Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel Besluit Wmo (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning) (4.17c) |
Citeertitel | Financieel Besluit Wmo |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Artikel 2 treedt 15 september 2011 in werking
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | art. 12 | 22-02-2012 Rond Haaksbergen, 01-03-2012 | |||
01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling (tevens intrekking) | 23-08-2011 Rond Haaksbergen, 15-09-2011 | Onbekend | |
01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling (tevens intrekking) | 23-08-2011 Rond Haaksbergen, 15-09-2011 | Onbekend |
Onderwerp: Financieel besluit Wmo (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning)
Samenvatting: Deze nadere regels geven aan de financiële bepalingen voor de utivoering van de individuele Wmo-voorzieningen.
Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;
wettelijke basis: bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht
Financieel Besluit Wmo (Nadere financiële regels over maatschappelijke ondersteuning)
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en eigen aandeel
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage bedraagt:
voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.902,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.902,00;
voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.100,00.
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager of een individuele vervoersvoorziening, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 5 vastgesteld bedrag (eigen aandeel) in mindering gebracht.
1. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening;
2. De goedkoopst adequate voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde offerte of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst,
1. Verhuiskosten: De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis (artikel 15 lid 1 onder a Verordening) bedraagt € 2.000,00 voor een gelijkvloerse woning en € 2.500,00 voor een eengezinswoning.
2. Woningaanpassingen en woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard: de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing en woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard (artikel 15, lid 1, onder b, c en d, van de Verordening) bedraagt 100% van de goedgekeurde kosten.
3. Tijdelijke huisvesting: De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting (artikel 15, lid 2, onder b, van de Verordening) bedraagt maximaal:
4. Huurderving: De financiële tegemoetkoming tot een maximum van € 453,78, in de kosten van huurderving (artikel 15, lid 2, onder c, van de verordening), omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag.
5. Onderhoud en reparatie woonvoorzieningen
De tegemoetkoming voor woningsanering (artikel 15, lid 1, onder c, van de Verordening) betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale vergoedingen worden gebaseerd op de lid 2 genoemde bedragen en de in lid 3 vermelde afschrijvingspercentages.
Bij keukenaanpassing gelden de volgende vereisten:
Ter verkrijging van voldoende opbergruimte zullen over de volle lengte (2,4 m) bovenkastjes worden aangebracht. Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat niet in hoogte verstelbaar is, dienen de wandtegels van de bovenkant van het aanrechtblad (± 0,9 m + peil) tot de onderkant van de kastjes (± 1,5 m + peil) te worden aangebracht (achterwand aanrecht).
Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat wel in hoogte verstelbaar is, zal het tegelwerk vanaf peil tot een hoogte van ± 1,5 m worden aangebracht (gehele achterwand aanrecht). De zijwanden van de hiervoor omschreven aanrechttypen zullen ter breedte van het aanrechtblad met een max. hoogte van ± 1,5 m worden vergoed.
Indien het noodzakelijk is dat een keuken in het kader van de Wmo aangepast dient te worden en er derhalve nieuwe vloertegels aangebracht dienen te worden zal alleen een oppervlakte van vloertegels worden vergoed, waarvan de breedte voor het aanrechtblok langs max. 0,60 meter bedraagt. Bij de aangepaste keuken zullen max. 2 aansluitpunten van wandcontactdozen worden vergoed.
Hoofdstuk 5 Vervoervoorzieningen
een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die gebaseerd op het zone-tarief voor Wvmo-pashouders.
Dit uitgangspunt leidt tot d volgende gemaximeerde vergoedingen op jaarbasis (op declaratiebasis):
1.voor het gebruik van de eigen auto € 498,00
2 . voor het gebruik van een bruikleenauto € 235,00
De Wmo-inkomensgrenzen volgen automatisch de aanpassingen van het wettelijk minimumloon en de daaraan gerelateerde normen op grond van de Wet werk en bijstand exclusief vakantietoeslag.
