijf werkdagen voor de start van de geplande werkzaamheden ook een startoverleg plaatsvindt, waarbij in ieder geval de aanbieder, diens eventuele aannemer en de vergunningverlener aanwezig zijn. Vervolgens vindt tot aan de definitieve afronding van de werkzaamheden een periodiek voortgangsoverleg plaats.
Paragraaf 2.2 Voorschriften voor werkzaamheden in of op openbare gronden
Artikel 2.2.1 Eisen aan uitvoerende ploegen
De aanbieder zorgt ervoor dat elke ploeg, die zich bezighoudt met de uitvoering van de in de vergunning of de melding omschreven werkzaamheden, over ten minste één persoon (bij voorkeur de voorman of uitvoerder) beschikt die in staat is met de opzichter in het Nederlands te communiceren. Die persoon moet ook bevoegd zijn om de ploeg aan te sturen en afdwingbare aanwijzingen te geven.
De aanbieder ziet erop toe dat de voorman of uitvoerder op het eerste verzoek een kopie van de melding of de vergunning en alle daarbij horende tekeningen ter inzage aan de bevoegde instanties overhandigt. Afwijking van de gewaarmerkte tekeningen of in de melding genoemde werkzaamheden is niet eerder toegestaan dan na overleg met en goedkeuring door de opzichter.
Artikel 2.2.3 Scheiding en afvoer van materialen
Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen worden elk gescheiden ontgraven. De aanbieder draagt zorg voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is tot de goedkeuring van het werk door de opzichter voor rekening van de aanbieder.
Blijkt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dat de uitkomende grond naar de mening van de opzichter niet voor aanvulling geschikt is, dan wordt deze grond door de aanbieder en voor diens rekening van het werk afgevoerd. Door de aanbieder wordt op eigen kosten geschikte grond of geschikt zand voor aanvulling op het werk aangeleverd.
Voordat wordt overgegaan tot het afvoeren van materialen, zoals aangegeven in lid 2 en 3, stelt de aanbieder zich overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming op de hoogte van de kwaliteit van de uitkomende grond.
Indien tijdens de werkzaamheden bodemverontreiniging wordt geconstateerd, worden de werkzaamheden direct gestaakt. Gelijktijdig worden door de aanbieder maatregelen getroffen ter voorkoming van verspreiding van de verontreiniging of risico’s voor de volksgezondheid. Pas na toestemming van de opzichter worden de werkzaamheden hervat.
(Her)gebruik van grond en bouwstoffen gebeurt door de aanbieder volgens het Besluit bodemkwaliteit en de Wet Bodembescherming. Grondverbetering en het afvoeren van vervuilde grond geschieden voor rekening van de gemeente.
Wanneer naar het oordeel van de opzichter niet aan lid 1 is voldaan, wordt naar keuze van de aanbieder of de verdere uitvoering van de werkzaamheden gestaakt totdat de sleuf voldoende droog is of worden door de aanbieder op eigen kosten afdoende maatregelen, zoals het plaatsen van een bronnering, getroffen.
Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning, ontheffing of melding vereist is, draagt de aanbieder zorg voor de verkrijging daarvan. De aanbieder draagt alle kosten voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen, ontheffingen of meldingen etcetera en het voldoen aan de daaraan verbonden voorschriften.
Nadat door de aanbieder op eigen kosten de vereiste toestemmingen zijn verkregen, ziet de aanbieder erop toe dat de lozing van de bronnering op oppervlaktewater of regenwaterriolering altijd inclusief zandvang en volgens de daarvoor geldende voorschriften gebeurt. Vooraf overlegt de aanbieder hierover met de opzichter.
Artikel 2.2.6 Medegebruik van voorzieningen
Wanneer naar het oordeel van de opzichter een aangevraagd kabel- en leidingentracé geen ruimte biedt voor het aanbrengen van nieuwe kabels en leidingen, zullen hiervoor door de aanbieder proefsleuven worden gegraven. Indien voldoende ruimte ontbreekt, is de aanbieder verplicht de mogelijkheid van huur van bestaande voorzieningen te onderzoeken.
Artikel 2.2.7 Ondergrondse ordening en (diepte)ligging
Alle aanbieders gedogen elkaar in de ruimte voor kabels en leidingen zoals deze bij de uitvoering van de werkzaamheden in werkelijkheid blijkt te zijn. Verder worden kabels en leidingen die door de aanbieder blijvend buiten gebruik zijn gesteld bij het openliggen van de sleuf verwijderd, tenzij het college uitdrukkelijk anders heeft bepaald. Komt de vervangende kabel of leiding in een ander tracé te liggen, dan kan in overleg met het college de verlaten kabel of leiding tijdelijk blijven liggen. Als later bij werkzaamheden de verlaten kabel of leiding vrij komt te liggen moet deze door en op kosten van de aanbieder verwijderd worden. Verlaten leidingen moeten dicht gedemmerd worden. De nieuw te leggen kabels verhinderen niet de bereikbaarheid van de al in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen en de daarbij behorende voorzieningen.
