Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente 's-Gravenhage

Reïntegratieverordening wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente 's-Gravenhage
Officiële naam regelingReïntegratieverordening wet werk en bijstand
CiteertitelReïntegratieverordening wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp2004/01

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-200901-04-200901-01-2011diverse artikelen

19-11-2009

Posthoorn, 02-12-2009

rv 137 2009
16-04-200803-12-2009art. 11, 13

03-04-2008

Posthoorn, 16-04-2008

rv 48 2008
01-01-200516-04-2008nieuwe regeling

04-03-2004

Posthoorn, 24-03-2004

rv 32 2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Reintegratieverordening wet werk en bijstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.de wet:wet werk en bijstand;
b. uitkeringsgerechtigde:persoon, jonger dan 65 jaar, die algemene bijstand ontvangt op grond van de wet, uitkering ontvangt ingevolge de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);
c.Anw -er:persoon die een nabestaanden- of halfwezenuitkering ontvangt op grond van de Algemene nabestaandenwet;
d. niet-uitkeringsgerechtigde:persoon, jonger dan 65 jaar, die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen recht op uitkering heeft ingevolge de wetten en regelingen als genoemd in artikel 6a van de wet;
   Met een niet-uitkeringsgerechtigde wordt gelijkgesteld de persoon die arbeid verricht waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien, doch waarvoor een vorm van subsidie aan de werkgever wordt verleend. Van toepassing is artikel 10, lid 2 van de wet;
e. belanghebbende:persoon die overeenkomstig artikel 10 van de wet aanspraak kan maken op een voorziening, met inbegrip van de instelling of onderneming waaraan een werkgelegenheidssubsidie wordt toegekend;
f. voorziening:specifiek reïntegratiemiddel gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 7, lid 1 sub a. van de wet;
g.premie:de eenmalige premie, als bedoeld in artikel 31 lid 1, sub j. van de wet, die kan worden toegekend in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;
h. dienstbetrekking:een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Ambtenaenwet, uitgezon-derd arbeidsovereenkomsten waarvan de bedongen arbeid wordt gesubsidieerd op grond van de wet en arbeidsovereenkomsten ingevolge de Wet sociale werkvoorziening;
i.opstapbaan:een arbeidsplaats die kan aanvangen met een proefplaatsing voor de duur van maximaal 6 maanden met aansluitend, voor de duur van maximaal 2 jaar, een of twee arbeidsovereenkomst(en) met een werkgever waarvoor de werkgever een reïntegratiesubsidie kan verkrijgen;
j.Ooievaarsbaan:een arbeidsplaats waarvoor een vergoeding of subsidie beschikbaar wordt gesteld, voor de duur van maximaal 5 jaar;
k.college:het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de in de aanhef vermelde EG-verordening inzake werkgelegenheidssteun, met name waar het betreft de vormgeving van de voorziening gesubsidieerde arbeid.

Artikel 3 Personenkring

De aanspraak op voorzieningen is beperkt tot personen die woonplaats hebben in de gemeente Den Haag. Indien na aanvang van een voorziening de woonplaats van een rechthebbende wijzigt, is het college bevoegd te bepalen of de voorziening desondanks kan worden voortgezet. Van toepassing is artikel 40, lid 1 van de wet.

Artikel 4 Voorzieningen

De door het college aan te bieden voorzieningen betreffen:

  • 1.

    Het sollicitatietraject.

    Dit traject is bestemd voor belanghebbenden met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt en die zelfstandig of met zeer beperkte ondersteuning werk kunnen vinden.

  • 2.

    Het bemiddelingstraject

    Dit traject is bestemd voor belanghebbenden die tot werken in staat zijn, maar eerst werkervaring moeten opdoen en arbeidsvaardigheden moeten aanleren. Gesubsidieerde arbeid in de vorm van een Opstapbaan kan een onderdeel zijn van dit traject.

  • 3.

    Het activeringstraject

    Dit traject is bestemd voor belanghebbenden die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en voor wie de kans op werk wordt bemoeilijkt door persoonlijke en maatschappelijke belemmeringen en gebrek aan arbeidscompetenties. Gesubsidieerde arbeid in de vorm van een Ooievaarsbaan kan een onderdeel zijn van dit traject.

  • 4.

    Het participatietraject

    Dit traject is bestemd voor belanghebbenden die vooralsnog geen perspectief hebben op werk en heeft ten doel de maatschappelijke participatie te vergroten teneinde sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

  • 5.

    Bij de inzet van deze voorzieningen geeft het college prioriteit aan de volgende doelgroepen:

    Jongeren in de leeftijd tot en met 25 jaar;

    • a.

      Nieuwe, werklozen, waaronder nieuwkomers;

    • b.

      Alleenstaande ouders zonder vrijstelling van arbeidsplicht, van wie, in verband met het combineren van arbeid en zorgtaken, de mate van werkbelasting na zorgvuldig onderzoek is vastgesteld.

  • 6.

    Op de subsidieverlening aan de werkgever die belanghebbende een arbeidsplaats aanbiedt, als bedoeld in de leden 2 en 3 zijn de bepalingen van de Haagse Kaderverordening subsidieverstrekking van toepassing.

Artikel 5 Beleidsplan

Het college stelt jaarlijks een beleidsplan WWB vast. In dit beleidsplan wordt mede aangegeven hoe het reïntegratiebeleid voor het komende jaar wordt uitgevoerd. De totstandkoming van dit onderdeel van het beleidsplan is in overeenstemming met de bepalingen uit de verordening Financieel beheer en beleid gemeente Den Haag. In het beleidsplan wordt tenminste aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:

  • a.

    wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het reïntegratiebeleid;

  • b.