Toelichting op het ‘Financiëel Besluit Wmo’
Naast een ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning’ en het ‘Verstrekkingenboek Wmo’ is er ook een gemeentelijk ´Financiëel Besluit Wmo´.
In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden waarvoor de bevoegdheid bij de gemeenteraad ligt. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Ook dit Wmo-besluit volgt de indeling van de Wmo-verordening.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze begrippen zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 2. Hulp bij het huishouden
Artikel 3 persoongebonden budget
Het persoonsgebonden budget (PGB) is de tegenhanger van een voorziening in natura. Bij een voorziening in natura gaat het om een voorziening die de kosten (eventueel na aftrek van een eigen bijdrage) volledig dekt. Ook een PGB dient zodanig te worden vastgesteld dat daarmee een adequate voorziening kan worden ingekocht.
Verstrekking van een PGB vindt plaats op verzoek van de zorgvrager. Dit vormt normaliter onderdeel van de aanvraag. Een belanghebbende komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die algemene voorziening naar het oordeel van de gemeente niet adequaat, dan kan de zorgvrager een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de zorgvrager een verstrekking in de vorm van een naturaverstrekking of een PGB of plaatsvinden.
In dit artikel is onder het eerste lid de hoogte van het bruto PGB per uur vastgelegd, omdat de verordening uitgaat van een systeem in uren. Het uurtarief is gebaseerd op het gemiddelde uurtarief van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders, zodat het budget als voldoende beschouwd moet worden om op de markt een zorgleverancier te vinden.
Aan de budgethouder wordt het bruto PGB toegekend en uitgekeerd. Het Centaal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdrage. Bruto PGB minus de eigen bijdrage is het netto PGB.
Uitgangspunt is dat het PGB vooraf wordt uitbetaald. Op die manier wordt voorkomen dat de zorgvrager kosten moet maken en deze pas achteraf vergoed krijgt.
In geval een PGB voor huishoudelijke hulp door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (zoals permanente opname in een AWBZ –instelling of overlijden), loopt de budgethouder risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. Het PGB wordt per het eerstvolgende kwartaal beëindigd. De budgethouder moet de werkgeversverplichtingen nakomen. Ingeval van misbruik verspeelt de cliënt het recht op een PGB. Het ten onrechte verstrekte (deel van het) budget wordt dan volledig teruggevorderd.
In dit artikel is de berekeningsmethodiek van de eigen bijdrage opgenomen.
Artikel 6 Maximering aantal perioden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel
De bepalingen uit dit artikel zijn in het Financieel Besluit Wmo opgenomen naar aanleiding van de op 1 juli 2010 inwerking getreden eerste wijziging van het Verstrekkingenboek Wmo.
Artikel 7 Persoonsgebonden budget
Woonvoorzieningen kunnen in de vorm van een financiële tegemoetkoming, in natura en als een PGB worden verstrekt (artikel 13 Wmo-verordening).
Natura-voorzieningen worden veelal in bruikleen verstrekt. De gemeente Haaksbergen heeft hiervoor een overeenkomst met Hulpmiddelen Centrum Noord Oost Nederland (HCNON), als het gaat om o.a. losse douche- en toiletmiddelen en tilliften.
Met Liftenfabriek Otto Ooms BV is een contract afgesloten voor de levering van diverse soorten trapliften. In beide overeenkomsten zijn vaste prijzen afgesproken voor voorzieningen.
Een tweede vorm is de toekenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige aanpassing. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming is uitgangspunt een door het college goedgekeurde kostenbegroting.
Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt eveneens aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB kan dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de goedkoopst adequate voorziening.
Hierop uitgezonderd is de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waar-voor de gemeente een contract heeft afgesloten met een leverancier op basis van een openbare aanbestedingsprocedure. Ook indien het een woonvoorziening in een huurwoning betreft waarbij vaste prijsafspraken met de desbetreffende huurder zijn gemaakt, geldt een andere regeling. In deze gevallen vormt het prijsniveau in deze overeenkomsten het uitgangspunt bij de berekening van het PGB.
