Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2008 (verordening onroerende-zaakbelastingen 2008) |
Citeertitel | Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | 2007/10 |
Externe bijlage | Raadsvoorstel |
Geen
gelet op de artikelen 216 en 220 tot en met 220h van de Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 01-01-2020 | Art. 1 derde lid. Art. 5, eerste lid a, eerste lid b, sub 1 en 2 | 08-11-2018 | RIS300680, 2018 | |
01-01-2018 | 01-01-2019 | art. 5 | 02-11-2017 | RIS297943, 2017 | |
01-01-2017 | 01-01-2018 | art. 5 | 04-11-2016 | RIS295198, 2016 | |
01-01-2016 | 01-01-2017 | art. 5 | 05-11-2015 Gemeenteblad 216, 2015 | rv 127, 2015 | |
10-03-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2016 | art. 7 | 05-03-2015 Gemeenteblad 46, 2015 | rv 8, 2015 |
01-01-2015 | 10-03-2015 | art. 5 | 18-12-2014 Gemeenteblad 218, 2014 | rv 135, 2014 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | art. 5 | 07-11-2013 Gemeenteblad 47, 2013 | rv 148, 2013 | |
01-01-2013 | 01-01-2014 | art. 5 | 22-11-2012 Gemeenteblad 40, 2012 | rv 116, 2012 | |
01-01-2012 | 01-01-2013 | art. 5, 7 | 01-12-2011 Posthoorn, 14-12-2011 | rv 154, 2011 | |
01-01-2011 | 01-01-2012 | art. 5 | 02-12-2010 Posthoorn, 15-12-2009 | rv 130, 2010 | |
01-01-2010 | 01-01-2011 | art. 4 en art. 5 | 05-11-2009 Posthoorn, 18-11-2009 | rv 122 2009 | |
01-01-2009 | 01-01-2010 | art. 3, 5, 7 | 27-11-2008 Posthoorn, 10-12-2008 | rv 217 2008 | |
01-01-2008 | 01-01-2009 | nieuwe regeling | 01-11-2007 Posthoorn, 19-12-2007 | rv 148 2007 |
Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat deze op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de belasting bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel a buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008, afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 1 van de Verordening afvalstoffenheffing 2008 en rioolheffing als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening rioolheffing 2009, of ingeval het aanslagbiljet maar één van deze aanslagen bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen.