Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht) |
Citeertitel | Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | subsidies, jeugdzorg |
Geen.
Algemene subsidieverordening van de provincie Utrecht, art. 4
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2011 | 13-01-2017 | Nieuwe regeling | 16-08-2011 Provinciaal blad, 2011, 36 | Niet bekend |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht)
Gedeputeerde staten van Utrecht;
gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4 en 34 van de Algemene subsidieverordening van de Provincie Utrecht;
overwegende dat de Provincie grote waarde hecht aan een goede integrale zorg voor de jeugd en naast de wettelijk verplichte subsidiëring eveneens een subsidiegrondslag wil bieden voor subsidies ten behoeve van overige activiteiten die passen binnen het provinciaal jeugdbeleid zoals cliëntparticipatie, innovatie in de jeugdzorg en aansluiting met andere zorgvoorzieningen voor jeugdigen;
besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen:
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
uitgestroomde unieke cliënt: een cliënt die, naar het oordeel van de stichting, niet langer zorg hoeft te ontvangen van de betreffende zorgaanbieder, omdat het recht op jeugdzorg is vervallen door een voldoende mate van doelrealisatie of omdat van de instelling redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat de zorg nog langer wordt geleverd;
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten, als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van de wet in samenhang met artikel 34 van de Asv, die gericht zijn op:
Onverminderd artikel 7 van de Asv bevat de aanvraag in ieder geval een activiteitenplan. Dit plan geeft aan welke concrete stappen de stichting het komende jaar zal nemen om uitvoering te geven aan het door de stichting geformuleerde beleid. Hierbij wordt aangesloten bij de eisen in de wet en bij hetgeen door gedeputeerde staten in het uitvoeringsprogramma is opgenomen.
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de tarieven voor de justitietaken wordt bepaald door het Ministerie van Justitie. Gedeputeerde staten kunnen bij de verlening afwijken van de aantallen en de tarieven zoals die door het Ministerie van Justitie worden vastgesteld. Het is de stichting niet toegestaan de subsidie anders aan te wenden dan voor de justitietaken.
De hoogte van de subsidie voor de overige taken als bedoeld in artikel 10 van de wet wordt bepaald door de per activiteit overeengekomen productieafspraak te vermenigvuldigen met het overeengekomen tarief. De stichting kan bij de besteding van de middelen afwijken van de in de verlening opgenomen verdeling, met in achtneming van de gemaakte prestatieafspraken en met prioriteit voor de activiteiten van het AMK.
Het activiteitenplan geeft aan welke concrete stappen de zorgaanbieder het komende jaar zal ondernemen om uitvoering te geven aan zijn beleid. Hierbij wordt aangesloten aan de eisen in de wet en de andere doelen die gedeputeerde staten in het Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg en het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg hebben opgenomen.
Artikel 12 Subsidievaststelling
De subsidie wordt als volgt vastgesteld:
crisishulpverlening: op basis van de daadwerkelijk beschikbare capaciteit; indien blijkt dat een instelling de overeengekomen capaciteit niet beschikbaar heeft, terwijl daar wel een beroep op is gedaan, dan houden gedeputeerde staten zich het recht voor een overeenkomstig deel van de betreffende subsidie terug te vorderen;
Paragraaf 4 Kaderstelling en verantwoording
Artikel 13 Verplichtingen van de ontvanger
De ontvanger voert een dusdanige administratie en beschikt over een dusdanig beheersinstrumentarium, dat een getrouw inzicht kan worden gegeven in de mate waarin aan de criteria wordt voldaan, die zijn verbonden aan het verlenen en vaststellen van de subsidie.
Artikel 15 Financiële verantwoording van de ontvanger
Over subsidie als bedoeld in artikel 10, derde lid, onder d dient in de jaarrekening een specificatie te worden opgenomen, welke inzicht geeft in de opbouw en totstandkoming van de daadwerkelijke kosten voor huisvesting van de door de Provincie Utrecht gesubsidieerde zorg, en de daarvoor ontvangen subsidie.
Dit besluit treedt in werking op 1 september 2011. Indien het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2011, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 september 2011.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011.
R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris a.i. Uitgegeven 23 augustus 2011 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris a.i.
