Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Telecommunicatieverordening Bunschoten 2011 |
Citeertitel | Telecommunicatieverordening Bunschoten 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Met de inwerkingtreding van deze verordening is de Telecommunicatieverordening gemeente Bunschoten 1999 ingetrokken.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-07-2011 | nieuwe regeling | 30-06-2011 Gemeenteblad 2011, 6 |
De raad van de gemeente Bunschoten;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ………..30 juni 2011,
overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor het verrichten van werkzaamheden in verband met de aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van telecommunicatiekabels;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;
vast te stellen de volgens de verordening: Telecommunicatieverordening Bunschoten 2011
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
wet: Telecommunicatiewet;
openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk als bedoeld in communicatienetwerk: artikel 1.1, onder h, van de wet;
kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;
voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15, van de wet;
openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet;
aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;
gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet;
melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet;
instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de wet;
huisaansluiting: het gedeelte van een kabel van minder dan 10 m in openbare gronden dat een openbaar elektronisch communicatienetwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k, van de wet;
beleidsregels: door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels, zoals bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Awb, betreffende ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen;
Artikel 2: Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden. Het vooroverleg is verplicht wanneer de geplande werkzaamheden van de aanbieder naar het oordeel van het college buurtoverstijgend zijn of een grote invloed op de hoofdinfrastructuur inclusief buurtontsluitingswegen en busbanen hebben, opdat tijdens het vooroverleg de geplande werkzaamheden gefaseerd kunnen worden.
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Artikel 3: Ernstige belemmeringen en storingen
Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet brengt de aanbieder met een schriftelijke melding naast de gemeente ook de burgemeester of een daartoe door hem gemachtigde ambtenaar voorafgaand aan de start van de werkzaamheden hiervan op de hoogte. Na afronding van de werkzaamheden meldt de aanbieder op de eerstvolgende werkdag dit tevens bij de burgemeester of bij een daartoe door hem gemachtigde ambtenaar.
Een ernstige belemmering of storing van de communicatie waarvan slechts één individuele huisaansluiting hinder ondervindt, is als zodanig onvoldoende reden om aan het criterium van spoedeisendheid te voldoen. Dit lid is in beginsel niet van toepassing op aansluitingen van bedrijven, hulpverleningsdiensten en organisaties die met de uitvoering van wettelijke taken zijn belast.
Het verhelpen van de ernstige belemmering of storing van de communicatie beperkt zich in eerste instantie er toe deze tijdelijk tot een minimaal aanvaardbaar niveau op te heffen. Het verder verhogen tot de oorspronkelijke kwaliteit wordt daarna, al naar gelang de te verwachten resterende werkzaamheden, door de aanbieder volgens de procedure beschreven in artikel 2, eerste lid, of artikel 2, vierde lid, van deze verordening afgerond.
Artikel 4: Gegevensverstrekking
Bij de melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:
een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:
6e naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per dag bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;
9e alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen;
Artikel 5: Aanvullende verplichtingen
Op het moment van de oplevering van de werkzaamheden is de aanbieder op verzoek van het college verplicht gegevens omtrent de ligging van zijn kabels te verstrekken en een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde kabels. Op verzoek van het college verstrekt de aanbieder deze gegevens digitaal volgens door het college aan te geven specificaties.
Artikel 6: Beslistermijn en aanhouding
Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbare elektronisch communicatienetwerk een vergunning als bedoeld in de Woningwet, de Wet milieubeheer of een kapvergunning is vereist.
Artikel 7: Voorschriften en beperkingen bij instemming
Het college kan beleidsregels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.
Artikel 8: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.
Artikel 9: Melding wijziging voorzieningen en kabels
De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de voorzieningen of kabels verandert of dat de voorzieningen of kabels niet langer ten dienste staan van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.
Artikel 11: Intrekking oude verordening
De Telecommunicatieverordening gemeente Bunschoten 1999, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 augustus 1999, wordt ingetrokken.
