Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht)
CiteertitelUitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsubsidies, jeugdzorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene subsidieverordening van de provincie Utrecht, art. 4
  2. Algemene subsidieverordening van de provincie Utrecht, art. 34
  3. Algemene wet bestuursrecht, 4:23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Algemene subsidieverordening van de provincie Utrecht, art. 4

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-201113-01-2017Nieuwe regeling

16-08-2011

Provinciaal blad, 2011, 36

Niet bekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht)

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg provincie Utrecht)

Gedeputeerde staten van Utrecht;

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4 en 34 van de Algemene subsidieverordening van de Provincie Utrecht;

overwegende dat de Provincie grote waarde hecht aan een goede integrale zorg voor de jeugd en naast de wettelijk verplichte subsidiëring eveneens een subsidiegrondslag wil bieden voor subsidies ten behoeve van overige activiteiten die passen binnen het provinciaal jeugdbeleid zoals cliëntparticipatie, innovatie in de jeugdzorg en aansluiting met andere zorgvoorzieningen voor jeugdigen;

besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    . AMK: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, als bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Provincie Utrecht;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    crisishulpverlening: hulpverlening in situaties, waarin als reactie op een gebeurtenis waarop de cliënt geen antwoord heeft en die tot een verstoring leidt van een bestaand evenwicht, snelle diagnose, strategie en actie moeten leiden tot herstel van het evenwicht in de toestand van de cliënt; 

  • e.

    DUZ: domein uitstroomgestuurde zorg; geïndiceerde jeugdzorg waarbij gestuurd wordt op eindperspectief, niet zijnde bestendiging van jeugdzorg;

  • f.

    justitietaak: de taken van de stichting zoals omschreven in artikel 10 onder a tot en met d van de wet;

  • g.

    NDUZ: domein niet uitstroomgestuurde zorg: geïndiceerde jeugdzorg die gericht is op het bestendigen van jeugdzorg;

  • h.

    stichting: de stichting die het Bureau Jeugdzorg in stand houdt, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet;

  • i.

    uitgestroomde unieke cliënt: een cliënt die, naar het oordeel van de stichting, niet langer zorg hoeft te ontvangen van de betreffende zorgaanbieder, omdat het recht op jeugdzorg is vervallen door een voldoende mate van doelrealisatie of omdat van de instelling redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat de zorg nog langer wordt geleverd;

  • j.

    wet: de Wet op de Jeugdzorg;

  • k.

    zorgaanbieder: de natuurlijke of rechtspersoon die jeugdzorg verleent, als bedoeld in art. 41, tweede lid, van de wet.

Artikel 2 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten, als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van de wet in samenhang met artikel 34 van de Asv, die gericht zijn op:

  • a.

    de door de stichting ingevolge de wet uit te voeren taken en de uitvoering van experimenten op grond van artikel 41, eerste lid, van de wet;

  • b.

    het verlenen van jeugdzorg en de uitvoering van experimenten op grond van artikel 41, tweede lid van de wet en het verwerken van gegevens op grond van artikel 43 en 44 van de wet;

  • c.

    de steunfunctie met betrekking tot de stichting op grond van artikel 41, derde lid, van de wet;

  • d.

    de vertrouwenspersoon voor de cliënten van de stichting op grond van artikel 41, vierde lid, van de wet.

Artikel 3 Subsidieontvangers

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    de stichting;

  • b.

    zorgaanbieders;

  • c.

    rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, indien de subsidie betrekking heeft op activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c en d.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Tenzij gedeputeerde staten anders bepalen wordt er geen subsidie verstrekt voor jeugdzorg:

  • a.

    ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan de aanvang van de zorg niet duurzaam in de provincie verbleven;

  • b.

    ten behoeve van cliënten die daarop geen aanspraak hebben als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet.

Paragraaf 2 Stichting

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1

    In afwijking van artikel 8 van de Asv wordt voor 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd, de aanvraag voor de per boekjaar verstrekte subsidie, als bedoeld in afdeling 4.2.8 Awb, ingediend.

  • 2

    Onverminderd artikel 7 van de Asv bevat de aanvraag in ieder geval een activiteitenplan. Dit plan geeft aan welke concrete stappen de stichting het komende jaar zal nemen om uitvoering te geven aan het door de stichting geformuleerde beleid. Hierbij wordt aangesloten bij de eisen in de wet en bij hetgeen door gedeputeerde staten in het uitvoeringsprogramma is opgenomen.

