Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Verordening bodemsanering Den Haag 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bodemsanering Den Haag 2007
CiteertitelVerordening bodemsanering Den Haag 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp2007/06

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2007nieuwe regeling

11-10-2007

Posthoorn, 24-10-2007

rv 127 2007

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bodemsanering Den Haag 2007

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

b.

de wet:

de Wet bodembescherming;

c.

saneringsplan:

een plan als bedoeld in artikel 39, eerste lid van de wet;

d.

saneringsverslag:

een verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid van de wet;

e.

nazorgplan:

een plan als bedoeld in artikel 39d, eerste lid, van de wet.

Artikel 2 Wijze van melden

  • 1.

    Het rapport van het nader onderzoek als bedoeld in artikel 29 van de wet, het saneringsplan, het saneringsverslag, het nazorgplan en de melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid van de wet worden met de daarbij behorende stukken in drievoud bij het college ingediend, waarbij gebruik wordt gemaakt van een door het college vastgesteld meldingsformulier.

Artikel 3 Procedurele bepalingen

  • 1.

    Op de voorbereiding van beschikkingen op grond van artikel 29 juncto artikel 37, artikel 39 en artikel 39d van de wet is de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

  • 2.

    Het college kan besluiten dat de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure niet wordt toegepast indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan toepassing van die procedure geen behoefte bestaat. In dat geval geldt titel 4.1. van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 Het saneringsplan

Artikel 4 Saneringsplan

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de wet worden in het saneringsplan de gegevens opgenomen zoals neergelegd in bijlage 1 van deze verordening.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid van de wet kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien

    • a.

      de gevraagde gegevens geen betrekking hebben op het ingediende plan;

    • b.

      de gegevens anderszins niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van saneringsplan en bij indiening van het plan met redenen omkleed wordt aangegeven welke gegevens ontbreken.

Artikel 5 Wijziging saneringsplan

  • 1.

    De saneerder meldt een wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de wet schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Bij een melding als bedoeld in het eerste lid dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • a.

      alle gegevens die afwijken van het saneringsplan, waarmee het college op grond van artikel 39, tweede lid van de Wet bodembescherming heeft ingestemd;

    • b.

      de inhoud van de wijziging;

    • c.

      de reden van de wijziging;

    • d.

      de gevolgen van de wijziging voor de oorspronkelijk beoogde saneringsdoelstelling en de ter uitvoering daarvan te treffen saneringsmaatregelen en de effecten van de wijziging op de omgeving.

HOOFDSTUK 3 Het saneringsverslag

Artikel 6 Saneringsverslag

  • 1.

    Degene die de bodem heeft gesaneerd dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, biedt uiterlijk 13 weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden het saneringsverslag aan het college aan.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid van de wet worden in het saneringsverslag de gegevens opgenomen zoals neergelegd in bijlage 2 van deze verordening.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid van de wet kan het vermelden in het saneringsverslag van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien

    • a.

      de gevraagde gegevens geen betrekking hebben op het ingediende verslag;

    • b.

      de gegevens anderszins niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsverslag en bij indiening van het verslag met redenen omkleed wordt aangegeven welke gegevens ontbreken.

HOOFDSTUK 4 Het nazorgplan

Artikel 7 Nazorgplan

  • 1.

    Een nazorgplan wordt gelijktijdig met of uiterlijk 13 weken na toezending van het saneringsverslag ingediend.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39d, eerste en tweede lid van de wet worden in het nazorgplan de gegevens opgenomen zoals neergelegd in bijlage 3 van deze verordening.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39d, eerste en tweede lid van de wet kan het vermelden in het nazorgplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien:

    • a.

      de gevraagde gegevens geen betrekking hebben op het ingediende plan;

    • b.

      de gegevens anderszins niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het nazorgplan en bij indiening van het plan met redenen omkleed wordt aangegeven welke gegevens ontbreken.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag, volgende waarop die is bekend gemaakt.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening vereisten Saneringsplan 2004 Den Haag, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 november 2004 (rb 202) ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bodemsanering Den Haag 2007.

Bijlage 1

Behorende bij artikel 4, eerste lid, van de Verordening bodemsanering Den Haag 2007: de gegevens die onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de wet in het saneringsplan moeten worden opgenomen.

