Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bodegraven-Reeuwijk

Verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBodegraven-Reeuwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2011
CiteertitelVerordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWWB, IOAW, IOAZ, WIJ

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, art. 35, Wet investeren in jongeren, art. 12

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012Nieuwe regeling

03-01-2011

Onbekend

Z-11-2107

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2011

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

1.

alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven in de verordening en toelichting, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de

wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkeloze

werknemers, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

gewezen zelfstandigen, de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a.

WWB: Wet werk en bijstand

 

b.

IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werkeloze werknemers

 

c.

IOAZ: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

gewezen zelfstandigen

 

d.

WIJ: Wet investeren in jongeren

 

e.

College: College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Bodegraven

 

f.

Raad: gemeenteraad van de gemeente Bodegraven

 

g.

Hoogwaardig handhaven: bewerkstelligen dat de WWB, de IOAW, de IOAZ en de WIJ

(spontaan) worden nageleefd;

 

h.

Misbruik: het ontvangen van een uitkering of inkomensvoorziening of werkleeraanbod in

strijd met de wettelijke voorschriften waarbij het ten onrechte ontvangen aan

de uitkeringsgerechtigde of de jongere te wijten is.

 

i.

Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering of inkomensvoorziening of werkleeraanbod volgens de regels van die wetten maar in strijd met of buiten de bedoeling die bij de totstandkoming van die wetten heeft bestaan.

 

j.

Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, IOAW of IOAZ

 

k.

Jonger Jongeren: personen tot 27 jaar die een verzoek om een werkleeraanbod hebben gedaan

 

l.

Uig: ee Uitkering: een inkomen op grond van de WWB, IOAW of IOAZ

 

m.

Inkom Inkomensvoorziening: een inkomen op grond van de WIJ

 

n.

Kosten van uitkering of inkomensvoorziening: de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering of inkomensvoorziening verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.

Hoofdstuk 2. Preventie

Artikel 2. Voorlichting, communicatie en hoogwaardig handhaven

1.

Het college zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de WWB, IOAW, IOAZ en de WIJ waaronder de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, IOAW , IOAZ en de WIJ;

2.

Het college stelt ter nadere uitvoering een communicatieplan vast;

3.

Het college voert onderzoeken en bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grond hiervan kunnen uitkeringen en inkomensvoorzieningen na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

Hoofdstuk 3. Herziening, Intrekking, Terugvordering en Verhaal

Artikel 3. Herziening of intrekking toekenningsbesluit

1.

Een besluit tot toekenning van een uitkering of inkomensvoorziening wordt door het college herzien of ingetrokken in de gevallen die in artikel 54, lid 3, onder a en b, van de WWB, artikel 17, lid 3, van de IOAW/OAZ, artikel 40, lid 3, van de WIJ en artikel 21, onder b, van de WIJ zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

2.

Van herziening of intrekking kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 4. Terugvordering van uitkering en inkomensvoorziening

1.

Het college vordert de kosten van de uitkering en inkomensvoorziening terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB, artikel 25 en 26 IOAW/IOAZ en de artikelen 54 en 55 van de WIJ zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

2.

Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

3.

Het college stelt nadere regels vast in welke situaties kan worden afgezien van terugvordering.

4.

Het college stelt nadere regels vast omtrent de terugvordering van de bruto kosten van uitkering of inkomensvoorziening, kosten van invordering en wettelijke rente

Artikel 5. Verhaal

1.

Het college verhaalt de kosten van de uitkering op grond van de WWB en inkomensvoorziening conform paragraaf 6.5 van de WWB, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

2.

Van verhaal kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

3.

Het college stelt nadere regels vast in welke situaties kan worden afgezien van verhaal.

4.

Bij nader door het college vast te stellen regels kan voor de vaststelling van de hoogte van de verhaalsbijdrage naast de bestaande maatstaven een nader vast te stellen systematiek worden gehanteerd.

Artikel 6. Invordering

1.

Het college vordert de teruggevorderde en de op derden verhaalde uitkering of inkomensvoorziening maximaal in voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

2.

Het college stelt nadere regels vast omtrent de invorderingsprocedure.

Artikel 7. Afzien van invordering

1.

Het college kan op verzoek van de belanghebbende dan wel ambtshalve besluiten van gehele of gedeeltelijke invordering van een (verhaals)vordering af te zien.

2.

Het college ziet niet af van invordering indien een opgelegde periodieke onderhoudsverplichting nog niet is beëindigd.

3.

Het college ziet niet af van invordering indien de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

4.

Het college stelt nadere regels vast omtrent het afzien van invordering.

Hoofdstuk 4. Controle

Artikel 8. Informatieverzameling

1.

