Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Deventer 2011 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Deventer 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-07-2011 | 26-03-2019 | Actualisering verordening uit 2004 | 06-07-2011 Gemeenteblad, 28-07-2011 | 521641 |
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Het college biedt uiterlijk 1 mei van het begrotingsjaar aan de raad een (voorjaars)nota aan over de beleidskaders voor het eerstvolgend begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. Bij het opmaken van deze nota betrekt het college actuele informatie over de financiële positie van de gemeente door middel van inzicht in de lopende begroting en de wijze van doorwerking van de rekening over het afgelopen begrotingsjaar.
Artikel 5 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de behandeling van de begroting bepaalt de raad van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
In een aparte onderdeel van de programmabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de besteding van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 7 Tussentijdse rapportage en informatie
De zomerrappportage geeft inzicht in de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van het bij de begroting ingezette beleid. De rapportage geeft inzicht in de gevolgen van afwijkingen voor de te bereiken resultaten en de maatschappelijke effecten en inzicht in substantiële financiële afwijkingen. De raad kan bijsturingsvoorstellen doen.
De raad stelt op voorstel van het college regels vast voor de waardering van de strategische voorraden en het onderhanden werk van grondbedrijfprojecten.
Artikel 13 Kostprijsberekening
De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij de begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen. Zonodig stelt het college voor de systematiek van renteberekening nadere regels vast.
De raad stelt op voostel van het college een treasurystatuut vast waarin regels worden opgenomen voor het dagelijkse geldstromenbeheer en voor liquiditeitsrisico, renterisico, kredietrisico en relatiebeheer, administratieve organisatie en interne controle voor de financieringsfunctie.
Artikel 15 Registratie bezittingen, activa en vermogen en verzekeringen
Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd. De waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden worden jaarlijks gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.
Voor het door de raad vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen verstrekt het college per verordening een overzicht waarin deze tarieven, heffingen en prijzen worden vastgelegd, de actuele hoeveelheden per door de gemeente verleende prestatie, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en het totaal van de geraamde kosten van de in de verordening genoemde door de gemeente verstrekte diensten.
Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad periodiek een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan bevat het kader voor het beoogde onderhoudsniveau aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straat-meubilair, riolering en gebouwen.
Hierbij zal onder andere worden verwezen naar het Gemeentelijk Rioleringsplan en onderhouds-plannen gebouwen zoals die ter zake zijn of worden vastgesteld.
De paragraaf financiering bevat naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval informatie over:
Hoofdstuk 5 Financieel beheer en interne controle
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse planmatige uitvoering van interne toetsing door middel van audits welke zijn gebaseerd op een risicoanalyse van de binnen de organisatie-eenheden voort te brengen producten, alsmede de onderliggende processen. De audits richten zich op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.
Het college draagt er zorg voor dat de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval bruikbaar is voor:
Artikel 26 Financiële administratie
Het college draagt er zorg voor dat:
het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch vastleggen en verwerken van de financiële gegevens vande organisatie van de gemeente Deventer of onderdelen daarvan, teneinde te komen tot een goed inzicht in:
1° de financieel-economische positie;
Toelichting op een aantal artikelen van de Financiële verordening gemeente Deventer
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van deze verordening gedefinieerd.
Artikel 2 en 3. Kaders begroting en Programma-Begroting
De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 2 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader meegeeft aan het college, waarbinnen het college de programmabegroting dient op te stellen. Artikel 3 bevat – op compacte wijze beschreven - een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de parameters waarop de raad wil sturen en controleren. In het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” is de indeling van de begroting in programma’s niet verplicht voorgeschreven. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma’s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
De productenraming is het sturings-, beheersings- en verantwoordingsinstrument waarmee het college de organisatie bestuurt. De raad autoriseert niet op dit niveau maar stelt wel minimumeisen aan de opzet en inrichting van de productenraming.
Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
In dit artikel wordt expliciet vastgelegd dat de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. De samenvattende informatie over investeringen is in een aparte onderdeel van de programmabegroting opgenomen.
Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma’s verantwoorde lasten. Al naar het belang dat wordt toegekend aan een bepaald investeringsproject kan de raad uitspreken dat van een bepaald project eerst nadere voorstellen ter vaststelling worden voorgelegd voordat het college de uitvoering ter hand kan nemen. Dit geldt bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, voor projecten uit R.G.I., het strategisch investeringsplan en –fonds.
Artikel 6. Uitvoering begroting
In dit artikel worden regels gesteld die ertoe dienen om te borgen dat de uitvoering van de begroting conform de kaders loopt en bij afwijkingen tijdig wordt gerapporteerd, waarbij het college een actieve informatierol heeft richting de raad.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie
Artikel 7 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Er zijn twee bestuursrapportages elk met hun eigen accent: de zomerrapportage doet verslag van de voortgang van de uitvoering van de programma’s en projecten. Bij de najaarsrapportage ligt de nadruk meer op het prognosticeren van jaarrekeninguitkomsten en het borgen van de rechtmatigheid. Inhoudelijke bijsturing is met name bij de zomerrapportage aan de orde.
Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. De jaarrekening is ingedeeld overeenkomstig de in het BBV voorgeschreven indeling, waaraan wordt toegevoegd een verslag zoals bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet. Tezamen vormen deze de jaarstukken
Artikel 10. Waardering en afschrijving
Conform het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet wordt in dit artikel verwezen naar de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut.
Artikel 13. Kostprijsberekening
De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is een politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening. Dit is toegestaan vanwege het feit dat gemeenten voor het BTW-deel dat nu compensabel is, is gekort in het gemeentefonds.
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het artikel draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).
Het vaststelen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).
Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 22 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).
Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed worden vastgesteld. Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 17. Weerstandsvermogen
De paragraaf weerstandsvermogen is een van de ijkpunten bij het bepalen van de soliditeit van de begroting en het meerjarenperspectief. De paragraaf rapporteert op systematische wijze over de beschikbare weerstandsmiddelen en de benodigde weerstandsmiddelen. De benodigde weerstands-middelen worden ontleend aan de risico-inventarisatie, die vervolgens met behulp van onderbouwde uitgangspunten en statistische aannames wordt vertaald in financiële termen.
Een overzicht van alle van kracht zijnde kaders en de datum van vaststelling stelt de raad in staat zich een oordeel te vormen over de actualiteit van kaders. Afhankelijk van de dynamiek in de buitenwereld en de wijzigingen in het gemeentelijk takenpakket zal actualisatie van kaders wenselijk zijn, soms in een hoge frequentie, soms is daar geen noodzaak toe.
Daarom is de verplichte vierjaarlijkse actualisatie vervallen en vervallen door bovengenoemde werkwijze. Het initiatief om te signaleren dat kaders aan actualiteit hebben ingeboet en bijstelling nodig is, ligt uiteraard in primaire zin bij het college.
Artikel 23. Verstrekking subsidies
Een nota verstrekking subsidies gaat in op procedures die het verstrekken van subsidies omgeven en is in dit opzicht vergelijkbaar met een nota over aanbestedingsbeleid (artikel 28). De nota gaat niet over inhoudelijke afwegingen om bepaalde programmatische doelstellingen via subsidies te bereiken maar over het systeem van toekenning, monitoring en vaststelling. Hierbij wordt aandacht besteed aan recht- en doelmatigheid en het voorkomen van oneigenlijk gebruik.
De accountants toetst jaarlijks van de jaarrekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 24 draagt het college op maatregelen te treffen op dat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administratie een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
In artikel 25 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Het college zal deze zaken in een besluit vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.
Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordings-informatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder en aan het rijk, zoals de verplichte informatievoorzieningen voor derden (IV-3).
Artikel 27. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De organisatieregeling wordt door het college vastgesteld. Omdat het van belang is dat in de organisatie de nodige checks and balances, waaronder functiescheiding, van kracht zijn, stelt de raad in artikel 27 eisen aan de inrichting door het college.
Artikel 28. Aanbesteding en inkoop
De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 28 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets.
Artikel 30. Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. Vierjaarlijks zal de verordening worden vervangen door een door de raad vastgestelde geactualiseerde verordening.
In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening dient te verwijzen.