Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | 2007/21 |
Externe bijlage | Raadsvoorstel |
In afwijking van het eerste lid van artikel II van het raadsvoorstel (RIS317242) treedt het onderdeel AG van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-05-2024 | Art. 1:1, art. 1:8 en art. 2:10B | 25-04-2024 | RIS318222 | ||
26-03-2024 | 09-05-2024 | Art. 2:28A, eerste lid, art. 2:48, vijfde en zesde lid, art. 2:98 vierde lid,onder h, vijftiende en zestiende lid | 14-03-2024 | RIS318029 | |
13-02-2024 | 01-01-2024 | 26-03-2024 | diverse artikelen | 25-01-2024 | RIS317242 |
23-10-2023 | 01-10-2023 | 13-02-2024 | Art. 2:10, tweede lid, onder e. en art. 2:71 | 05-10-2023 | RIS316308 |
16-10-2023 | 01-07-2023 | 23-10-2023 | Art. 2:42 | 05-10-2023 | RIS315250 |
19-09-2023 | 01-07-2023 | Art. 2:48A en art. 6:1 | 07-09-2023 | RIS316328 | |
17-06-2023 | 17-06-2023 | Art. 1:8, art. 2:24 eerste lid, onderdeel g., art. 2:25C en art. 6:1, eerste lid | 25-05-2023 | RIS315435 | |
17-06-2023 | 19-09-2023 | Art. 6:1A en de bijlage als bedoeld in artikel 6:1A, tweede lid | 08-06-2023 | RIS315392 | |
01-12-2022 | 17-06-2023 | Art. 2:34d, art. 4:13, eerste lid, art. 5:12, eerste lid en art. 2:52 | 10-11-2022 | RIS313063 | |
09-07-2022 | 01-12-2022 | Art. 2:48 vijfde en zesde lid en de bijlage bedoeld in art 6:1A tweede lid | 30-06-2022 | RIS312520 | |
28-09-2021 | 09-07-2022 | art.2:24, eerste lid, onder d, art. 2:27, onder a, onderdeel 1, art. 2:27 onder b, art. 2:28, vijfde lid, onder f, art. 2:28B, derde lid, onder d, art. 2:34a, art. 2:34b, vijfde lid, onder d, art. 2:48, tweede lid, onder a, art. 2:48, tweede lid, onder b, art. 3:5, eerste lid, onder i, onderdeel 1 en opschrift Hoofdstuk 2, Afdeling 8A | 16-09-2021 | RIS309812 | |
30-07-2021 | 27-07-2021 | Art.2:25, lid 2 onder sub i en art. 2:9, lid 3 onder sub e | 01-07-2021 | RIS303419 | |
27-07-2021 | 28-09-2021 | bijlage als bedoeld in art. 6:1A, tweede lid | 14-07-2021 | RIS309322 | |
23-04-2021 | 30-07-2021 | Art 2:48 vierde lid | 15-04-2021 | RIS307983 | |
01-04-2021 | 23-04-2021 | Art. 5:10A, art. 5:11, Art. 5:33, art. 6:1 eerste lid, art. 6:1A eerste lid en bijlage als bedoeld in art. 6:1A tweede lid | 04-03-2021 | RIS307740 | |
22-12-2020 | 01-04-2021 | Art. 2:73B, art 6:1, eerste lid, art 6:1A, eerste lid en de bijlage als bedoeld in art. 6:1A | 16-12-2020 | RIS307137 | |
29-10-2020 | 22-12-2020 | art. 2:48 | 07-10-2020 | RIS303540 | |
07-08-2020 | 29-10-2020 | Art. 1:1 en aan hoofdstuk 5, afdeling 7, art 5:43 | 14-07-2020 | RIS303383 | |
01-04-2020 | 07-08-2020 | Art. 1:7, 2:8, 6:1 en 6:1A | 06-02-2020 | RIS304140 | |
18-02-2020 | 01-04-2020 | Art. 1:8. Afdeling 19, art. 2:98 en art. 6:1 | 06-02-2020 | RIS303942 | |
03-01-2020 | 18-02-2020 | art. 2:25 | 19-12-2019 | RIS303943 | |
01-01-2020 | 03-01-2020 | artikel 2:57 | 28-11-2019 | RIS303832 | |
10-07-2019 | 01-01-2020 | Art. 2:65A, 4:10, 6:1 tweede lid, 6:1A, eerste lid en bijlage 6:1A, tweede lid | 04-07-2019 | RIS302962 | |
01-01-2019 | 10-07-2019 | art. 6:1, 6:1A en de bijlage bij art. 6:1A | 20-12-2018 | RIS301155, 2018 | |
01-11-2018 | 01-01-2019 | art. 1:6, 2:6, 2:10, 2:22,2:36, 2:60, 2:63,2:64, 4:14, 5:33, 2:82, 2:87, 2:97, 6:1, 6:1A en bijlage bij 6:1a | 20-12-2018 | RIS300563, 2018 | |
27-02-2018 | 01-11-2018 | art. 4:1, 4:2 en art. 4:3 | 15-02-2018 | RIS 298765, 2018 | |
01-01-2018 | 27-02-2018 | Bijlage 6:1A | 14-12-2017 | RIS 298442, 2017 | |
01-01-2018 | 01-01-2018 | Art. 2:40 | 23-11-2017 | RIS 298169, 2017 | |
01-10-2017 | 01-01-2018 | Art. 1:1 | 21-09-2017 | RIS 297675, 2017 | |
01-10-2017 | 01-10-2017 | Art. 2:42 | 21-09-2017 | RIS 297588, 2017 | |
