Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012 |
Citeertitel | Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 2007/04 |
Geen
Gelet op art. 150 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | diverse artikelen | 08-09-2011 Posthoorn, 21-09-2011 | rv 108, 2011 | ||
29-03-2007 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 08-03-2007 Posthoorn, 21-03-2007 | rv 35 2007 |
HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De verordening verstaat onder:
Artikel 6 Bevoegdheid tot het starten van een participatieproces
Het betrokken bestuursorgaan besluit binnen zijn eigen bevoegdheden of een participatieproces wordt aangegaan. Over participatie ter voorbereiding van een raadsvoorstel van het college of de burgemeester besluit het college dan wel de burgemeester.
HOOFDSTUK 4 Algemene bepalingen
Artikel 11 Intrekking oude verordening
De Algemene Inspraakverordening Den Haag (nr. 15/1994) wordt ingetrokken.
Algemene toelichting bij Inspraak- en participatieverordening gemeente Den Haag 2012
Versterking van burgerbetrokkenheid is een speerpunt in het beleid van de gemeente Den Haag. In het Coalitieakkoord 2010-2014 “Aan de slag!” is een visie gegeven op participatie en heeft het college zijn ambities geschetst. Bij goede burgerparticipatie horen duidelijke regels, eenvoudige en doel-matige procedures en goed 'verwachtingsmanagement". Deze verordening voorziet daarin. Gekozen is voor een raamregeling die veel ruimte laat voor maatwerk. Inspraak en participatie kunnen alleen goed uit de verf komen als de zorgvuldigheid, de redelijkheid en de billijkheid steeds voorop staan. Dat verdraagt zich slecht met een al te gedetailleerde regeling. De verordening behandelt twee vormen van burgerbetrokkenheid die goed van elkaar ge- en onderscheiden moeten worden: inspraak en participatie. De gemeente Den Haag hecht veel waarde aan participatie, als het instrument bij uitstek om burgers en eventueel maatschappelijke organisaties aan te spreken op hun medeverantwoorde-lijkheid voor het reilen en zeilen van de stad.
Participatie doet een beroep op hun oplossingsgerichtheid en creativiteit. De Haagse participatie-praktijk zoals deze zich de laatste jaren heeft ontwikkeld krijgt een formele basis in deze verordening.
Belanghebbenden kunnen via inspraak hun mening geven over een plan dat gereed is voor bestuurlijke besluitvorming, zodat het eventueel nog kan worden aangepast voordat het betreffende bestuursorgaan erover beslist. Of inspraak wordt verleend, beslist elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet of een gemeentelijke verordening daartoe verplicht. Het betreffende bestuursorgaan kan ook anderen dan belanghebbenden aan de inspraak laten deelnemen als het bestuursorgaan veronderstelt dat daardoor een kwalitatief beter en/of een breder gedragen beleid tot stand komt.
Inspraak moet worden onderscheiden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het inspreekrecht bij raads- en commissievergaderingen. Andere mogelijkheden die buiten de verordening vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten enz.
Daarnaast moet inspraak ook worden onderscheiden van participatie, ook wel interactieve beleids-vorming genoemd. Het uitwisselen van ideeën tussen burgers en gemeente (tweerichtingsverkeer) is het belangrijkste kenmerk van participatie. Participatie is een werkwijze waarbij het bestuursorgaan, veelal vóórdat er sprake is van een concreet beleidsvoornemen, relevante partijen (zoals burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, deskundigen of andere overheden) bij de beleidsontwik-keling betrekt. In een participatieproces wordt getracht om in een open en evenwichtige samen-werking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Participatie mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij
beleidsproblemen waarvan het bestuursorgaan op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden. Bij participatie wordt vaak een aantal keren van gedachten gewisseld. Het betreffende bestuursorgaan kan ook anderen dan belanghebbenden aan een participatieproces laten deelnemen als het bestuursorgaan veronderstelt dat daardoor een kwalitatief beter en/of een breder gedragen beleid tot stand komt.
In beginsel geen dubbeling inspraak en participatie
Om nodeloze vertraging in beleidsprocessen te voorkomen geldt als hoofdregel dat er in beginsel geen dubbeling van inspraak en participatie plaatsvindt. Dit houdt in dat als inspraak (wettelijk voorge-schreven of niet) wordt toegepast, er in beginsel geen participatie wordt gehouden. Bij grote en complexe dossiers kan van deze regel worden afgeweken. Zo zou het een gemiste kans zijn als bijvoorbeeld WMO-plannen, waarvoor inspraak verplicht is, tot stand zouden komen zonder een brede inbreng in het voortraject van instellingen, organisaties en individuele burgers.
Andere vormen van burgerbetrokkenheid
Naast participatie en inspraak zijn er nog andere momenten waarop de gemeente Hagenaars bij beleid betrekt. Het gaat vaak om min of meer reguliere samenwerkingsverbanden via adviesraden of cliëntenraden. De term burgerbetrokkenheid wordt hier vaak voor gebruikt. Deze vormen van burgerparticipatie vallen buiten het bereik van deze verordening. Doorgaans bestaat er voor deze samenwerkingsverbanden een afzonderlijk statuut of reglement.
Bij zowel inspraak als samenspraak kunnen verschillende middelen worden ingezet om mensen te bereiken. Internet is daarbij een belangrijk nieuw medium. Het vormt, naast de gebruikelijke manier van publiceren, een extra service voor de Haagse bevolking, omdat burgers aan inspraak of participatie kunnen deelnemen op momenten die hen uitkomen. Daarnaast bereikt de gemeente met internet ook doelgroepen die niet zo gauw naar een bijeenkomst gaan, zoals jongeren. Beide aspecten dragen bij aan de toegankelijkheid van inspraak en participatie.
Indien een deelnemer aan een participatieproces het niet eens is met de wijze waarop het bestuurs-orgaan hem/haar heeft bejegend, kan hij/zij ingevolge artikel 9.1 van de Awb hiertegen een klacht indienen. Een dergelijke klacht kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de wijze waarop het betrokken bestuursorgaan op zijn/haar inbreng heeft gereageerd. Maar er kan ook worden geklaagd over het feit dat de gemeente geen participatie geeft terwijl een burger vindt dat dit wel gemoeten had, over het gekozen participatieniveau, over vormfouten tijdens het proces of over onvoldoende onderbouwing van gemaakte keuzes. De klacht wordt ingediend bij het bestuursorgaan dat de participatie heeft georganiseerd of (volgens de klager) had moeten organiseren.
Dat zal dus als regel het college zijn. Het college geeft op de ingediende klacht een gemotiveerde reactie. Als de klager zich niet kan vinden in die reactie kan hij zich vervoegen bij de Gemeentelijke Ombudsman.