Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening Transitie II en Pieken |
Citeertitel | Verordening Transitie II en Pieken |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | subsidie, economie, toerisme |
Externe bijlagen | bijlagen/file/Bijlage 1 Programma- actielijnen Pieken wijz1.pdf bijlagen/file/Bijlage 2 Situatieschets en knelpuntenanalyse.pdf bijlagen/file/Bijlage 3 Rankingscriteria Tender Pieken 2011 wijz1.pdf bijlagen/file/Bijlage 7 Indicatoren wijz1.pdf |
Historie van de regeling: Nieuwe regeling vastgesteld op 20 april 2010, inwerking getreden op 22 juli 2011, werkt terug tot en met 1 april 2011, Provinciaal Blad 2011, 40; 1e wijziging vastgesteld op 24 april 2013, inwerking getreden op 27 april 2013, waarbij artikel I onder J terug werkt tot en met 1 april 2011, Provinciaal Blad 2013, 25.
Provinciewet, art. 145
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2013 | 01-01-2019 | Artt. 1, 2, 3, 6, 7 (vervalt), 8, 11, 23, bijlagen 1, 3, 4 (vervalt), 5 (vervalt), 6 (vervalt) en 7, toelichting | 24-04-2013 Provinciaal Blad, 2013, 25 | Statenvoorstel 1048246 (01H) | |
22-07-2011 | 01-04-2011 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 20-04-2011 Provinciaal Blad, 2011, 40 | PS-voorstel 947061 |
Verordening van 20 april 2010, houdende regels betreffende de subsidiëring in het kader van Transitie II en Pieken middelen (Verordening Transitie II en Pieken)
Provinciale Staten van Fryslân, Groningen en Drenthe;
gelet op het voorstel van gedeputeerde staten van 22 maart 2011 gelet op artikel 145 van de Provinciewet; gelezen de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
besluiten vast te stellen de Verordening Transitie II en Pieken, als volgt.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening
: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard («de algemene groepsvrijstellingsverordening») (PbEU L 214);
: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als bedoeld in sub m;
: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatie doeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;
: een entiteit, zoals een universiteit of onderzoeksorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek. Mbo- en hbo-instellingen en roc’s vallen ook onder de bedoelde entiteit.
Hoofdstuk II Verstrekken van subsidie
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de programma- en actielijnen zoals opgenomen in bijlage 1.
Artikel 4 Wie komt in aanmerking voor subsidie?
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen. Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die louter zijn opgericht ter uitvoering van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Er wordt in ieder geval afwijzend beslist op een aanvraag om subsidie indien:
Artikel 10 Subsidiabele kosten
Voor het bepalen van de subsidie worden de kosten in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet gecompenseerd wordt uit het BTW-compensatiefonds als genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds
Hoofdstuk III Standaardmethoden van berekenen subsidiabele kosten
Artikel 12 Berekening loonkosten
Indien de aanvrager kiest voor de loonkosten-plus-overhead-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een voltijds dienstverband van 40 uren, vermeerderd met een vaste opslag voor indirecte kosten van 30%.
Indien de aanvrager kiest voor de vaste-uurtarief-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend door het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 40,--, waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen.
Artikel 13 Berekening overige kosten
De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.
De kosten van aankoop of inbreng van gebouwen en onroerende zaken, met inbegrip van de kosten voor aankoop, belastingen, leges en taxatiekosten, worden gebaseerd op de objectief aangetoonde actuele marktwaarde, blijkend uit bij de aanvraag om subsidievaststelling gevoegde gegevens en bescheiden, als voor het gebouw of onroerende zaken in de afgelopen 10 jaar geen nationale of communautaire steun is verleend
Hoofdstuk IV Beslissing aanvraag
De termijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag is maximaal drie maanden na de laatste dag van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.
Indien de subsidie wordt verstrekt aan deelnemers in een samenwerkingsverband wordt de beschikking aan de penvoerder gezonden.
Op aanvraag van de subsidieontvanger kan indien de financiële situatie van de projectindiener daartoe noopt in uitzonderingsgevallen, met behulp van het daartoe ingevulde declaratieformulier, een vierde voorschot van 10% verstrekt worden, indien aangetoond is dat 80% van de totale subsidiabele kosten is gemaakt en betaald en voldaan is aan alle van toepassing zijnde voorwaarden.
Artikel 19 Intrekking/wijziging subsidieverlening
Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de wet en artikel 14 van de Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000 kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:
Hoofdstuk VI Subsidievaststelling
Indien sprake is van een subsidie in een exploitatietekort geldt het volgende:
indien de subsidie is verleend op basis van een aandeel in het exploitatietekort, dan is de verleende subsidie een aandeelfinanciering ten opzichte van de overige partijen die het project financieren. De verhouding tussen de financiers in de subsidieverleningbeschikking zal gehandhaafd worden in de definitieve vaststelling;
bij een gemengde financiering met deels bijdragen van projectparticipanten en deels verwachte inkomsten uit de markt, wordt het tekort van het project bij de vaststelling als geheel bepaald en vervolgens naar rato aan de financieringsparticipanten toegerekend op basis van de in de subsidieverleningsbeschikking vermelde financiering.