01-07-2017 | 01-10-2017 | Art. 1:9, art. 2:9 tweede lid onder e, art. 2:97 derde lid, art. 5:13 vierde lid, art. 5:31A en art. 5:33 eerst lid | 13-04-2017 | RIS 296462, 2017 | |
08-06-2017 | 01-07-2017 | Art. 2:41 2e lid en art. 2:48 3e lid | 18-05-2017 | RIS 296823, 2017 | |
01-01-2017 | 08-06-2017 | 6:1A, bijlage | 15-12-2016 | RIS 295782, 2016 | |
01-01-2017 | 01-01-2017 | 2:48, hfdst.6 met bijlage | 17-11-2016 | RIS 294238, 2016 | |
01-01-2017 | 01-01-2017 | art. 2:24 | 17-11-2016 | RIS 295092, 2016 | |
23-12-2016 | 01-01-2017 | Hoofdstuk 3, art 6:1, 6:2, 6:3, 1:8, 2:74 lid 1 onder d | 15-12-2016 | RIS 294326, 2016 | |
11-10-2016 | 23-12-2016 | art. 1:3, 2:10, 2:59 en 2:77 | 29-09-2016 Gemeenteblad 139118, 2016 | RIS 294912, 2016 | |
23-09-2016 | 11-10-2016 | art. 1:6, art. 2:10A, tiende lid, onder b. en art. 2:11, tiende lid, onder b. | 08-09-2016 Gemeenteblad 126817, 2016 | RIS 294632, 2016 | |
14-06-2016 | 23-09-2016 | art. 2:27, 2:28, 2:28 A,B en C, 2:29, 2:30, 2:30 A,B en C, 2:31, 2:32, 2:334:1, 4:2 | 09-06-2016 Gemeenteblad 77058, 2016 | RIS 294179, 2016 | |
10-03-2015 | 14-06-2016 | art. 1:7, 2:44A, 2:48, 2:58, 5:9, 5:24 en 6:1 | 05-03-2015 Gemeenteblad 46, 2015 | rv 9, 2015 | |
09-12-2014 | 10-03-2015 | art. 5:5 en 6:1 | 27-11-2014 Gemeenteblad 203, 2014 | rv 121, 2014 | |
01-01-2014 | 09-12-2014 | art.2:27, afdeling 8A art. 2:34a, 2:34b en 2:34c | 19-12-2013 Gemeenteblad 52, 2013 | rv 172, 2013 | |
01-11-2013 | 01-01-2014 | art.2:65, art. 6:1 | 17-10-2013 Gemeenteblad 44, 2013 | rv 129, 2013 | |
08-08-2013 | 01-11-2013 | art. 5:12, art.2:52a, art. 6:1 | 18-07-2013 Gemeenteblad 32, 2013 | rv 101, 2013 | |
09-05-2013 | 08-08-2013 | art. 3:5, lid 5 | 25-04-2013 Gemeenteblad 19, 2013 | rv 39, 2013 | |
28-03-2013 | 09-05-2013 | art. 2:44, 2:52 en 6:1 | 14-03-2013 Gemeenteblad 13, 2013 | rv 20, 2013 | |
01-03-2013 | 28-03-2013 | art. 1:1 en 2:10, lid 2, onder f. | 14-02-2013 Gemeenteblad 9, 2013 | rv 14, 2013 | |
01-01-2013 | 01-03-2013 | art. 1:1 en 2:10, lid 2, onder e. | 11-10-2012 Gemeenteblad 35, 2012 | rv 81, 2012 | |
03-05-2012 | 01-01-2013 | art. 5:12 | 19-04-2012 Gemeenteblad 9, 02-05-2012 | rv 35, 2012 | |
01-01-2012 | 03-05-2012 | diverse artikelen | 22-12-2011 Posthoorn, 28-12-2011 | rv 161, 2011 | |
02-06-2011 | 01-01-2012 | art. 2:10 | 19-05-2011 Posthoorn, 01-06-2011 | rv 57, 2011 | |
14-04-2011 | 02-06-2011 | art. 6:1 | 31-03-2011 Posthoorn, 13-04-2011 | rv 37, 2011 | |
01-04-2011 | 14-04-2011 | art. 3:4, 3:5, 3:12 en 3:13 | 10-03-2011 Posthoorn, 23-03-2011 | rv 176, 2010 | |
23-12-2010 | 01-04-2011 | art. 2:28E, 2:30 en 5:34 | 16-12-2010 Posthoorn, 22-12 -2010 | rv 158 en rv 159, 2010 | |
01-11-2010 | 23-12-2010 | a r t . 2 : 1 0 B , 4 : 1 6 | 23-09-2010 Posthoorn, 13-10 -2010 | rv 93, 2010 | |
01-10-2010 | 01-11-2010 | diverseartikelen | 23-09-2010 Posthoorn, 29-09--2010 | rv 97, 2010 | |
15-07-2010 | 01-10-2010 | diverseartikelen | 01-07-2010 Posthoorn, 14-07-2010 | rv 70, 2010 | |
03-06-2010 | 15-07-2010 | artikelen 2:29 en 2:30 | 20-05-2010 Posthoorn, 02-06-2010 | rv 50, 2010 | |
04-03-2010 | 03-06-2010 | diverse artikelen | 18-02-2010 Posthoorn, 03-03-2010 | rv 33 en rv 34 2010 | |
01-01-2010 | 04-03-2010 | diverse artikelen | 09-07-2009 Posthoorn, 22-07-2009 | rv 81 2009 | |
14-05-2009 | art. 5:42 | 23-04-2009 Posthoorn, 06-05-2009 | rv 46 2009 | ||
10-02-2009 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 13-12-2007 Posthoorn, 27-12-2007 | rv 193 2007 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning , ontheffing of instemming kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning , ontheffing of instemming is vereist.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning , ontheffing of instemming
