Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente 's-Gravenhage

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente 's-Gravenhage
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelMaatregelenverordening Wet werk en bijstand 2007.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp2004/02

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201201-01-2012diverse artikelen

16-02-2012

Posthoorn, 29-02-2012

rv 11, 2012
01-11-201108-03-2012diverse artikelen

06-10-2011

Posthoorn, 19-10-2011

rv 118, 2011
01-07-201001-11-2011diverse artikelen

03-06-2010

Posthoorn, 16-06-2010

rv 61 2010
01-04-200701-07-2010diverse artikelen

14-12-2006

Posthoorn, 24-01-2007

rv 209 2006
01-01-2005nieuwe regeling

04-03-2004

Posthoorn, 23-04-2004

rv 33 2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.de wet: de Wet werk en bijstand, Stb. 2003, nr 375;
b.het college:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;
c.bijstandsnorm:de van toepassing zijnde norm inclusief eventuele gemeentelijke toeslag of verlaging, als bedoeld in artikel 5 onder c van de wet;
d.belanghebbende:degene die een uitkering krachtens de WWB heeft aangevraagd of aan wie een uitkering krachtens de WWB is toegekend;
e.maatregel:een verlaging van de bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet;
f.benadelingsbedrag:de bijstand of de langdurigheidstoeslag die als gevolg van schending van de verplichting genoemd in artikel 17 van de wet ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt;
g.bijstand:algemene en bijzondere bijstand;
h.arbeidsverplichtingen:de verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de wet;
i.reïntegratieverordening:de verordening van de gemeente Den Haag als bedoeld in artikel 8, eerste lid onder a van de wet.
j. Peildag:de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
  • 1. Als de belanghebbende jonger dan 65 jaar de verplichtingen in de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de verplichtingen uit de wet niet of onvoldoende nakomt dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan,of zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, stemt het college de bijstand af door een maatregel op te leggen over de bijstandsnorm, overeenkomstig deze verordening.

  • 2. Als de belanghebbende van 65 jaar of ouder de verplichtingen in de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de verplichtingen uit de wet niet of onvoldoende nakomt dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, stemt de sociale verzekeringsbank de bijstand af door een maatregel op te leggen over de bijstandsnorm.

  • 3. Bij het opleggen van een maatregel worden de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en zijn gezin in ogenschouw genomen.

  • 4. Het college kan in afwijking van het gestelde in deze verordening de hoogte of de duur van de maatregel hoger of lager vaststellen.

Artikel 3 Afzien van een maatregel
  • 1. Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien, als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. Het college kan van het opleggen van een maatregel afzien, als sprake is van dringende redenen.

Artikel 4 Berekening van de maatregel

De maatregel wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van de netto bijstandsnorm, als bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet.

Artikel 5 Waarschuwing

Bij een eerste maatregelwaardige gedraging kan het college besluiten een waarschuwing op te leggen. Deze waarschuwing telt mee voor de vaststelling van recidive.

Artikel 6 Termijnen
  • 1. Een maatregel wordt niet opgelegd als tussen het tijdstip van de gedraging en de constatering van de gedraging meer dan een jaar is verstreken.

  • 2. De termijn bedraagt vijf jaar bij schending van de informatieverplichting als bedoeld in artikel 17 van de wet.

  • 3. Een maatregel wordt niet opgelegd voordat het besluit aan belanghebbende is bekend gemaakt.

  • 4. Een maatregel kan met terugwerkende kracht worden opgelegd als de verwijtbare gedraging in het verleden heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 2 Maatregelwaardige gedragingen

Artikel 7 Niet-nakoming van de arbeidsverplichtingen

Het niet nakomen van een arbeidsverplichting, als bedoeld in artikel 9 van de wet en nader om-schreven in de beschikking tot verlening of voortzetting van bijstand, leidt tot een maatregel, waarbij de volgende categorieën worden benoemd:

  • 1.

    eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten inschrijven als werkzoekende bij de Centrale organisatie voor werk en inkomen en het niet tijdig verlengen van de inschrijving als werkzoekende;

    • b.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • c.

      het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • d.

      het niet tijdig voldoen aan een oproep om in verband met de arbeidsinschakeling op

      een aangeven tijd, datum en plaats te verschijnen;

    • e.

      gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren;

    • f.

      het niet in voldoende mate gebruik maken van de door het college op basis van artikel 9, eerste lid onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet en de daaraan ten grondslag liggende reïntegratieverordening aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen activiteiten gericht op participatie;

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het niet gebruik maken van de door het college op basis van artikel 9, eerste lid

      onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet en de daaraan ten grondslag liggende reïntegratieverordening aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 8 Niet nakoming van de inlichtingenverplichting, wel financieel nadeel
  • 1. Het niet nakomen van een verplichting op grond van artikel 17 van de wet, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand of een langdurigheidstoeslag is verstrekt, leidt tot een maatregel.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gerelateerd aan de hoogte van het benadelingsbedrag.