Het college voert periodiek bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd.

2.

Elke uitkeringsgerechtigde of jongere die intensief onderzocht is, wordt hiervan in ieder geval achteraf op de hoogte gesteld. Daarbij wordt het controleresultaat aangegeven en het bewaar/opslagbeleid van de extra vergaarde gegevens benoemd.

Artikel 9. Systematiek en middelen

1.

Het beleidsplan beschrijft de in te zetten controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de middelen om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren. Deze systematiek kan worden toegepast bij aanvraag, tijdens en na beëindiging van de uitkering of inkomensvoorziening.

2.

Op basis van deze systematiek neemt het college besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering of inkomensvoorziening.

Hoofdstuk 5. Gevolgen bij misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 10. Verlaging van de uitkering of inkomensvoorziening

Indien de uitkeringsgerechtigde of de jongere onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de bepaling van de hoogte, de duur en de voortzetting van de uitkering of inkomensvoorziening, verlaagt het college de uitkering of inkomensvoorziening conform hetgeen hierover is bepaald in de verordening afstemming WWB, de verordening afstemming IOAW, IOAZ dan wel de verordening afstemming WIJ, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering of inkomensvoorziening.

Artikel 11. Aangifte bij Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van uitkeringsgerechtigde of jongere als bedoeld in artikel 9 van deze verordening leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de uitkering of inkomensvoorziening te verlagen en de ten onrecht ontvangen uitkering of inkomensvoorziening terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met het door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 12. Overgangsrecht

Op vorderingen, ontstaan voor de inwerkingtreding van de verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010, blijft de verordening genoemd in artikel 18, tweede lid en derde lid van toepassing, tenzij het besluit na 1 juli 2010 valt en het nieuwe beleid gunstiger uitvalt dan het ingetrokken beleid.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Situaties waarin de verordening niet voorziet

In situaties, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2011.

Artikel 16. Inwerkingtreding

1.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

2.

De verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010, vastgesteld in de raadsvergadering van gemeente Bodegraven van 24 juni 2010 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

3.

De verordening handhaving WWB, IOAW, IOAZ, WIJ 2010, vastgesteld in de raadsvergadering van gemeente Reeuwijk van 28 juni 2010 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2011.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 3 januari 2011.

 

De griffier, De voorzitter,

drs. J. H. Rijs, drs. J.P.J. Lokker

 

 

 

Algemene Toelichting

Bij amendement is artikel 8a in de Wet werk en bijstand opgenomen waarin de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Hiermee krijgt de gemeente de verplichting om eigen regels te bepalen omtrent handhaving.

 

Daarnaast dient op grond van artikel 12 lid 1 onder c Wet investeren in jongeren de gemeenteraad eveneens regels te stellen voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen inkomensvoorziening op grond van deze wet.

Met ingang van 1 januari 2010 is de wet Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten in werking getreden. Als gevolg van deze wet dient de gemeenteraad eveneens regels te stellen voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ.

 

Daarnaast heeft de gemeenteraad vooral op hoofdlijnen het beleid rondom handhaving vastgesteld door middel van de verordening handhaving WWB/WIJ.

 

Inmiddels is door de Centrale Raad van Beroep uitgesproken dat het college op sommige gebieden te ruime bevoegdheden toebedeeld heeft gekregen om invulling te geven aan beleid dat eigenlijk door de gemeenteraad bepaald dient te worden. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de verordening handhaving verdere beleidsbepalende inhoud gekregen. De door het college in het verleden gestelde beleidsregels en uitvoeringsrichtlijnen zijn in deze verordening opgenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening zijn specifiek van belang de begrippen Hoogwaardig handhaven, misbruik en oneigenlijk gebruik. Deze begrippen worden nader gespecificeerd. Alle andere begrippen luiden zoals ze ook in de WWB, IOAW, de IOAZ of de WIJ luiden.

Artikel 2. Voorlichting, communicatie en hoogwaardig handhaven

De gemeente werkt sinds jaren met het concept Hoogwaardige Handhaving. Door in de uitvoeringspraktijk preventieve en repressieve activiteiten evenwichtig te verbinden, wordt de handhaving naar een hoger vlak getild. Preventieve elementen versterken het draagvlak bij de uitkeringsgerechtigden en de jongeren. Dit maakt het mogelijk om repressieve elementen in te zetten: controle op maat en feitelijke sanctionering. Oftewel: met preventieve maatregelen worden credits verdiend, die je via repressieve activiteiten kunt benutten.

 

De gemeente streeft naar het zo vroeg mogelijk ontdekken van misbruik en oneigenlijk gebruik (door o.a. signaalsturing, risicosturing en themacontroles). Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op een uitkering of inkomensvoorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat de uitkeringsgerechtigde of de jongere ten onrechte in de uitkering of inkomensvoorziening komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het misbruik en oneigenlijk gebruikbeleid van de gemeente.