De vergunning, ontheffing of instemming kan worden ingetrokken of gewijzigd:
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning , ontheffing of instemming , moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning , ontheffing of instemming is vereist;
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
Een vergunning, ontheffing of instemming kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Indien van de weigeringsgrond in dit lid gebruik wordt gemaakt, wordt dit besluit spoedig aan de aanvrager bekend gemaakt.
In afwijking van het eerste lid kan een instemming voor een aanvraag als bedoeld in artikel 2:10A., zesde lid, onder b en artikel 2:11, vijfde lid, onder b worden geweigerd, als de aanvraag daarvoor minder dan drie werkdagen voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Indien van de weigeringsgrond in dit lid gebruik wordt gemaakt, wordt dit besluit spoedig aan de aanvrager bekend gemaakt.
Afdeling 1: Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden om, wanneer een voorval, gebeurtenis of samenscholing als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt, tezamen met anderen zich in de richting daarvan te begeven als daarbij voorwerpen worden medegevoerd, die plegen te worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt bij wanordelijkheden, zoals een ketting, knuppel, helm of bivakmuts.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen en vergaderingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats, als bedoeld in artikel 1 Wet openbare manifestaties, een betoging of vergadering te houden, als bedoeld in de artikelen 3 en 4 Wet openbare manifestaties, moet vóór de openbare aankondiging van deze vergadering of betoging en tenminste 4 x 24 uur voordat deze zal worden gehouden, de burgemeester hiervan schriftelijk kennis geven.
Afdeling 5: Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg
Dit verbod is niet van toepassing op:
voorwerpen geplaatst voor werkzaamheden en voorwerpen geplaatst ten behoeve van bouwwerkzaamheden, mits dit minimaal 24 uur vooraf is gemeld bij het college van burgemeester en wethouders met het daarvoor door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde meldingsformulier en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het voorwerp levert geen hinder of gevaar op voor de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de weg. Hiertoe dient onder andere te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
het voorwerp wordt zo geplaatst dat de rijbaan als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersborden en verkeerstekens 1990 het fietspad of fiets/bromfietspad, niet geheel of gedeeltelijk wordt geblokkeerd en omliggende gebouwen dienen direct bereikbaar te blijven voor het materieel van hulpdiensten, vuilniswagen en leveranciers;
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen voor de handelingen als bedoeld in het eerste lid. Deze nadere regels strekken ter bescherming van de belangen als genoemd in het derde lid. In deze nadere regels kan voor bepaalde categorieën van voorwerpen worden bepaald dat de uitzondering als genoemd in het tweede lid onder j. of k. niet van toepassing is.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10, eerste lid, en onverminderd het bepaalde in artikel 2:11, eerste lid, is het verboden om zonder voorafgaande instemming van burgemeester en wethouders een leiding op, aan, in, boven of onder de weg te leggen, te hebben liggen of in enig opzicht te wijzigen.
