Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 6 Benoeming wethouders
Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b (1e, 3e en 4e lid) en 41c, 1e lid, van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.
Artikel 7 Oproep
- 1.
De voorzitter zendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
- 2.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad ter beschikking gesteld.
- 3.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad ter beschikking gesteld.
Artikel 8 Agenda
- 1.
Voordat de oproep ter beschikking wordt gesteld, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.
- 2.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.
- 3.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
- 4.
Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.
- 5.
Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 8a De wethouder
(Vervallen)
Artikel 9 Ter beschikking stellen van stukken
- 1.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met de oproep voor een ieder ter beschikking gesteld. De voorzitter maakt van de terbeschikkingstellingmelding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10.
- 2.
Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente geplaatst.
- 3.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad op verzoek inzage.
Artikel 10 Openbare kennisgeving
- 1.
De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen), of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.
- 2.
De openbare kennisgeving vermeldt:
- a.
de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;
- b.
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;
- c.
de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 14.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 11 Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 12 Zitplaatsen
(Vervallen)
Artikel 13 Opening vergadering; quorum
(Vervallen)
Artikel 13a Gebed na opening en sluiting van de vergadering
- 1.
Onmiddellijk na de opening van de vergadering spreekt de voorzitter het volgende gebed uit: "Almachtige God en Vader. Wij bidden U in Christus' naam om Uw onmisbare zegen bij de vervulling van de werkzaamheden, die ons wachten. Schenk ons door Uw Heilige Geest wijsheid en voorzichtigheid. Verlevendig in ons een diep gevoel van onze afhankelijkheid van U. Schenk ons, om Jezus’ wil, in het geloof tot U op te zien. Dan zullen onze beraadslagingen strekken tot eer van uw naam en tot bevordering van de ware belangen van deze gemeente. Amen."
- 2.
Onmiddellijk voor het sluiten van de vergadering spreekt de voorzitter het volgende dankgebed uit: "Almachtige God, wij danken U voor Uw hulp bij het besturen van onze gemeente. Uw naam ontvangt daarvoor de eer. Amen."
Artikel 14 Spreekrecht burgers
- 1.
Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.
- 2.
Het woord kan niet gevoerd worden:
- a.
over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;
- b.
over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;
- c.
indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.
- 3.
Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en adres en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.
- 4.
De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.
- 5.
Elke spreker krijgt maximaal drie minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
- 6.
De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.
Artikel 15 Geluid en beeldregistraties
(vervallen)
Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Artikel 17 Notulen
- 1.
De ontwerpbesluitenlijst van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van de raad gelijktijdig met de oproep ter beschikking gesteld.
- 2.
Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.
- 3.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.
- 4.
De besluitenlijst moet inhouden:
- a.
de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;
- b.
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
- c.
een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;
- d.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;
- e.
a. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;
- f.
bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
- 5.
De besluitenlijst worden opgesteld onder de zorg van de griffier.
- 6.
De vastgestelde besluitenlijst worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.
Artikel 18 Ingekomen stukken
- 1.
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad ter beschikking gesteld.
- 2.
Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 19 Spreekregels
- 1.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.
- 2.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.
Artikel 20 Sprekersvolgorde
Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben, waarbij:
- a.
de volgorde van sprekers wordt bepaald door het resultaat van de in artikel 16 bedoelde loting;
- b.
de volgorde van sprekers begint met het raadslid dat door het lot is aangewezen en gaat vervolgens met de klok mee;
- c.
het begin van volgorde van sprekers schuift per agendapunt, waarover beraadslaagd is, één fractie met de klok mee door.
Artikel 21 Aantal spreektermijnen
- 1.
De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.
- 2.
Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
- 3.
Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
- 4.
Het derde lid is niet van toepassing op:
- a.
de rapporteur van een commissie;
- b.
het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.
- 5.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.
Artikel 22 Spreektijd
(Vervallen)
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
(Vervallen)
Artikel 24 Beraadslaging
(Vervallen)
Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen
- 1.
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 26 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 27 Beslissing
- 1.
Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
- 2.
Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.
- 3.
Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
- 1.
De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.
- 2.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.
- 3.
Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.
- 4.
De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
- 5.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.
- 6.
De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.
- 7.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
- 8.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
- 1.
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.
- 2.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
- 3.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.
- 4.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.
Artikel 30 Stemming over personen
- 1.
Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.
- 2.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.
- 3.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
- 4.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
- a.
een blanco ingevuld stembriefje;
- b.
een ondertekend stembriefje;
- c.
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;
- d.
een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;
- e.
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
- 5.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.
Artikel 31 Herstemming over personen
(Vervallen)
Artikel 32 Beslissing door het lot
- 1.
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
- 2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.
- 3.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.