Toelichting AlgemeenDe zorg voor jeugd met opgroei- en opvoedproblemen is geregeld in de Wet op de jeugdzorg. Tezamen met de Algemene subsidieverordening Provincie Utrecht en de Algemene wet bestuursrecht vormt ze de basis onder voorliggende regelgeving. In deze uitvoeringsverordening is geregeld hoe de provincie aan Bureau Jeugdzorg en de betreffende zorginstellingen subsidie verleent, door te bepalen: − hoe deze aangevraagd dient te worden; − waarop deze is gebaseerd; − hoe daarover verantwoording afgelegd moet worden; − hoe de subsidie wordt vastgesteld. Deze regeling is aangevuld met bepalingen van meer algemene aard, zoals het beschikbaar stellen en/of uitwisselen van informatie. Ter verduidelijking van hetgeen in deze uitvoeringsverordening is bepaald volgt, voor zover nodig, een toelichting per paragraaf.Paragraaf 1Deze paragraaf dient voor de kaderstelling en algemene verduidelijking, onder meer van de gebruikte begrippen. Hiervoor geldt dat in deze verordening de gebruikte begrippen steeds dezelfde betekenis hebben als in de Wet op de Jeugdzorg, tenzij uitdrukkelijk is vermeld dat dit niet het geval is.Paragraaf 2Hierin zijn regelingen opgenomen ten aanzien van Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJU). Voor BJU worden duidelijk vier taken onderscheiden: 1. De justitietaak, zoals de uitoefening van voogdij en gezinsbescherming; 2. Het fungeren als advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK); 3. De zorgtoeleidingstaak, waaronder de indicatiestelling, het geven van (procedureel) advies en de doorverwijzing en begeleiding naar aanbieders van jeugdzorg; 4. Het geven van advies aan derden in de jeugdzorgketen (bv. Onderwijsinstellingen) en het leveren van eerste lijns- of niet geïndiceerde zorg. De financiering van de eerstgenoemde taak, de justitietaak, wordt geheel gefinancierd door het ministerie van Justitie. Het is dan ook de door het ministerie aan de provincie beschikbaar gestelde uitkering die bepalend is voor de hoogte van dit onderdeel van de subsidie voor Bureau Jeugdzorg. Voor de overige taken worden tussen de provincie en Bureau Jeugdzorg afspraken gemaakt over productie/prestatie en bijbehorende tarieven. Het is van belang dat deze taken, met de daarbij behorende activiteiten en producten, worden omschreven in een activiteitenplan. Hierbij wordt integraal aangesloten op bestaande beleidsdocumenten, zoals het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg van de provincie. Daarnaast dient BJU eens in de vier jaar een meerjarenbeleidsplan op te stellen. Hierin is opgenomen hoe de Stichting zich inzet voor de verwezenlijking van de in het Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg gestelde doelen. Het eerstvolgende meerjarenbeleidsplan wordt voor de periode 2013-2016 opgesteld.Paragraaf 3Deze paragraaf is gewijd aan de subsidiëring van de zorgaanbieders. Kenmerkend is het zogeheten vastgestelde tarief. Deze wordt bekendgemaakt in de subsidiebeschikking, op basis van de subsidieaanvraag van de zorgaanbieder. Ook wordt in deze paragraaf stilgestaan bij de zogeheten zorgdomeinen: ‘Domein Uitstroomgestuurde Zorg’ (DUZ), ‘Domein niet-op-uitstroomgestuurde Zorg’ (NDUZ) en Crisis. Het is van belang aan te geven dat deze domeinen strikt gescheiden zijn. Een individuele cliënt kan geen aanspraak maken op zorg binnen twee domeinen tegelijk. Indien een cliënt instroomt in de DUZ en later blijkt dat er geen eindtermen zijn te definiëren en dus bestendiging van zorg noodzakelijk is, dan stroomt de cliënt uit de DUZ. Of de zorginstelling deze uitstroom mag ‘meetellen’ wordt bepaald door Bureau Jeugdzorg. Vervolgens kan een cliënt een indicatie ontvangen voor een capaciteitsplaats in de NDUZ en ontvangt de betreffende zorgaanbieder een overeenkomstige vergoeding. De hoogte van de subsidie voor huisvesting is gebaseerd op de kosten per instelling voor 1) afschrijving, 2) huur, 3) kapitaalslasten en 4) wettelijke heffingen. Het bij de provincie beschikbare bedrag ter dekking van deze kosten wordt naar rato over de aanbieders van jeugdzorg verdeeld. Ook de zorgaanbieders omschrijven hun activiteiten en producten in een activiteitenplan. Hierbij wordt eveneens integraal aangesloten op bestaande beleidsdocumenten, zoals het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg van de provincie. Daarnaast dienen ze eens in de vier jaar een meerjarenbeleidsplan op te stellen. Hierin is opgenomen hoe zij zich individueel of in samenwerking met anderen inzetten voor de verwezenlijking van de in het Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg gestelde doelen. Het eerstvolgende meerjarenbeleidsplan wordt voor de periode 2013-2016 opgesteld. Paragraaf 4Hierin zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de kwaliteit van de bedrijfsvoering, de algemene verantwoording van middelen en de presentatie in de jaarrekening. Nadere details hieromtrent, evenals de tussentijdse verantwoording, worden opgenomen in de subsidiebeschikking.