A. Algemene gegevens

  • 1.

    het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

  • 2.

    een kadastrale kaart die uiterlijk 13 weken voor indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven, waarop het geval van verontreiniging is aangegeven;

  • 3.

    een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, welke ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;

  • 4.

    een overzichtskaart waarop de huidige terreinsituatie (bovengrondse en ondergrondse infrastructuur) staat aangegeven;

  • 5.

    een samenvatting van de verontreinigingsituatie;

  • 6.

    naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;

  • 7.

    naam en het adres van degene die de sanering feitelijk uitvoert;

  • 8.

    de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1. alsmede van de gebruiker(s) daarvan;

  • 9.

    een overzicht van contactpersonen bij opdrachtgever, adviesbureau en aannemer evenals een overzicht van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties voor zover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn;

  • 10.

    het huidige en, indien bekend, het toekomstige gebruik van de bodem.

  • 11.

    een overzicht van de rapportages van het uitgevoerde bodem- en saneringsonderzoek.

  • 12.

    indien in het saneringsplan gegevens zijn bijgevoegd die afkomstig zijn van een persoon of instelling die voor het verkrijgen van deze gegevens werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor een erkenning als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit kwaliteitseisen bodembeheer is vereist:

    • -

      een overzicht van de onder erkenning uitgevoerde werkzaamheden;

    • -

      per activiteit een overzicht van instanties en de personen die de werkzaamheden hebben uitgevoerd;

    • -

      een bewijs van deze erkenning(en).

B. Saneringsdoelstelling

  • 1.

    een motivering voor de gekozen saneringsvariant met het saneringsdoel;

  • 2.

    indien de sanering in fasen wordt uitgevoerd: de voorgenomen fasering;

C. Te nemen maatregelen

  • 1.

    een beschrijving van de werkzaamheden op grond waarvan het college kan beoordelen of de sanering overeenkomstig het plan wordt uitgevoerd;

  • 2.

    een beschrijving van de maatregelen die de sanering mogelijk moet maken;

  • 3.

    een beschrijving van de te treffen (geo)-hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

  • 4.

    een beschrijving van maatregelen die milieuhygiënische ongewenste effecten en overlast als gevolg van de sanering voorkomen of zoveel mogelijk beperken;

  • 5.

    gegevens over de kwaliteit van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;

  • 6.

    indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken:

    • -

      de indeling in partijen op basis van kwaliteit en verwerkingsmogelijkheden;

    • -

      een omschrijving van de bestemming van de grond en de wijze waarop met het grondwater wordt omgegaan;

    • -

      indien de grond geheel of gedeeltelijk niet zal worden gereinigd: de redenen daarvoor;

    • -

      de te verwachten hoeveelheden en kwaliteit van de af te graven grond dan wel te onttrekken grondwater;

  • 7.

    gegevens over de bestemming van overige verontreinigde stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering;

  • 8.

    een beschrijving van de wijze waarop de voortgang van de sanering wordt gecontroleerd, de criteria die daarbij worden gehanteerd en de wijze waarop over de voortgang wordt gerapporteerd.

  • 9.

    een ontgravingskaart en een grondwateronttrekkingskaart; een tijdschema met een planning van werkzaamheden, waarbij in ieder geval het tijdstip waarop met de sanering zal worden begonnen, is aangegeven;

D. Bodem als reactorvat

  • 1.

    indien de bodem buiten de gevalsgrenzen als reactorvat wordt gebruikt wordt:

    • -

      de argumentatie van de noodzaak hiervoor;

    • -

      het tijdvak waarbinnen dit plaatsvindt,

    • -

      de maximale omvang van de verspreiding binnen dit tijdvak;

    • -

      een overzicht van de betrokken percelen alsmede de belanghebbenden;

    • -

      wijze van controle van het verloop van de concentraties in het reactorvat.

E. Organisatorische en juridische aspecten

  • 1.

    een beschrijving van veiligheids- en arbeidstechnische aspecten;

  • 2.

    een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen om de sanering te

    kunnen uitvoeren.

Bijlage 2

Behorende bij artikel 6, tweede lid, van de Verordening bodemsanering Den Haag 2007:

de gegevens die onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid van de wet - in het saneringsverslag moeten worden opgenomen.