De Telecommunicatieverordening gemeente Bunschoten1999 blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens diezelfde Verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Bunschoten 1999, maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Op 1 februari 2007 is een wijziging van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) in werking getreden (Stb. 2007,17). De wijzingen betreffen met name hoofdstuk 5 van de wet: De aanleg, instandhouding en opruiming van kabels. In dit hoofdstuk is onder meer geregeld de gedoogplicht van de gemeente voor telecommunicatiekabels in de openbare gronden met het adagium ‘leggen om niet, verleggen om niet’. De wetswijziging is er mede op gericht de belangen van gemeenten als beheerder van de openbare gronden en de telecombedrijven meer in evenwicht te brengen. Met deze Telecommunicatieverordening Bunschoten 2011 wordt voldaan aan de veranderde wettelijke eisen. Voor deze verordening is gebruik gemaakt van de model-verordening van de VNG. De belangrijkste wijzigingen in de Telecommunicatiewet betreffen kort de volgende onderwerpen:
Artikel 5.2, eerste lid, Tw bepaalt dat de gedoogplicht geldt voor openbare gronden in de gemeente. Als door een bestemmingswijziging de grond zijn openbaarheid verliest vervalt de gedoogplicht, ook al blijft de grond daarbij in eigendom van de gedoogplichtige. Een voorbeeld: een woonwijk wordt helemaal opnieuw ingericht, waardoor de telecomkabels in tuinen van nieuw te bouwen woningen komen te liggen. Geldt dan nog de gedoogplicht? Nee, de gedoogplicht vervalt puur op basis van het feit dat de grond niet meer openbaar is. Op basis van lid 1 van artikel 5.2 Tw doet het er niet toe of er sprake is van uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen op die locatie. Hoe dit in de praktijk gaat werken is nog onduidelijk. Zo is het de vraag of de kabel echt verwijderd moet worden als deze geen hinder oplevert.
Artikel 5.1 Tw breidt het begrip 'aanbieder netwerk' uit tot een aanlegger van een netwerk die dit niet zelf gaat exploiteren. Dat is bijvoorbeeld een aannemer die voor eigen rekening en risico een telecommunicatienetwerk (hierna: telecomnetwerk) aanlegt om het te verkopen of te verhuren. Het netwerk dient wel binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen als ‘openbaar elektronisch communicatienetwerk’.
Volgens artikel 5.2, zevende lid, Tw dient het telecombedrijf op verzoek van de gedoogplichtige gebruik te maken van reeds aanwezige mantelbuizen indien deze tegen een marktconforme prijs ter beschikking worden gesteld. Die mantelbuizen kunnen zijn aangelegd door de gemeente zelf of door een ander telecombedrijf. Doel hiervan is te voorkomen dat er overbodig wordt gegraven in gemeentegrond. De minister van EZ kan in verband met het medegebruik aanvullende voorwaarden stellen bij de aanleg van netwerken. De verplichting tot medegebruik wordt opgelegd in het instemmingsbesluit.
Gedoogplicht kabels en lege buizen 10 jaar
Op grond van artikel 5.2, lid 8, en artikel 5:15 Tw dienen kabels of lege buizen binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen voor openbare telecommunicatiediensten. Het telecombedrijf moet het in gebruik nemen schriftelijk melden aan de gemeente. Heeft deze dit binnen genoemde periode niet gedaan, dan is de gedoogplicht vervallen en kan de gemeente de verwijdering van de kabels of lege buizen op kosten van het telecombedrijf vorderen of precario heffen.
Voor reeds liggende kabels of lege buizen geldt op basis van het tweede lid van artikel 20.5 Tw, een overgangsmaatregel. Tot 1 januari 2018 moeten deze worden gedoogd, tenzij deze gevaar of ernstige hinder opleveren. De telecombedrijven zijn verplicht na inwerkingtreding van het wetsontwerp de kabels of lege buizen schriftelijk aan de gemeente te melden.
Publiekrechtelijke instemming versus privaatrechtelijk toestemming
Voor het aanleggen van een netwerk heeft het telecombedrijf in principe zowel een publiekrechtelijke instemming van de gemeente nodig op grond van de Tw, als een privaatrechtelijke toestemming van de gemeente als eigenaar/beheerder van de openbare grond. Om "dubbel werk" te voorkomen is in de wet bepaald dat het instemmingsbesluit van de gemeente tevens de privaatrechtelijke toestemming inhoudt. Dit is geregeld in artikel 5.4, lid 7 Tw.