    De inzet van de diverse reïntegratievoorzieningen.

Artikel 6 Beleidsverslag

Het college legt jaarlijks verantwoording af over het gevoerde reïntegratiebeleid in de vorm van een specifiek onderdeel van het beleidsverslag. Het beleidsverslag maakt onderdeel uit van de begrotingscyclus en is in overeenstemming met het verantwoordingsverslag als bedoeld in artikel 77 van de wet. Het beleidsverslag omvat tenminste de volgende onderwerpen:

  • a.

    portage over in hoeverre de kwantitatieve doelstellingen zijn gerealiseerd;

  • b.

    aard en omvang van de aangeboden reïntegratievoorzieningen.

Artikel 7 Aanspraak

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, de Anw-er en de niet-uitkeringsgerechtigde hebben van rechtswege aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op een voorziening, indien de inzet daarvan door het college noodzakelijk wordt geacht. Het college bepaalt welke voorziening of combinatie van voorzieningen wordt aangeboden.

  • 2. Het college kan besluiten een voorziening te beëindigen, indien naar zijn oordeel:

    • a.

      de voorziening niet langer noodzakelijk is voor arbeidsinschakeling of daaraan niet blijkt bij te dragen;

    • b.

      belanghebbende onvoldoende medewerking verleent aan de tenuitvoerlegging van de voorziening;

    • c.

      de voorziening anderszins niet (langer) noodzakelijk is.

Artikel 8 Verplichtingen

De uitkeringsgerechtigde die door het college wordt ondersteund bij zijn arbeidsinschakeling of voor een voorziening in aanmerking wordt gebracht, is verplicht hiervan gebruik te maken. In het geval dat deze verplichting niet of in onvoldoende mate wordt nagekomen, vindt verlaging plaats van de uitke-ing ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz, indien daarop aanspraak bestaat, overeenkomstig de bepalin-en van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand en van artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz.

Artikel 9 Eigen bijdrage

Het college kan bepalen dat de niet-uitkeringsgerechtigde of de Anw-er, aan wie een voorziening wordt aangeboden, een eigen bijdrage is verschuldigd. De wijze waarop, de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een zodanige bijdrage wordt opgelegd, worden door het college vastgesteld.

Artikel 10 Terugvordering

Het college is bevoegd, indien door verwijtbaar handelen of nalaten van een belanghebbende een voorziening voortijdig wordt beëindigd, de kosten van deze voorziening, onder nader te stellen regels, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 11 Uitstroompremie voltijdarbeid

  • 11a).
    • 1.

      De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste 6 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz, ontvangt een eenmalige premie van 500 euro.

    • 2.

      De eenmalige premie, als bedoeld in het vorige lid, wordt eveneens verstrekt aan de persoon die arbeid in dienstbetrekking verricht, voor welke arbeid werkgelegenheidssubsidie in de kader van de Ooievaarsbaan- of Opstapbaan wordt verleend, en die aansluitend arbeid in dezelfde of een andere dienstbetrekking verricht, die niet (langer) wordt gesubsidieerd en waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien.

    • 3.

      De premie als bedoeld in onderdeel a) sub 1. en 2. is van kracht tot 1 juli 2008, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

  • 11b).

    De belanghebbende die arbeid in dienstbetrekking verricht, waarvoor werkgelegenheidssubsidie in het kader van het voormalige besluit In- en doorstroom banen (I/D) of de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) wordt verleend en die aansluitend, uiterlijk tot en met 31 december 2008,

    • 1.

      een dienstbetrekking aanvaardt, waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien óf

    • 2.

      start als zelfstandige ondernemer waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien heeft recht op een éénmalige premie ter hoogte van het bedrag zoals genoemd in artikel 31 tweede lid onder j van de wet.

Artikel 12 Premie deeltijdarbeid

De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien heeft eenmaal per jaar recht op een premie van € 250,-, indien en voor zo lang hij naar het oordeel van het college is aangewezen op arbeid in deeltijd.

Artikel 13 Voorwaarden premies

De premie als bedoeld in artikel 11a wordt op aanvraag verleend. De aanvraag dient uiterlijk binnen acht maanden na de aanvang van de dienstbetrekking bij het college te worden ingediend. De premie wordt uitgekeerd nadat de dienstbetrekking zes maanden onafgebroken heeft geduurd. De wijze van toetsing wordt nader door het college uitgewerkt. De premie als bedoeld in artikel 11b wordt op aanvraag verleend. De aanvraag dient uiterlijk binnen acht maanden na de aanvang van de dienst-betrekking of zelfstandig ondernemerschap bij het college te worden ingediend. De premie wordt uitgekeerd nadat de dienstbetrekking of het zelfstandig ondernemerschap zes maanden onafgebroken heeft geduurd. De wijze van toetsing wordt nader door het college uitgewerkt. De toekenning van de premie als bedoelt in artikel 12 geschiedt ambtshalve. De premie wordt bij aanvang van het dienst-verband toegekend, na overleggen van de arbeidsovereenkomst en eerste salarisstrook.

Artikel 14 Cumulatie van wettelijke vrijlating van inkomsten en premie

De uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 12 heeft niet tegelijkertijd recht op een premie en vrijlating van inkomsten op grond van artikel 31, tweede lid onder o. van wet.

Artikel 15 Slotbepaling

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

Artikel 16 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand en treedt in werking met ingang van 1 januari 2005, onder gelijktijdige intrekking van de Premieverordening Wet werk en bijstand.