Om onnodig ruimtebeslag te voorkomen en de ondergrondse ordening beter te structureren, worden de eigen te leggen kabels en leidingen zoveel als mogelijk gebundeld. Daarnaast houdt de aanbieder bij de aanleg rekening met mogelijke uitbreidingen in de nabije toekomst om op korte termijn in hetzelfde tracé werkzaamheden te voorkomen.
Artikel 2.2.8 Gebruik mantelbuizen, beschermplaten en labels
Na aanleg van de kabels en leidingen ziet de aanbieder erop toe dat deze zodanig gelabeld worden, dat de grondeigenaren, de grondroerders of andere derden in staat zijn te achterhalen aan wie de kabel toebehoort. Om dit doel te bereiken worden de kabels en leidingen om de 5 meter van een label of ander blijvend herkenningsteken voorzien. Bij een aftakking van de kabels en leidingen of einde ervan wordt binnen 1 meter een label of ander blijvend herkenningsteken aangebracht.
Artikel 2.2.9 Ondergrondse objecten
Ondergrondse objecten worden naast het tracé onder de verharding gelegd. Zij worden in ieder geval niet in doorgaande tracés en onder inritten gelegd. Bovendien worden zij bij voorkeur niet onder fietspaden en wegen bestemd voor gemotoriseerd verkeer gelegd. Als er geen andere mogelijkheden beschikbaar zijn, dan wordt door de opzichter bekeken of zij ergens anders dan onder de verharding gelegd kunnen worden.
De exacte plaatsbepaling van alle ondergrondse objecten gebeurt in overleg met de opzichter. De opzichter wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de ondergrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van ondergrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de opzichter en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.
Artikel 2.2.10 Bovengrondse objecten
Bovengrondse objecten worden onderverdeeld in 3 categorieën. Bovengrondse objecten van de categorie 1 zijn niet breder dan 50 cm, niet dieper dan 30 cm en niet hoger dan 80 cm. Die van categorie 2 zijn breder dan 50 cm of hoger dan 80 cm, maar niet breder dan 100 cm, niet dieper dan 30 cm of niet hoger dan 100 cm. Bovengrondse objecten die niet onder categorie 1 of 2 vallen, vallen onder categorie 3.
De exacte plaatsbepaling van alle bovengrondse objecten gebeurt in overleg met de opzichter. De opzichter wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de bovengrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van bovengrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de opzichter en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.
Bij de plaatsbepaling en aankleding van bovengrondse objecten van de categorie 1 en 2 worden in ieder geval de volgende voorschriften en afwegingskaders in acht genomen, waarbij geldt dat voor bovengrondse objecten van de categorie 2 de voorschriften en afwegingskaders strikter toegepast worden:
Artikel 2.2.10A Schoonmaken bovengrondse objecten
Door en voor rekening van de aanbieder moeten jaarlijks voor 1 juli de (restant) posters en graffity van de bovengrondse objecten verwijderd worden.
Artikel 2.2.12 Archeologische vondsten
Worden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden objecten opgegraven, die een archeologische waarde kunnen hebben, dan ziet de aanbieder erop toe dat dit onmiddellijk bij het Centrum voor Archeologie Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort, tel. 033 – 4637797 wordt gemeld. De werkzaamheden worden vanaf dat moment tijdelijk stilgelegd in de nabijheid van de plek waar de mogelijk archeologisch waardevolle vondsten zijn gedaan.
Naar aanleiding van de melding genoemd in lid 1 onderzoekt het Centrum voor Archeologie binnen een werkdag of verder archeologisch onderzoek vereist is. Indien door het Centrum voor Archeologie verder archeologisch onderzoek wordt geadviseerd, dan worden de werkzaamheden voor de duur van het archeologisch onderzoek definitief stilgelegd.
Hoofdstuk 3 Technische opbreekregels
Paragraaf 3.1 Voorschriften betreffende veiligheids- en verkeersmaatregelen
Artikel 3.1.2 Bereikbaarheid voetgangers, fietsers en bestemmingsverkeer
De hoofdontsluitingswegen, wijkontsluitingswegen en busbanen worden niet opgebroken. De aanbieder houdt het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen etcetera in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming wordt bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de aanbieder voor de start van de werkzaamheden in overleg met de opzichter.