Instemmingsbesluit telecommunicatieverordening
Artikel 5.4 Tw gaat gedetailleerd in op de instemmingsprocedure. Hierbij is meer rekening gehouden met de belangen van de gedoogplichtige gemeente. Zo moet het tijdstip van start van de werkzaamheden aan de kabel(s) liggen binnen 12 maanden na datum van het instemmingsbesluit, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang om de werkzaamheden later te starten.
Artikel 5.7 Tw geeft antwoord op de vraag wie herstraat na beëindiging van de werkzaamheden. Dit is de aanlegger, tenzij de gemeente heeft aangegeven dit zelf te willen doen. De gemeente dient hiervoor marktconforme tarieven in rekening te brengen.
Artikel 5.8 Tw geeft een uitbreiding van de plicht tot het nemen van maatregelen dan wel het verplaatsen op kosten van het telecombedrijf bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen. Deze verplichting geldt ook als de gemeente (op basis van bijvoorbeeld een overeenkomst met een projectontwikkelaar) de plicht heeft de grond te leveren zonder concrete problemen vanwege telecomkabels in verband met de oprichting van gebouwen door deze projectontwikkelaar. Indien echter de gebouwen niet worden gerealiseerd dient de gemeente de verplaatsingskosten te vergoeden.
Indien door de gemeente binnen vijf jaar een hernieuwd verzoek tot het nemen van maatregelen met betrekking tot dezelfde kabels wordt gedaan, dan komen de kosten daarvan voor rekening van de verzoekende gemeente (zie ook de OPTA beleidsregels inzake de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels van 9 juni 2008, hoofdstuk 4.3.2 onderdeel 70). In de Memorie van Toelichting wordt op pagina 57 hierover nog het volgende vermeld: “Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer een gemeente als gedoogplichtige op het moment van het verzoek tot verplaatsing had kunnen voorzien, bijvoorbeeld vanwege een voorzienbare wijziging van het bestemmingsplan, dat de kabels binnen afzienbare tijd weer verplaatst dienen te worden, de gemeente in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat in dat geval niet verlangd kan worden dat de aanbieder de kosten van de tweede verplaatsing dient te dragen. Dit geldt uiteraard ook indien bij de aanleg van kabels voorzienbaar was dat de kabels binnen afzienbare tijd verplaatst dienden te worden”.
Het telecombedrijf dient binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek tot het nemen van maatregelen over te gaan. Betreft het een verzoek tot verplaatsen van de kabels dan dient telecombedrijf binnen 12 weken na het beschikbaar komen van een plaats waarheen de kabels verlegd kunnen worden, te starten met de werkzaamheden.
Indien de gemeente en een telecombedrijf het niet eens zijn over de vraag wie de verplaatsingskosten moet betalen, kan dit geschil zowel door de gemeente als het telecombedrijf worden voorgelegd aan de OPTA, die binnen acht weken uitspraak doet.
Telecomkabels versus andere nutsleidingen
Met het inwerkingtreden van artikel 3 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) is artikel 5.9 Tw vervallen. De aanleg, de instandhouding en de opruiming van netten door een beheerder dienen op grond van artikel 3 lid 1 WION op zodanige wijze te geschieden dat het beheer van andere netten niet in gevaar wordt gebracht of zonder noodzaak wordt bemoeilijkt. En de beheerder die in strijd hiermee handelt, moet op basis van artikel 3 lid 2 WION op eigen kosten maatregelen nemen ten aanzien van het betreffende onderdeel van zijn net, waaronder zonodig het verplaatsen daarvan, om aan de strijdigheid onverwijld een einde te maken.
Exploitatie van openbare elektronische communicatienetwerken
Het is gemeenten verboden openbare elektronische communicatienetwerken te exploiteren. Echter, wanneer een gemeente kan aantonen dat een breedbandig openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk niet tot stand komt door de markt, dan mag zij onder strikte voorwaarden genoemd in artikel 5.14 Tw, een belang hebben in een dergelijke onderneming.
De Tw bepaalt dat het telecombedrijf eigenaar is van zijn netwerk. Voor andere netwerken van nutsleidingen als water, elektriciteit, etc. bestond de vraag of de grondeigenaar door zogenaamde verticale natrekking eigenaar is, of het nutsbedrijf door
horizontale natrekking. Na wijziging ter zake van het Burgerlijk Wetboek staat nu vast dat netwerken eigendom zijn van de bevoegde aanlegger. Dit geldt ook voor reeds aangelegde netwerken.