  • 3

    Het activiteitenplan en de begroting zijn per taak uitgesplitst naar activiteiten en producten. Deze worden beschreven en zo veel mogelijk gekwantificeerd.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

  • 1

    De hoogte van de tarieven voor de justitietaken wordt bepaald door het Ministerie van Justitie. Gedeputeerde staten kunnen bij de verlening afwijken van de aantallen en de tarieven zoals die door het Ministerie van Justitie worden vastgesteld. Het is de stichting niet toegestaan de subsidie anders aan te wenden dan voor de justitietaken.

  • 2

    De hoogte van de subsidie voor de overige taken als bedoeld in artikel 10 van de wet wordt bepaald door de per activiteit overeengekomen productieafspraak te vermenigvuldigen met het overeengekomen tarief. De stichting kan bij de besteding van de middelen afwijken van de in de verlening opgenomen verdeling, met in achtneming van de gemaakte prestatieafspraken en met prioriteit voor de activiteiten van het AMK.

Artikel 7 Aanvraag vaststelling

  • 1

    In afwijking van artikel 14, tweede lid, van de Asv wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend voor 1 mei van het jaar dat volgt op het betreffende jaar.

  • 2

    In aanvulling op artikel 4:80 van de Awb en artikel 14 van de wet kunnen gedeputeerde staten aanvullende eisen stellen aan het activiteitenverslag.

  • 3

    Onverminderd artikel 23 van de Asv bevat het financieel jaarverslag in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de gerealiseerde productie (realisatiecijfers);

    • b.

      een beschrijving van de activiteiten die zijn uitgevoerd, de aantallen die hiermee zijn gerealiseerd en het budget dat hiermee is gemoeid;

    • c.

      de exploitatierekening, uitgesplitst naar producten en kostensoorten;

    • d.

      de stand en het verloop van alle reserves en voorzieningen;

    • e.

      de accountantsverklaring gebaseerd op een onderzoek met inachtneming van het accountantsprotocol jeugdzorg provincie Utrecht.

Artikel 8 Vaststelling subsidie

De subsidie voor de justitietaken wordt vastgesteld op het niveau van de door het Ministerie van Justitie ter beschikking gestelde doeluitkering.

Paragraaf 3 Zorgaanbieders

Artikel 9 Subsidiebedrag

  • 1

    Gedeputeerde staten stellen voor de levering van geïndiceerde zorg door de zorgaanbieders tarieven vast.

  • 2

    Het vastgestelde tarief kan per zorgaanbieder verschillen.

Artikel 10 Subsidieaanvraag

  • 1

    In afwijking van artikel 8 van de Asv wordt voor 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd, de aanvraag voor de per boekjaar verstrekte subsidie, als bedoeld in afdeling 4.2.8 Awb, ingediend.

  • 2

    Het activiteitenplan geeft aan welke concrete stappen de zorgaanbieder het komende jaar zal ondernemen om uitvoering te geven aan zijn beleid. Hierbij wordt aangesloten aan de eisen in de wet en de andere doelen die gedeputeerde staten in het Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg en het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg hebben opgenomen.

  • 3

    De aanvraag is uitgesplitst naar de volgende onderdelen:

    • a.

      DUZ; de aanvraag wordt geduid in termen van uit de instelling te stromen unieke cliënten maal het vastgestelde tarief;

    • b.

      NDUZ; de aanvraag wordt geduid in termen van te benutten capaciteitsplaatsen per kalenderjaar maal het vastgestelde tarief;

    • c.

      crisishulpverlening; de aanvraag wordt geduid in termen van beschikbare capaciteitsplaatsen per kalenderjaar maal het vastgestelde tarief;

    • d.

      huisvestingkosten.

  • 4

    De met de in het derde lid onder a tot en met c bedoelde onderdelen gemoeide bedrag wordt in de aanvraag onderverdeeld in de hulpvarianten: (1) residentieel, (2) dagbehandeling, (3) pleegzorg en (4) ambulant.

