Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zandvoort

Verorderdening Langdurigheidstoeslag gemeente Zandvoort

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZandvoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerorderdening Langdurigheidstoeslag gemeente Zandvoort
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nieuwe regeling

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 36 Wet Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2012Nieuwe regeling

21-04-2009

Zandvoortse Courant

Zaak 2009/1173

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING LANGDURIGHEIDS TOESLAG 2009 Gemeente zandvoort

Vastgesteld door de gemeenteraad van Zandvoort : d.d. 21 april 2009

Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant : d.d. 16 juli 2009

Inwerkingtreding : d.d. 1 januari 2009

Registratienr: 2009/02/1692

Datum: 10 maart 2009

Zaak 2009/1173

Gemeente Zandvoort

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 maart 2009, nr. 2009/02/2454;

 

gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 7 april 2009;

gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

 

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

 

VERORDENING LANGDURIGHEIDS

TOESLAG gemeente Zandvoort

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de

gemeente Zandvoort.

b. de raad: de gemeenteraad van Zandvoort.

c. WTOS: Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten

d. WSF 2000: Wet Studiefinanciering.

e. bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

f. uitkeringsgerechtigde: persoon bedoeld in artikel 1 onder o van de wet

structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

g. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

h. Wet: Wet werk en bijstand.

1.2 VOORWAARDEN
Artikel 2

Voorwaarden

Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de

langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken

periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 115 % van de voor hem geldende bijstandsnorm en die door een gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

1.3 ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF
Artikel 3

Arbeidsmarktperspectief

1.Er is sprake van gebrek aan arbeidsmarktperspectief indien

a. belanghebbende voldoet aan het bepaalde in artikel 2 en

b. in het geval van een uitkeringsgerechtigde gedurende het jaar

voorafgaand aan de peildatum geen besluit is genomen zijn uitkering

te verlagen op grond van artikel 18 lid 2 eerste en tweede lid van de

wet wegens het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel

9 eerste lid onderdeel a en b van de wet.

2. Er is geen sprake van gebrek aan arbeidsmarktperspectief indien één van de belanghebbenden op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de

WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

1.4 HOOGTE VAN DE TOESLAG
Artikel 4

Hoogte van de toeslag

1. De langdurigheidstoeslag bedraagt

a. voor gehuwden: 40% van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21

aanhef en sub c van de wet en eventueel verminderd met 10% bij het

kunnen delen van de woonkosten;

b. voor alleenstaande ouders: 40 % van de bijstandsnorm als bedoeld

in artikel 21 aanhef en sub b van de wet, verhoogd met de toeslag als

bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet;

c. voor alleenstaanden: 40 % van de bijstandsnorm als bedoeld in

artikel 21 aanhef en sub a van de wet, verhoogd met de toeslag als

bedoeld in artikel 25, tweede lid van de wet.

2. De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt berekend naar de

bijstandsnorm per 1 januari van het kalenderjaar waarin de peildatum is

gelegen.

1.5 ONVOORZIENE GEVALLEN
Artikel 5

Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

1.6 OVERGANGS-EN SLOTBEPALING EN INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

1. De “Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Zandvoort”

vastgesteld bij raadsbesluit

2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009

3. Deze verordening wordt aangehaald als

“Verordening Langdurigheidstoeslag”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 april 2009.

De griffier,

De voorzitter,

TOELICHTING OP DE VERORDENING
Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 is een wetsvoorstel in werking getreden, waarmee de

langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige

langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen: “Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en door een gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen en gebrek aan arbeidsmarktperspectief.

Doelgroep

Bij de oude langdurigheidstoeslag waren werkenden uitgesloten van de

langdurigheidstoeslag. De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Volgens deze verordening komt iedereen met een laag inkomen in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag, ongeacht het soort inkomen.

Hoogte van de toeslag

Tot 1 januari 2009 was de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het warenvaste bedragen. De hoogte van de langdurigheidstoeslag was op jaarbasis het verschil tussen het sociaal minimum voor personen van jonger dan 65 jaar en het sociaal minimum voor personen van 65 jaar en ouder.