Evenals de oude wet heeft het telecombedrijf op basis van artikel 5.4, lid 1, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden voor het leggen, instandhouding of verwijderen van kabels in de openbare grond een instemmingsbesluit nodig van het college. De leden 2 en 3 bepalen welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kunnen verbinden.
De leden 4 en 5 leggen de verplichting op aan de gemeenteraad tot het bij verordening regels vast te stellen omtrent:
In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard.
Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) voorziet in een verplichte registratie van kabels en buizen en een verplichte informatie-uitwisseling bij graafwerkzaamheden om op deze wijze schade aan kabels en buizen te voorkomen bij de uitvoering van deze werkzaamheden. De wet vervangt de (vrijwillige) registratie van ondergrondse netten door het deelnemerschap aan KLIC.
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen zijn voor zover nodig aan de nieuwe nummering van de Telecommunicatiewet aangepast.
• Openbaar telecommunicatie elektronisch communicatienetwerk
De gedoogplicht van de gemeente geldt slechts voor openbare elektronische communicatienetwerken, in artikel 1.1 h van de Telecommunicatiewet gedefinieerd als een ‘elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma’s voor zover dit aan het publiek geschiedt.
Onder kabels verstaat de Telecommunicatiewet het geheel van fysieke geleidingsdraden ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, inclusief de gevulde ondersteuningswerken en beschermingswerken (buizen) en ook de benodigde kasten en dergelijke.
In de begripsomschrijving zijn de voorzieningen apart genoemd.
Voorzieningen, niet in gebruik voor een openbaar elektronisch communicatienetwerk, vallen volgens artikel 5.15 van de wet ook onder de gedoogplicht met dien verstande dat de gedoogplicht eindigt, indien niet na 10 jaar de ondersteuningswerken en beschermingswerken deel zijn gaan uitmaken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk (artikel 5.2, lid 8 van de wet). Dit wil zeggen dat de lege ondersteuningswerken en beschermingswerken binnen 10 jaar na aanleg voorzien moeten worden van fysieke geleidingsdraden ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en in gebruik moeten zijn genomen.
De coördinatieplicht van gemeenten en de daarmee samenhangende gemeentelijke bevoegdheid een instemmingsbesluit af te geven beperkt zich tot openbare gronden in de zin van de Telecommunicatiewet. De OPTA heeft hierover het volgende bepaald: “Openbare grond is volgens de Telecommunicatiewet: openbare wegen en wateren met de daarbij behorende gronden of werken (berm, viaduct, beschoeiing, etcetera). Belangrijk gegeven hierbij is dat de wet dit begrip specifiek voor de telecommunicatiemarkt definieert. Deze definitie sluit allerlei gronden uit die een gemeente ook beheert, maar bevat zeker ook openbare grond die de gemeente niet beheert. Voorbeeld van dat laatste is grond in eigendom of beheer bij waterschappen, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer en provincies, maar ook privé-grond. Toch heeft de wetgever het zo bedoeld dat de gemeente over al deze openbare grond in de zin van de Telecommunicatiewet coördinerende bevoegdheden heeft”.
• Werkzaamheden van niet-ingrijpende aard
Met het apart definiëren van dergelijke werkzaamheden wordt gevolg gegeven aan artikel 5.4, lid 5, van de Telecommunicatiewet.
De definitie van beleidsregels is bewust ruim gehouden, omdat de door het college voor de gemeente Bunschoten – onder de opschortende voorwaarde van de vaststelling van deze verordening - vastgestelde beleidsregels niet alleen op kabels in de zin van de Telecommunicatiewet betrekking hebben maar bijvoorbeeld ook op kabels en leidingen in de zin van de Waterleidingwet, de Gaswet of de Elektriciteitswet 1998.
Artikel 2: Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
De algemene melding voor de uitvoering van werkzaamheden dient, in samenhang met artikel 6, lid 1, van de verordening, te geschieden acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden.
In het tweede lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de melding overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de termijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald. In een tweetal omschreven gevallen is het vooroverleg voor de aanbieder zelfs verplicht voorgeschreven.
Het vierde lid geeft de mogelijkheid van een eenvoudige melding van vijf werkdagen voor de aanvang van de werkzaamheden.