  • 5

    Indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie is aangevraagd, gaat de aanvraag, naast de bescheiden die reeds worden genoemd in art 4:64 van de Awb, vergezeld van:

    • a.

      een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in art 2:289 van het Burgerlijk Wetboek, en

    • b.

      in het geval van zorgaanbieders die eerder door andere overheden dan door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht gesubsidieerde jeugdzorg hebben uitgevoerd: de twee meest recente inspectierapporten.

Artikel 11 Aanvraag vaststelling

  • 1

    In aanvulling op artikel 4:80 van de Awb en artikel 27 van de wet kunnen gedeputeerde staten aanvullende eisen stellen aan het activiteitenverslag.

  • 2

    Onverminderd artikel 23 van de wet bevat het financieel jaarverslag in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de gerealiseerde productie in relatie tot de productieafspraken als bedoeld in artikel 10, derde lid, onder a tot en met c;

    • b.

      de exploitatierekening, uitgesplitst naar de vier hulpvarianten;

    • c.

      de stand en het verloop van voorzieningen en reserves;

    • d.

      indien de gebouwen in eigendom zijn: een onderhoudsvoorziening, gebaseerd op een meerjarig onderhoudsplan;

    • e.

      de accountantsverklaring, met dien verstande dat het onderzoek van de accountant heeft plaatsgevonden op basis van het accountantsprotocol jeugdzorg provincie Utrecht.

Artikel 12 Subsidievaststelling

De subsidie wordt als volgt vastgesteld:

  • a.

    DUZ: op basis van het aantal daadwerkelijk uit de instelling gestroomde unieke cliënten maal het vastgestelde tarief;

  • b.

    NDUZ: op basis van de daadwerkelijk benutte capaciteit; indien deze lager is dan 98% wordt een overeenkomstig deel van de subsidie geheel teruggevorderd;

  • c.

    crisishulpverlening: op basis van de daadwerkelijk beschikbare capaciteit; indien blijkt dat een instelling de overeengekomen capaciteit niet beschikbaar heeft, terwijl daar wel een beroep op is gedaan, dan houden gedeputeerde staten zich het recht voor een overeenkomstig deel van de betreffende subsidie terug te vorderen;

  • d.

    huisvesting: de subsidie voor huisvesting wordt vastgesteld op het verleende bedrag.

Paragraaf 4 Kaderstelling en verantwoording

Artikel 13 Verplichtingen van de ontvanger

De ontvanger voert een dusdanige administratie en beschikt over een dusdanig beheersinstrumentarium, dat een getrouw inzicht kan worden gegeven in de mate waarin aan de criteria wordt voldaan, die zijn verbonden aan het verlenen en vaststellen van de subsidie.

Artikel 14 Voorzieningen en reserves

  • 1

    De stichting en de zorgaanbieders vormen elk afzonderlijk een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

  • 2

    Uit de reserve worden uitsluitend de uitvoering van de wettelijke taken, het doen van de in de wet bedoelde experimenten, het vervullen van de steunfunctie, het voorzien in de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon en de bijdrage aan de kosten voor cliëntenorganisaties bekostigd.

  • 3

    De stichting vormt, naast de egalisatiereserve als bedoeld in lid 1, een egalisatiereserve justitietaken, waarin jaarlijks de afwijking van de subsidievaststelling ten opzichte van de door de stichting gerealiseerde productie wordt opgenomen (bezettingsverschil).

  • 4

    Gedeputeerde staten kunnen een regeling vaststellen voor het beheer van de reserve. Zij gaan daarbij uit van de doelstellingen van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 5

    Gedeputeerde staten kunnen bepalen welke omvang de reserve ten hoogste kan hebben en op welke manier overschotten zullen worden besteed als de maximale omvang is bereikt.

Artikel 15 Financiële verantwoording van de ontvanger

  • 1

    Over subsidie als bedoeld in artikel 10, derde lid, onder d dient in de jaarrekening een specificatie te worden opgenomen, welke inzicht geeft in de opbouw en totstandkoming van de daadwerkelijke kosten voor huisvesting van de door de Provincie Utrecht gesubsidieerde zorg, en de daarvoor ontvangen subsidie.