    • a.

      Bij een benadelingsbedrag tot € 2.000 wordt een maatregel opgelegd van de eerste categorie, zijnde een korting van minimaal 10% en maximaal 20% gedurende een maand.

    • b.

      Bij een benadelingsbedrag tot € 4.000 wordt een maatregel opgelegd van de eerste Categorie, zijnde een korting van minimaal 20% en maximaal 30% gedurende een maand.

    • c.

      Bij een benadelingsbedrag tot € 6.000 wordt een maatregel opgelegd van de eerste Categorie, zijnde een korting van minimaal 30% en maximaal 40% gedurende een maand.

    • d.

      Bij een benadelingsbedrag boven € 6.000 wordt een maatregel opgelegd van de tweede Categorie, zijnde een korting van 100% gedurende een maand.

  • 3. Een maatregel wordt niet opgelegd zolang het openbaar ministerie een aangifte ter zake van een strafbaar feit onderzoekt, verband houdend met het niet nakomen van de verplichting op grond van artikel 17 van de wet.

  • 4. Een maatregel blijft definitief achterwege als ter zake van de aangifte tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 9
  • 1. Wanneer de belanghebbende zich jegens onder verantwoordelijkheid van het college werkzame personen ernstig misdraagt, wordt een maatregel opgelegd van maximaal de eerste categorie.

  • 2. Onder ernstige misdragingen wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      Verbaal geweld;

    • b.

      Discriminatie;

    • c.

      Intimidatie.

  • 3. Wanneer de belanghebbende zich jegens het college, onder verantwoordelijkheid van het college werkzame personen, onder verantwoordelijkheid van andere bestuursorganen werkzame personen in de keten van de wet Structuur uitvoering werk en inkomen en door het college aangewezen aanbieders van reïntegratiemiddelen zeer ernstig misdraagt, wordt een maatregel opgelegd van maximaal de tweede categorie.

  • 4. Onder zeer ernstige misdragingen wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      lichamelijk geweld of bedreiging met lichamelijk geweld;

    • b.

      gijzelneming;

    • c.

      huis- of lokaalvredebreuk met geweld.

Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
  • 1. Als de belanghebbende voorafgaand aan of tijdens de bijstandsverlening tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan wordt afhankelijk van de omstandigheden een maatregel opgelegd van maximaal de tweede categorie.

  • 2. Onder tekortschietend besef wordt in ieder geval begrepen het op onverantwoorde wijze besteden van vermogen, inbegrepen het doen van een schenking, voorafgaand aan of tijdens de bijstandsverlening, voorzover bijstandsverlening redelijkerwijs was te voorzien.

  • 3. De periode waarover de maatregel wordt opgelegd, kan langer zijn dan een maand, onder gelijktijdige aanpassing van het percentage van de maatregel.

Artikel 11 Categorieën
  • 1. Voor de bepaling van de hoogte en de duur van een maatregel wordt, onverminderd artikel 2, derde lid, een categorie-indeling gehanteerd. De hoogte en de duur van de categorieën worden als volgt onderscheiden:

    • a.

      Eerste categorie: minimaal 30% en maximaal 40% van de bijstandsnorm voor de duur van een maand, voor zover het betreft gedragingen als genoemd in artikel 7, eerste lid en artikel 8, tweede lid onder c;

      minimaal 20% en maximaal 30% van de bijstandsnorm, voor zover het betreft een gedraging als genoemd in artikel 8, tweede lid onder b;

      minimaal 10% en maximaal 20% van de bijstandsnorm, voor zover het betreft een gedraging als genoemd in artikel 8, tweede lid onder a;

    • b.

      Tweede categorie: honderd procent van de bijstandsnorm voor de duur van een maand.

  • 2. De duur of de hoogte van een maatregel kan worden verdubbeld, als de belanghebbende zich naar het oordeel van het college binnen een jaar, te rekenen vanaf het moment van oplegging van een maatregel, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging van dezelfde of hogere categorie. Een waar-schuwing als bedoeld in artikel 5 geldt voor de beoordeling van recidive als een maatregel.

HOOFDSTUK 3 Overgangsrecht

Artikel 12 Overgangsrecht

De maatregelwaardige gedraging, die heeft plaatsgevonden voorafgaand aan of op de peildag, wordt beoordeeld naar de regels uit de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, tenzij de regels uit deze verordening gunstiger zijn.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2007.