Artikel 3: Ernstige belemmeringen en storingen
In dit artikel wordt aan artikel 5.4, lid 4, sub f en artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. Ernstige belemmeringen of storingen in het netwerk zijn niet nader omschreven, wel wordt in de toelichting op de wet als voorbeeld gegeven de situatie van een kabelbreuk.
Als uitgangspunt voor de gemeente Bunschoten geldt dat een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting in beginsel onvoldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt, op welk beginsel overigens wel weer een aantal uitzonderingen worden gemaakt. Hoe dan ook dient elk individueel geval (achteraf) op zich zelf beoordeeld te worden. Door toevoeging van het tweede lid wordt voor de gemeente ook de mogelijkheid geschapen tegen sommige op dat moment ongewenste werkzaamheden (denk aan werkzaamheden in winkelgebieden rond de kerst) handhavend op te treden, omdat artikel 5.6, lid 3, van de Telecommunicatiewet eventueel op die situatie niet toegepast zou kunnen worden.
Bovendien mogen de aanbieders de spoedeisend uit te voeren werkzaamheden uitsluitend gebruiken om de storing of ernstige belemmering van de communicatie (tijdelijk) tot een minimaal aanvaardbaar niveau op te heffen.
Artikel 4: Gegevensverstrekking
Dit artikel is een invulling van artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet. Voor het geval het college vindt dat op grond van artikel 2, lid 2, van deze verordening vooroverleg met de aanbieder verplicht is of bovengrondse kasten van enige omvang dienen te worden geplaatst, overhandigt de aanbieder bij diens aanvraag tevens een communicatieplan. Dit communicatieplan gaat verder dan de in artikel 5, lid 1, van deze verordening genoemde algemene informatieplicht van de aanbieder.
Aan artikel 4 is een derde lid toegevoegd om zeker te stellen dat ook voor meldingen van werkzaamheden van niet ingrijpende aard en storingen in beginsel dezelfde gegevens door de aanbieder dienen te worden verstrekt als voor een gewone melding.
Artikel 5: Aanvullende verplichtingen
Het eerste lid verplicht de aanbieder om omwonenden en bedrijven ter plaatse van de werkzaamheden te informeren.
In het tweede lid wordt het college de mogelijkheid geboden de aanbieder te verplichten de ligginggegevens van de kabel te verstrekken. Het college heeft de mogelijkheid de aanbieder te vragen deze gegevens digitaal te verstrekken. Bovendien is het college bevoegd nadere eisen omtrent de digitale specificaties van de aan te leveren gegevens te verlangen.
Artikel 6: Beslistermijn en samenloop
Aansluitend op artikel 4:13 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient het college uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding de beslissing te nemen en indien dit niet mogelijk is een redelijke termijn te noemen waar binnen de beslissing tegemoet kan worden voorzien.
Het tweede lid regelt dat het college de beslissing aanhoudt indien er een andere vergunning van een al dan niet ander bestuursorgaan nodig is, zoals een vergunning op basis van de Woningwet (bouwvergunning) en/of Wet Milieubeheer. Deze vergunningen kunnen noodzakelijk zijn indien bijvoorbeeld “kasten” een dergelijke omvang hebben dat een bouwvergunning is vereist en/of een milieuvergunning nodig is vanwege het geluid van de ventilatieapparatuur in de kast. Ook kunnen vergunningen noodzakelijk zijn op grond van een plaatselijke verordening bijvoorbeeld een kapvergunning. Artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat het college zorgdraagt voor inhoudelijke afstemming tussen de betrokken bestuursorganen.
De Telecommunicatiewet laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente en andere overheden, die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen, onverlet. Dat wil zeggen dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk door het verkrijgen van het gemeentelijke instemmingsbesluit niet wordt ontslagen van zijn verplichting bij deze overheden de overige benodigde vergunningen, ontheffingen etcetera aan te vragen.
Artikel 7: Voorschriften en beperkingen bij instemming
In de oude telecommunicatieverordening was opgenomen, welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kon verbinden. In aansluiting hierop heeft de wetgever deze voorschriften nu in de wet opgenomen, zodat deze niet nogmaals in de verordening zijn opgenomen.