De aanvraag voor de vereiste instemming dient bij het leggen, hebben liggen of in enig opzicht te wijzigen van huisaansluitingen van leidingen, waarvan de lengte niet langer is dan 55 meter, ten minste drie werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden door het college te zijn ontvangen. In alle overige gevallen geldt een termijn van acht weken.
Een van rechtswege verleende instemming kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken of gewijzigd, indien het aanvraagformulier onjuiste gegevens bevat of indien de werkzaamheden onvoorziene en ontoelaatbare gevolgen voor de fysieke leefomgeving hebben of dreigen te hebben en het geven van aanwijzingen als bedoeld in het tiende lid onder b, geen oplossing biedt.
Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing:
beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening, de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet.
Artikel 2:10B. Warmtenetten en warmteleidingen
In afwijking van artikel 2:10A is het verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders in of op openbare gronden werkzaamheden uit te voeren die betrekking hebben op de aanleg, instandhouding, wijziging of opruiming van warmtenetten of warmteleidingen, of daarin of daarop warmtenetten of warmteleidingen te hebben en te houden.
Het college van burgemeester en wethouders kan de vergunning in ieder geval weigeren:
binnen de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebieden, indien de aanvraag geen betrekking heeft op de realisatie van een (collectief) warmtenet ter uitvoering van een gemeentelijke (concessie)opdracht of aanwijzing door het daartoe voor dat gebied geselecteerde of aangewezen warmtebedrijf.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen, opbreken en veranderen van een weg
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:83 is het verboden om zonder voorafgaande instemming van het college van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, of handelingen te verrichten die de gebruiksmogelijkheden van de weg beperken.
Dit verbod is niet van toepassing op handelingen als bedoeld in het eerste lid ten behoeve van huisaansluitingen voor nutsvoorzieningen (telefoon, kabeltelevisie, gas, water, elektra, riool, stadsverwarming), voor zover die geen belemmerende invloed hebben op de doorstroming van verkeer, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg, of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag:
om instemming voor handelingen als bedoeld in het eerste lid die maximaal een oppervlakte van 25 m2 beslaan en niet langer dan 60 uur duren, mits van niet ingrijpende aard, welke, gelet op de veiligheid en doelmatigheid van de weg, niet tot hinder leiden voor motorrijtuigen, bromfietsen, fietsen en trams binnen drie werkdagen na ontvangst van de aanvraag.
Het college van burgemeester en wethouders kan haar instemming weigeren:
indien de handeling als bedoeld in het eerste lid schade toebrengt aan de weg, een belemmerende invloed heeft op de doorstroming van verkeer, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg, of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
De verplichtingen en de verboden in dit artikel gelden niet:
op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Afdeling 6: Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 7: Toezicht op evenementen en sportwedstrijden
Artikel 2:25 Vergunningplicht evenement
Voor het op het evenemententerrein verrichten van activiteiten, die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, is tijdens de duur van het evenement geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten vermeld zijn in de vergunning als bedoeld in het eerste lid.
Tenzij de burgemeester anders bepaalt, geldt het verbod in het vierde lid niet voor activiteiten, waarvan aannemelijk is dat zij krachtens een voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan drie maanden verleende vergunning ook op het evenemententerrein zouden plaatsvinden, als daar geen evenement gehouden zou worden.
Artikel 2:25A. Aanvraag om vergunning
De organisator van het evenement als bedoeld in artikel 2:25, tweede lid, stelt de burgemeester ten minste vier weken voorafgaand aan het evenement van het houden daarvan in kennis. Hij maakt hierbij tevens gebruik van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Indien de aanvrager binnen twee weken na de schriftelijke ontvangstbevestiging geen respons ontvangt van de gemeente, is de evenementenmelding akkoord.
