Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening raadscommissies |
Citeertitel | Verordening raadscommissies |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 2006/05 |
Externe bijlage | Raadsvoorstel |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-04-2022 | Art. 2 en art. 4, tweede lid | 21-04-2022 | RIS312054 | ||
20-03-2019 | 21-04-2022 | Art. 10 lid 1 en art. 13b lid 5 | 14-03-2019 | RIS301836, 2019 | |
29-01-2019 | 20-03-2019 | Art. 8, tiende lid, art. 20, tweede lid en art. 13 eerste en derde lid | 24-01-2019 | RIS301556, 2019 | |
02-03-2018 | 29-01-2019 | art. 10 eerste lid | 15-02-2018 | RIS298961, 2018 | |
25-05-2016 | 02-03-2018 | art. 9 en art. 13 1e lid | 19-05-2015 Gemeenteblad 65773, 2016 | RIS293470, 2016 | |
13-07-2015 | 25-05-2016 | art. 10 | 02-07-2015 Gemeenteblad 130, 2015 | rv 64, 2015 | |
28-11-2014 | 13-07-2015 | art. 2, 3, 8, 13 en 23 | 27-11-2014 Gemeenteblad 205, 2014 | rv 110, 2014 | |
26-04-2013 | 28-11-2014 | art. 20 en 10 | 25-04-2013 Gemeenteblad 19, 2013 | rv 40 en rv 44 | |
20-05-2011 | 26-04-2013 | art. 1, 10 en 23 | 19-05-2011 Posthoorn, 01-06-2011 | rv 56 en rv 64, 2011 | |
01-04-2011 | 20-05-2011 | artikel 2 | 31-03-2011 Posthoorn, 13-04-2011 | rv 42, 2011 | |
01-01-2011 | 01-04-2011 | artikel 4 | 02-12-2010 Posthoorn, 15-12-2010 | rv 138, 2010 | |
02-07-2010 | 01-01-2011 | artikel 1 | 01-07-2010 Posthoorn, 14-07-2010 | rv 73, 2010 | |
21-05-2010 | 02-07-2010 | diverse artikelen | 20-05-2010 Posthoorn, 02-06-2010 | rv 53, 2010 | |
04-04-2008 | art. 4, art. 23 | 03-04-2008 Geen | rv 50 2008 | ||
24-11-2006 | 21-05-2010 | nieuwe regeling | 23-11-2006 Geen | rv 176 2006 |
Er is een Algemene Raadscommissie met als taak het uitbrengen van advies aan de raad over aangelegenheden, die zich aandienen in de periode tussen de installatie van de nieuwe leden van de raad en het instellen van raadscommissies. In bijzondere gevallen kan het presidium, gelet op de integraliteit van een bepaald onderwerp, besluiten om ook nadat de raadscommissies zijn ingesteld een dergelijk onderwerp ter behandeling aan de Algemene Raadscommissie toe te wijzen.
De Algemene Raadscommissie bestaat uit alle leden – niet zijnde tevens wethouder – van de raad. Het voorzitterschap wordt vervuld door de voorzitter van het presidium of bij diens afwezigheid door een ander lid van het presidium. Indien de Algemene Raadscommissie beraadslaagt over een voorstel van het presidium, dan neemt namens het presidium de voorzitter van het presidium deel aan de beraadslaging over dit voorstel.
Alle raadsleden en fractievertegenwoordigers hebben na aanvaarding van hun betrekking zitting in alle commissies van de Haagse raad, met uitzondering van de Rekeningencommissie. De zittingsduur is gelijk aan die van de zittende raad. Degene die ter vervulling van een tussentijdse vacature tot lid van de raad wordt benoemd of als fractievertegenwoordiger wordt benoemd heeft zitting voor de resterende zittingsduur van de gemeenteraad.