  • 2

    Over subsidie, niet zijnde de per boekjaar verstrekte subsidie als bedoeld in afdeling 4.2.8 Awb, dient in de jaarrekening een specificatie te worden opgenomen, welke inzicht geeft in:

    • a.

      de opbouw en totstandkoming van de daadwerkelijke kosten voor de in de beschikking beschreven activiteiten. Dit kan overeenkomstig in de exploitatierekening of op de balans;

    • b.

      hoe deze zich verhouden tot de verstrekte subsidie;

    • c.

      de prestaties en resultaten tot en met het einde van het betreffende boekjaar.

Artikel 16 Informatievoorziening door de ontvanger

  • 1

    De stichting en de zorgaanbieder(s) geven gedeputeerde staten op hun verzoek, naast de informatie die zij bij wettelijke regeling voorgeschreven beschikbaar moeten stellen, alle informatie die gedeputeerde staten voor de uitvoering van hun wettelijke taak nodig achten.

  • 2

    Gedeputeerde staten kunnen het verzamelen en de verwerking van gegevens als bedoeld in de artikelen 42 tot en met 44 van de wet (doen) beleggen bij een derde partij. Artikel 45 van de wet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn onverminderd van toepassing.

Paragraaf 5 Overig

Artikel 17 Steunfunctie

  • 1

    Gedeputeerde staten kunnen aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verstrekken voor de uitvoering van de steunfunctie ten behoeve van de stichting of zorgaanbieders, als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de wet.

  • 2

    In de subsidieaanvraag worden de kosten voor de steunfunctie ten behoeve van de stichting en de kosten ten behoeve van zorgaanbieders nauwkeurig onderscheiden.

Artikel 18 Vertrouwenspersonen

  • 1

    Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, waar een of meer vertrouwenspersonen werkzaam zijn als bedoeld in artikel 57 van de wet.

  • 2

    In de subsidieaanvraag worden de kosten voor de werkzaamheden ten behoeve van de stichting en die ten behoeve van de zorgaanbieders nauwkeurig onderscheiden.

Artikel 19 Landelijk werkende instellingen  

  • 1

    Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken aan instellingen die voor het gehele land taken als die van de stichting uitvoeren.

  • 2

    In hun subsidieaanvragen worden de kosten ten behoeve van de taken als die van de stichting en ten behoeve van het aanbieden van de zorg nauwkeurig onderscheiden.

  • 3

    Voor de definitieve subsidievaststelling voor de justitietaken geldt geen nacalculatie en is het financiële kader zoals door het Rijk aan de provincie beschikbaar gesteld het definitieve bedrag.

     

     

Artikel 20 Cliëntorganisaties

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken aan cliëntenorganisaties conform artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b van de wet.

Paragraaf 6 - Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding artikel 34 Asv en intrekking oude regelingen

  • 1

    Artikel 34 van de Asv treedt in werking.

  • 2

    De intrekking van de Subsidieverordening jeugdzorg provincie Utrecht 2004 en het Uitvoeringsbesluit jeugdzorg provincie Utrecht 2005, zoals opgenomen in artikel 43 van de Asv, treedt in werking.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2011. Indien het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2011, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 september 2011.

Artikel 23 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsverordening subsidie Jeugdzorg Provincie Utrecht.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 16 augustus 2011.

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris a.i. Uitgegeven 23 augustus 2011 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris a.i.

 