Artikel 3.1.3 Bereikbaarheid openbaar vervoer
Busroutes en busbanen worden niet worden opgebroken. Het openbaar vervoer biedt de passagiers een minimum serviceniveau aan. Daarom mag door de uitvoering van de werkzaamheden het openbaar vervoer slechts in zeer geringe mate gehinderd worden.
Artikel 3.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten
De aanbieder draagt zorg voor de bereikbaarheid van en voor alle hulpdiensten.
Paragraaf 3.2 Voorschriften voor werkzaamheden in groenvoorzieningen
Artikel 3.2.1 Gazons, bermen en beplanting
In gazons met een oppervlakte kleiner dan 15 vierkante meter wordt het gras door de aanbieder in dunne zoden verwijderd. De zoden worden met de begroeide kanten tegen elkaar opgeslagen, vochtig gehouden en zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht. Na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde. De zoden worden ten slotte bewaterd.
In gazons met een oppervlakte groter dan 15 vierkante meter wordt het gras boven het gekozen tracé door de aanbieder met behulp van een zodensnijmachine vrijgemaakt. De uitkomende zoden met een lengte van maximaal 3 meter worden opgerold, in depot gezet en nat gehouden. De zoden worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht. Na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde. Ten slotte worden de zoden bewaterd.
Gras in bermen en overig landschappelijk gras wordt vooraf door de aanbieder gemaaid en op eigen kosten afgevoerd. Na het aanvullen van de grond ziet de aanbieder erop toe dat het gebied opnieuw wordt ingezaaid met een standaard gras- of kruidenmengsel, die voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen.
Voor beplantingen in het algemeen gelden voor de aanbieder verder nog de volgende voorschriften:
Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1oktober t/m 15 april), die ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen binnen 6 maanden na herplant niet aanslaat, wordt op kosten van de aanbieder door het college vervangen. Voordat het college tot vervanging overgaat, wordt de verantwoordelijke aanbieder hiervan schriftelijk, onder opgave van de geraamde kosten, in kennis gesteld.
In aanvulling op of in afwijking van de in artikel 3.2.1 lid 5 van deze beleidsregels genoemde algemene voorschriften, neemt de aanbieder voor bomen daarnaast nog de volgende specifieke voorschriften in acht:
In de wortelzone wordt door de aanbieder niet gegraven. Indien het leggen van nieuwe kabels en leidingen in het bestaande tracé maar buiten de wortelzone niet mogelijk is, wordt de wortelzone gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder het wortelpakket met tenminste een minimale diepte tussen 1,00 en 1,20 meter. De opzichter beoordeelt afhankelijk van de boomsoort per situatie of een boring op die diepte mogelijk is of aangepast moet worden.
De aanbieder ziet erop toe dat bomen zowel onder- als bovengronds niet beschadigd worden. De aanbieder treft de nodige maatregelen ter bescherming van de bomen, zoals bijvoorbeeld het opbinden van laaghangende takken of het afschermen van bomen of boomgroepen met behulp van hekken aangebracht buiten de wortelzone. Stabilisatiewortels en wortels dikker dan 20 mm in diameter worden niet verwijderd. Ontgraven wortels worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging. Wortels dunner dan 20 mm maar dikker dan 15 mm in diameter worden handmatig doorgezaagd.
Tijdens de uitvoering of binnen een redelijke termijn na uitvoering van de werkzaamheden geconstateerde schade aan bomen wordt de aanbieder geïnformeerd, waarna de schade in goed overleg tussen Partijen zal worden getaxeerd door een onafhankelijke partij op basis van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. De kosten van het rapport en de daarin vastgestelde schade wordt volledig verhaald op de aanbieder.
Paragraaf 3.3 Voorschriften betreffende het herstel van het straatwerk
Artikel 3.3.1 Algemene werkwijze
De tarieven voor de herstraatwerkzaamheden worden jaarlijks vastgesteld, waarbij:
voor de kabels en leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen de door het college vastgestelde richtlijn “Tarieven (Graaf)Werkzaamheden Nutsleidingen” als uitgangspunt dient.
De aanbieder ziet erop toe dat een sleuf of breekgat maximaal 48 uur open ligt en volgens deze beleidsregels is afgezet en beveiligd. Aan het eind van iedere werkweek of voor algemeen erkende feestdagen ziet de aanbieder erop toe dat de sleuf of het breekgat, volgens deze beleidsregels is aangevuld en verdicht, in één keer definitief te worden herstraat.