Iedere groepering in de raad bestaande uit vijf leden of meer vaardigt per commissie maximaal vijf leden en vijf plaatsvervangende leden af. Iedere groepering bestaande uit minder dan vijf leden vaardigt per commissie maximaal vier leden en vier plaatsvervangende leden af. Iedere groepering kan per commissie drie fractievertegenwoordigers voor benoeming als plaatsvervangend lid voordragen.
Artikel 3 De commissievoorzitter
Een voorzitter wordt bij afwezigheid vervangen door de plaatsvervangend voorzitter, door de commissie uit haar midden aan te wijzen. Een plaatsvervangend voorzitter kan ook afkomstig zijn uit een andere commissie. Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de plaatsvervangend voorzitter voorziet de commissie in vervanging.
Artikel 4 Wijze van vervulling lidmaatschap/waarnemer/fractievertegenwoordiger
Indien een raadslid als gevolg van zorgverplichting redelijkerwijze niet in staat kan worden geacht het raadslidmaatschap te vervullen, kan de politieke groepering waartoe het betrokken raadslid behoort, een voordracht aan de raad doen tot benoeming van een waarnemer ter tijdelijke vervanging in een raadscommissie. De kosten hiervan komen ten laste van de gemeente. De waarneming wordt telkens met een maand verlengd, waarbij aan de duur van de vervanging een maximum van 12 maanden is gesteld. Bij een tussentijdse voordracht geschiedt de benoeming in de commissie door het presidium.
Een op grond van de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen gevormde politieke groepering kan een voordracht indienen tot benoeming van ten hoogste drie niet-raadsleden (fractievertegenwoordigers) tot plaatsvervangend lid van een raadscommissie. De benoeming van een fractievertegenwoordiger geschiedt door de raad.
Om voor benoeming als waarnemer respectievelijk fractievertegenwoordiger in aanmerking te komen dient betrokkene voor te komen op de geldig verklaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen van de betreffende partij. De eisen gesteld in de artikelen 10, 12 en 13 van de Gemeentewet zijn op de waarnemer respectievelijk fractievertegenwoordiger van overeenkomstige toepassing. Het onderzoek naar de bescheiden, waaruit moet blijken of een kandidaat-waarnemer respectievelijk kandidaat-fractievertegenwoordiger aan de benoemingseisen voldoet, geschiedt met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 4 van het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad. Ten behoeve van dit onderzoek legt de kandidaat de benodigde bescheiden voor aan de gemeenteraad. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen zij in een vergadering van de gemeenteraad in handen van de voorzitter de eed dan wel de verklaring en belofte af gebaseerd op de tekst van artikel 14 van de Gemeentewet.
Het presidium van de raad kan een waarnemer respectievelijk fractievertegenwoordiger op eigen verzoek of op voorstel van de politieke groepering die hem/haar voor benoeming heeft voorgedragen, ontslag verlenen als commissielid. Zodra blijkt dat niet langer voldaan wordt aan de vereisten voor het lidmaatschap, houdt hij of zij op lid van de raadscommissie te zijn.
Een commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een of meer groeperingen uit de raad, die gezamenlijk ten minste een vijfde deel van het aantal leden in de raad vertegenwoordigen, het nodig oordelen, op dag en uur door de voorzitter te bepalen.
Artikel 7 Wijze van vergaderen
De deuren van een openbare vergadering worden gesloten, waneer één der aanwezigen dit verlangt of de voorzitter dit nodig acht. De commissie besluit vervolgens dat met gesloten deuren (verder) zal worden vergaderd, wanneer haar blijkt dat bij (verdere) beraadslaging in het openbaar private of openbare belangen wezenlijk zouden kunnen worden geschaad.
Indien de commissie in deze besloten vergadering blijk geeft van oordeel te zijn dat de aard van een of meer van deze aangelegenheden beraadslaging in beslotenheid niet vordert, plaatst de voorzitter deze aangelegenheid respectievelijk aangelegenheden op de agenda van de eerstvolgende openbare vergadering, tenzij de behandeling naar zijn oordeel geen uitstel gedoogt.