Het gaat om de volgende bepalingen:
Artikel 5.4 leden 2 en 3 van de Telecommunicatiewet:
Deze bepalingen dient het college in acht te nemen bij het geven van voorschriften bij het instemmingbesluit. Hierbij moet worden bedacht dat het instemmingsbesluit een beschikking is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de aanbieder, indien deze het niet eens is met de gegeven voorschriften bij het instemmingsbesluit, in bezwaar en beroep kan gaan. Het derde lid van artikel 7 van de verordening geeft invulling aan artikel 5.4, tweede en derde lid van de wet.
Het eerste lid van artikel 7 beperkt de werkingsduur van het instemmingsbesluit om te voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd na afgifte. Immers het intussen gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan het aanleggen van een telecomkabel onwenselijk maken. Bovendien moet de aanbieder eenmaal begonnen werkzaamheden in beginsel binnen de in de verordening vastgestelde termijn van 3 maanden afronden, waarbij de aanbieder ook de werkingsduur van het instemmingsbesluit niet mag overschrijden. Worden binnen de werkingsduur van het instemmingsbesluit de werkzaamheden niet volledig afgerond, dan moet de aanbieder voor de resterende werkzaamheden opnieuw een aanvraag indienen.
Het tweede lid geeft als aanvulling dat het college naast voorschriften over tijdstip, plaats en dergelijke met betrekking tot de uitvoering ook voorschriften mag opstellen over de uitstraling, vormgeving, kleur, situering en afmetingen van voorzieningen als kasten, handholes en dergelijke behorende bij het netwerk.
Het derde lid heeft betrekking op de situatie dat er een kabel dient te worden gelegd in openbare gronden die recent zijn geherstructureerd, bijvoorbeeld herstraat. In dat geval heeft het college de mogelijkheid extra voorschriften te stellen boven de gebruikelijk gehanteerde voorschriften (natuurlijk wel binnen het kader van artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet).
Het vierde lid heeft betrekking op het geval dat kabels dienen te worden gelegd in bijvoorbeeld een winkelgebied met sierbestrating.
Het vijfde lid verplicht de aanbieder zijn werkzaamheden conform de door het college in de beleidsregels opgenomen voorschriften uit te voeren.
Artikel 8: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Zoals aangeven kunnen de voorschriften bij het instemmingsbesluit het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden en strekt daarmee tot voordeel van de gemeente. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit. In lid 3 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen van vooraangelegde voorzieningen, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan. De vraag wat een redelijk aanbod is kan worden beantwoord als volgt: de aanwezige voorziening is zowel in kwaliteit als in kosten een volwaardig alternatief voor het eigen graafrecht van de aanbieder.
Het vierde lid behandelt de situatie indien de gemeentelijke leidingprofielen geen ruimte bieden voor de aanleg van kabels.
Artikel 9: Melding wijziging voorzieningen en kabels
De rechter heeft uitgesproken dat de werking van het instemmingsbesluit eindigt zodra de werkzaamheden waarvoor instemming is gevraagd, zijn beëindigd. Dit betekent dat het college geen verplichtingen op basis van het instemmingsbesluit aan de aanbieder kan opleggen nadat deze zijn werkzaamheden heeft beëindigd. Echter het instemmingsbesluit dient voor de gemeente ook om een registratie up-to-date te kunnen houden van de in het openbaar gebied liggende kabels en de beheerders/eigenaren daarvan. Om deze reden is artikel 9 in de verordening opgenomen.
Artikel 10: Toezicht en handhaving
Met het opnemen van dit artikel wordt onduidelijkheid voorkomen wie het met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast en wat hun bevoegdheden zijn.
Artikel 11: Intrekking oude verordening
De oude verordening moet worden ingetrokken zodat de nieuwe verordening in werking kan treden. De voorgaande verordening dateert van 1999.
Het moment van afgeven van het instemmingsbesluit bepaalt of de oude of nieuwe verordening van kracht is op de (voorgenomen) graafwerkzaamheden.
De verordening treedt geheel overeenkomstig de Gemeentewet in werking met ingang van de achtste dag na publicatiede dag van bekendmaking. Op hetzelfde tijdstip wordt de oude telecommunicatie-verordening met inachtneming van het overgangsrecht ingetrokken.
Door toevoeging van de naam van de gemeente aan de citeertitel is het voor eenieder die de verordening opvraagt duidelijk dat dit de verordening betreft van de gemeente Bunschoten.