Algemeen: Begin oktober 2010 is er tussen het SNN en het Ministerie van Economische Zaken - zoals het toen nog heette - een overeenkomst gesloten over de herinzet van middelen uit oude programma's en regelingen, ten behoeve van een vervolg op Koers Noord 2007-2010. Vanuit oude programma's en regelingen is in totaal naar schatting € 21,6 mln beschikbaar. Naast deze zogeheten Package Deal is afgesproken dat er in 2011 een vervolg komt op het Pieken-programma.
Op 30 november 2010 is door het Dagelijks Bestuur SNN besloten deze zogeheten "Transitie II"-middelen, die beschikbaar zijn voor de jaren 2007-2013, te gaan tenderen. Op 8 maart 2011 is door het Dagelijks Bestuur SNN het zogeheten Piekengeld daarbij te voegen en ook te gaan tenderen.
Voor het verstrekken van subsidie is een wettelijk voorschrift vereist. Het verstrekken van de zogenoemde Transitie II middelen zal niet geschieden op basis van een ministeriële regeling, nu deze middelen als "eigen" geld kunnen worden beschouwd. Daartoe is deze verordening opgesteld.
Deze verordening is opgesteld met als belangrijkste input van toepassing zijnde regels en verordening van het Koers Noord programma. De verordening ziet voornamelijk op de Pieken van nationaal belang en de regionale speerpuntsectoren,. In bijlage 2 is de situatieschets en knelpuntanalyse opgenomen en de uitwerking daarvan ten aanzien van Pieken van nationaal belang.
Om enige inhoudelijke sturing aan te brengen tussen de thema's en bovendien te voorkomen dat bij de beoordeling van projecten teveel 'appels met peren' dienen te worden vergeleken, is de speerpuntsector Life Science bij de vier Pieken thema's getrokken. Wanneer er gesproken wordt over 'Pieken', worden hiermee deze vijf thema's bedoeld.
Artikel 3In artikel 3 is opgenomen dat subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de programma- en actielijnen zoals opgenomen in bijlage 1 (Pieken).
Doel PiekenBijlage 1 (Pieken) ziet op aanvragen met als doel het stimuleren van gebiedsspecifieke economische ontwikkelingen die van belang zijn voor Noord-Nederland, door kansen te benutten en knelpunten weg te nemen. Het gaat om het uitbouwen van en versterken van economische clusters die van groot belang zijn voor de economische draagkracht en de internationale concurrentiepositie van Noord-Nederland.
Artikel 4Speciaal voor de subsidie opgerichte entiteiten komen daarmee niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 6 sub lUit artikel 6 aanhef en sub l blijkt dat de aanvraag wordt afgewezen indien een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie in strijd is met de Europese regels. Dat kan het geval zijn indien er een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie zal leiden tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
StaatssteunUit de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht van de Europese Unie blijkt dat er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien aan vier voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet een voordeel door de overheid worden verleend. Ten tweede moet het voordeel worden verleend aan ondernemingen. Ten derde moet dit voordeel selectief zijn. Ten slotte moet het voordeel de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een invloed op de handel tussen lidstaten hebben. In het kader van deze regeling wordt altijd aan de eerste en aan de laatste voorwaarde voldaan. Aan de derde voorwaarde wordt gezien deze regeling ook bijna altijd voldaan.
Ook kan de conclusie zijn dat de verlening van subsidie aan het project niet leidt tot staatssteun, omdat de subsidie als de-minimis is te verstrekken conform Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de-minimissteun (PbEG 2006, L 379-5), indien de aanvrager heeft verklaard te kunnen voldoen aan de betreffende voorwaarden.
Indien het dagelijks bestuur van het SNN op basis van het projectplan tot het oordeel komt dat de verstrekking van subsidie aan het project leidt tot staatssteun in de zin van artikel 107, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking ten aanzien van de in het projectplan opgenomen uit te voeren activiteiten en de betreffende activiteiten ook niet als geoorloofde staatssteun kunnen worden aangemerkt, zal de aanvraag worden afgewezen
Voor het bepalen of een activiteit geoorloofde staatssteun bevat wordt verwezen naar de regelgeving van de Europese commissie en door de Europese commissie goedgekeurde nationale regelgeving en dan het bijzonder naar: • verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 (“de algemene Groepsvrijstellingsverordening”). • De Omnibus decentraalregeling Noord-Nederland • Uw project is specifiek bij beschikking van de Europese commissie goed gekeurd.
Artikel 23 Uit artikel 23 lid 5 aanhef en sub c blijkt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld, indien de activiteiten in strijd met de Europese regelgeving zijn uitgevoerd. Ook hierbij kan men denken aan staatssteun of aan de Europese regelgeving met betrekking tot aanbesteden.
Wanneer een eindbegunstigde of subsidieontvanger een aanbestedende dienst is en sprake is van verstrekking van opdrachten voor infrastructurele werken, leveringen of diensten of als de eindbegunstigde of subsidieontvangers in het project een opdracht plaatst die voor meer dan 50% rechtstreeks door aanbestedende diensten wordt gesubsidieerd en verder ook sprake is van een opdracht als bedoeld in artikel 8 van de Richtlijn 2004/18 EG dient voldaan te worden aan de regelgeving voor aanbesteden, waarbij de geldende drempels en procedures gevolgd dienen te worden.