Een besluit als bedoeld in het tweede en vierde lid van dit artikel wordt genomen bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen in een voltallige vergadering wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij het staken van de stemmen in een niet-voltallige vergadering heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, worden de leden op de in het derde lid bedoelde wijze voor een nieuwe vergadering opgeroepen, met dien verstande, dat tussen de rondzending van de oproepingsbriefjes en het uur van de vergadering slechts 24 uren behoeven te verlopen. Deze vergadering kan worden gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden.
Artikel 9 Beschikbaarheid vergaderstukken
De agenda van een vergadering en voor zover mogelijk de daarop betrekking hebbende stukken worden zoveel mogelijk langs elektronische weg beschikbaar gesteld.
Een fractie bestaande uit één lid beschikt over acht minuten spreektijd per vergadering. Een fractie bestaande uit ten minste twee en ten hoogste vier leden beschikt over tien minuten spreektijd per vergadering. Een fractie bestaande uit vijf leden of meer beschikt over twaalf minuten spreektijd per vergadering. De spreektijd is all-in, met dien verstande dat de spreektijdenregeling niet van toepassing is op procedurevergaderingen. Een groep krijgt de helft van het aantal minuten spreektijd voor een fractie van dezelfde grootte. Het college beschikt over een spreektijd die gelijk is aan een derde van de totale spreektijd van de fracties.
Artikel 13 Inspraak in de raadscommissie
De voorzitter stelt niet-leden in de gelegenheid te spreken over geagendeerde onderwerpen, met inbegrip van de op de advieslijst vermelde punten (inspreekrecht). Uitgezonderd zijn de vaststelling van het conceptverslag, de procedurevergadering, de rondvraag alsmede voorstellen tot het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.
De voorzitter van de commissie kan inspreken toestaan, indien een inspreker van oordeel is dat de samenvatting van een eerder uitgesproken inspreektekst in het conceptverslag niet goed is weer-gegeven of een actuele (emotionele) aangelegenheid daartoe aanleiding geeft.
Degenen die van het inspreekrecht gebruik willen maken moeten dit uiterlijk vier uren vóór aanvang van de vergadering of – indien de vergadering in de ochtend aanvangt – uiterlijk de werkdag daarvoor vóór 16.00 uur melden aan de secretaris van de desbetreffende commissie, onder opgave van naam, adres en telefoonnummer en van het onderwerp of onderwerpen waarover zij het woord wensen te voeren.
Degene die van het inspreekrecht gebruik maakt voert het woord direct voorafgaand aan de behandeling door de commissie van het desbetreffende onderwerp. De spreektijd bedraagt per inspreker maximaal vijf minuten, uitgezonderd het twee-minutendebat, waarvoor de spreektijd per inspreker twee minuten bedraagt.
Indien de beraadslagingen door de commissie in twee termijnen plaatsvindt, stelt de voorzitter degenen die van het inspreekrecht in eerste termijn gebruik hebben gemaakt direct voorafgaand aan de tweede termijn van de beraadslagingen in de gelegenheid voor de duur van ten hoogste vijf minuten, te reageren op de betogen van de leden in eerste termijn.
Het commissielid dat vragen wil stellen meldt dit, onder aanduiding van het onderwerp, de spoedeisendheid en de aspecten waarop de vragen betrekking zullen hebben, schriftelijk aan bij de voorzitter tot uiterlijk vier uur vóór aanvang van de vergadering of – indien de vergadering in de ochtend aanvangt – uiterlijk de werkdag daarvoor vóór 16.00 uur. Het aldus aangemelde onderwerp wordt zo spoedig mogelijk gelijktijdig ter kennis gebracht van de commissie en het college.
De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om vragen te stellen en een toelichting te geven. Het lid of de leden van het college, meer in het bijzonder met de beantwoording belast, of de burgemeester wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.