Artikel 3.3.2 Aanvulling en verdichting
Bij het aanvullen van sleuven en breekgaten worden de grondsoorten en de bouwstoffen door de aanbieder aangebracht in de oorspronkelijke lagen en laagdikten. Alle aanvullingen worden laagsgewijs door de aanbieder verdicht tot minimaal 3N/mm², waarbij de te verdichten laag een maximale dikte van 30 cm heeft.
De verdichting van de aanvulling gebeurt door de aanbieder zodanig dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd. Om dit resultaat te bereiken wordt de bovenste laag altijd verdicht met mechanische apparatuur. Waar het technisch mogelijk is, zorgt de aanbieder ervoor dat er laagsgewijs mechanisch wordt verdicht.
Artikel 3.3.3 Vervanging beschadigde materialen
Is de situatie overeenkomstig artikel 2.2.2 lid 1 van deze beleidsregels vastgelegd en blijkt uit vastgelegde informatie dat de materialen al beschadigd waren, dan draagt de gemeente Bunschoten de kosten voor aanschaf van de juiste kleur en type materialen ter vervanging van de beschadigde materialen. Heeft de aanbieder echter niet aan zijn verplichting voortvloeiend uit artikel 2.2.2 van deze beleidsregels voldaan, dan worden alle kosten die verband houden met de aanschaf van de nieuwe materialen volledig bij de aanbieder in rekening gebracht.
Artikel 3.3.4 Herstel gesloten verharding en fundering
Doet zich een incidenteel geval als bedoeld in lid 1 voor, dan wordt dit door de aanbieder te allen tijde uitgevoerd door middel van zagen in het asfalt, beton of andere gesloten verharding op een zodanige steenmaat dat de sleuf na afloop van de werkzaamheden strak kan worden dichtgeblokt met betonstraatsteen keiformaat. Het gebroken asfalt, beton of andere gesloten verharding wordt op eigen kosten door de aanbieder zelf afgevoerd. Tot het moment van de definitieve bestrating zorgt de aanbieder op eigen kosten ervoor dat de sleuf of het breekgat dichtgeblokt is. Onder de kosten die voor rekening van de aanbieder zijn, vallen ook de kosten voor de aanschaf van de betonstraatstenen, en het aanbrengen van asfalt overeenkomstig de bestaande constructie van de weg inclusief de fundering.
De onderhoudsperiode bedraagt maximaal 18 maanden of tot het tijdstip dat de nieuwe asfaltverharding is aangebracht. De onderhoudstermijn gaat in na goedkeuring van het werk. Bij het werken in deelgebieden is dit na goedkeuring van het werk in het betreffende deelgebied. De grenzen van de deelgebieden worden op in overleg tussen de aanbieder en de gemeente vastgesteld.
Artikel 3.3.5 Herstel elementenverharding
Na het opnieuw aanbrengen van de elementenverhardingen dient het straatwerk dezelfde kwaliteit te hebben als vóór het aanbrengen van de kabels en leidingen. Bij twijfel dient de aanbieder aan de hand van de gegevens van de “nulmeting” aan te tonen dat de kwaliteit van het straatwerk van hetzelfde kwaliteitsniveau is als voor aanvang van de werkzaamheden.
De kwaliteit van het straatwerk vermeld onder lid 10 dient voor de kabels en leidingen die onder de Telecommunicatiewet vallen na 1 jaar nog aanwezig te zijn. Als de kwaliteit niet meer aanwezig is, dient de aanbieder dit voor eigen rekening te herstellen naar tevredenheid van de gemeente.
De onderhoudsperiode voor de kabels en de leidingen die onder de Telecommunicatiewet vallen bedraagt 12 maanden en gaat in, na oplevering van een deelgebied. De grenzen van de deelgebieden worden op een later tijdstip in overleg tussen de aanbieder en de gemeente vastgesteld. De onderhoudstermijn vervalt indien en voor zover door een derde partij in hetzelfde tracé werkzaamheden zijn verricht.
Paragraaf 3.4 Overige voorschriften
Artikel 3.4.1 Revisietekeningen
Revisietekeningen van de gewijzigde riool huisaansluitingen worden door de aanbieder binnen twee maanden na aanleg van de kabels en leidingen aan de gemeente digitaal in een nader door de gemeente te bepalen formaat aangeleverd.
Artikel 3.4.3 Schade en aansprakelijkheid
De aanbieder treft alle noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat de gemeente of derden schade lijden ten gevolge van de werkzaamheden. Schade aan gemeentelijke eigendommen wordt onmiddellijk door de aanbieder bij de gemeente gemeld. Schade aan andere dan gemeentelijke eigendommen wordt door de aanbieder bij de desbetreffende eigenaar gemeld.