De burgemeester maakt uiterlijk op 1 oktober bekend, welke grote evenementen in het volgend jaar mogen worden verwacht en voor welke ingediende en/of nog in te dienen aanvragen om vergunning voor grote evenementen, de burgemeester behoudens gewijzigde omstandigheden, voornemens is vergunning te verlenen. De burgemeester stelt daarvoor het Overzicht grote evenementen vast, nadat terzake burgemeester en wethouders en de betreffende raadscommissie(s) zijn gehoord. Indien de burgemeester na de vaststelling van het Overzicht voornemens is om het Overzicht te wijzigen en/of indien de burgemeester voornemens is vergunning te verlenen voor een groot evenement, dat niet in het Overzicht voorkomt, handelt de burgemeester overeenkomstig het bepaalde in de vorige volzin
Artikel 2:25B Sportwedstrijden
Als de burgemeester van oordeel is, dat naar redelijke verwachting, noch door de door de organisator toegezegde maatregelen, noch door het geven van voorschriften, noch door de redelijkerwijs te nemen politiemaatregelen, onevenredige schade aan de in het zevende lid bedoelde belangen voorkomen kan worden, is de burgemeester bevoegd het houden van de wedstrijd te verbieden.
Artikel 2:26A. Ordeverstoring bij sportwedstrijden.
Hij, die aanwezig is bij een sportwedstrijd als bedoeld in artikel 2:25B. is verplicht op last van een ambtenaar van politie de ruimte of locatie waar de sportwedstrijd plaatsvindt onmiddellijk te verlaten indien die wedstrijd plaatsvindt in strijd met het bepaalde in artikel 2:25B. of indien ter plaatse wanordelijkheden ontstaan dan wel dreigen te ontstaan.
Artikel 2:26B. Stadionomgevingsverbod.
De burgemeester kan aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf vier uur vòòr het vastgestelde aanvangstijdstip tot vier uur na afloop van voetbalwedstrijden van de organisator ex artikel 2:25B. Het verbod geldt voor een bepaalde tijd welke niet langer is dan twee jaar.
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het vorige lid bedoelde verbod, nadat is vast komen te staan dat de persoon de openbare orde in of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een wedstrijd van de organisator wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een stadionverbod is opgelegd.
Afdeling 8: Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
voor publiek openstaande lokaliteiten, open plaatsen, tuinen of gedeelten daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel worden gebruikt, alsmede de niet voor publiek toegankelijke lokaliteiten welke voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in artikel 1 van de Straathandelsverordening voor zover daar regelmatig of op gezette tijden:
I. gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet enigerlei eet- of drinkwaar te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;
II. amusement of ontspanning wordt aangeboden, met uitzondering van een speelautomatenhal, of
III. gelegenheid wordt gegeven anders dan tegen betaling tot het verrichten van seksuele handelingen;
In afwijking van artikel 1:2 beslist de burgemeester binnen 13 weken na de datum waarop de burgemeester de aanvraag heeft ontvangen.
Artikel 2:28F. Vervallen van de vergunning / mutaties
Een vergunning ex artikel 2:28 vervalt, zodra het exploiteren van de horeca-inrichting is beëindigd en op een volledige aanvraag om een nieuwe vergunning voor het exploiteren van dezelfde horeca-inrichting is beslist, of, indien zodanige aanvraag niet is ingediend binnen 13 weken na het beëindigen van het exploiteren van de horeca-inrichting, bij het verstrijken van deze termijn.
Artikel 2:29 Openings- en sluitingstijden
Het is verboden een horeca-inrichting, die behoort tot categorie 2, voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op vrijdagen, zaterdagen en zondagen tussen 02.30 uur en 07.00 uur en op de overige dagen van de week tussen 02.00 uur en 07.00 uur, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in lid 3, 5 of 7.
De burgemeester kan voor een horeca-inrichting, waarvan de ondernemer ten genoegen van de burgemeester heeft aangetoond, dat de exploitatie van die horeca-inrichting geen nadelige invloed heeft op de openbare orde of op het woon- of leefklimaat in de naaste omgeving van die horeca-inrichting, ontheffing verlenen van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod, zij het met die beperking, dat:
De ondernemer van een horeca-inrichting die beschikt over een exploitatievergunning met categorie 2 sluitingstijden, kan maximaal twaalf festiviteiten per jaar houden, waarbij het de ondernemer of leidinggevende is toegestaan de horeca-inrichting, met uitzondering van het terras, voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tot 06.00 uur, mits de ondernemer uiterlijk zeven werkdagen voor de dag waarop de festiviteit plaatsvindt, de burgemeester van de festiviteit kennis heeft gegeven.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of het woon- of leefklimaat voor een of meer horeca-inrichtingen, categorieën van horeca-inrichtingen of voor de tot de horeca-inrichting behorende terrassen de in het eerste en tweede lid genoemde openings- en sluitingstijden – al dan niet tijdelijk – beperken, dan wel andere openings- en sluitingstijden vaststellen.