Hierna kan namens elke fractie, behoudens die van het commissielid dat de vragen heeft gesteld, één lid aanvullende vragen stellen. Indien van deze gelegenheid gebruik wordt gemaakt, geldt hiervoor eveneens een spreektijd van ten hoogste één minuut. Aan een ieder tot wie de vragen zijn gericht wordt voor ten hoogste twee minuten het woordverleend om te antwoorden.
Elk commissielid kan een verzoek indienen tot het houden van een twee-minutendebat. Het verzoek tot het houden van een twee-minutendebat wordt uiterlijk vier uur vóór aanvang van de vergadering – of, indien de vergadering in de ochtend aanvangt, uiterlijk de werkdag daarvoor vóór 16.00 uur – schriftelijk of per e-mail bij de griffie ingediend. Het onderwerp moet betrekking hebben op de lijst ingekomen stukken van de betreffende vergadering. Het verzoek kan ook worden gedaan tijdens een procedurevergadering. Het twee-minutendebat vindt dan plaats in de eerstvolgende commissievergadering.
Een raadscommissie kan besluiten een bij of krachtens de wet voorgeschreven hoorzitting te beleggen. Degene die schriftelijk zijn zienswijze ter zake kenbaar heeft gemaakt wordt alsdan in de gelegenheid gesteld in één termijn door de commissie te worden gehoord.
Wanneer een commissielid zich, naar het oordeel van de voorzitter, uitdrukkingen veroorlooft die niet in overeenstemming met de goede toon zijn, stelt de voorzitter het commissielid in de gelegenheid bepaalde woorden terug te nemen. Zo deze daartoe besluit worden deze woorden niet in het verslag, bedoeld in artikel 16, opgenomen. Ingeval het commissielid weigert, kan de voorzitter hem voor het aan de orde zijnde onderwerp het woord ontnemen.
Wanneer een commissielid door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken van de vergadering belemmert, kan de voorzitter de commissie voorstellen hem het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Nadat het voorstel is aangenomen, verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat de voorzitter hem uit de vergadering verwijderen. Bij herhaling kan hem door de raad voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen van de betreffende commissie worden ontzegd.
Wanneer de orde op enigerlei wijze door een of meer toehoorders wordt verstoord, kan de voorzitter deze uit de vergaderruimte laten verwijderen. Een toehoorder die bij herhaling de vergadering verstoort kan voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen van de betreffende commissie worden ontzegd.
Artikel 18 Gecombineerde vergadering
Indien een onderwerp door het presidium ter behandeling wordt overgedragen aan twee of meer commissies, vergaderen deze commissies daarover gezamenlijk. Deze vergadering wordt voorgezeten door de in anciënniteit oudste voorzitter. Een gecombineerde vergadering met de Rekeningen-commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de Rekeningencommissie.
Een stuk, dat ter beoordeling aan de commissie is voorgelegd en waarmede de in de vergadering aanwezige leden en bij schriftelijke behandeling de leden zich kunnen verenigen, wordt door de secretaris gewaarmerkt met ‘overeenkomstig het eenstemmige advies’, gevolgd door de naam van de commissie. Indien de leden niet eenstemmig adviseren ten aanzien van het ter beoordeling voorgelegde stuk, wordt het stuk door de secretaris gewaarmerkt met ‘gelet op het advies van de commissie’, gevolgd door de naam van de commissie en door de namen van de politieke groeperingen met de vermelding ‘voor’, ‘tegen’ of ‘stem voorbehouden’. Indien de leden van eenzelfde politieke groepering ten aanzien van het stuk geen eenstemmige mening hebben word(t)(en) door de secretaris de naam/namen van het lid/de leden met de vermelding ‘voor’, ‘tegen’ of ‘stem voorbehouden’ vermeld achter de naam van de desbetreffende politieke groepering.
Artikel 21 Moties en amendementen
Tijdens commissievergaderingen kunnen moties en amendementen worden aangekondigd.