A. Algemene gegevens

  • 1.

    het adres, de kadastrale aanduiding, de ligging en de oppervlakte van het grondgebied waarop de verontreiniging zich voor sanering bevond;

  • 2.

    de kadastrale kaart die uiterlijk 13 weken voor indiening van het saneringsverslag door het kadaster is afgegeven, met daarop ingetekend de contour van de bodemverontreiniging voor aanvang van de sanering alsmede de contour van de verontreiniging die na sanering in de bodem is achtergebleven;

  • 3.

    samenvatting van de verontreinigingsituatie voorafgaand aan de sanering, de saneringsdoelstelling en de saneringsmaatregelen, zoals beschreven in het saneringsplan;

  • 4.

    naam en adres van degene in wiens opdracht de sanering heeft plaatsgevonden (de saneerder);

  • 5.

    de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied als bedoeld onder 1. alsmede de gebruiker ervan;

  • 6.

    een overzicht van de bij de uitvoering van de sanering betrokken partijen;

  • 7.

    Indien in het saneringsverslag gegevens zijn bijgevoegd die afkomstig zijn van een persoon of instelling die voor het verkrijgen van deze gegevens werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor een erkenning als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit kwaliteitseisen bodembeheer is vereist:

    • -

      een overzicht van de onder erkenning uitgevoerde werkzaamheden;

    • -

      per activiteit een overzicht van instanties en de personen die de werkzaamheden hebben uitgevoerd;

    • -

      een bewijs van deze erkenning(en).

B. Saneringsuitvoering

  • 1.

    een beschrijving van de uitvoering van de saneringswerkzaamheden op basis waarvan het college kan beoordelen of de sanering overeenkomstig het saneringsplan is uitgevoerd, waaronder in elk geval behoren: de relevante data van de uitvoering;

  • 2.

    een beschrijving van de uitvoering van de sanering voor zover deze wijzigingen betreft van onderdelen van het saneringsplan waarmee is ingestemd alsmede de reden voor deze wijzigingen, die zijn gemeld ingevolge artikel 39, vierde lid, van de wet;

  • 3.

    een beschrijving van de uitvoering van de sanering naar aanleiding van aanwijzingen ingevolge artikel 38, vierde lid, en 39, vijfde lid, van de wet die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee is ingestemd;

  • 4.

    een beschrijving in woord en kaart van afmetingen van ontgravingen, de analyseresultaten van de controlemonsters, depotmonsters, in- en effluentmonsters, monsters uit waarnemingfilters en gegevens over de hoeveelheid gesaneerde grond en grondwater;

  • 5.

    een beschrijving van de hoeveelheden, kwaliteit en verwerkingswijze van ontgraven grond, vrijgekomen bemalingswater en van andere verontreinigde stoffen die bij de sanering zijn vrijgekomen;

  • 6.

    een beschrijving van de hoeveelheden, kwaliteit en herkomst van gebruikte aanvulmaterialen;

  • 7.

    een omschrijving van voor de vergunningen en meldingen relevante informatie, waaronder meetgegevens en gedane meldingen;

  • 8.

    de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten van onderzoek en de kosten van sanering;

  • 9.

    indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven, een beschrijving van deze verontreiniging, zoals bedoeld in artikel 39c, eerste lid, onder b, van de wet en de restrisico’s met hierbij een verwijzing naar het nazorgplan dat op deze verontreiniging ziet.

Bijlage 3

Behorende bij artikel 7, tweede lid, van de Verordening bodemsanering Den Haag 2007:

de gegevens die onverminderd het bepaalde in artikel 39d, eerste en tweede lid van de wet - in het nazorgplan moeten worden opgenomen.

A. Algemene gegevens

  • 1.

    het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de nazorg van toepassing is;

  • 2.

    naam en adres van degene in wiens opdracht de sanering heeft plaatsgevonden;

  • 3.

    indien een ander dan degene die de bodem heeft gesaneerd dan wel de sanering feitelijk heeft uitgevoerd in het nazorgplan wordt aangewezen als degene die is belast met de uitvoering van de nazorgmaatregelen: de door betrokken partijen ondertekende contractuele afspraken die gelden en waaruit blijkt dat diegene zich tot de uitvoering hiervan verbindt;

  • 4.

    overzicht van betrokken personen en instanties, waartoe in elk geval behoren: naam- en adresgegevens, taken en verantwoordelijkheden;

  • 5.

    een kadastrale kaart die uiterlijk 13 weken voor indiening van het nazorgplan door het kadaster is afgegeven, met daarop ingetekend de contour van de bodemverontreiniging die na sanering in de bodem is achtergebleven en het grondgebied waarop de nazorg betrekking heeft;

  • 6.

    naam- en adresgegevens van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1, alsmede van de gebruiker(s) daarvan;

  • 7.

    het huidige en toekomstige gebruik van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt, alsmede de bestemming die op dit grondgebied rust volgens het vigerende bestemmingsplan.