Artikel 2:30 Sluiting horeca-inrichting
Een sluiting kan op verzoek van een belanghebbende door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:30C Wijziging leidinggevende
In afwijking van het eerste lid, kan het beheer tot op de aanvraag is beslist, tijdelijk worden uitgeoefend door een nieuwe leidinggevende, indien de ondernemer of leidinggevende een bevestiging van de burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat die nieuwe leidinggevende ten behoeve van bijschrijving op de exploitatievergunning is aangemeld.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horeca-inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2:27 tot en met 2:30C en de daarop rustende bepalingen.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horeca-inrichting als bedoeld in artikel 2:27 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2:28 tot en met 2:28E. en artikel 2:29. tot en met 2:30.
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
In deze afdeling en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
Afdeling 9: Nachtverblijf en toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2:38A. Aanbieden logeergelegenheid
Het is verboden op of aan de weg op te treden tot het verschaffen of doen verschaffen van tijdelijke woon- of logeergelegenheden, ongeacht of dit gebeurt door deze gelegenheden bij het publiek aan te bevelen, of door aan het publiek hulp bij het verkrijgen daarvan aan te bieden.
Artikel 2:38B. (Nacht)verblijf aan de weg
Het is verboden om -al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting, waar onder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto- op of aan de weg tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, danwel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.
Afdeling 10: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de Basisregistratie Personen is ingeschreven, is verplicht er zorg voor te dragen dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt;
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Betreden en beschadiging van plantsoenen e.d.
op plaatsen, welke bij besluit van het college zijn aangewezen, bij zich te hebben of te vervoeren, ter plaatse voorkomende bloemen of planten of takken van ter plaatse voorkomende bomen en heesters, tenzij deze met toestemming van de rechthebbende ter plaatse zijn verkregen of van elders afkomstig zijn.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden en daarmee op enigerlei wijze de orde te verstoren in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door de burgemeester ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
De houder of verzorger van de hond en ook degene die een hond onder zijn hoede heeft is verplicht, indien hij zich op de weg bevindt, een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor verwijdering van de uitwerpselen. Het college stelt hiervoor geschikt hulpmiddelen vast, wil het doeltreffend zijn.
Artikel 2:65 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is gemaakt aan de bezoekers van het terrein.
Afdeling 11: Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F2 of F3, dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk, zoals genoemd in bijlage II van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid kan voorts worden geweigerd, indien een persoon verbonden aan de desbetreffende inrichting binnen de laatste drie en een half (3½) jaar een overtreding heeft begaan van hetgeen bij of krachtens de wet is geregeld omtrent het vervoer, de opslag en/of verkoop van vuurwerk.
Artikel 2:74 Handel in en gebruik van verdovende middelen
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of
zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden, of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74A. Overlastgevende woonpanden
Onverminderd het bepaalde in artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden een op basis van artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden, nadat dat door de burgemeester in het openbaar bekend is gemaakt.
Artikel 2:74B. Verzameling van personen in verband met harddrugs of heling
Het is verboden op of aan wegen die door de burgemeester zijn aangewezen ( Zie bijgevoegd besluit ) omdat deopenbare orde dit in verband met het openlijk gebruik van of de handel in harddrugs dan heling naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, deel te nemen aan een verzameling van meer dan 4 personen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verzameling verband houdt met het gebruik van of de handel in harddrugs dan wel heling.
Artikel 2:74C. Verblijfsontzeggingen in verband met harddrugs
Degene die messen of andere voorwerpen, die als wapen kunnen worden gebruikt zoals verboden in de Wet wapens en munitie, openlijk voorhanden heeft, is verplicht zich terstond uit een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid, te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van vierentwintig uur niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden ten minste drie ordeverstorende gedragingen heeft begaan, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van 1 maand niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid overeenkomstig het derde lid een bevel van de burgemeester heeft gekregen zich te verwijderen uit dat gebied en die in een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar weer een ordeverstorende gedraging heeft begaan, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van 2 maanden niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid overeenkomstig het vierde lid een bevel van de burgemeester heeft gekregen zich te verwijderen uit dat gebied en die in een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar weer een ordeverstorende gedraging heeft begaan, is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van 3 maanden niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Onder ordeverstorende gedragingen als bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid worden verstaan de gedragingen als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede het niet voldoen aan een opgelegd verwijderingsbevel, geweldsdelicten en diefstallen uit auto’s op of aan de weg, voor zover een verband bestaat tussen het delict en harddrugs.
Afdeling 14: Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:26, 2:26B., 2:45, 2:48, 2:49, 2:73, 2:73A., 2:79 of 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 15: Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:76 Aanwijzing veiligheidsrisicogebied ten behoeve van preventief fouilleren
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Het in het tweede lid gestelde is niet van toepassing, indien naar het oordeel van de burgemeester sprake is van een spoedeisend belang op grond waarvan zijn besluit tot het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied niet kan worden uitgesteld. De burgemeester hoort de betreffende raadscommissie zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.