 

Het college neemt besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling ervan.

 

De WWB, de IOAW, de IOAZ en de WIJ vraagt aan de gemeenteraad om het handhavingsbeleid in een verordening vast te leggen. In de verordening is gekozen voor de systematiek om niet alles in een verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van de mogelijkheid om beleidsplannen vast te stellen.

Artikel 3. Herziening of intrekking toekenningsbesluit + Artikel 4. Terugvordering van uitkering en inkomensvoorziening

Deze artikelen bepalen dat de gemeente rechten herziet en intrekt en ten onrechte verstrekte uitkering en inkomensvoorziening terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. De toevoeging bij artikel 3 lid 1 en artikel 4 lid 1 is opgenomen omdat het principe om, daar waar mogelijk tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat herzien en teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen omtrent verjaringen in het Burgerlijk Wetboek of de bepalingen rond het wettelijke traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief, en aangezien toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor een algemene formulering.

Artikel 5. Verhaal

Dit artikel bepaalt dat de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid van verhaal. Verhaal vindt vervolgens plaats in drie situaties:

Op onderhoudsplichtigen

Op begiftigden (bijv. n.a.v. een schenking)

Op nalatenschappen

Artikel 6. Invordering en Kwijtschelding

Vastgestelde vorderingen zullen maximaal ingevorderd worden. Er kunnen echter zich omstandigheden voordoen, waarbij verdere invordering niet langer gewenst is. Vanuit het oogpunt van belanghebbende of de gemeente. Het huidige debiteurenbeleid wordt voortgezet. Omdat misbruik en oneigenlijk gebruik niet lonend mag zijn, geldt voor vorderingen die ontstaan zijn als gevolg van misbruik en oneigenlijk gebruik een strenger invorderingsregime.

Artikel 7 Afzien van invordering

Wanneer een vordering van uitkering of inkomensvoorziening door middel van een terugvorde-ringsbesluit is vastgelegd, kan in een later stadium reden zijn (schulden of doelmatigheidsredenen) om van invordering of van verdere invordering af te zien.

Artikel 8. Informatieverzameling + Artikel 9 Systematiek en middelen

In deze artikelen wordt aangegeven (met verwijzing naar het beleidsplan) dat gewerkt wordt met een signaal- en/of risicogestuurde controlesystematiek.

 

Naar aanleiding van een signaal en/of risicoprofiel kan worden overgegaan naar een intensieve controle. Bij een intensieve controle kunnen allerlei bronnen worden genoemd die geraadpleegd kunnen worden. In principe mogen vele bronnen geraadpleegd worden (ook in het kader van privacy), als de klant daarvan maar op de hoogte wordt gesteld (vroegtijdig informeren). Dat kan soms ook achteraf: ook als er niets uit een onderzoek is gekomen, moet de klant toch op de hoogte gesteld worden dat er onderzoek is gedaan, welke gegevens zijn gebruikt en wat er met de gegevens en resultaten is/wordt gedaan. Ook moet geregeld worden welke gegevens opgeslagen worden en of de klant altijd inzage heeft in zijn eigen dossier (wat de afdeling Werk en Inkomen van de uitkeringsgerechtigde of jongere weet). De inhoud van artikel 8 heeft deze achtergrond.

Artikel 10. Verlaging van de uitkering of inkomensvoorziening

Dit artikel verwijst naar de verlaging van de uitkering conform de verordening afstemming, als de uitkeringsgerechtigde of jongere niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte uitkering of een inkomensvoorziening heeft ontvangen. Daarnaast wordt aangifte van misbruik en oneigenlijk gebruik gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Artikel 11. Aangifte bij Openbaar Ministerie

Onder het boeteregime van de Algemene bijstandswet bestond de verplichting voor gemeenten om proces-verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie(OM) als er sprake was van misbruik en oneigenlijk gebruik en er meer dan € 6.000,-- bruto ten onrechte aan bijstand is verstrekt (de aangiftelijn sociale zekerheid). Het is de bedoeling dat deze taakverdeling tussen gemeenten en het OM onder de WWB, IOAW, IOAZ en de WIJ blijft bestaan, ook al kennen deze wetten de bestuurlijke boete niet en zullen gemeenten bij misbruik en oneigenlijk gebruik (in casu het niet nakomen van de inlichtingenplicht) de uitkering verlagen.

De aangiftegrens is in 2009 wel verhoogd naar € 10.000,00 bruto.

Artikel 12 t/m 16.

Behoeven geen nadere toelichting