  • 8.

    Indien in het nazorgplan gegevens zijn bijgevoegd die afkomstig zijn van een persoon of instelling die voor het verkrijgen van deze gegevens werkzaamheden heeft uitgevoerd waarvoor een erkenning als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit kwaliteitseisen bodembeheer is vereist:

    • -

      een overzicht van de onder erkenning uitgevoerde werkzaamheden;

    • -

      per activiteit een overzicht van instanties en de personen die de werkzaamheden hebben uitgevoerd;

    • -

      een bewijs van deze erkenning(en).

B. Aanvangssituatie

  • 1.

    globale beschrijving van de sanering en het resultaat daarvan;

  • 2.

    beschrijving van de aard, omvang, mate en ligging van de achtergebleven verontreiniging van de grond en het grondwater, waartoe in elk geval behoort: het kaartmateriaal waarop de achtergebleven verontreiniging staat aangegeven;

  • 3.

    beschrijving van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt en haar omgeving, waaronder in ieder geval de bodemopbouw, geohydrologie en aanwezigheid van kwetsbare objecten en activiteiten in de omgeving;

  • 4.

    een kaart met daarop aangegeven de boven – en ondergrondse infrastructuur alsmede opstallen in het gebied waar de achtergebleven verontreiniging zich bevindt.

C. Nazorgmaatregelen

  • 1.

    doelstelling van de nazorg;

  • 2.

    beschrijving van de nazorgmaatregelen en de nazorgvoorzieningen, alsmede de verwachte levensduur daarvan, inclusief - indien van toepassing - een:

    • -

      kaart met daarop de nazorgvoorzieningen, onder meer de ligging van signaleringsdoek (doorsnede), isolerende voorzieningen, damwanden en onttrekkingssystemen;

    • -

      grondwateronttrekkingskaart met noordpeil en grondwaterstromingsrichting waarop onder meer zijn aangegeven: de ligging van drains en pompen en de invloed van de onttrekking op de omgeving (isohypsen);

    • -

      een weergave van de te verwachten verspreiding.

  • 3.

    indien de restverontreiniging wordt geïsoleerd:

    • -

      de wijze waarop de instandhouding van de isolerende voorzieningen en controlevoorzieningen worden gewaarborgd en gecontroleerd;

    • -

      de wijze waarop het betrokken grondgebied in verband met het isoleren van de verontreiniging wordt beheerd;

  • 4.

    indien de restverontreiniging wordt gemonitoord:

    • -

      een kaart met de plaats en een overzicht van de filterstelling van de monitoringspeilbuizen;

    • -

      wijze waarop het huidige en eventueel toekomstige ruimtegebruik de monitoring beïnvloedt;

  • 5.

    een onderhoudsprogramma met daarin de aard en de frequentie van het onderhoud, het tijdstip van het onderhoud en de actiewaarden;

  • 6.

    een controleprogramma met daarin de aard, frequentie en het tijdstip van controle, actiewaarden en signaleringswaarden;

  • 7.

    een vervangingsprogramma met aard en tijdstippen van de vervanging;

  • 8.

    een beschrijving van de gebruiksbeperkingen, met bijbehorend kaartmateriaal;

  • 9.

    beschrijving van hoe wordt gehandeld bij calamiteiten, waarbij een aanspreekpunt wordt georganiseerd;

  • 10.

    zicht van de benodigde vergunningen, meldingen en toestemmingen om het werk te kunnen uitvoeren.

  • 11.

    beschrijving van de evaluatiemomenten en de wijze waarop wordt omgegaan met afwijkingen en modificaties van maatregelen.

D. Rapportage en evaluatie

De tijdstippen waarop over de resultaten van de nazorg aan het bevoegd gezag verslag wordt gedaan.

E. Financiële aspecten

Een begroting van de (gekapitaliseerde) kosten van de nazorgmaatregelen inclusief de eventueel noodzakelijke vervangingen van de voorzieningen alsmede de wijze waarop de financiële middelen worden geborgd.