Afdeling 18 Vellen van houtopstanden en handelsreclame
Artikel 2:82 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 30 centimeter op 1.30 meter boven het maaiveld gerekend langs de stam, indien het bomen betreft op achtererven van woningen niet groter dan 50 vierkante meter en niet zichtbaar vanaf openbaar toegankelijk gebied, geldt een omtrek van de stam van minimaal 90 centimeter op 1,3 meter boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht of vanwege de plaatsing op de lijst met monumentale bomen worden als bomen ook aangemerkt, bomen met een omtrek van kleiner dan 30 centimeter respectievelijk 90 centimeter bij voornoemde achtererven niet groter dan 50 vierkante meter;
Artikel 2:85 Lijst van monumentale bomen
Het college stelt een lijst vast met monumentale houtopstand, die verder wordt aangeduid als: lijst van monumentale bomen. Deze lijst omvat de plaatselijke en kadastrale aanduiding, de tenaamstelling, twee foto’s met zomer- en winterbeeld van de houtopstand en een beschrijving van de houtopstand. Er wordt een kaart bijgevoegd met daarop aangeduid de beschermde houtopstand.
Het verbod is niet van toepassing op:
het direct vellen van een houtopstand indien hiervoor door de burgemeester mondeling toestemming is gegeven vanwege acuut gevaar voor veiligheid van personen en zaken. De mondelinge toestemming wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk gemotiveerd en aan de aanvrager alsmede belanghebbenden toegezonden.
Op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 2:87, eerste lid, beslist het bevoegd gezag niet alvorens zij de in artikel 2:86 genoemde Adviesraad over de aanvraag heeft gehoord. Artikel 2:86, eerste en tweede lid, is op de aanvraag van overeenkomstige toepassing.
In aanvulling op artikel 22.299 van het tijdelijk deel van het Omgevingsplan moet een aanvraag om ontheffing of vergunning vergezeld gaan van drie verschillende foto’s van de houtopstand van minimaal 10x15 centimeter en niet ouder dan twee maanden, waarvan tenminste twee een beeld van de houtopstand in zijn omgeving geven.
Artikel 2:91 Bijzondere vergunningvoorschriften ter bescherming van de houtopstand
Indien uitvoering van een herplant niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand wordt aan de ontheffing of vergunning het voorschrift verbonden, dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een bedrag gelijk aan de herplantwaarde in het bomenfonds is gestort.
Artikel 2:92 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder ontheffing of vergunning is geveld anders dan bij wijze van dunning, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het met betrekking tot die houtopstand tot vergunningverlening het college aan de eigenaar of de publiekrechtelijk bevoegde van de grond, waarop de houtopstand zich bevond, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn. Artikel 2:91, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, is de eigenaar of de publiekrechtelijk bevoegde van de grond waarop de houtopstand zich bevindt, verplicht om overeenkomstig door het college te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 2:94 Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen of andere houtopstand bevinden, die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de insecten, die boomziekten verspreiden, is de eigenaar of de publiekrechtelijke bevoegde op aanschrijving van het college en binnen de door haar daarbij te stellen termijn verplicht:
Artikel 2:95 Afstand tot de erfgrens
De afstand tot de erfgrenslijn als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0.5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toe te staan of te gedogen dat op of aan die onroerende zaak handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uivoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Afdeling 19 Tegengaan onveilig, niet leefbaar of malafide ondernemersklimaat.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend voor een bepaalde termijn aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk komt te staan. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Hoofdstuk 3 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Afdeling 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De artikelen 1:2, 1:5 en 1:6 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Afdeling 2: VERGUNNING SEKSBEDRIJF
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de APV Den Haag];
2°. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
3°. artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;
4°. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:7, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:8 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:6, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Afdeling 3: UITOEFENEN SEKSBEDRIJF
PARAGRAAF 3.1 REGELS VOOR ALLE SEKSBEDRIJVEN
Artikel 3:10 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 01.30 uur en 07.00 uur tenzij bij vergunning anders is bepaald.
PARAGRAAF 3.2 REGELS VOOR ALLE PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN PROSTITUEES
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:14 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:
er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;
1° de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;
3° met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:13, tweede lid, onder k;
PARAGRAAF 3.3 RAAM- EN STRAATPROSTITUTIE
Artikel 3:16 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, of in een voor publiek toegankelijk gebouw, op te houden met het kennelijke doel zich door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Artikel 3:17 Handhaving straatprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:5, vijfde lid, sub d, genoemde belangen aan personen aan wie in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden ten minste driemaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede lid bij besluit verbieden zich gedurende een tijdvak van 1 maand te bevinden op of aan de wegen bedoeld in het eerste lid.
Degene die een bevel van de burgemeester, als bedoeld in het derde lid, heeft gekregen en die in een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar weer het verbod, bedoeld in artikel 3:16, overtreedt, is verplicht zich terstond zich te verwijderen van de aangewezen wegen gedurende een tijdvak van 2 maanden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Degene die een bevel van de burgemeester als bedoeld in het vierde lid heeft gekregen en die in een aaneengesloten periode van ten hoogste één jaar weer het verbod, bedoeld in artikel 3:16, overtreedt, is verplicht zich terstond te verwijderen van de aangewezen wegen en zich daar gedurende een tijdvak van 3 maanden niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Afdeling 4: Overige bepalingen
Artikel 3:19 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als het bevoegde bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1: Geluid- en lichthinder
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 en 4:3 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Besluit en vallend onder hoofdcategorie horeca, categorie 18 van bijlage 1, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, zoals dit besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
Artikel 4:3 Kennisgeving individuele festiviteiten
Het is een inrichting, niet zijnde een seizoensgebonden strandpaviljoen, toegestaan maximaal zes individuele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een seizoensgebonden strandpaviljoen toegestaan maximaal twee individuele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt door inrichtingen als bedoeld in het eerste lid het ten gehore brengen van muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit – niet eerder dan 12 uur gestart, en
in de toeristische gebieden en uitgaanskernen en op Scheveningen strand - van Zwarte pad tot Noordelijk havenhoofd uiterlijk: donderdag/vrijdag/zaterdag: om 02.00 uur; zondag/maandag/dinsdag/woensdag: om 24.00 uur;
Op de dagen als bedoeld in het tweede lid wordt door seizoensgebonden strandpaviljoens het ten gehore brengen van muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit – niet eerder dan 12 uur gestart, en
op Scheveningen strand - van Zwarte pad tot Noordelijk havenhoofd uiterlijk: donderdag/vrijdag/zaterdag: om 02.00 uur; zondag/maandag/dinsdag/woensdag: om 24.00 uur;
Afdeling 2: Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3: Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen inzake parkeerexcessen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden fietsen of bromfietsen buiten de daarvoor bestemde parkeervoorzieningen te laten staan op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen weg of weggedeelte.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
in de gemeente Den Haag gevestigde verenigingen en stichtingen, die krachtens statuten en activiteiten een doel nastreven dat van algemeen (gemeenschaps)belang is en die geld of goederen inzamelen buiten de periodes die door het Centraal Bureau Fondsenwerving zijn toegewezen aan gecertificeerde instellingen;
en indien wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 4: Gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Afdeling 6: Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, boete-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak: artikel 2:1, 2:3, 2:6, 2:8, 2:10, 2:10B, 2:11, 2:12, 2:18, 2:25, 2:25B, 2:25C, 2:26, 2:26A, 2:26B, 2:28, 2:29, 2:30, 2:30A, 2:31, 2:32, 2:33, 2:37, 2:38, 2:38A, 2:38B, 2:41, 2:44, 2:48, 2:48A, 2:49, 2:50, 2:52, 2:67, 2:68, 2:69, 2:72, 2:73, 2:73A, 2:73B, 2:74, 2:74A, 2:74B, 2:74C, 2:75, 2:79, 2:98, 3:3, 3:8, 3:10, 3:11, 3:12, 3:13, 3:14, 3:15, 3:16, 3:17, 3:18, 3:19, 3:20, 4:3, 4:4, 4:6, 4:13, 5:2, 5:3, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10A, 5:11, 5:13, 5:24, 5:33, 5:34, 5:36, 5:37, 5:39, 5:42, eerste lid, 5:42, derde lid, 5:43.
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikel 2:8, 2:9, 2:13, 2:14, 2:15, 2:16, 2:17, 2:19, 2:20, 2:21, 2:23, 2:23A., 2:42, 2:43, 2:45, 2:46, 2:47, 2:47A., 2:51, 2:53, 2:56, 2:57, 2:58, 2:59, 2:65, 2:65A., 4:8, 4:9, 4:10, 5:4, 5:5, 5:6, 5:10, 5:11, 5:12, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:38, 5:40, 5:41, 5:42, tweede lid.
Een ieder is verplicht om de door de in artikel 6:2 bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening, gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht totdat de termijn, waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij met inachtneming van hetgeen terzake in de vergunning of ontheffing is bepaald worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht totdat de termijn, waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij met inachtneming van hetgeen terzake in het voorschrift of de beperking is bepaald worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.