Enkele woonvoorzieningen zijn genormeerd, namelijk de tegemoetkoming in verhuiskosten en de woningsanering. Deze voorzieningen worden als PGB toegekend, waarbij de hoogte ervan in het Wmo-besluit is vastgelegd.
Het PGB is, blijkens de Verordening maatschappelijke ondersteuning, de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura. In de Wvg werden diverse woonvoorzieningen in natura in bruikleen verstrekt. Hiervoor zijn, na een europese aanbesteding leveranciers gecontracteerd. Voor diverse woonvoorzieningen is dit de firma Welzorg. Indien een zorgvrager ervoor kiest voorzieningen, die vallen onder de contracten, verstrekt te krijgen in de vorm van een PGB, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).
Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.
De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt wel nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel:
Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het kan zijn dat een zorgvrager niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter, omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en derhalve acceptabel.
Voor kleine reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,
onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingskosten, toegekend. De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met de gemeentelijke leveranciers.
De overige artikelen van dit hoofdstuk spreken voor zich en worden niet nader toegelicht.
Hoofdstuk 4 en 5 Vervoervoorzieningen en rolstoelen
Bij de toekenning van een (individueel) vervoermiddel of rolstoel kan de zorgvrager kiezen tussen een voorziening in natura en een PGB. De gemeente Haaksbergen heeft een overeenkomst met de firma Welzorg voor de levering van vervoermiddelen in natura.
Kiest een zorgvrager voor een voorziening in natura, dan wordt de voorziening aangeschaft bij Welzorg, zo mogelijk uit depot, en in bruikleen verstrekt.
Kiest de zorgvrager voor een PGB, dan moet een budget worden toegekend zodat de zorgvrager zelf een adequate voorziening kan aanschaffen en gedurende een periode in stand kan houden.
De goedkoopst adequate voorziening in natura kan worden bepaald op
In het contract tussen gemeente Haaksbergen en Welzorg zijn voor diverse voorzieningen in diverse productgroepen prijzen afgesproken waartegen de desbetreffende voorziening (nieuw) wordt geleverd. In deze prijzen zijn kortingpercentages verwerkt.
Het kan zijn dat op het moment dat een zorgvrager een PGB voor een vervoermiddel kan worden toegekend, een adequaat middel in het depot is opgeslagen. De boekwaarde van een voorziening uit het depot ligt aanmerkelijk lager dan de prijs van een nieuwe voorziening. Bovendien is de gebruiksduur ervan korter.
Teneinde de bepaling van het PGB eenduidig vast te stellen, is ervoor gekozen het PGB baseren op de aanschaf van een nieuwe voorziening conform de contractprijzen (dus inclusief bedongen korting). Beschikbaarheid van voorzieningen uit het depot wordt buiten beschouwing gelaten.
Een sportrolstoel kan alleen worden toegekend in de vorm van een PGB. De hoogte ervan is vastgelegd in artikel 16 van het Besluit.
De belanghebbende heeft vrijheid in de keuze van een erkende leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. De gemeente stelt nadere eisen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel.
Indien nodig wordt ook een PGB voor de zogeheten instandhoudingkosten toegekend. Dit
PGB is bedoeld als bijdrage in kosten voor onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen.
Hiervoor dienen marktconforme prijzen te worden gehanteerd. Dit budget gaat in vanaf het moment dat de garantiebepalingen zijn verlopen. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van aanschaf van belang. Diverse voorzieningen, zoals scootmobielen en electrische rolstoelen voor buitengebruik, moeten wel vanaf de aankoop worden verzekerd. Dus ook gedurende de garantieperiode. Om die reden moet in de garantieperiode het PGB voor instandhouding bepaald worden op de kosten van een (verplichte) WA-verzekering