Uitgegaan wordt van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm vanaf 1 januari en wordt jaarlijks geïndexeerd. Het genoemde percentage komt overeen met de hoogte van de langdurigheidstoeslag zoals nu is vastgesteld door het rijk.

Langdurig

De huidige referte periode is vijf jaar. Deze periode wordt zowel door de VNG als het NIBUD als te lang ervaren. Gekozen wordt voor een periode van drie jaar, een periode waarvoor ook door het NIBUD is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.

Laag inkomen

Het ligt voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het

Zandvoortse minimabeleid zijn opgenomen. Deze grens is gesteld op 115% van de bijstandsnorm.

Gebrek aan arbeidsmarktperspectief

Dit begrip is lastig scherp te definiëren. In de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp wordt hierover door het kabinet het volgende gezegd:

“De wijze waarop de gemeente het gebrek aan arbeidsmarktperspectief

vaststelt is niet centraal voorgeschreven. Zij kan dit op eenvoudige wijze

vormgeven. Criteria zouden kunnen zijn: de duur van de afhankelijkheid van het lage inkomen, de mate waarin neveninkomsten uit arbeid zijn/worden verkregen, de mate waarin men zich heeft gehouden aan regels omtrent solliciteren en medewerking aan re-integratie. Het ligt voor de hand dat gemeenten zich bij de beoordeling van het toekomstig perspectief op arbeid baseren op de situatie in het verleden, bij gebrek aan mogelijkheden om het toekomstig arbeidsmarktperspectief met zekerheid te bepalen”.

In deze verordening is bij de bepaling van het arbeidsmarktperspectief uitgegaan van de hierboven genoemde elementen: de duur van het lage inkomen en het nakomen van de verplichtingen die verband houden met het verkrijgen of behouden van arbeid. Het staat gemeenten vrij hierin een eigen afweging te maken, en elementen toe te voegen of weg te laten. De gekozen systematiek in deze verordening gaat ervan uit dat als aan een aantal voorwaarden is voldaan, er een gebrek aan arbeidsmarktperspectief bestaat. Deze voorwaarden zijn eenvoudig toetsbaar, waardoor de uitvoering niet wordt bemoeilijkt.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van de voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

Artikel 3

In dit artikel wordt het begrip ‘gebrek aan arbeidsmarktperspectief’ uitgewerkt. Zoals in de algemene toelichting is gezegd, is gekozen voor een systematiek waarin sprake is van dat gebrek, indien aan een aantal voorwaarden is voldaan. In het eerste lid onderdeel a zijn de voorwaarden langdurig laag inkomen geregeld. Dit zijn de voorwaarden uit artikel 2.

In onderdeel b wordt bepaald dat indien in het de jaar voorafgaand aan de

peildatum een besluit genomen is de uitkering te verlagen vanwege het belemmeren van de arbeidsplicht, er geen recht op de toeslag bestaat. Hier kan er ook voor gekozen worden aansluiting te zoeken bij specifieke bepalingen uit de maatregelenverordening van de gemeente.

In deze verordening is uitgegaan van de periode van een jaar voorafgaand aan de peildatum. De gemeente kan er ook voor een strengere variant kiezen door deze bepaling van toepassing te laten zijn op de gehele referteperiode. In het tweede lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten). De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, geen sprake is van een gebrek aan arbeidsmarktperspectief.

Artikel 4

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders geregeld, alsmede de vermindering van de toeslag wanneer sprake is van het delen van de woonkosten (lid 1 sub b en c). Aangezien gehuwden geen toeslag krijgen dient een eventuele vermindering bij het kunnen delen van de woonkosten ten laste van de norm te worden gebracht (lid 1 sub a). Uitgegaan wordt van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm vanaf 1 januari en wordt jaarlijks geïndexeerd. Het genoemde percentage komt overeen met de hoogte van de langdurigheidstoeslag zoals nu is vastgelegd door het rijk.

Artikel 5

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over

overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.