Toelichting AlgemeenDe zorg voor jeugd met opgroei- en opvoedproblemen is geregeld in de Wet op de jeugdzorg. Tezamen met de Algemene subsidieverordening Provincie Utrecht en de Algemene wet bestuursrecht vormt ze de basis onder voorliggende regelgeving. In deze uitvoeringsverordening is geregeld hoe de provincie aan Bureau Jeugdzorg en de betreffende zorginstellingen subsidie verleent, door te bepalen: − hoe deze aangevraagd dient te worden; − waarop deze is gebaseerd; − hoe daarover verantwoording afgelegd moet worden; − hoe de subsidie wordt vastgesteld. Deze regeling is aangevuld met bepalingen van meer algemene aard, zoals het beschikbaar stellen en/of uitwisselen van informatie. Ter verduidelijking van hetgeen in deze uitvoeringsverordening is bepaald volgt, voor zover nodig, een toelichting per paragraaf.Paragraaf 1Deze paragraaf dient voor de kaderstelling en algemene verduidelijking, onder meer van de gebruikte begrippen. Hiervoor geldt dat in deze verordening de gebruikte begrippen steeds dezelfde betekenis hebben als in de Wet op de Jeugdzorg, tenzij uitdrukkelijk is vermeld dat dit niet het geval is.Paragraaf 2Hierin zijn regelingen opgenomen ten aanzien van Bureau Jeugdzorg Utrecht (BJU). Voor BJU worden duidelijk vier taken onderscheiden: 1. De justitietaak, zoals de uitoefening van voogdij en gezinsbescherming; 2. Het fungeren als advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK); 3. De zorgtoeleidingstaak, waaronder de indicatiestelling, het geven van (procedureel) advies en de doorverwijzing en begeleiding naar aanbieders van jeugdzorg; 4. Het geven van advies aan derden in de jeugdzorgketen (bv. Onderwijsinstellingen) en het leveren van eerste lijns- of niet geïndiceerde zorg. De financiering van de eerstgenoemde taak, de justitietaak, wordt geheel gefinancierd door het ministerie van Justitie. Het is dan ook de door het ministerie aan de provincie beschikbaar gestelde uitkering die bepalend is voor de hoogte van dit onderdeel van de subsidie voor Bureau Jeugdzorg. Voor de overige taken worden tussen de provincie en Bureau Jeugdzorg afspraken gemaakt over productie/prestatie en bijbehorende tarieven. Het is van belang dat deze taken, met de daarbij behorende activiteiten en producten, worden omschreven in een activiteitenplan. Hierbij wordt integraal aangesloten op bestaande beleidsdocumenten, zoals het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg van de provincie. Daarnaast dient BJU eens in de vier jaar een meerjarenbeleidsplan op te stellen. Hierin is opgenomen hoe de Stichting zich inzet voor de verwezenlijking van de in het Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg gestelde doelen. Het eerstvolgende meerjarenbeleidsplan wordt voor de periode 2013-2016 opgesteld.Paragraaf 3Deze paragraaf is gewijd aan de subsidiëring van de zorgaanbieders. Kenmerkend is het zogeheten vastgestelde tarief. Deze wordt bekendgemaakt in de subsidiebeschikking, op basis van de subsidieaanvraag van de zorgaanbieder. Ook wordt in deze paragraaf stilgestaan bij de zogeheten zorgdomeinen: ‘Domein Uitstroomgestuurde Zorg’ (DUZ), ‘Domein niet-op-uitstroomgestuurde Zorg’ (NDUZ) en Crisis. Het is van belang aan te geven dat deze domeinen strikt gescheiden zijn. Een individuele cliënt kan geen aanspraak maken op zorg binnen twee domeinen tegelijk. Indien een cliënt instroomt in de DUZ en later blijkt dat er geen eindtermen zijn te definiëren en dus bestendiging van zorg noodzakelijk is, dan stroomt de cliënt uit de DUZ. Of de zorginstelling deze uitstroom mag ‘meetellen’ wordt bepaald door Bureau Jeugdzorg. Vervolgens kan een cliënt een indicatie ontvangen voor een capaciteitsplaats in de NDUZ en ontvangt de betreffende zorgaanbieder een overeenkomstige vergoeding. De hoogte van de subsidie voor huisvesting is gebaseerd op de kosten per instelling voor 1) afschrijving, 2) huur, 3) kapitaalslasten en 4) wettelijke heffingen. Het bij de provincie beschikbare bedrag ter dekking van deze kosten wordt naar rato over de aanbieders van jeugdzorg verdeeld. Ook de zorgaanbieders omschrijven hun activiteiten en producten in een activiteitenplan. Hierbij wordt eveneens integraal aangesloten op bestaande beleidsdocumenten, zoals het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg van de provincie. Daarnaast dienen ze eens in de vier jaar een meerjarenbeleidsplan op te stellen. Hierin is opgenomen hoe zij zich individueel of in samenwerking met anderen inzetten voor de verwezenlijking van de in het Provinciaal Beleidskader Jeugdzorg gestelde doelen. Het eerstvolgende meerjarenbeleidsplan wordt voor de periode 2013-2016 opgesteld. Paragraaf 4Hierin zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de kwaliteit van de bedrijfsvoering, de algemene verantwoording van middelen en de presentatie in de jaarrekening. Nadere details hieromtrent, evenals de tussentijdse verantwoording, worden opgenomen in de subsidiebeschikking.